De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 1 december pagina 6

1 december 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

* i DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Dec. '23. - No. 2423 TUNIS (met teekeningen voor de Amsterdammer"üoor Is. van Mens) IN DE Van de Souks behoor ik in ieder geval wat te vertellen, want deze hebben een zeer speciaal en eigenaardig karakter Souk beteekent markt, maar niet in den zin, zoo als men zich dat bij ons zou voorstellen; in de Souks word t zoowel gefabriceerd als verkocht, terwijl ieder ambacht en ieder artikel als het ware zijn eigen Souk heeft, die genoemd wordt naar het vak dat er wordt uitgeoefend of het artikel dat er wordt verkocht. De Souks zijn straten, meestal overdekt met een gemetseld ge.welf of met een dak van planken; door vierkante openingen, in het gewelf of dak uitgespaard, valt het zonlicht binnen, verwekt schaterende kleurefffecten en reflexen, waar het maar even raakt aan de bonte stoffen, die voor de magazijntjes zijn opgehangen, of speelt op de steeds wisselende kleuren van de gewaden der voorbijgangers. Uit de Europeesche stad komt men, wan neer men tenminste niet voor dien tijd ver dwaald is, meestal vóór den Souk el Attarine terecht en dat is een goed uitgangspunt voor eene wandeling door de Souks, die evenals de gewone arabische straatjes in den beginne den indruk maken van een doolhof. De Souk el Attarine heeft nog geen'speciaal karakter, men ziet er van alles wat, maga zijntjes van tapijten, kleedjes en doeken, leeren kussens, curiositeiten en quasi anti quiteiten, speciaal voor naar souvenirs zoe kende toeristen; die dan ook van het oogenblik af, dat zij de gewelven binnentreden, geen moment met rust gelaten worden en door vrij wel lederen koopman worden aangeroepen, gewenkt en uitgenoodigd om zijn magazijntje te komen bezichtigen. Die uitnoodigingen, als ze niet rechtstreeks, zoodat er geen twijfel mogelijk is, gedaan worden, zijn soms buiten gewoon listig ingekleed en zeer amusant; men loopt argeloos rond, kijkt belangstellend om zich heen, geheel in beslag genomen door de tallooze indrukken die men te verwerken krijgt, opeens groet iemand zeer amicaal, op het moment, dat men er aan gaat denken terug te groeten en zich verbaasd afvraagt, waar heb ik die kerel meer gezien, komt hij al naar je toe, schudt als een oude bekende je de hand, vraagt hoe 't er mee gaat, of 't je bevalt in Tunis; eenigszins beduusd,maar niet onvriendelijk beantwoord je de als een stroom op je afstormende vragen, intusschen nog steeds je geheugen onderzoekend, om te weten te komen...., dan plotseling, onweerstaan baar, zegt hij, maar ga even zitten, legt een stapeltje tapijten op zij, gilt iets arabisch in de ruimte en zonder dat je er erg in hebt, zit je bij een-koopman, dien je nog nooit gezien iiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiliiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiim Nieuwe Fransche Boeken JEAN ScnLVMBERGER,Lecamarade infidèlc, Paris, N. Revue Fr., 1922. Een oudstrijder, Don Quichotte naar het karakter, neemt drie jaar na den oorlog vrijwillig op zich, de nagedachtenis van een gevallen kameraad te komen verdedigen ten overstaan van.... diens vrouw. De gesneuvel de, moet men weten, was dom, ruw, karakter loos en ontrouw geweest; de weduwe beseft dit maar onvolkomen en doet haar best een aangename herinnering aan hem te bewaren: zij is er zelfs niet ver van, hem te idealiseeren. Maar, haar familie, die weet wat de man waard was, tracht hem uit haar gedachten te verdringen. Vernois, de in leven gebleven vriend, zal dit dus tegengaan.... Neen, ik kan het niet verder vertellen. Ik wil nog wel zeggen, dat hij zich al dadelijk tot de weduwe voelde aangetrokken en dus niet uitsluitend door een belangelooze aandrift bewogen werd. En ja, dan is die mengeling van twee gevoelens wel handig aangeduid door den schrijver; en waarlijk, men moet het in hem prijzen als menschkundig, dat hij aan zijn hoofdpersoon deze mengeling heeft toegeschreven: niet zelden berust een nobele" daad mede op min of meer onbewuste berekening. Zeker, zeker; en toch kan ik mezelf maar niet over tuigen, dat ik het heele verloop behoor te verhalen. Iets is er in mij dat zich wil ver heffen ; het zou willen vliegen, uitvliegen en den lof van zulk een knappen kunstenaar luide verkonden; maar neen, het is te kil in de at mosfeer, die zijn boek om mij heeft geschapen, en de vleugels verslappen. Het mag n oogenblik aanlokkelijk schijnen, dien wilskrachtigen oom, dat aardige.jongetje, of de valsche huisonderwijzeres na te schetsen, en met warmte, met moeilijk gestookte warmte dan, te schrijven over de romaneske Clymène, weduwe van den dommen groveling, en weldra vrouw van Vernois, dien ridder met de bijbedoeling en het hersenschimmig ideaal. Aanlokkelijk is het in werkelijkheid niet. De voornaamste verdiensten van het boek, de eenige bijna, zouden er niet door uit kunnen komen, want die liggen in: een sobere, naakte schrijfwijze; een hooge mate van wat ik, nu toch werkelijk niet zonder een gematigde geestdrift, psychologische verbeeldings kracht" zou willen noemen, eigenschap waar door de schrijver zich inderdaad met opval lende juistheid weet voor te stellen, wat een gegeven persoon in gegeven omstandigheden noodwendig moet zeggen, denken, gevoelen; hebt in zijn winkeltje; twee minuten later, als je juist tot de conclusie gekomen bent, hoe kom ik hier weg, wordt, op een gecise leerd koperen schotel, je het bekende *) kopje koffie aangeboden, de arabische gil is dan meteen ook verklaard. Wie niets koopt, of nog durft afdingen is meer in Tunis geweest. Een rijk geborduurde portefeuille of portemonnaie, waarvan het goud en zilver tergend langzaam, maarzeker zwart wordt, zal meestal, als ze tenminste duurzaam blijkt, nog geruimen tijd eene prettige herinnering zijn aan een duur betaald kopje koffie. Op verschillende plaatsen, vóór hun werk plaats, op straat, zitten schoenmakers, zij maken pantoffels van helder geel leer, zooals ieder rechtgeaard Arabier die draagt, steeds weer dezelfde pantoffels, in allerlei maten, die erop berekend zijn dat de achterkant wordt ingetrapt, want een speciaal, alleen aan den voorkant vastgemaakt zooitje komt daarover heen. Waarom dat zoo gemaakt wordt, dat heb ik niet kunnen uitvinden; ik heb er een Arabier naar gevraagd, hij zei, dat het zoo behoorde, maar waarom , dat wist hij niet; ik heb er nu uit begrepen, dat, van een goed passende arabische pantoffel, de hak ongeveer midden onder den voet behoort te zitten. Ik geloof niet, dat ik het er ver op brengen zou, maar een arabier loopt er op rond met zwaaien de armen en wapperende gandoura, dat het een groote bekwaamheid bij het schikken der nietigste onderdeden en tenslotte ook in het talent om op iedere bladzijde iets te raden te geven, zoodat men vlug de bladen omslaat ter verkrijging van den uitleg. Die verdiensten heeft de roman dan wel, en een bedaarde achting boezemt hij zeer zeker in. Maar de groote vraag, de hoofd vraagdie in Schlumberger's geest moet hebben rondgewaard bij het bedenken van dit werk (met opzet zeg ik bedenken") behoort tot die eigenaardige vragen, waarvan de fonnuleering meteen de beantwoording insluit: Moet en mag men, met bewuste verkrachting van de waarheid, de fouten van een gevallen krijgsmakker hardnekkig ontkennen, en hem verheffen tot held, alleen omdat men samen met hem heeft gestreden en hij zijn leven voor zijn land heeft gelaten?" De gesprekken tusschen Vernois en zijn broeder, waarin dit onbestaanbaar vraagpunt met een on miskenbare plechtigheid onderzocht wordt, bewijzen dat de auteur voor de zedelijke orde in de menschenwereld belangstelling gevoelt, en dit feit maakt hem, ondanks alle bezwaren, onze aandacht waard. In het stellen van morecle conflicten, evenals in zijn correcte psycho logie, ligt zijn betrekkelijke oorspronkelijkheid. Maar mijn hemel, waarom gaat hij tot de onderwerpen in plaats dat hij ze tot zich laat komen? Mijn hemel, waar blijft in de huidige Fransche boekenproductie het werk van een jong schrijver, dat met zijn, zij het nog zoo wapperende, nog zoo doorrookte vlammen van geestdrift en hartstocht, ons eindelijk opnieuw het geluk van een algeheele overgaaf zal doen smaken? RAYMOND RADIGUET, Lc diable au corps, roman, Paris, Grasset, z.d. Het veelbesproken boek welks titel ik hier neerschrijf laat zulk een overgaaf voorzeker nog niet toe. Toch zal men voortaan met eenige haast wenschen te lezen wat de schrijver na dit zoo bewonderde, zoo gesmade boek in de toekomst nog zal doen verschijnen. Want deze eenvoudige geschiedenis eener liefde boeit en vermaakt, ontroert zelfs even op het eind. De figuur van Marthe, de onvoorwaardelijk liefhebbende, de einde lijk- door haar liefde stervende, doet n oogenblik huiveren van meelij en van eerbied voor een groot gevoel; de kinderlijke trekken van den held, die geen hotel durft ingaan, en die boos is als zijn geliefde hem verwijten doet, niet vergezeld van bedreiging met zelfmoord (hoe koel nietwaar?) wekken een vroolijkeu glimlach vau bevrediging, vooral omdat de auteur ze /elf als kinderlijk /.iet; de knapheid van het heelc boek, de betrek kelijke rijpheid van gevoel en begrip houden een lust is om te zien; daarbij behooren dan, als 't geen heele bloote beenen zijn, wat veel vuldig voorkomt, een paar halve bloote beenen, met zeer kleurige, bij voorkeur zijden, sokken, waar minstens de geheele hak doprheensteekt, opgehouden door een paar nor male zijden sokkenhouders. In een klein hokje zit, op zijn matje, voor een uiterst primitief, door een soort strijkstok aangedreven draaibankje, dat hij waarschijn lijk zelf gemaakt heeft, een arabier, met handen en voeten, stokjes voor waaiers of rozekranskralen te draaien; dit laatste is een zeer omslachtig werk, eerst priemt hij, voor iedere kraal weer opnieuw, een gaatje in 't stokje, dan zet hij dit met zorg tusschen de centers, houdt die met den rechtervoet bijeen; in de rechterhand neemt hij den strijkstok, waarvan het koord een slag om de as is ge draaid, in de linkerhand heeft hij den beitel, dien hij aandrukt en bestuurt met den grooten teen van zijn linker voet. Is een kraal klaar, dan wordt die voorzich tig afgebroken, de gaatjes nog eens doorgepriemd en bijgesneden en vervolgens in een klein blikken busje gegooid; dikwijls gooit hij er naast, dan staat hij op en gaat zoeken tusschen de houtspaanders en krulletjes en zoo voort, van 's morgens vroeg, tot 's avonds als het donker wordt. Hij was^gevleid door mijn belangstelling en met een zekeren trots liet hij mij zien, hoe hij de heel kleine platte witbeenen kraaltjes maakte, om een aantal te scheiden, en de lange dunne, die weer in (Je houten kralen werden gestoken. Met zeer veel aandacht heb ik dit curieuse schouwspel gadegeslagen, maar ik heb maar niet gevraagd, wat zoo'n rozekrans moest kosten. Tegen den deurstiil op straat zit op den grond naast de werkplaats van den fabrikant van de kralen en.stokjes, een oude arabier, aandachtig, met langzame, zorgvuldige be wegingen waaiertjes te vlechten, den bril voor op den neus, hij ziet eruit als een wijsgeer. Verderop zijn rijke, welverzorgde, bontbehangen tapijtenmagazijnen. Daar ziet men de karpetten van Kairouan, de kleurige kleeden van Djerba en Gafsa op stapels bijeen; op een pracht van een roodbruin verkleurd, fluweelig kleedje, dat ik zoo wel zou hebben willen meenemen, (ik heb het er telkens weer op aangekeken) liggen eenige arabische dra gers lui door elkaar, te wachten tot ze ge roepen worden om een of andere vracht te versjouwen, die ze dan in een groote mand of in een zak op den rug nemen en vooroverge bogen met het voorhoofd dragen, den nek steunend met beide handen. De Souk el Attarine gaat over in den Souk des parfums, de naam zegt het reeds, dat ons vast in bekoorde verbazing, al vragen wij ons eenigszins argwanend af, hoe Radiguet, een jongen van zeventien, men zegt ook van twintig jaar (geheel en al staat dit onderdeel der Fransche literatuurgeschiedenis nog niet vast) aan een wijsheid komt als deze: II faut admettre que si Ie cceur a ses raisons que la raison ne connait pas, c'est que celle-ci est moins raisonnable que notre cceur. Sans doute, sommes-nous tous des Narcisse.aimant et détestant leur image, mais a qui toute autre est indifferente. C'est eet instinct de ressemblance qui nous m ne dans la vie, nous criant halte!" devant uu paysagc, une femme, u n poi:me." (p. 151) -- Qu'un homme convoite une fille, et reporte cette chaleur sur la femme qu'il aime, ,son désir plus vif parce qu'insatisfait laissera croire a cette femme qu'elle n'a jamais témieux aimée... Qu'on ne condamne donc pas trop vite certains hommes capables de tromper leur maitresse au plus fort de leur ainour; qu'on ne les accuse pas d'étre frivoles. lis répugnent a ce subterfuge et nc songent niême pas a confondre leur bonheur et leurs plaisirs". Bedacht? Ondervonden, zoo jong al? Over genomen van iemand anders? Maar het groote belang van het boek ligt elders dan in de goed vertelde efdeshistorie. Het belang ligt hierin dat de geschiedenis zich afspeelt tijdens den oorlog, dat de bedrogen echtgenoot een strijdend soldaat is die geen oogenblik beklaagd wordt, dat de gelieven twee jongelui zijn, veilig levend ver van het front, dat zij aan den oorlog hun vrijheid, hun liefde, hun heele geluk hebben te danken, en dat zij dientengevolge, evenals sommige ondernemende kooplui van de jaren 1914 tot 11)18, die nog nooit zoo'n feest hadden meegemaakt, niets ergers te vreezen hebben dan het uitbreken" van den vrede. Dit jongemensch, de held van den roman, dat op zijn zestiende jaar de ondeugendheid van een kind en enkele ondeugden van een man in zich vereenigt van spijbelen af tot kille berekening in de liefde is eigenlijk een o-wceér van een soort waaraan nog niet veel aandacht gewijd was. En wat meer zegt: hij wil dat zijn, hij vindt het heel natuurlijk; het lot van zijn worstelend land gaat hem in het geheel niet ter harte en het feest der overwinning, in November 1918, lijkt hem zoo iets als een vervelende kennis. Hij heeft niet de minste wroeging, geen spoor van zelf verwijt, geen oogenbiik zelfs van aarzeling of inkeer. Vastberaden behandelt hij den heelen oorlog als een flauwiteit van groote menschen, die hem alleen in zoover aangaat als ze hem profijt brengt aan liefde en vrijheid. De schrijver zal zelf niet geheel en al aan zijn hoofdpersoon gelijk zijn (of nloe t ik zeggen: niet geheel en al meer?): anders had dit men hier een reeks van Iparfummagazijntjes te zien krijgt, waarin op kleine goudschaaltjes, het kostelijk en geurig jasmin, amber, rose, fleurs d'oranger, vervène en ik weet niet wat al meer, minutieus per gram wordt afgewogen en verkocht. Verder heeft men de Souk cl Blagdia met schoenmakers, de Souk des Cuivres met koperslagers, de Souk des Chéchias waar de Chéchias, de roode arabische mutsjes, gemaakt worden, de Souk des Orfèvres, waar de goud en zilversmeden huizen, de Souk des Selliers, de Souk des teinturiers, de Souk el Leffa met tapijten en de Souk des toffes. Deze laatste is wel haast de belangrijkste, want steeds en vooral des morgens is hier een druk verkeer; het gewelf is lang en recht, het wordt gesteund door pilaren, spiraalsgewijze rood en groen geverfd. Lui liggen op de banken van de magazijntjes de kooplui hun klanten te wach ten. Bedouinen slenteren rond, gaan van den een naar den ander, loven en bieden uren lang, keuren het weefsel als kenners, hurken neer op den grond in de zon om beter de kleur en het maaksel te zien. Vruchtenkooplui prijzen luid hun waren en vervolgen langzaam en moeilijk met hun karretje hun weg door de drukte. Dragers en kooplui, met stapels van allerlei gegeven hem niet als belangrijk getroffen. Hij zal wel weten en vaag misschien ook gevoelen, dat er nog altijd, ja, vandaag nog, bitter wordt geleden tengevolge vanden oorlog. Maar veel van hetgeen zijn held vervulde zal ook in hem aanwezig zijn, te veel zelfs dan dat hij aanspraak zou kunnen maken op onze gelukwenschen met het kiezen van een onderwerp, dat zooveel beroofde gelieven, zooveel ontroostbare ouders, en zelfs ieder wien de menschheid van thans vóór alles een oneindige deernis inboezemt, noodzakelijk tegen de borst moet stuiten. Toch valle men hem niet te hard. Wat hij meedeelt is zeker wel waar. Het jongste gslacht ?-- ook wij kunnen het dagelijks waarnemen zal weldra dezen oorlog, die ons heeft doen beven van vrees en verontwaardiging, als kleiirlooze materie van een zooveelste geschiedenisles beschouwen. Reeds is er het niet ver meer van af. En dan zal dit nieuwe geslacht over een jaar of twintig zeker wel opnieuw oorlog gaan voeren, daar het immers niet weet hoe gemeen alles is wat met vechten in verband staat, en daar het immers ook wel spoedig genoeg zal krijgen van regelmaat en rust... Onn.oN REOON, A sui-méme. Notes sur la vie, l'art et les artistes. Introdnctitin tic Jacques Morland. Paris, Floury. 1922. Gelukkig dat in de menschheid te allen tijde zuivere persoonlijkheden ontbloeien, toege rust met zulke natuurlijke gaven dat zij alle bijbedoelingen en premeditatie kunnen versmaden. Odilon Redon, de schilder van de verrukkelijke, in woorden niet nader aan te duiden droomgezichten, was een van dezen. Men publiceert nu zijn aan den Aerdenhoutschen kunstverzamelaar A. Banger opgedragen Confidences d'artiste", tezamen met zijn Journal", dat den mooien titel A soi-même" draagt. Het is weldadige lectuur. Wat hij over zichzelf zegt is tegelijk bescheiden en door straald van een stil geluk om het genie dat hem was toebedeeld. En toch, hoe heeft ook hij geleden als ieder waar kunstenaar. Bijzonder hecht hij eraan te verklaren, en wel terecht, dat zijn droomvisioenen op het doek naar menschelijke, aardsche wetten op gebouwd waren, al was hun oorsprong mis schien buiten-mcnschelijk. Onzen Rernbrandt zegt hij een diepe bewondering toe te dragen. Over hem, over Frans Hals, over ons land bevat het boek belangrijke bladzijden. Di- klank der rustige overtuiging komt ons tegemoet uit die plaatsen waar hij zijn liefde voor alle edele genietingen van den Heest, voor het lezen, de muziek, waar hij zijn stoffen, loopen bedrijvig af en aan en het ge roep van barra, barra roha" is niet van de lucht. Steunend op zijn stok , nadert met telkens herhaalden schellen schreeuw, die eindigt in een schorren keelklank, de Marabout Sidi Abd el Selam, blootshoofds, met wilde grijze haren, gehuld in een grauw gewaad. Hij heeft glundere, pientere oogjes in zijn rimpelig gelaat; dadekomt hij op mij af, als hij mij ziet, maakt een eenigszins jovialen arabischen groet, want ik ben een vriend van hem, sinds ik een keer hem iets heb gegeven. Bonjour", zegt hij met zijn zware stem en blijft in afwachting voor mij staan; ,,un sou" vervolgt hij het ge sprek en als ik hem dan 25 centimes geef, gaat hij, zeer tevreden, verder, schreeuwend zijn krijschenden kreet, die schor eindigt. In den Souk el Trouk, waar de joodsche tailleurs hun werk verrichten, heb ik nog een vriend, maar die is kwaad op mij, sinds ik getracht heb een waterverfschcts van hem te maken, zooals hij in zijn verheven hokje zit te werken, tusschen roodgroene' pilaren, omgeven door zijn kleurigen arbeid. Hij heeft mij in, gelukkig voor mij, onverstaan bare taal de huid volgescholden en is kwaad weggeloopen, niaar daags daarna ben ik teruggeoomen en weer heeft hij mij uitgemaakt en met heftige gebaren zijn ellende bezworen aan zijn lachende collega's en buren, maar ditmaal is hij blijven zitten, al heb ik hem gestoord in zijn eerzaam bedrijf; nog eens en nog eens ben ik terug gekomen, nu berust hij, werkt ijverig voort, zoo nu en dan kijkt hij naar me met een verbaasden, maar nijdigen blik. Zijn overbuurman, voor wiens werkplaats ik zit, staat telkens achter mij en kijkt wat ik uitvoer; zoo nu en dan roept hij iets naar den overkant, maar mijn vriend werkt zwijgend en onverstoorbaar verder. De omstanders worden talrijker naarmate het werk vordert, vooral de jeugdige arabierties dringen gevaar lijk op; tenslotte staat er een boven op mijn krakende schilderkist en schopt in zijn ijver mijn watervoorraad omver, dat wordt te erg, met vertwijfeling in mijn stem schreeuw ik barra, barra roha" en verschrikt stuiven de nieuwsgierigen uiteen. Nu is de schets lllaar en de vrede hersteld in de Souk el Trouk; zoo nu en dan wandel ik nog eens langs het verheven hokje van mijn vriend, maar hij keurt mij geen blik waardig. I S. V A N Al E N S *) Het is gewoonte, dat de koopmanden klant, waarvan hij verwacht, dat hij iets koopen zal, een kopje koffie aanbiedt. De dames worden meestal met odeur behandeld. idealisme, waar hij zijn geloof in de Schoonheid uitzegt, de Schoonheid die meer is en hooger dan alle intellectueele stelsels, omdat zij er de bron van moet heeten. Hij bemint te zee, het bosch, den primitieven mensen, al wat frisch en nieuw, wat grootsch, wijd en natuurlijk is. Welk een nederigheid in den grooten kun stenaar, die zooveel met schilderen bereikte, als hij schrijft: Ecrire et publier est Ie travail Ie plus noble. Ie plus délicat que puisse faire un homme, car autrui est en cause: agir sur l'esprit d'un autre, quelle tache, quelle responsabilitédevant Ie vrai et devant soi mem e ! Ecrire est Ie plus grand art." (p. 38). En met welk een ontroering stemmen wij, droef glimlachend, in als wij dezen man met bescheiden hoogmoed hooren zeggen: C'est que j'éprouve de rimpudeur a formuler nion désir. Les choses devraient nous choir simplement, naturellement, seion une loi de nécessitc. Une grosse part de gateaii est sur l'iin des cötés de la table; a l'autre extrémit sont les miettes: eh bien ! il devrait tre tont aiséde s'asseoir au bon cóté, a la satisfaction de tous et comme par bienséance, a eet instant des jours oüla lassitude nous est venue, on déja, derriére soi, s'accumulent les t moignages de l'effort, les travaux et leur cortége de repentirs. Ah ! que de rides ils out creusésur notre front, et pour les revoir quelqut'fois avec uue orgueilleuse surprise cependant ! Eh bien, c'est Ie moment o sans rien demander, on devrait vous ceder Ie pas pour entrer avec la modestie de l'age et fout Ie charme disparu dans la salie du estin. Une sociétébien faite devrait rendre fela possible." (p.98). Jon A N N i; s T i i: L K u o v Rheumatiek Blijft niet lijden Sloan's l.miment zal Uw pijn onmiddel lijk tot bedaren brengen, zonder inwiijven. Houdt het in gereed heid voor Rheninatische pijnen, Vcrstuikingen, Kneuzingen, Neural^ie -' en aile zenuwpijnen. f VerkriJRhaar bij alle Apothekers er. IC^il, Drogisten. Prijs ? l.?rZa.ll

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl