De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 15 december pagina 1

15 december 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. N°. S4S5 Zaterdag 15 December A°1983 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren i H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie t C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten | INHOUD: 1. Herstelden coalitie, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck 2. Wat nu? teekening door Jordaan Indexcijfers, door Jhr. J. de Bosch Kemper Israel's wezen en willen, door J. Ornstein-Hoofiën 3. De inter nationale puzzle, door Brandaris Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrou wen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Mooi werk, door A. Louise van Bevervoorde van Rappard Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Salon d'Automne, door Conrad Kickert Nieuwe Fransche boeken, door Dr. Joh. Tielrooy 7. Financien, door Paul Sabel Dierstudie, door H. Verstijnen Schilder kunstkroniek, door Mr. M. F. Hennus 8. Tunis, door Is. van Mens Spreekzaal Dramatische1' Kroniek, door Top Naeff 9. De uitslag der verkiezingen in Engeland, teekening door Joh. Braakensiek RuizeRijmen en Charivaria, door Charivarius, met teekeningen door J. W. Bloem Boekbespre king, door Herman Middendorp. Onze Puzzle 10. Winter, teekening door George van Raemdonck Krekelzang, door J. H. Speenhoff Muziek in de Hoofdstad, door C. van Wessem Uit het Kladschrift van Jantje Brieven uit Soetoekoekianda, door Barbarossa Omslag: Rietje's graf je, door Nelly van Oostveen. Bijvoegsel: De Kabinetscrisis, teekening door Joh. Braakensiek. HERSTEL DER COALITIE? Ook de tweede poging tot Kabinets formatie is op een mislukking uitgeloopen. De lieer Beelaerts van Blokland heeft, evenals de heer Kooien reeds gedaan had, er het bijltje bij moeten neerleggen. Waarom? Dit weet men voorloopig nog niet. In Nederland zijn wij nog niet zoo ver, dat de redenen, waarom iemand die tot Kabinetsformateur was aangewe zen, in zijne taak niet kon slagen, onmiddellijk publiek worden gemaakt. Wel werd bekend, dat de heer Bee laerts gestruikeld was over de moeilijk heid om een minister van financiën te vinden, maar daarmede is nog maar een tipje opgelicht van den sluier, die er over de door hem gevoerde bespre kingen hangt. Heeft hij, zooals men mocht ver wachten dat hij zou doen, eerst een program van regeeringsbeleid voor een door hem te vormen Kabinet vast gesteld en bleek hem daarna de on mogelijkheid om een stel ministers bij een te brengen, die op dezen koers met hem zee wilden kiezen? Zoo men echter geloof mag slaan aan de mededeeling van den Haagschen correspondent van de N. Rott. Cour., is ,,een bekend Kamerlid, tot wien de heer Beelaerts zich in verband met de bezetting van een zeer belangrijk de partement had gewend en met wien hij meer dan n onderhoud had gehad, niet alleen volkomen onkundig gebleven van het bestaan van zulk een program", maar zou de heer Beelaerts het zelfs niet als een dringenden eisch hebben beschouwd, er een te ontwerpen. Men zal een bevestiging van de juist heid van dit bericht moeten afwachten; zoo het waar blijkt te zijn, kan men geen hoogen dunk opvatten van den ernst, waarmede de heer Beelaerts zijne taak heeft opgevat. Evenzeer als men in onzekerheid verkeert over het al of niet bestaan van zijn program, en, zoo hij dit had, over den inhoud daarvan, tast men nog in het duister als men de vraag wil beantwoorden: is het zijn streven geweest een Kabinet te formeeren, dat boven, of, zoo men wil, naast de politieke partijen stond? Dat hij overleg had gepleegd met de rechtsche partijen, werd al spoedig gemeld. Maar het is zeker, dat hij ook onder de mannen van links naar mede werkers heeft gezocht. Dit staat vast ten opzichte van Mr. R. J. H. Patijn; al heeft deze geen vrijheid gevonden, aan de pers mededeeling te doen van wat er tusschen hem en den heer Beelaerts was verhandeld, zoolang deze laatste het oogenblik nog niet gekomen achtte om publiciteit te geven aan zijn ervaringen, de heer Patijn heeft toch erkend, dat de heer Beelaerts met hem besprekingen heeft gevoerd. Ook de naam van den vroegeren minister van financiën Mr. van Gijn is genoemd als een dergenen, bij wie de heer Beelaerts tevergeefs zou hebben aangeklopt. Maar over de zaak, waarop het aankomt: hoe luidde het program van den heer Beelaerts? waarom heeft hij niet de noodige medewerking ge kregen? lag dit aan zijn program, of kon hij geen bekwame mannen bereid vinden zich beschikbaar te stellen voor een benoeming tot minister daarover kan men alleen gissingen maken. En toch is het noodig, dat aan die onzekerheid spoedig een einde komt. Vooral wanneer er straks wat op dit oogenblik niet tot de onwaarschijn lijkheden behoort toch weer een Kabinet zal optreden, dat uitsluitend uit de partijen van rechts is voort gekomen. Welke partijen dan wel de allures zullen aannemen, dat alleen zij het land uit de verlegenheid kunnen redden. Dan zal moeten blijken of de heer Beelaerts den juisten weg heeft ingeslagen om het doel te bereiken, dat hij zich moest stellen, toen het den heer Kooien mislukt was een Kabinet uit de rechtsche partijen te formeeren. Naar de redenen van die mislukking behoeft men niet meer te gissen. Sinds de publicatie van de briefwisseling, die tusschen den heer Nolens en den heer Rutgers is gevoerd, in hunne kwaliteit van voorzitter resp. der Katholieke en der anti-revolutionaire Kamerfractie, heeft men het volle recht te zeggen, dat de antirevolutionairen het er op hebben aangestuurd, de coalitie te verbreken. Aan tegemoetkoming van den kant der Katholieken heeft het niet ontbro ken. De heer Kooien had de hulp vanden heer Nolens ingeroepen om zijn pad te effenen. Zoo dikwijls was deze voor de coalitie reeds een eerste hulp bij onge lukken geweest; aan hem was het toevertrouwd, olie te storten op de golven, die bij Colijn's vereerders zoo lioog gingen. Hij ontwierp dan ook een verklaring, waarmede de antirevolutionairen ge noegen hadden moeten nemen, indien zij hun toorn niet bot hadden willen vieren, maar een offer hadden willen brengen aan het immers ook door hen steeds erkende hoogere belang van een op gemeenschappelijke Christelijke be ginselen steunende regeering. In plaats daarvan stuurden zij den heer Nolens een briefje thuis, zóó uit de hoogte, zóó eigengereid, dat zij zich er blijkbaar in verkneukelden om de capitulatie voor de Katholieke Kamerclub zoo moeilijk mogelijk te maken. Over het principieel verwerpelijke van deze onderhandelingen tusschen twee Kamerclubs over een aan de Re geering op te leggen programma, worde hier gezwegen. Het orgaan der christelijk-historische partij heeft daar reeds den vinger opgelegd, toen het schreef: Het opstellen van een zoodanig pro gram is toch niet de taak eerier Kamer fractie. Gesteld dat de RoomschKatholieke club de-drie eischen had aanvaard, wat bleef dan over van de Schilderijententoonstelling Is. van Mens Onze tentoonstelling van schilderijen, aquarellen en teekeningen door Is. VAN MENS in Tunis vervaardigd, is op werkdagen geopend van 10?4 uur en op Zondag van 2?5 uur. Zij wordt gehouden in gebouw Heystee, Heerengracht 545?549, Amsterdam en is voor de lezers van ,,De Amsterdammer" kosteloos toegankelijk. eigen verantwoordelijkheid van den erkende bezuiniging tot stand te breiiKabinets-formateur en van het toe komstig Kabinet? Moesten ook deze zich neerleggen bij het door een groep Kamerleden opgestelde program? Eer lijk gezegd, het schijnt ons de verkeerde wereld. En wij gelooven niet, dat een staatsman, die zich zelf respecteert, met zoodanige marschorder in den ransel den veldtocht zou willen be ginnen". Intusschen, niet om zulke redenen heeft de Katholieke Kamerclub gewei gerd zich aan de drie eischen te onder werpen; indien deze fractie de principieele bedenkingen van De Nederlander deelde, zou zij immers de onderhande lingen niet hebben aangeknoopt. Neen, de eisch om het geheele bezuinigings programma van Colijn over te nemen daarop kwam de tweede voorwaarde immers neer: de concessie om een be paalden maatregel daarvan te mogen vervangen door een anderen, mits hij slechts evenveel aan bezuiniging op leverde, was een concessie in schijn, omdat de goedkeuring door de anti revolutionairen werd voorbehouden die eisch is den Katholieken klaarblij kelijk te machtig geweest. i-, En ook kunnen zij zich weinig goeds beloofd hebben van verdere samen werking met een partij, die zoo duide lijk te kennen gaf dat haar aan het be houd daarvan weinig gelegen was. Zoo hokte het dus. En de heer Kooien moest aan de Koningin be richten, dat er geen ministerie uit de rechtsche coalitie kon worden gevormd, omdat die coalitie verbroken was. Voor het oogenblik en twee weken geleden hebben wij hier den wensen ge motiveerd, dat het voor altijd zou zijn. De opdracht van de Kabinets formatie aan den heer Beelaerts scheen de kans te openen, dat er, bij wijze van overgang tot een uit een nieuwe partij vorming voortgekomen regeering, een ministerie zou optreden, dat zich alleen ten doel zou stellen de door bijna alle staatkundige partijen als noodzakelijk nu HUI IHI umi iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiii i n :/ TyocËNCDfËN'vJ Hir '-y'hiY?. . l f,,.'. M. A: KANGAROO I Zoo heet een nieuwe roman van D. H. Lawrence; het is niet de naam van een dier, maar van een persoon en doet dienst als een representant van Australië. Men wil tegenwoordig hooren van Lawrence; eerst stond hij een weinig apart van de Engelsche beschaving en men luisterde naar zijn oordcel met een qualificatie: iets in den trant van Bernard Shaw, nu is hij al meer en meer een autoriteit geworden. Zijn bruuske directe manier van aanpakken maakt effect, zijn nonchalance om de aan dacht van zijn gehoor vast te houden schrikt niet meer af. Wanneer hij den hoofdpersoon van zijn verhaal, want een held kan men hem moeilijk noemen zijn eerste stappen laat zetten in Sidney, dat als hoofdstd van Australiëmag gelden, dan is het niet de indruk welken hij krijgt, die wordt beschreven, maar de indruk dien hij maakt op een paar van de inheemsche Sidneyers, lui op het gras van het park liggend voor hun twaalf uurtje. Toch voelen wij die enkele toetsen als noodzakelijke trekken van de voorstelling. Wij behoeven niet lang te wachten om den dominanten toon te vernemen van liet geheel. Lovat Somers was een Engelschman van mindere afkomst, die zijn positie in de wereld aan zich zelf en zijn letterkundige werkzaam heid had te danken, een manneke misschien in vergelijking van de stoere Australiërs, toch wel in staat orn door zijn oogen en zijn brein zijn eer op te houden in een vreemde we reld. De oorlog, en de toestand van Europa dadelijk volgend op den oorlog, had hem tot de overtuiging gebracht dat het met het oude werelddeel was gedaan. Het was flets inge zakt, de geest was er uit. Hij zocht een nieuwe omgeving en een reine, zuivere lucht. Met zijn vrouw was hij naar Australiëgetrokken in de hoop op een ingeving. De echtgenoote zou geen hin derpaal wezen; zij, van wat beter oorsprongs kaliber, was flink en natuurlijk en wist zich gemakkelijk aan de omstandigheden aan te passen. Hij daarentegen kon zich niet op eenmaal thuis voelen, de bron van zijn illusies, van hem, den intellectueel, begon op te drogen. En hij had, eigenlijk al van den beginne, den schrik van Australiëgekregen. Toen zij voor het eerst in de onbekende streek landden hadden zij de eenzaamheid van het weinig bevolkte Westen verkozen en waren in de buurt van Adelaïde te recht gekomen. Lovat Somers wilde niet beginnen met menschen te zien. Hij had genoeg van menschen. Toch stootte hem de onbegrensde, onbe woonde uitgestrektheid terug, zij scheen hem ongenaakbaar en verloren in haar grijze schemering. De hemel was onzegbaar zuiver, puur kristal, bleekblauw; maar de eindelooze lijn van grauw kreupelhout en heesters met hier en daar een opstekenden half verkoolden boom daartusschen door, die joeg hem een heillooze vrees aan. Een gewoon mensen kon zich afwenden, hij was dichter, hij moest de dingen die op hem af kwamen doorproeven, hij moest de geheele gamma van aandoe ningen die zich aanboden, doorloopen. Het was een spokenwoud, doode hoornen, gevallen hoornen?als lijken lagen en stonden ze daar; waar zich bladeren vertoonden staken ze als van grijsgroen ijzer. En stil ! nauwelijks een vogel, en die zonder geluid. Het was een wachten in gebonden angst. Waarop toch werd gewacht? Het was het geheim van het bosch, het vertrouwde het niemand toe. Hij wou het weten. Een nacht van volle maan wandelde hij alleen in de wildernis. Het was een kolossale maan, een geweldig electrisch licht, de stam men in den maneschijn stonden gebukt onder het donker glimmend gebladerte, alsof het de naakte primitieve inboorlingen waren. En geen geritsel van eenig geluid, geen spoor van leven. Ja toch iets. Iets van groote afmeting, iets verborgens, iets dat op de loer lag! Hij wandelde door, hij ging verder een mijl of zoo in de wildernis, en was juist bij een klompje gekomen van doode naakte boomen die onder het maanlicht als phosphoriseerden, toen de schrik van de wildernis hem overviel. Hem overweldigde. Hij had naar de helle maan gekeken, zonder daarbij te denken. En nu was er iets onder de hoornen, zijn haar begon te sidderen op zijn hoofd. Er was iets, hij voelde een tegen woordigheid. Hij keek vast naar de spokige boomtronken en de open verten van de eenzaamheid. Niets ! Niets met al ! Hij maakte een keer om naar huis te gaan. En eensklaps stonden zijn haren op en van angst was het een ijskou. Hij wist heel goed dat het niets was. Maar met een rilling van ijskou l.'iigs zijn rug, en zijn haren opstaand alsof hun wortels waren bevroren, wandelde hij voort naar huis, flink, zonder zich te haasten. Want hij wou niet bang zijn, al moest hij zijn schrik erkennen. Maar dat ijselijke ding in de wildernis ! Wat mocht het wel wezen? Het moest de demon zijn van de plaats. Iets dat tot vol leven was opgeroepen door die onnatuurlijke West-Australische maan. Het was de geest van de wildernis. Hij waakte en wachtte. Hij was hem op de hielen. Als het hem lustte had hij met een langen zwarten gestrekten arm hem kunnen grijpen. Maar neen; hij wachtte onvermoeid en aanhoudend op zijn slachtoffer. Hij loerde met de onverdrotenheid van tallouze eeuwen op zijn prooi, de myriaden van blanke indringers. Natuurlijk is het de vraag of men iets moet geven om de mooie aandoeningen van een dichter. De dichter zelf is er niet heel secuur op. Toch moet iemand voorzeker wel iets gevoelen onder zulk maanlicht. Lovat Somers was dien eersten volle maannacht in de West-Australische wildernis nooit geheel te boven gekomen, hij werd eraan herinnerd toen hij thans den avond door bracht in liet gemeubelde buitenhuisje (bun galow), waar hij te Sidney met zijn vrouw de eerste maanden hoopte te wonen. De stad was geen succes, hoe heerlijk het uitzicht was op de zee en de baai met haar schepenbedrijvigheid, de eentonige rijen van lage huisjes in de buitenwijken, ieder met hun afgeperkt tuintje en de heining die van de huurwoning scheidde, gaven een ordinair aanzien aan de nederzetting. In de stad zelf waren groote gebouwen en huizen van baksteen, maar niets eigenaardig» vertoonde zich. Lovat was neerslachtig als hij de straten doorkruiste. Hij beschuldigde de oude wereld niets meer in zich te hebben, maar was het niet eerder hij zelf, wien de echte levensgeest ontbrak? Hij troostte zich er mede, dat hij over drie maanden kon teruggaan. Zijn vrouw, Harriet Somers, drukte haar bevinding van Australiëuit door haar woord: het was net alsof dit jongste werelddeel nog niemand had gevonden om het lief te hebben. Er lag iets nuchters over. Als men maar niet met zijn buren hoefde om te gaan en in hun burgerlijkheid werd ondergedompeld ! Maar ja, of dit lot was te ontgaan ! Jack Collcott, opzichter in een fabriek van werktuigen en zijn vrouw Victoria, waren zonder dat het er speciaal op was aangelegd, door de omstandigheden, kan men zeggen, de huisvrienden geworden van de nieuw aangekomen Somers. De mannen speelden 's avonds hun partij schaak, de vrouwen musiceerden; de intimiteit nam wel dra zoo toe dat de Somers' een invitatie aannamen om buiten aan zee bij de anderen te gaan logeeren. Schijnt de vertelling van den roman niet banaal te worden? Dat is zij waarlijk toch niet. Met zijn non chalante manier van de dingen op te zetten is Lawrence, de auteur, een natuurlijk groot artist, al schijnt hij er geen moeite voor te doen. De betrekking tusschen de beide huis houdens baadt in een wondere atmosfeer van warmte, die de lezer moet gevoelen en van af Bescheidenheid, die zich evenzeer opdringt.. Hij heeft dadelijk gevoeld, Jack Collcott, de Australiër, dat hij in Lovat Somers den beschaafden Europeaan voor zich had, den man die hem altoos uit zekere reserve zou toespreken, met wien hij, zijn gelijke, zijn meerdere misschien in sommige opzichten, nooit geheel op kameraadschappelijkeii voet zou kunnen komen. En hij wilde dat toch, hij zocht het. Een zelfde verhouding, maar veel minder duidelijk uitgesproken, bestond tusschen de beide vrouwen. Lovat Somers erkende de qualiteiten van Jack, hij hield van hem, al kon hij zijn famifiariteiten, zijn hand op de schouder leggen, zijn tegen hem aan drukken, physisch niet goed uitstaan. Hij zag hem toenaderen en moest zijn enthousiasme wel ondergaan. Zie hen daar met hun beiden samenzitteu op een avond laat in de bungalow: Jack heeft een gewichtig gezicht opgezet, hij wil toonen dat niet alleen de voorbijgaande dingen van den dag hem aan 't hart liggen, hij heeft zijn ideeën over den algemeenen toestand van Australië: het staat zwak, dat jonge land, het zou hem niet verwonderen wanneer er een staatsbankroet volgde. - Zeg me, vroeg hij met een gezicht vol spanning, zoudt ge er erg tegen opzien, Het heeft niet zoo mogen wezen.. De heer Beelaerts kon zijne taak niet vol voeren. En in dien tusschentijd zijn de antirevolutionairen en de Katholieken een weinig gekalmeerd en tot het in zicht gekomen, dat het behoud der regeeringsmacht wel een offer van per soonlijke geraaktheden waard is. Dit zou men althans willen afleiden uit een artikel van De Standaard, waarin de vraag wordt geopperd, of het niet op den weg der Katholieke Kamer fractie had gelegen, nog eens te informeeren naar de eigenlijke bedoelingen van de antirevolutionaire fractie en de onderhandelingen voort te zetten. in plaats van ze bot af te breken. n de heer van Wijnbergen borduurt in De Tijd op hetzelfde stramien. Ook hij acht de mogelijkheid van een mis verstand niet uitgesloten; ook hij geeft te kennen, dat de beide partijen mis schien nog wel tot overeenstemming kunnen geraken, indien zij het debat niet voor gesloten blijven verklaren. Terwijl aldus van weerszijden de hand ter verzoening schijnt te worden uitgestoken, komt het bericht, dat de heeren Kooien en Nolens en Colijn we derom bij de Koningin zijn ontboden. Zal de coalitie dan toch worden her steld? Het zou voorbarig zijn, dit aan te kondigen. Het zooeven genoemde arti kel van den heer van Wijn bergen zou ook wel alleen een bewijs kunnen zijn, dat er in de vergadering van de Katholieke Kamerfractie geen een stemmigheid heeft geheerscht over het afbreken van de onderhandelingen; men moet afwachten, of de vlieger van het misverstand" zal opgaan. Maar, als het dan toch op een ver zoening moet uitloopen, laat die dan spoedig geschieden. De broedertwist en alleen die heeft de regecringsmachine reeds veel te lang doen stil staan. K ie R N K A M i> wanneer de boel naarden kelder «ing. Ge zond' er toch ook pleizer in hebben wanneer de macht van het geld, van het kapitaal werd gebroken, zoudt ge, of zoudt ge niet? Lovat keek in 't gretige gezicht.?Theo retisch misschien, antwoordde hij langzaam, maar in de werkelijkheid, daar heb ik geen opinie over. -- Naar den drommel met je theoretisch. Spreek als een man met gevoel in z'u pens. Zou je of zou je niet? - - Wel, Lovat begon te lachen, nu dan, ik zou... . Laat voor mijn part alles verrekken Je hand ! zei Jack en hij huilde bijna van aandoening, zie je ik wist wel dat we kame raden waren. Je bent niet met de midden klasse, en wie niet met hen is, is tegen hen. Mijn vader was een werkman, ik kom van werklieden. Wanneer iemand mijn sym pathie heeft dan zijn zij het. Jack keek hem met wijd open oogen aan. --- Het moest me eigenlijk niet vreemd zijn. Hoe zou ik direct zooveel voor u gevoeld, hebben, als het niet het gevoel was.... Lovat stond verwonderd; eigenlijk had hij zich nooit zoo eenzaam in de wereld ge vonden, als toen Jack maat met hem wilde zijn en er op aandrong zijn gevoelens met hem te deelen. Hij was hulpeloos daartegen over. Toch trilde hij mee niet den gloed. Eerst langzamerhand kon hij in Jack's ideeën treden. Toen de beic.e families s;,meii aan het zeestrand waren gaf zijn gezel hem een volledige verklaring. Men doet meesterlijke tooneelen absoluut onrecht door een nuchter verslag, maar hier moet het desniettemin voldoende zijn op te merken dat Jack het oog had op een ge heimen bond van Australiërs die, in een geest van het fascisme aaneengesloten op het geëigende moment zich meester wilden ma ken van den toestand en een autocratische regeling zouden treffen. Om zeker te staan had ieder zijn kameraad noodig met wien men in leven en dood was verbonden. Jack had zich Lovat uitgekozen, met hem voelde hij zich vereenigd door het lot - - hij had zich aan hem, als aan zijn meerdere gewijd. Lovat had in zijn fantasiën wel gedacht aan een verbroedering ten behoeve van een grootsch werk. Maar het was toch geheel iets anders geweest dan wat nu voor hem stond, zijn samengaan met Jack. Wie zou de leiding op zich nemen van het geheel, wie was de chef? Jack noemde een hem onbekenden naam: Kangaroe. W. G. C. B ij v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl