De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 8 december pagina 5

8 december 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

8 Dec. '23. - No. 2424 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN CII Neen, ik ben bang, dat ik het vak van kro niekschrijfster nooit goed zal leeren. Want nu heb ik al weer een jubileum achter den rug, en ik ken het nóg niet. Ik ben ook bang, dat ik juist die soort van geest bezit, die er het allerongeschiktst voor is. Want er zijn menschen, die de bizondere gave hebben , dat ze alle dingen eenige jaren rder weten dan een gewoon schepsel; ze hebben vóór iemand anders vertrouwen gehad in vliegmachines; ze hebben vóór Hindenburg geweten, dat het misging met Duitschtand, en ze zien nu zeker al weer iets belangrijks aankomen, waar wij nog geen van allen in gelooven willen. Wanneer deze profetische zielen niet te gelijk schrijvers of speculanten zijn, hebben ze alle kans met hun speciale zintuig geen ander effect te bereiken dan dat ze zich miskend en achteruitgezet voelen: want wie te vroeg over een groote gebeurtenis spreekt, terwijl zijn gehoor er nog niet rijp voor is, vindt geen be langstelling en wordt allicht voor een dwaas en een phantast aangezien, en als wat hij al zoo lang voorzag, tenslotte werkelijkheid is geworden en hij zegt: Dat wist ik al tien jaar," dan is het geprikkelde antwoord: Nou ja, dat kan iedereen wel zeggen En bovendien: wat heb je er nóg aan, of je de dingen een beetje eerder weet? Nu weten we 't immers allemaal". Maar als ik zoo'n vooruitzienden blik be zat, dan zou ik het bij zoo'n antwoord natuur lijk niet laten; dan zou ik precies citeeren, dat ik in de Groene van vijf jaar geleden, 10 April, al nadrukkelijk had betoogd, dat terwijl nu inderdaad bleek, dat eindelijk, enz en ik zou onverdragelijk van eigengereidheid zijn.... Maar helaas ! ik lijd heel erg aan het andere uiterste; niet alleen, dat alle Kassandreische ,gave mij vreemd is ik loop bovendien altijd geestelijk achter: als men mij vraagt iets te schrijven over een jubileum, weet ik altijd pas goed, wat ik had willen zeggen, als het voorbij is. Als ik voor een bepaald gezelschap moet spreken, houd ik de eenig-geschikte lezing, als ik in den trein weer naar huis spoor. Het mooiste welkomslied dicht ik, als de bruiloft afgeloopen is, en als een vriend van me is gestorven, realiseer ik me pas, wat hij voor me geweest is, als anderen hem al hebben vergeten. Wat moet zoo'n geest, die altijd achteraan komt met een wekelijksche tribune"? Hij zal niet anders kunnen dan ,,in de herinne ring roepen," wat voor anderen al lang voor bij is. Maar als hij actueel wil zijn, wordt het een jammerlijk fiasco. De grondlegger van onze openbare lees zalen heeft eenige weken geleden in een ver gadering van letterkundigen,(waar eerst een bloedige slag was geleverd,) betoogd, dat een goed directeur den smaak van zijn publiek altijd een paar jaar voor moet zijn, en dus de nieuwe boeken, waar ze om komen vragen, al geruimen tijd gebonden en geetiquetteerd in de kast moet hebben staan, omdat hij die belangstelling lang had zien aankomen. Op dezelfde manier moet een goed chroniqueuse anderhalve week van tevoren weten, waar haar trouwe lezers bij het verschijnen van haar artikel van vervuld zullen zijn; ze moet haar meeningen en plannen voortdurend vooruitdraaien en opschroeven", zoodat ze anderhalve week voorloopen; dan is haar be schouwing bij het verschijnen een schoone in leiding tot de werkelijkheid. De redactie van een weekblad kent en beheerscht dit probleem; ze bedenkt op 27 November een Sinterklaas-prent, omdat ze dan al voorziet, dat, als het blad op l December verschijnt, iedereen van den Sint vervuld zal wezen; maar een gewoon schepsel is eind No vember met haar gedachten nog bij de herfst, om dan ineens op 3 December met een schrik tot de ontdekking te komen, dat het feest er al bijna is, en dat het te Iaat is om de menschen nog iets te zeggen, wat haar toch wel erg hoog op het hart ligt Maar dat kon zij toch ook niet vooruit bedenken; daarvoor moest zij toch eerst door de drukke, modderige straten zijn gebaggerd en al die menschen zich hebben zien verdringen voor de winkels, en ze in on zekerheid hebben zien beuzelen voor de ver lokkende uitstallingen binnen, nu eens dit en dan weer dat in de hand nemend: Ach het is maar om de attentie.... Ze heeft eigen lijk alles; je weet niet, wat je haar geven moet". Toen ik zoo met wel twintig anderen bij Liberty stond voor al die vaasjes en kleedjes en kussens en schalen en doosjes en kettingen, die je altijd wel weer aan den een of anderen wenschlooze, oververzadigde toezenden kunt, en die hij dan geduldig erg mooi" zal noemen en op zij zal leggen, toen dacht ik aan de kin deren in Duitschland, bij wie je, als je hun iets wilt sturen, ook moeite hebt om je te decideeren.maar nu om de tegenovergestelde reden: je weet werkelijk niet, of ze een paar schoenen nog noodiger hebben dan een wollen hempje, en of een kilo margarine of een zak suiker of boonen of zeep het allerhevigst door hen wor den begeerd. En toen dacht ik: als het nu toch maar om de attentie is, waarom zenden we die dierbare vrienden en vriendinnen niet een gezellig kaartje ongeveer van dezen inhoud: Natuurlijk heb ik deze dagen aan je gedacht, maar omdat ik je niet de zooveelste flesch quelques fleurs" wilde zenden, of het zooveel ste kanten zakdoekje, heb ik uit jouw naam 5 K.G. linzen aan het Roode Kruis laten be zorgen," of: heb ik voor jou een kaart ge nomen, waarop een student een maand lang vrij kan eten". Ik denk, dat zoo iemand, die propvol in het bezit leeft, dit zoo'n origineel geschenk gevonden zou hebben, dat hij allicht er boven op zelf nog een duitje aan de bevoordeelde vereeniging zou hebben gezonden, en dat hij, met het visioen van een mageren jongeling, die tot in het nieuwe jaar eiken dag een flinke maaltijd krijgt, of van een huis, waar ze zich overgelukkig om een dampenden schotel scharen, bereid er nogeens al hun geboorte rechten voor te verkoopen, allicht een fleu riger feestavond zou hebben gehad, dan tusschen in marokkijn gebonden notitieboekjes, zilveren tandenstokers en saaie portretlijstjes. Misschien is er voor de menschen, die Kerst mis vieren, nog iets uit dit plan te halen. Daar voor ben ik dan tenminste goed op tijd. ANNIE SA i. o M ONS EEN LICHTEND SPOOR Mensch en Maatschappij, door Dr. Clara Meyer?Wichmann. Uitg. v. Loghum Slaterus, Arnhem, 1923. Kort na haar overlijden hebben Clara Wichmann's beste vrienden het werk aanvaard haar geestelijke nalatenschap uit te geven. Het plan werd ontworpen hare volledige werken te verzamelen en uit te geven. Naast een lange reeks korte en lange artikels, enkele boeken en brochures, lagen daar nog de hand schriften voor lezingen en cursussen, in de laatste jaren door haar uitgesproken. En bij deze geschriften waren gevoegd een schat van losse aanteekeningen, opgaven en uittreksels uit de literatuur over die onderwerpen. Met groüte piëteit en nauwgezetheid zijn al deze gegevens verwerkt in het thans verschenen boekdeel. Een lijst harer werken besluit het boek. Deze titels geven in vogelvlucht een beeld van haar werk en van de lijn in haar werk van haar studententijd af. Een veelzijdige belangstelling, die op het maatschappelijke leven en zijn vraagstukken geconcentreerd was: het vrouwenvraagstuk, het anti-militairisme en het vredes-vraagstuk, het vraagstuk der klasse-justitie en het recht tot straffen. Ze zag dat alles als vraagstuk d.w.z. het heden als stadium in de ontwikke ling van verleden tot toekomst. Haar histo risch besef, haar wijsgeerig inzicht, haar_zuiver diepe menschelijkheid deden haar ieder bizonder vraagstuk zien als facet van het alge meen maatschappelijk leven. Wat als buiten gemeen zuiver treft in haar werk is haar hooge verdraagzaamheid: het laten gelden van anderer inzicht en handelwijze. Een begrijpen van het andere, wat echter nooit verslappen doet eigen inzicht, maar het als opgeheven factur in eigen inzicht verwerkt. Deze verdraag zaamheid is tot levenshouding volgroeid wijsgeerig inzicht. Deze geestelijke mildheid en medegevoel voeren niet tot slapheid, integen deel haar werk is zér intellectueel en gedra gen door sterke overtuiging en beginselen omtrent onze samenleving en de richting, waarin ze zich heeft te ontwikkelen. Gerijpt in de school van de oude cultuur heeft zij zich opengesteld voor het komende. En wat er op maatschappelijk, politiek en cultureel gebied gist in de nieuwe richting, heeft zij met kri tische liefde en liefderijke kritiek in haar WAT DE MODE BRENGT Teekening voor ,,de Amsterdammer", door Marietje Heyligers Crêpe de Chine toiletje in mat blauwen tint. Witte vilten hoed met blauwen band en cocarde. ? ftlllllfffllllflItllffltlllflIllflIlfltMI beschouwingen betrokken. Mild tegenover afwijkende opvattingen, open voor het zich veranderende, was ook Clara Meyer-Wichmann nog niet tot vaste opvattingen gekomen: seaert het ontwerpen .dezer studies, dacht ze over sommige vragen weer anders, schrijft liaar man in de inleiding. Ten slotte is ait niet het belangrijkste, wat hare gedachten waren over dit of dat, maar hoc ze dacht: haar wijsgeerige kijk op historie en werkelijk heid, haar wijsgeerige levenshouding en supreme verdraagzaamheid, eerlijkheia, weten schappelijke bekwaamheid en onbevangen heid. Zoo zijn deze studies,, ie allicht pas na jaren af geoordeeld zouden zijn, niet zonaer lacunes, maar toch een onwaaraeerbare gids voor hen, die zich inden geestelijken en maatschappelijken chaos van dezen tijd tot bevrij dend inzicht willen opwerken. Het thans verschenen boek is eigenlijk, als slot harer volledige werken geprojecteerd. Dat het nochtans het eerst verschijnt vindt zijn rechtvaardiging hierin, dat het ten deele reconstrueeren van het levende woord makke lijker en betrouwbaarderwas, nude herinnering aan dat levende woord bij bewerkers en enkele hoorders nog zeer sterk was en niet door nieuw gebeuren, nieuwe lectuur; zoo niet verdrongen, dan toch verflauwd zou zijn. Deze manuscripten van cursussen en le zingen'vormen een uitnemend leesbaar geheel: de stijl van de overledene is treffend gehand haafd. Eerlijk is hier gegeven, wat isnagelaten, zonder pogingen om het bij te werken, terwijl de geboden gelegenheid om de manuscripten in te zien, bij gerezen twijfel de mogelijkheid opent, op controle. Te betreuren is alleen, dat Dr. de Lange, de bewerker van de studie over het Historische materialisme", zijn schrijf wijze van deze term heeft gesteld inplaats van die van de schr. eene schrijfwijze, die noch juister, noch schooner is, en dat hij zich niet heeft ontzien in opmerkingen,in den text en in de aanteekeningen, de schrijfster te willen corrjgeeren, (herhaaldelijk ten onrechte), tegen haar opvattingen te polemiseeren, en ook tegen andere schrijvers, waarbij het soms gaat om boeken en artikels, die na haar overlijden zijn verschenen! Een gemis aan piëteit en aan wetenschappelijker! zin. Ook is het verwarrend, dat Dr. de Lange, zoowel noten, die geheel van hem zijn, als die ten deele van de schrijf ster stammen, ononderscheidenlijk heeft aan geduid als van Bew.(erker) afkomstig. De eerste studie Mensch en Maatschappij, handelt over ethiek voor enkeling en groep: de groeps-ethiek, die steeds achter is bij de individueele ethiek, maar op alle gebied correlate eischen stelt: het persoonlijk egoïsme en de zelfhandhaving van een bepaalde natie, klasse, cultuur of kerk, die het levensrecht van andere soortgelijke organisaties ontkent en knauwt. De schr. zegt fijne dingen over de vreugde der bevrijding, de innerlijke zui vering, de afstand van voorrechten, voort komend uit besef van eigen eindigheid, over de macht, als verderf aller verhoudingen, over de eenswillendheid met den Logos, oie we in ons leven hebben te brengen.... De maat schappelijke sfeer is de sfeer van de zelfzucht bij uitnemendheid: zal dit in dezelfde mate als thans zoo blijven? Door de wijsbegeerte gesteld, wordt deze stelling door de geschie denis geloochend, de geschiedenis, die juist leert, dat wat geweest is, juist niet blijven zal! Hier is de kern van Cl. M. W.'s betoog, zoowel menschelijk als wetenschappelijk. Want dat is juist de groote bekoring van haar werk, dat haar streng wetenschappelijk en wijsgeerig inzicht, haar ruime historische besef on afscheidelijk zijn van haar zuivere menschelijkheid. Dit treft in a\ haar stukken: in het recht tot straffen en in het Taylor-stelsel, waar n onderdeel der groote cultuur-ontwikkeling en n verbizondering van het moderne bedrijfs leven zijn uitgewerkt: in beide stukken trilt het besef: het gaat hier niet om abstracte ver schijnselen, het gaat hier om menschen, om hun recht, om hun leven, om hun geest, om hun geluk ! En tevens, dat op zichzelf nuttige verbeteringen, b.v. van arbeidsmethode, door het huidige stelsel in hun tegendeel verkeerd worden. De studies over Philosofische grondslagen van M Socialisme en het Historische Materialisme zijn zeer belangrijk voor het verstaan van de economische en de geestelijke crisis onzer dagen, daar hier geschetst is hoe de wereldbe schouwingvan het wordend socialisme aansluit bij de eeuwige idealen der menschheid"en bij het socialisme van vroeger eeuwen. Hun waardevolle elementen blijven in het huidige socialisme meedoen, terwijl Marx en Engels deze wereldbeschouwing tevens verrijkten met het inzicht van de wetmatigheid van het maat schappelijk leven, met het empirische onder zoek, terwijl ze Hegels dialectische methode toepasten. Schr. blijft niet staan bij Marx en Engels, integendeel. Vooral in de studie over Hist. Mat. heeft ze de latere ontwikkeling wijsgeerig en kritisch geschetst. Ook het Hist. Mat. ziet ze als een fase van strijd, misschien zal later komen, het begrip van de eenheid des levens". Voor het verleden hebben wij het Historische Materialisme niet te weerleggen, maar wij staan actiever tegenover de toekomst dan de meeste orhodoxe marxisten." De klassenstrijd ziet ze als bevrijding van uitbuiting van den eenen mensch door den anderen en daardoor als bevrijding der geheele menschheid uit onwaardige verhoudin gen en van de bevrijding van een tot dogma's verstarde en in phrases verward geestelijk leven tot waarachtige cultuur. Haar stem is die van eene, die in de fel heid van den belangenstrijd het waarachtig menschelijke vermag te wekken aan beide zijden, voorzoover ze niet verhard zijn in hun dogma's, phrases en eenzijdigheden. J. V. D. B n R C H V A N E Y S l N O A EL l A S. DEMONSTRATIE VOOR HET VROUWENTURNEN De velen, die in en builen Amsterdam de tocht naar 't Concertgebouw ondernamen om de demonstratie bij te wonen van de Musterriege van de Leine Weser Gau, zijn zeker niet teleurgesteld naar huis gegaan. Ons werd toch aangetoond tot welk eene volmaking van soepelheid en gratie, goed geleide en grondig doorwerkte gymnastische oefeningen brengen kunnen. Dat dit niet belemmerd, of verkeerd beïnvloed wordt door ontwikkeling van athletische spierkracht, bleek ons dezen avond en onwillekeurig dachten wij aan het motto van Dr. Bode Nur aus volendeter Kraft schauet die Anmut hervor." Eene groep Amsterdamsche turnsters gaven ook eenige nummers ten beste, waarvan de uitvoering der knotsoefeningen de vergelij king met die der buitenlandsche meisjes ruimschoots konden doorstaan. Mogelijk wa ren de andere oefeningen ook oogbekorender geweest, indien houdingen en bewegingen niet aan 't oog waren ont.-rokken door bol opgeblazen blouses. Een jong lichaam komt nu eenmaal 't best en 't mooist uit, waar 't zoo min mogelijk wordt belemmerd: de Duitsche dames demonstreerden hoofdzakelijk in zwemtricot. ECHT LEEREN CLUBFAUTEUILS NIEUWE MODELLEN Er viel veel te leeren en te genieten voor wie belang stelt in lichamelijke opvoeding. Het verblijdt ons hier te kunnen mededeelen dat reeds sinds eenige jaren in dergelijken geest in ons land wordt gewerkt. In den Haag nam Me:r. de Vriendt v. d. Made het initiatief tot oefeningen die bewuste ont spanning en spanning, en beheersching van evenwicht in beweging ten doel hebben. In Haarlem is het de heer Duvergé, die als apostel van Dr. Bode de uitdrukkingsgymnastiek laat beoefenen. In Hilversum brengt de heer van den Bergh de damesleden zijner turnvereeniging gezonde ingrijpende lichaamsbeweging die tevens hunne behoefte tot uitbeelding bevredigt. De avond in 't Concertgebouw zal velen opwekken tot oefenen en ontwikkelen van 't lichaam. M. v. R. HtiiiimiiiiiiimiitfMimiiiiiiiii! Mededeeling Woensdag 12 en Donderdag 13 December, 's middags, van 2?4 uur zullen de 41 Kerstplaten tentoongesteld zijn, ingezonden door meisjes en vrouwen op de prijsvraag uitgeschreven in het tijdschrift De Vrouw en haar Huis." De expositie is bij de uitge vers Van Holkema <& Warendorf, Keizers gracht 333, Amsterdam. Barcacolle Soms ranken heur klanken, Een lintend geluid En halen 't veel malen Een' eeuwigheid uit. Zij melden ten velde De zomersche zon En dragen de dagen Van wellust en won. Zij dolen vol jolen Langs polder en plas. Om malenden molen Op 't groenende gras. Zij varen te garen Van heinde omhoog, Heur lijven beschrijven Den hemel een' boog. Zij kwinklen en twinklen Hoog-op in de lucht En stijgen al nijgend' Op zefieren zucht. Zij glijden zoo blijde en Geen band, die ze bindt. En zweven gedreven Op wuivenden wind. Ze schouwen in 't blauwe Een leven van licht En slinken in 't blinken, de zonne-gezicht. Nu keeren ze weer er, Van voren af aan Omperken hunn' vlerken Een bogende baan. Ze strijken gelijk en Al vierend hunn' vaart Nu plonzen z' in 't donzen de groen van den gaard. Nog zwijgen de twijgen, Wijl 't vogelenlied In toonen zoo schoone De stilte gebiedt. C O FM N T H U S N l E L S S E N iiiiiiiiiiimiiiiiiiimiii iiiiiiiiiiiiiiiiiimmii iiimiiiiiiiimiiii iiiiliniiMiinliilitliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii NOVEMBERSNEEUW Dinsdag was het al te merken, dat er groote gebeurtenissen op til waren. De rijp was van de boomen gevallen en de dorre stengels van bereklauw en kleefkruid, die in hun witte kristalkorst hadden gepronkt als onver wachte figuren van ongewone schoonheid, hadden zich weer teruggetrokken buiten de waarnemingssfeer van den gewonen wande laar. Maar de veeren van de eikvaren, nauwe lijks ontrold, krulden zich weer dra in bij het dalen van de temperatuur, terwijl de spreeuwen sputterden in de opnieuw harder wordende wei. Die spreeuwen laten je precies weten, waar het op staat en juist in deze dagen van beginnende vorst is het aardig om te zien, maar vooral om te hooren, hoe de een den ander wegkettert van het zachte plekje dat hij nog in de wei heeft weten te vinden, hetzij in de nabijheid van een koevla, aan den luwtekant van een molshoop of langs de helling van den wegberm. Die helling ligt op het zuidoosten, onder hooge eiken en heelemaal beschut door bosch. Kool meezen en vinken zoeken er dag in dag uit nog beukenootjes, maar nu met de kou komen ook de vogels uit de wei opdringen, eerst de spreeuwen, daarna de koperwieken. Die waren er Dinsdag tegen den avond al bij dozijnen bezig en zoo onder den indruk van wat er gebeurde of ging gebeuren, dat ze alle schuwheid hadden verloren en kinderen rustig hun aardigcn kop konden bewonderen met de zeer lichtgele wenkbrauwstreep boven de groote oogen en dan de fraai gevlekte borst en de groote koperroode vlekken aan de flanken: de kleinste, kleurigste en keurigste van al onze lijstervogels. Ik zal ze even opjagen en let dan eens op hun alarm- en lokroep, het dunne, klagende slotlooze srie", dat ge van eind September tot midden April allerwegen kunt hooren op alle tijden van den dag en van den nacht en dat u dan steeds verkondigt, dat de koperwiek in actie is. Wel, Woensdagmorgen hoorde ik dat geluid al lang voordat de sirenen loeiden van half zeven en toen ik later door het bosch ging, vlogen er troepjes over, doch niet zooals sinds half October al gewoonlijk gebeurt, van het duin naar de wei, maar in omgekeer de richting, alsof het reeds avond was. Verderop, aan den Kennemer weg, werd de heele be weging al drukker en duidelijker. Troep bij troep van koperwieken kwam opzetten uit het Oos ten, om neer te vallen in de boomen van Aelbertsberg en Wildhoef, waar ze even verza melen bliezen en dan ging het weer verder, het duin in naar de veilige bosschen van berk en duindoorn. Maar ze waren de eenigen niet. Ver, boven Schoten, hingen een paar groote, zwarte, horizontale streepen in de lucht, trillend en langzaam wisselend van stand en gestalte. Ze kwamen al hooger en hooger, dus dichterbij, en er kwamen er ook al meer en meer. Eindelijk was de voorste zoo dicht genaderd, dat ik het tempo liliiliiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiiiiiiiiiitimiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiniiittlllliii van de vleiigelbeweging kon waarnemen en een oogenblik later blikkerde de heele troep ook in wit en zwart. Dat was de voorhoede der kieviten en nu wist ik al wel zeker, dat er sneeuwjacht zou komen. De vorige week nog, op een ritje dwars door Nederland, had ik ze nog overal gezien in de weiden en op het braakveld, allemaal gasten uit het Oosten en Noorden, die telkens probeeren hier te overwinteren en dikwijls is het hun ook al gelukt. Maar nu is aan den IJsel zeker al veel sneeuw gevallen, straks raken wij ook hier er onder en nu slaan de kieviten op de vlucht. Troep bij troep komen zij overvliegen, nog al hoog, wel honderd meter. Zij maken er meenens van en zullen wellicht vandaag nog even de Noordzee Koperwiek oversteken. Ik reken er n» al op dat de wakkere waarnemers in Norfolk er in hun volgend rapport wel van zullen gewagen onder 28 November. Eerst tegen haif tien kwamen de kramsvogels, sliert bij sliert. Hun oorlogskreet is: ,,..tjak, tjak" en daarom heetett ze ook tjakkers. Ze vliegen nog onordelijker dan de koperwieken, doorgaans in lange slierten en als dan de voorste vogel uit de hoogte is neergekomen op een boomtop, gaan de volgende reeds dalen, zoodat de achterhoede van de troep moet stijgen, om den boomtop te bereiken. Dat is een zeer karakteristieke manoeuvre. In dien boom zitten ze dan een poosje te tjakkeren om weldra weer verder te slierten. Ze zijn een kop grooter dan de koperwieken en hebben een aardigen blauwgrijzen kop en brui nen rug; de onderkant lichtgeel met donkerbruine vlekken en ze zijn wild als de sneeuwjacht zelf. Die kwam even over twaalven en was volmaakt in overeenstem ming met de talrijkheid en de drukte der vluchtende vogels. Het geviel zoo, om redenen, die hier^niets ter zake doen, dat ik er een uurtje in moest rond wandelen en altijd nog tusschen de dwarrelende vlokken joegen dan nog de koperwieken en kratnsvogels, en toen wij in den nacht van Haarlem naar Bloemendaal wandelden, het sneeuwde nog steeds, hoorden wij alweer koperwieken, maar we konden natuurlijk niet uitmaken of dat nu gewone zwervers waren of de laatsten van het vluchtend leger. Den volgenden dag is het wat gaan dooien en later vroor het weer op, dan weer dooi met een enkel regenbuitje, weer vorst, afwisselend weertje om het nulpunt heen, dat zeer stimuleerend werkt op verschillende vogels. Spreeuwen zongen af en toe het hoogste lied, kauwtjes maakten dolle pret in den hoogen populier van Wildhoef. De koper wieken vonden aldra open plekjes onder heesters en hagen, waar ze hun kostje konden ophalen of gingen bij de spreeuwen op de hellende plekjes, waar de zon op staat. Ook treffen ze het, dat de hulsten goed hebben gedragen en maken mooie kerstprentjes op donkergroen glanzende hulst met hier en daar een sneeuwpropje en fel roode bessen, alweer een mooie gelegenheid, om ze aan kin deren te vertoonen. De kramsvogels snapte ik gisteren in 't duin; ik had ze al gehoord uit de verte en trof ze in de kardinaalsmutsjes waar ze voor elk zaadje, dat ze aten, er in hun drift tien vermorsten. Tot mijn verwondering stonden er nog maar weinig kardinaalsmutsjes met bloote beenen; de konijnen zijn niet zoo talrijk als een paar jaar geleden. Toch, als de sneeuw niet gauw verdwijnt, dan moeten de heesters er aan gelooven en worden stammen en twijgen weer geschild, zoo hoog de knagers kunnen reiken. JAC. P. T H ij s s E 12 c«*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl