De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 8 december pagina 6

8 december 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Dec. '23. No. 2424 DE SALON D'AUTÖMNE 1923 I De Parijsche critici constateeren, dat de schilders hun niets nieuws brengen. De een zegt: dat de Salon dit jaar veel goeds presen teert, de ander.dat de Salon vlak is en mat maar iets nieuws, iets nieuws? neen! De Fransche critiek is bijna uitsluitend in handen van literatoren. Een literator wordt hier, pas beginnend vaak, direct in staat ge acht over schilderkunst te schrijven, te oordeelen dus over het vak,en de eischen van die kunst, zoo maar?zonder historie studie zonder estheticastudie, en zonder het hand werk te kennen. Daarentegen wordt het zeer algemeen afge keurd als een collegue" over collega's schrijft en vindt men het zelfs in zeer vooruitloopende kringen totaal ongepast voor een schilder om te schrijven. Het gevolg van deze schrijversheerschappij is, dat bij het waarde-bepalen van schilderijen veel meer gelet wordt op den geestelijken" in houd, literair bedoeld, dan op den schilderkundigen, alsof schilderkundige inhoud niet evenwaardig ander waardig geestelijk ware. Gevolg, dat een onderwerp waarin iets ge beurt, een verhaaltje, een symbool, een alle gorie, een compositie, hetzij classiek, hetzij uit het moderne leven, oneindig eerder en meer gewaardeerd zal worden dan een stilleven of een landschap zonder figuren. Gevolg: dat negen van de tien schilders in tegenstelling met Holland figuurstukken en liefst naakt inzenden, naakt, dat toch als onverkoopbaar" geldt! Wat de Parijsche critiek niet constateert, is: dat er zich schilderkunstig een nieuwe kunst aan 't vormen is.Twee jaar geleden sprak ik in dit weekblad van de na-oorlogsche kunst. Wat enkele ernstigen toen deden doen velen nu. De Fransche kunst verzwaart technisch. Het schijnt,dat de les van Cézanne uitgehoordis,van den fijnen, teeren, ijlen, broozen Cézanne, den Cézanne Les joueurs de cartesj constructeur met de subtiele gradueeringen, die de volumen suggereert door aftoonen, niet van den woesten jeugdigen Cézanne, den man van de zwart en wit portretten, zware paletmestoetsen metselend en ploeterend door lagen verf, moeizaam zijn vorm bouwend met de kleur van Manet en de kracht van Daumier. De groote les, verleden jaar, is geweest: Corot. Niet de Corot van de lieflijke landschap pen, maar de onvermoede grootmeester van figuur! Bij die openbaring kwamen natuur lijk op allerlei exposities figuurstukken van Corot en de jongere generatie heeft zich daar aan vernieuwd. Met Cprot's grijsheid, Courbet's zwaarte, zijn realisme, kleur, mes-techniek moderner (wil dit zeggen minder zorgvuldig, verruimd? Of nerveuzer?) De impressionisten met hun verfijningen, hun licht-triilende oppervlakte zijn heen. De cubisten overwonnen, de neoclassieken mogen verdorren. Ingres was een groot man, maar wie zijn profeet is is een pion de nieuwe kunst is gezond, vollevend, breed. En de na-oorlogsche kunst is geen ....isme. Er is geen school en geen kapelletje, er is geen onder-ons getheoretiseer, geen onderlinge ado ratie en.... de anderen hebben ook talent. Wij zijn niet allemaal romantisch als na de Napo leon oorlogen, noch allemaal sensueel als tijdens de Lodewijkstijlen. Er is geen ander ideaal dan goed en groot te zijn. En er is tenminste algemeenheid ! Ik wil zeggen: wie realist is, is dit niet uitsluitend, is even goed romantisch, heeft niet minder stijl in het vervormen van zijn vorm, durft een kleur te veranderen als dat in de compositie moet. W£ar is toch dat een heele Salon noodge dwongen een vlakken indruk maakt. De eerste meesters hebben te veel succes om Salons iiilllllltlllilllllliiiiiiiiiimimiililliimiiiiiiiimliliiiimiiiiiimiliiiiiiiillll Nieuwe Engelse Boeken NOGMAALS FRAZER FOLK-LORE IN THE Ol.D TESTAMENT: Studies in Comparative Religion, Legend and Law. B. Sir James Geórge Frazer. Abridged Edition. Macmillan. 1923. 18/?. Toen ik in het begin van dit jaar de eigenhandig-verkorte uitgave besprak van het beroemde boek The Golden Boug/i, dacht ik niet dat er zo spoedig 'n verkorting van Folk-Lore in the Old Testament zou volgen. Blijkbaar gaat nummer n. Nummer twee zal ook gaan", misschien nog beter. Want ik zou me al zeer vergissen, indien het aantal belangstellenden in de Bijbel niet groter was dan het aantal van hen, die zich interesseren voor de Klassieke Oudheid. Dat de twee werken feitelijk bijeen horen en elkaar aan vullen, doet er minder toe. Men zal afgaan op de titel. En waar voor z'n geld krijgen. Maar verschillende dingen, die men zich gespitst had te vinden, zal men te vergeefs zoeken. Omdat ze al behandeld zijn in The Golden Bough. Frazers standpunt is dat van 'n aanhanger der ontwikkelingsleer. Ook de oude Hebreeërs moeten, in weerwil van hun hoog peil op 't gebied van zedeleer en godsdienst, in 't verre verleden "n periode van barbaarsheid, zelfs Van wildheid hebben doorgemaakt. We gronden deze theorie op hun litteratuur, die vol is'van min of meer dujdelike toespe lingen op leringen en praktijken, die zich bezwaarlik anders laten verklaren dan als survivals uit 'n lagere kultuurperiode. 'n Aantal van deze survivals", gegroepeerd onder vier rubrieken, heeft Frazer anthropoManet La dame atix ventails noodig te hebben. Picasso, Biaque, Derain, de Segonzac, Boussingault, Moreau, Rouault, Dufresne ontbreken dit jaar. En dan: een meesterwerk is een wonder en als alle wonderen zeldzaam. Niet elk jaar ont staat een werk dat later in de Louvre zal komen, en zelfs het wonder van het meester werk al kon het door tijdgenooten onder scheiden worden?zou nog geenSalon met meer dan tweeduizend middelmatigheden leven geven kunnen. Echter zijn er twee hoogten van belangrijk heid: de retrospective der retrospectiven en de inzendingen van Matisse en Bonnard. De Salon d'Autómne heeft de mooie ge woonte telken jare een meester geheel te toonen. Dit jaar heeft men het origineele idee gehad van al die meesters n doek te nemen. Mij lijkt zoo een wijdsch grijpen slechts bereik baar als dan ook van al die meesters hun meesterwerk te verkrijgen ware. Een onmoge lijkheid, materieel en ideëel! Wie weet wat Cézanne's chef-d'oeuvre is? Ik neem Cézanne, omdat deze wellicht de eenige grootsch vertegenwoordigde is met Les joueurs de cartes". Er is over dit doek de stilte van wijdschen eenvoud en de stugheid van de grootheid die niet voor velen is en zich niet geeft. Latere generaties de gewenden kunnen niet meer bedenken dat tijdgenooten meesters onbegrepen lieten, maar dit werk is zoo eenvou dig grijs, zoo onopvallend in zijn ontzaglijk heid, zoo zonder eenig effect of eenig behagen dat ik mij begrijpen kan nu nog, dat ware Cézanne onbekend en hing dit werk tusschen vele, schier niemand deze verheven heid zou zien. En een vrees heb ik: wat zien wij niet? Hoe groot is onze miskennende blind heid? Weerzijdsch van Cézanne's eereplaats hangen Manet en Renoir, beiden een op zettelijkheid? met vrouwen liggend op divans. Heel de levendige Manet is in La Dame anx ventails" (1874), heel de sensueele Renoir in Portrait de la femme en bleu". De overeenkomst in onderwerp wekt ver gelijking: Manet is de laudator temporis acti, vervolgt Goya, eert de ouden en hun wijze. Manet is brillant, hier virtuoos, met matte zwarten, vol, en transparante glaceeringen, luchtig. Renoir lijkt hier geen voortzetter toch, wie denkt niet aan Madame Recamier van David? Geen vervolger op bekenden van kleur, de kleur is bloemig, is een bouquet, allerhande rooden en roses, blauwen en groe nen, geelen en gouden, maar nooit geziene rooden en bijna valsche roses De teekening is los slechts in schijn is ver doezeld, omwaasd, bijeengeaarzeld, getoetst, maar hoe vibreerend van leven en hoe vol van plastiek. Manet's onbegrepenheid is onbegrijpelijk, Renoir is nu nog op den uitersten rand van gewaagheid. Schier is de Renoir banaal, de deftige blauwe dikke dame op een vergulden empire-Iigstuel; de banale meid van Manet is uiterst gedistingueerd! Naast Manet een Gauguin, naast Renoir El Greco. De^leineJSaint'jSebastien van Greco slaat alles te morsel in" de heele Renoir Portret de la femme en bleu logies onderzocht. Ten eerste de verhalen en mythen betreffende de alleroudste tijden: het ontstaan van de wereld, de zondeval, het Kaïnsteken, de Zondvloed, de Toren van Babel. Ten tweede het tijdperk der Aartsvaders: het verbond van Abraham met zijn stamgod, het erfrecht van Jakob, het gebruik, dat deze maakte van geitevelletjes bij 't bedrog gepleegd aan de vrome Izaa'k; z'n droom te Bethel, en z'n verdere lotgevallen, waarbij z'n nachtelike worsteling met de Man God s" aan de beek Jabbok, toen de heup 'm werd ontwricht, 'n worsteling indertijd door Mr. C. Vosmaer allegories geïnterpreteerd. Vervolgens komt de derde rubriek, met stof uit de tijd der Richteren en Koningen. De onverniijdelike parallellen tussen e jetigdgeschiedenis van Mozes en die van Romulus en andere beroemdheden worden getrokken. Het haar van Simson wordt besproken als een geval uit vele; evenzo Sauls bezoek aan de heks van Endor; Davids gewraakte en bestrafte volkstelling; de hoge plaatsen", die voor 't gemoedsleven van 't volk van zoveel betekenis waren. Ten slotte krijgt de Mozaïese" wet z'n beurt. Het ene boeiende hoofdstuk volgt het andere. Frazer is 'n litterator, 'n man met ver beelding en stijl, zoals Renan dat was. Maar hij weet veel meer. Als we heden ten dage Renan lezen, dan geschiedt dat in hoofdzaak om z'n schrijftrant, niet zozeer om z'n theo rieën. Frazer, encyclopediese geest, lezen we om 't een zowel als 't ander. Evenals Renan heeft ie in Palestina gereisd, evenals Renan is ie 'n meester in 't ensceneren. Hij doet ons Jakob zien, aan de Jabbok, op de bodem van 'n romantiese engte als jongen zag ik de Aartsvader steeds in m'n verbeeldingop -'n vlonder 'n sloot oversteken ! hij vereenzelvigt zich met Jakob. Hij staart, zoals deze moet gedaan hebben, naar de steile, steile everkant, [zaal het is zoo met ziel geschilderd en zoo overgoten van groote goedheid en durf ik te zeggen ziekelijke??gevoeligheid, dat zelfs het pure blanke paard van de heilige een diep menschelijke ziel heeft Den Gauguin haat ik, omdat die mensch moet zijn geweest een dui vel zonder ziel. Een ieder heeft het recht onrechtvaardig te zijn. Zoo haat ik Gauguin, onrechtvaardig, want hij was een soms zeer groot meester een verstand, maar een valsch karakter en een koude ziel. Schoonheid is een weldadigheid aan wie er behoeftig naar zijn. Daarom zal nooit die kunstenaar een weldoende, een verheiligende werking kunnen hebben wiens ziel niet gevoe lig, wiens verstand nietjntelligenten?-even zeer?wiens karakter "niet vol goedheid was. Maar mér dan om zijn valsche kleur en om de kwaadaardigheid van zijn expressie haat ik Gauguin om het leed dat hij den grooten goeden Vincent deed. Van Monticelli een buitengewoon dames portret levensgroot. Een openbaring: de schitterende Monticelli een psycholoog? De kleurige bonte feestvierder kon zoo diep zijn en zoo sober? Er moeten vele waarden" her zien worden. Na Corot den figuurschilder, Mon ticelli de portrettist! Het is een eer-herstelling die te verwachten staat. Noch Daumier, de groote onder de grooten, noch Corot de eenvoudige, noch de Toulouse Lautrec, Pissarro zijn belangrijk genoeg ver tegenwoordigd. Eva Gonzales en Berthe Morisot bewijzen hoe lieflijk vrouwen meester werken kunnen maken als een Manet hun meester is. Van Ingres een volmaakt portretstuk. De volmaaktheid is alleen bij zoo een meester niet vervelend. Van Courbet: La dame de Francfort Wie durft een meester te beperken? En hoevele bekrompenen hebben dezen meester niet diepte ontzegd en als realist geëtiquetteerd? De witte dame wit is een wijze van zeggen, want het wit is donker van de fijnste grijzen, is verzonken in de bron zen van een herfsttuin en een onpeilbaar diep blauwe fond gloeit achter in de avondsche mering. Zoo zijn dertig dooden te samen door de levenden geëerd ? de nieuwe retrospective is Rik Wouters gewijd. Is deze zoo levende zaal van een verlorene? dit werk dat nog zoo vol is van het heden? Over het levende heden later. C O N K A D K l C K K R T Parijs, Nov. 1923 IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllll 1IIIIIIIIMIIIIU EEN BOEK OVER MANKES JAN MANKES; DOOK A. MANKES?.ZERNIKI; EN R. N. ROLAND HOLST (UITOAVI: |. A. A. M. VAN Es, UTRECHT, 1923). Een boek over Mankes mocht niet anders zijn dan een stil boek, en een boek met weer houden genegenheid geschreven. Alle luid ruchtigheid was hier, als een euvel, te mijden, en ik moet dadelijk zeggen, dat deze luid ruchtigheid in dit verzorgde werk (ook wat de uitgave aangaat) is gemeden. Het boek is geschreven door beiden, schrijfster en schrijver, met aandacht en waarueeiing; door de schrijf ster op meest sobere wij/e. We vinden daar een relaas van Mankes' leven, van zijn leven bovenal; dat was der schrijrster meer eigen allicht dan een omvattende kennis der schil derkunst, zelfs dan een onbetwistbaar inzicht in Mankes' schilderkunst. Maar het leven zien we. In Holst's artikel daarentegen vinden we meer de schilderkunst gemeten, gekarakteri seerd en uit sommig inzicht met affectie beschouwd. Kunst en leven, eenvoudig en innig vereend, vindt ge in Mankes. Ge vindt in hem een realisme, dat naar de diepte toe w/l, en dat die diepte benadert in en door den zeer verzorgden vorm, door een zeer openbaren vorm. Er is een voortdurend gespannen aandacht bij de beschouwing en in de beschouwing van wat hij schildert. Wat hij schilderde was figuur, vooral veel zelfportretten (het model was altijd bij de hand !), veel bloemen, dieren, (vogels,j kraaien, eksters en uilen) stillevens, lanaschappen (soms als aanvullende achter grond) strand-en zeegezicht (gezien in Scheveningen, etc.).... II. Wanneer ge vraagt waar Mankes het meest bereikt heeft, dan is dat niet in het landschap en in het zeegezicht. Dit deel van zijn werk is eveneens te waardeeren, maar meer is zijn kunst groot in de andere gegevens. En sterk is deze kunst daar, tot het forsche soms toe, hoewel altoos zonder uitbundigheid. Niet altijd iras ze dat, forsch, maar ze werd het. Mankes heeft een tijd lang zoozeer een waartegen de kamelen zich opwerken. Hij luistert, met Jakobs oren, naar de wegster vende kreten van de drijvers. Totdat alles weg is in duisternis en verte, weg voor oog en oor.. . . Jakob bleef alleen bij de voorde. Het was nacht, waarschijnlik met maneschijn en in de zomer; want het is niet aannemelik dat ie met zo'n karavaan zou hebben gepoogd de beek te doorwaden in den donker of in de winter, wanneer er 'n snelle en diepe stroom zou zijn geweest. Maar dat daargelaten, bij de bruisende rivier daar worstelde 'n man met 'm, de ganse nacht, totdat de morgenstond, hoog boven de in de schaduwen worstelende twee, ae boomrijke kruinen van het ravijn verguldde. De vreemdeling keek omhoog, aanschouwde het licht en zeide: Laat mij gaan, want de dageraad is op gegaan".... Maar Jakob klemde zich aan 'm vast, en zeide: ,,lk zal u niet laten gaan, tenzij dat gij mij zegent".... Waarom zond Jakob z'n hele sleep vooruit, als 't 'm niet om 'n worsteling te doen ir«s? En 'n worsteling met wie? Frazer vermoedt, dat Jakobs ondernemen de riviergod gold.Deze was natuurlik schuw gemaakt door al 't lawaai van de overtocht. Nu zond' ie terug komen uit z'n schuilhoek te midden van de oleanders.en het stilgeworaen toneel in ogen schouw nemen. En Jakob wachtte, loerde, en wierp zich op de riviergeest om deze z'n zegen af te dwingen. Zó ving Menelaos de schuwe zeegod Proteus tussen de robben aan het strand, en perste-'m z'n orakel af. Zó maakte Peleus, de aanstaande vader van Achilles, zich meester van de zeegodin Thetis. Zó vocht Hercules met de riviergod Attielous om 't bezit van de schone Dejanira. Lezers van het Oude Testament zullen zich vaak met verwondering hebben afgevraagd, hoe het toch kwam, dat die Israëlieten telkens afkeer van de stof gehad (wat Mathijs Maris, die hem beïnvloedde, ook overkwam !) dat ik bevreesd ben geweest, dat het werk in deze ontkenning van de stof en doordie ontkenning zijn waarde zou verliezen. Stof moet in de schilderkunst niet worden ontkend, maar overwonnen. Hij heeft dit, het blijkt eveneens uit het boek, ingezien en de fout hersteld. Hij heeft het te ijle, zich als in een damp oplossende, vervangen weer door schilderkunstige werke lijkheid. Hij heeft die werkelijkheid verinnigd, zooals ik zeide en daar is zijn verdienste. Het zit hem niet in uiterlijkheden" schreef hij zelf; hij gebruikte het uiterlijke om het diepere te weerspiegelen, en te belichamen. Hij is soms bizonder in het vereenen van stof met die innerlijke spiegeling. Zelfs al vroeg, toen hij de twee boekjes schilderde, of de fleschjes met het gele vocht in het eene, was hij zóó. Hij was dat als maximum misschien in het bloemstuk, waar een paar witte bloemen staan in een vaas, en waar uit de harten dier bloemen een licht schijnt te wellen, dat, zonder eenigen kunstgreep verwekt, een durende schoonheid is. Zóó was hij, in den anderen zin, forsch in een kraai; levendig in jonge vogels bij hun drinkensbak; hij was in zijn portretten van zichzelf en anderen (zooals in dat van Douwe) verwant nu en dan met de vroege Duitschers. Hij heeft daar een haast nurksche, protestantsche eerlijkheid, die ge in die genoemde Duitschers ook vindt (zelfs vóór het protes tantisme) en die evenmin tegen onzen Hollandschen aard is Maar ik heb nu geen bespiegeling te schrijven over Mankes' werk. Dat is voor een anderen keer. Ik heb hier het boek van Mankes' vrouw en van Roland Holst aan te kondigen. Te zeggen is dan, dat dit boek een onmisbaar document en een onmis bare inleiding is voor hen, wien dit werk willig aan 't harte ligt, wien het werk van Mankes in stilste uren tot een zich gevende schoonheid, of liever nog, tot een diepe in nigheid kan worden. PLASSCHAERT TOONEEL COMOEDIA. Phyllis. Cometlie van Mr. C. P. VAN RÓSSEM Wij kennen Mr. van Rossem in verschillen de gedaanten: als geestig causeur-journalist en reisbeschrijver en als de auteur van tooneelwerk, dat zich van het meeste Hollandsche onderscheidt door een zekere brille", een tinteling van fijn-Franschen geest. Ook Phyllis" heeft iets van dat brillante en pétillante, maar het luchtige gaat er al te plotseling schuil onder werkelijk leed, waar wij dan voor ons gevoel geen raad mee weten. Een oogenblik vragen wij ons zelfs twijfelend af: moraliseert de schrijver soms? Wil hij zeggen:,,zóó gaat't met meisjes, die al te luchthartig zijn".? Och neen, voor moralist is Mr. v. Rossem niet in de wieg ge legd l En zoo blijven wij zitten met ons mede gevoel voor het leed van den sympathieken Frits. Phyllis is het eenige kind van een paar menschen, op laten leeftijd getrouwd; hij, omdat hij naar wij opmaken uit 's mans liefhebberijen op zijn ouden dag meer dan genoeg van zijn jeugd had genoten; zij om aan het gevreesde oudevrijsterschap te ont komen. Het kind uit dit huwelijk is een mooi meisje, dartel, coquet, een tikje o een klein tikje maar l neigend naar het canailleuse. En deze Phyllis, die haar eigen hart niet kent, doet al wat zij in deze comedie doet, in jonge onberadenheid, en het is die onberadenheid, het volgen van impulsen zonder haar verstand te raadplegen, dat haar zoo aantrek kelijk maakt en terwille waarvan wij haar veel vergeven. Ook dat zij zich verlooft met een gevoeligen lieven jongen, die haar portuur niet is en dien zij in een minimum van tijd diep ongelukkig maakt. Als zij zelf ontdekt, dat in deze ver loving met het huwelijk, dat er op volgen zal, haar geluk niet ligt, (omdat zij vergeefs poogt verliefd" op haar verloofde te worden), zoekt zij troost bij haar oom, een man op de grens van de jeugd, die van die jeugd al het kos telijke en het oukostelijke genoten heeft, dat hij op zijn weg vond. Phyllis, het onberaden kind, prikkelt hem door haar liefkoozingen, tot zij beiden meegesleept worden en hun wederzijdsche passie voor elkaar ontdekken. Hun verliefdheid" zegt Mr. van Rossem, die niet van groote woorden houdt. Op dit allerongelegenste oogenblik komt een vroeger avon tuurtje, in den vorm van een Belgische vluch telinge (we zijn in den oorlogstijd) Karel in de armen vallen. LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT "v'n.EDEN ZIJN. Teekening voor ,.de Amsterdammer" door B. van Vlijmen. LOUIS DE VRIES IN DEN TITELROL VAN JUDAS ISH KARIOTH (Een tooneelstuk van Dr. J. L. Walch, opge voerd door het Hollandsch tooneel) lilliiiiimiuiiiiin Het einde is, dat Phyllis haar verloving verbreekt en oom Karel zijn biezen pakt, maar niet zonderde belofte terug te zullen komen". De Belgische is naar bed gebracht om na de scène op haar verhaal te komen. Het luchtige van dit alles nu wordt bedor ven door de echte diepe smart van Frits, Phyllis' verloofde en jeugdvriend. Dit leed van den sympathieken jongen geeft een wrangen bijsmaak aan het geval. Als bewijs voor de onbewuste wreedheid van het jonge meisje is het wel te aanvaarden, maar 't past als zoodanig niet in den toon van dit stuk. Dirk Verbeek wist door ingehouden spel den indruk te verzachten, doch met het resultaat, dat er nu door het publiek ronduit gelachen werd om het verüriet van dien ,,zieligen" jongen. * Mien van Kerckhoven-Kling bezit niet ge noeg het pétillante, brillante in haar spel om Phyllis waar voor ons te maken, 't Meest voldeed zij in de amoureuse scènes met oom Karel en overigens gaf haar slanke fi guurtje met de elegante toiletjes, goed geko zen in het karakter van de rol, iets heel plezierigs om naar te kijken, al bleef er een te kort aan, wat ik zou willen noemen, natuur lijke coquetterie". Ook van Kerckhoven mist iets voor de rol van den charmeur; hij wist vooral aan de komische momenten van den dialoog recht te doen wedervaren. Mooi en af het seniele oude mannetje van Lobo; zijn gnuivend lachje bij ue gewaagde verhaaltjes van de Belgische, het trekken met de smalle schouders.... alles uitstekend ! Het decor was met zorg en gevoel vuur kleur gekozen. A N N A v A N G o (i H K AI; i. n A c n D E H A A « en telkens hun bondsgod" ontrouw werden, om drekgoden" achterna te lopen. Immers dergelijke neigingen komen bij de hedendaagse Joden volstrekt niet voor. Waarom toen wél?" Het antwoord is, dat die z.g. afvalligheid zeer vaak in 't geheel geen afvalligheid was, maar juist het tegengestelde: plattelandskonservatisme tegenover Jeruzalemse nieuw lichterij, en zeer bekrompen nieuwlichterij. Het centralizeren o, onheilspellende klank ! van de eredienst in de hoofdstad was, van wijsgerig-godsdienstig standpunt be schouwd, 'n achteruitgang in plaats van 'n schrede voorwaarts. Als men zich God voorstelt als alomtegenwoordig, dan lijkt de aanwezig heid van 'n menigte plaatsen tot uitoefening van de eredienst gepaster, dan het kinder achtige idee dat God aan tijd en plaats gebonden alleen naar behoren kan worden gediend in Lhassa, of Rome, of Mekka, of Jeruzalem. Onder het oude stelsel had ieder, om zo te zeggen, z'n God vlak bij de deur, en kon tot hem z'n toevlucht nemen bij iedere gele genheid van twijfel en moeite, droefheid en nood. Niet aldus onder 't nieuwe systeem. Misschien moest de landbewoner, om de tempel te Jeruzalem te bereiken, 'n lange reis afleggen, 'n reis, die 'm wegens al de be slommeringen van z'n boerderijtje maar zeer zelden gelegen kwam. Geen wonder dan, indien hij, onder de nieuwe bedéling, soms terughunkerde naar de oude: geen wonder, indien hem het vernielen van de plaatselike heiligdommen 'n even ergerlike ontwijding toescheen als aan onze eigen boerestand het slechten van alle Engelse dorpskerken zou voorkomen, of het omkappen van oude olm of onheuglike ijf (dit is. het oud-Neder landse woord voor taxus"), onder wier plechtige schaduw ,,de ruwe voorvaderen van 't gehucht slapen." Hoe smartelik zouden Lunchroom de Bijenkorf", W agenslraat 45 Complete dagschotels met Soep f 1.50 Diners a f 2. 50 Dagelijks Concert Zondags Matinee onze eenvoudige landlui de aanblik missen van de welbekende grijze toren of kerkspits, hetzij weggedoken tussen bomen of glurend over de schouder van 'n heuvel ! Hoe vaak zouden zij te vergeefs luisteren naar 't liefelike gelui van de Sabbath-klok, dat hun toeklonk over de velden en ze naar 't bedehuis riep, waar zij zowel als het voorgeslacht zo vaak waren samengekomen om de gemeenschappelike Vader van allen te aanbidden! We mogen aannemen, dat het in wezen niet anders ging met de landman van Judea, toen de hervorming als 'n orkann over het platte land heenvoer...." 'n Mooi boek. W i i. i. F M v A i\ D n o K N Illtllllllllllllllll iiiiiiiimiiiiiiiiii Rhcumatick Folterende steken van Rheumatiek enundeie pijnen, worden onmiddel lijk tot bedaren gebracht door eene kleine hoeveelheid Sloan's Liniment, Het werkt als een toovermiddel inwrij ven onnoodig het .dringt dooi. Verkrijgbaar b:j ;illc Apmhekers en Drogisten, l'rijb J' 1.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl