Historisch Archief 1877-1940
.
N°. S4S5
Zaterdag 15 December
A°1983
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren i H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie t C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. Herstelden coalitie, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door
Dr. W. G. C. Byvanck 2. Wat nu? teekening
door Jordaan Indexcijfers, door Jhr. J.
de Bosch Kemper Israel's wezen en willen,
door J. Ornstein-Hoofiën 3. De inter
nationale puzzle, door Brandaris Vol au
Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrou
wen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden,
door Annie Salomons Mooi werk, door
A. Louise van Bevervoorde van Rappard
Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse
6. Salon d'Automne, door Conrad Kickert
Nieuwe Fransche boeken, door Dr. Joh.
Tielrooy 7. Financien, door Paul Sabel
Dierstudie, door H. Verstijnen Schilder
kunstkroniek, door Mr. M. F. Hennus 8.
Tunis, door Is. van Mens Spreekzaal
Dramatische1' Kroniek, door Top Naeff
9. De uitslag der verkiezingen in Engeland,
teekening door Joh. Braakensiek
RuizeRijmen en Charivaria, door Charivarius, met
teekeningen door J. W. Bloem Boekbespre
king, door Herman Middendorp. Onze
Puzzle 10. Winter, teekening door George
van Raemdonck Krekelzang, door J. H.
Speenhoff Muziek in de Hoofdstad, door
C. van Wessem Uit het Kladschrift van
Jantje Brieven uit Soetoekoekianda, door
Barbarossa Omslag: Rietje's graf je, door
Nelly van Oostveen.
Bijvoegsel: De Kabinetscrisis, teekening
door Joh. Braakensiek.
HERSTEL DER COALITIE?
Ook de tweede poging tot Kabinets
formatie is op een mislukking
uitgeloopen. De lieer Beelaerts van Blokland
heeft, evenals de heer Kooien reeds
gedaan had, er het bijltje bij moeten
neerleggen.
Waarom?
Dit weet men voorloopig nog niet.
In Nederland zijn wij nog niet zoo ver,
dat de redenen, waarom iemand die
tot Kabinetsformateur was aangewe
zen, in zijne taak niet kon slagen,
onmiddellijk publiek worden gemaakt.
Wel werd bekend, dat de heer Bee
laerts gestruikeld was over de moeilijk
heid om een minister van financiën te
vinden, maar daarmede is nog maar
een tipje opgelicht van den sluier, die
er over de door hem gevoerde bespre
kingen hangt.
Heeft hij, zooals men mocht ver
wachten dat hij zou doen, eerst een
program van regeeringsbeleid voor een
door hem te vormen Kabinet vast
gesteld en bleek hem daarna de on
mogelijkheid om een stel ministers bij
een te brengen, die op dezen koers
met hem zee wilden kiezen?
Zoo men echter geloof mag slaan aan
de mededeeling van den Haagschen
correspondent van de N. Rott. Cour.,
is ,,een bekend Kamerlid, tot wien de
heer Beelaerts zich in verband met de
bezetting van een zeer belangrijk de
partement had gewend en met wien
hij meer dan n onderhoud had gehad,
niet alleen volkomen onkundig gebleven
van het bestaan van zulk een program",
maar zou de heer Beelaerts het zelfs
niet als een dringenden eisch hebben
beschouwd, er een te ontwerpen.
Men zal een bevestiging van de juist
heid van dit bericht moeten afwachten;
zoo het waar blijkt te zijn, kan men
geen hoogen dunk opvatten van den
ernst, waarmede de heer Beelaerts
zijne taak heeft opgevat.
Evenzeer als men in onzekerheid
verkeert over het al of niet bestaan
van zijn program, en, zoo hij dit had,
over den inhoud daarvan, tast men nog
in het duister als men de vraag wil
beantwoorden: is het zijn streven
geweest een Kabinet te formeeren,
dat boven, of, zoo men wil, naast de
politieke partijen stond?
Dat hij overleg had gepleegd met
de rechtsche partijen, werd al spoedig
gemeld. Maar het is zeker, dat hij ook
onder de mannen van links naar mede
werkers heeft gezocht. Dit staat vast
ten opzichte van Mr. R. J. H. Patijn;
al heeft deze geen vrijheid gevonden,
aan de pers mededeeling te doen van
wat er tusschen hem en den heer
Beelaerts was verhandeld, zoolang deze
laatste het oogenblik nog niet gekomen
achtte om publiciteit te geven aan zijn
ervaringen, de heer Patijn heeft toch
erkend, dat de heer Beelaerts met hem
besprekingen heeft gevoerd. Ook de
naam van den vroegeren minister van
financiën Mr. van Gijn is genoemd als
een dergenen, bij wie de heer Beelaerts
tevergeefs zou hebben aangeklopt.
Maar over de zaak, waarop het
aankomt: hoe luidde het program
van den heer Beelaerts? waarom heeft
hij niet de noodige medewerking ge
kregen? lag dit aan zijn program, of
kon hij geen bekwame mannen bereid
vinden zich beschikbaar te stellen voor
een benoeming tot minister daarover
kan men alleen gissingen maken.
En toch is het noodig, dat aan die
onzekerheid spoedig een einde komt.
Vooral wanneer er straks wat op
dit oogenblik niet tot de onwaarschijn
lijkheden behoort toch weer een
Kabinet zal optreden, dat uitsluitend
uit de partijen van rechts is voort
gekomen. Welke partijen dan wel de
allures zullen aannemen, dat alleen
zij het land uit de verlegenheid kunnen
redden. Dan zal moeten blijken of
de heer Beelaerts den juisten weg heeft
ingeslagen om het doel te bereiken,
dat hij zich moest stellen, toen het den
heer Kooien mislukt was een Kabinet
uit de rechtsche partijen te formeeren.
Naar de redenen van die mislukking
behoeft men niet meer te gissen. Sinds
de publicatie van de briefwisseling,
die tusschen den heer Nolens en den
heer Rutgers is gevoerd, in hunne
kwaliteit van voorzitter resp. der
Katholieke en der anti-revolutionaire
Kamerfractie, heeft men het volle
recht te zeggen, dat de
antirevolutionairen het er op hebben aangestuurd,
de coalitie te verbreken.
Aan tegemoetkoming van den kant
der Katholieken heeft het niet ontbro
ken.
De heer Kooien had de hulp vanden
heer Nolens ingeroepen om zijn pad te
effenen. Zoo dikwijls was deze voor de
coalitie reeds een eerste hulp bij onge
lukken geweest; aan hem was het
toevertrouwd, olie te storten op de
golven, die bij Colijn's vereerders zoo
lioog gingen.
Hij ontwierp dan ook een verklaring,
waarmede de antirevolutionairen ge
noegen hadden moeten nemen, indien
zij hun toorn niet bot hadden willen
vieren, maar een offer hadden willen
brengen aan het immers ook door hen
steeds erkende hoogere belang van een
op gemeenschappelijke Christelijke be
ginselen steunende regeering.
In plaats daarvan stuurden zij den
heer Nolens een briefje thuis, zóó uit
de hoogte, zóó eigengereid, dat zij zich
er blijkbaar in verkneukelden om de
capitulatie voor de Katholieke
Kamerclub zoo moeilijk mogelijk te maken.
Over het principieel verwerpelijke
van deze onderhandelingen tusschen
twee Kamerclubs over een aan de Re
geering op te leggen programma, worde
hier gezwegen. Het orgaan der
christelijk-historische partij heeft daar reeds
den vinger opgelegd, toen het schreef:
Het opstellen van een zoodanig pro
gram is toch niet de taak eerier Kamer
fractie. Gesteld dat de
RoomschKatholieke club de-drie eischen had
aanvaard, wat bleef dan over van de
Schilderijententoonstelling Is. van Mens
Onze tentoonstelling van schilderijen, aquarellen en teekeningen
door
Is. VAN MENS
in Tunis vervaardigd, is op werkdagen geopend van 10?4 uur
en op Zondag van 2?5 uur. Zij wordt gehouden in gebouw Heystee,
Heerengracht 545?549, Amsterdam en is voor de lezers van ,,De
Amsterdammer" kosteloos toegankelijk.
eigen verantwoordelijkheid van den erkende bezuiniging tot stand te
breiiKabinets-formateur en van het toe
komstig Kabinet? Moesten ook deze
zich neerleggen bij het door een groep
Kamerleden opgestelde program? Eer
lijk gezegd, het schijnt ons de verkeerde
wereld. En wij gelooven niet, dat een
staatsman, die zich zelf respecteert,
met zoodanige marschorder in den
ransel den veldtocht zou willen be
ginnen".
Intusschen, niet om zulke redenen
heeft de Katholieke Kamerclub gewei
gerd zich aan de drie eischen te onder
werpen; indien deze fractie de
principieele bedenkingen van De Nederlander
deelde, zou zij immers de onderhande
lingen niet hebben aangeknoopt. Neen,
de eisch om het geheele bezuinigings
programma van Colijn over te nemen
daarop kwam de tweede voorwaarde
immers neer: de concessie om een be
paalden maatregel daarvan te mogen
vervangen door een anderen, mits hij
slechts evenveel aan bezuiniging op
leverde, was een concessie in schijn,
omdat de goedkeuring door de anti
revolutionairen werd voorbehouden
die eisch is den Katholieken klaarblij
kelijk te machtig geweest.
i-, En ook kunnen zij zich weinig goeds
beloofd hebben van verdere samen
werking met een partij, die zoo duide
lijk te kennen gaf dat haar aan het be
houd daarvan weinig gelegen was.
Zoo hokte het dus. En de heer
Kooien moest aan de Koningin be
richten, dat er geen ministerie uit de
rechtsche coalitie kon worden gevormd,
omdat die coalitie verbroken was.
Voor het oogenblik en twee weken
geleden hebben wij hier den wensen ge
motiveerd, dat het voor altijd zou zijn.
De opdracht van de Kabinets
formatie aan den heer Beelaerts scheen
de kans te openen, dat er, bij wijze van
overgang tot een uit een nieuwe partij
vorming voortgekomen regeering, een
ministerie zou optreden, dat zich alleen
ten doel zou stellen de door bijna alle
staatkundige partijen als noodzakelijk
nu HUI IHI umi iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiii i n
:/ TyocËNCDfËN'vJ
Hir '-y'hiY?. . l f,,.'. M. A:
KANGAROO
I
Zoo heet een nieuwe roman van D. H.
Lawrence; het is niet de naam van een dier,
maar van een persoon en doet dienst als een
representant van Australië.
Men wil tegenwoordig hooren van Lawrence;
eerst stond hij een weinig apart van de
Engelsche beschaving en men luisterde naar zijn
oordcel met een qualificatie: iets in den
trant van Bernard Shaw, nu is hij al meer en
meer een autoriteit geworden.
Zijn bruuske directe manier van aanpakken
maakt effect, zijn nonchalance om de aan
dacht van zijn gehoor vast te houden schrikt
niet meer af. Wanneer hij den hoofdpersoon
van zijn verhaal, want een held kan men
hem moeilijk noemen zijn eerste stappen
laat zetten in Sidney, dat als hoofdstd van
Australiëmag gelden, dan is het niet de
indruk welken hij krijgt, die wordt beschreven,
maar de indruk dien hij maakt op een paar
van de inheemsche Sidneyers, lui op het
gras van het park liggend voor hun twaalf
uurtje. Toch voelen wij die enkele toetsen
als noodzakelijke trekken van de voorstelling.
Wij behoeven niet lang te wachten om
den dominanten toon te vernemen van liet
geheel.
Lovat Somers was een Engelschman van
mindere afkomst, die zijn positie in de wereld
aan zich zelf en zijn letterkundige werkzaam
heid had te danken, een manneke misschien
in vergelijking van de stoere Australiërs,
toch wel in staat orn door zijn oogen en zijn
brein zijn eer op te houden in een vreemde we
reld. De oorlog, en de toestand van Europa
dadelijk volgend op den oorlog, had hem tot
de overtuiging gebracht dat het met het oude
werelddeel was gedaan. Het was flets inge
zakt, de geest was er uit.
Hij zocht een nieuwe omgeving en een
reine, zuivere lucht. Met zijn vrouw was
hij naar Australiëgetrokken in de hoop op
een ingeving. De echtgenoote zou geen hin
derpaal wezen; zij, van wat beter oorsprongs
kaliber, was flink en natuurlijk en wist zich
gemakkelijk aan de omstandigheden aan te
passen. Hij daarentegen kon zich niet op
eenmaal thuis voelen, de bron van zijn illusies,
van hem, den intellectueel, begon op te drogen.
En hij had, eigenlijk al van den beginne, den
schrik van Australiëgekregen.
Toen zij voor het eerst in de onbekende
streek landden hadden zij de eenzaamheid
van het weinig bevolkte Westen verkozen
en waren in de buurt van Adelaïde te recht
gekomen. Lovat Somers wilde niet beginnen
met menschen te zien. Hij had genoeg van
menschen.
Toch stootte hem de onbegrensde, onbe
woonde uitgestrektheid terug, zij scheen hem
ongenaakbaar en verloren in haar grijze
schemering. De hemel was onzegbaar zuiver,
puur kristal, bleekblauw; maar de eindelooze
lijn van grauw kreupelhout en heesters met
hier en daar een opstekenden half verkoolden
boom daartusschen door, die joeg hem een
heillooze vrees aan. Een gewoon mensen kon zich
afwenden, hij was dichter, hij moest de
dingen die op hem af kwamen doorproeven,
hij moest de geheele gamma van aandoe
ningen die zich aanboden, doorloopen. Het
was een spokenwoud, doode hoornen, gevallen
hoornen?als lijken lagen en stonden ze daar;
waar zich bladeren vertoonden staken ze
als van grijsgroen ijzer. En stil ! nauwelijks
een vogel, en die zonder geluid. Het was een
wachten in gebonden angst. Waarop toch
werd gewacht? Het was het geheim van het
bosch, het vertrouwde het niemand toe.
Hij wou het weten.
Een nacht van volle maan wandelde hij
alleen in de wildernis. Het was een kolossale
maan, een geweldig electrisch licht, de stam
men in den maneschijn stonden gebukt
onder het donker glimmend gebladerte,
alsof het de naakte primitieve inboorlingen
waren. En geen geritsel van eenig geluid,
geen spoor van leven.
Ja toch iets. Iets van groote afmeting,
iets verborgens, iets dat op de loer lag!
Hij wandelde door, hij ging verder een
mijl of zoo in de wildernis, en was juist bij
een klompje gekomen van doode naakte
boomen die onder het maanlicht als
phosphoriseerden, toen de schrik van de wildernis
hem overviel. Hem overweldigde.
Hij had naar de helle maan gekeken, zonder
daarbij te denken. En nu was er iets onder
de hoornen, zijn haar begon te sidderen op
zijn hoofd. Er was iets, hij voelde een tegen
woordigheid. Hij keek vast naar de spokige
boomtronken en de open verten van de
eenzaamheid. Niets ! Niets met al ! Hij maakte
een keer om naar huis te gaan. En eensklaps
stonden zijn haren op en van angst was het
een ijskou. Hij wist heel goed dat het niets
was. Maar met een rilling van ijskou l.'iigs
zijn rug, en zijn haren opstaand alsof hun
wortels waren bevroren, wandelde hij voort
naar huis, flink, zonder zich te haasten.
Want hij wou niet bang zijn, al moest hij zijn
schrik erkennen.
Maar dat ijselijke ding in de wildernis !
Wat mocht het wel wezen? Het moest de
demon zijn van de plaats. Iets dat tot vol
leven was opgeroepen door die onnatuurlijke
West-Australische maan. Het was de geest
van de wildernis. Hij waakte en wachtte.
Hij was hem op de hielen. Als het hem
lustte had hij met een langen zwarten
gestrekten arm hem kunnen grijpen. Maar neen;
hij wachtte onvermoeid en aanhoudend op
zijn slachtoffer. Hij loerde met de
onverdrotenheid van tallouze eeuwen op zijn prooi,
de myriaden van blanke indringers.
Natuurlijk is het de vraag of men iets
moet geven om de mooie aandoeningen van
een dichter. De dichter zelf is er niet heel
secuur op. Toch moet iemand voorzeker wel
iets gevoelen onder zulk maanlicht.
Lovat Somers was dien eersten volle
maannacht in de West-Australische wildernis
nooit geheel te boven gekomen, hij werd eraan
herinnerd toen hij thans den avond door
bracht in liet gemeubelde buitenhuisje (bun
galow), waar hij te Sidney met zijn vrouw
de eerste maanden hoopte te wonen.
De stad was geen succes, hoe heerlijk het
uitzicht was op de zee en de baai met haar
schepenbedrijvigheid, de eentonige rijen
van lage huisjes in de buitenwijken, ieder
met hun afgeperkt tuintje en de heining
die van de huurwoning scheidde, gaven een
ordinair aanzien aan de nederzetting. In
de stad zelf waren groote gebouwen en
huizen van baksteen, maar niets eigenaardig»
vertoonde zich.
Lovat was neerslachtig als hij de straten
doorkruiste. Hij beschuldigde de oude wereld
niets meer in zich te hebben, maar was het
niet eerder hij zelf, wien de echte levensgeest
ontbrak? Hij troostte zich er mede, dat hij
over drie maanden kon teruggaan. Zijn vrouw,
Harriet Somers, drukte haar bevinding van
Australiëuit door haar woord: het was
net alsof dit jongste werelddeel nog niemand
had gevonden om het lief te hebben. Er lag
iets nuchters over.
Als men maar niet met zijn buren hoefde
om te gaan en in hun burgerlijkheid werd
ondergedompeld !
Maar ja, of dit lot was te ontgaan !
Jack Collcott, opzichter in een fabriek
van werktuigen en zijn vrouw Victoria,
waren zonder dat het er speciaal op was
aangelegd, door de omstandigheden, kan
men zeggen, de huisvrienden geworden van
de nieuw aangekomen Somers. De mannen
speelden 's avonds hun partij schaak, de
vrouwen musiceerden; de intimiteit nam wel
dra zoo toe dat de Somers' een invitatie
aannamen om buiten aan zee bij de anderen te
gaan logeeren.
Schijnt de vertelling van den roman niet
banaal te worden?
Dat is zij waarlijk toch niet. Met zijn non
chalante manier van de dingen op te zetten
is Lawrence, de auteur, een natuurlijk groot
artist, al schijnt hij er geen moeite voor te
doen. De betrekking tusschen de beide huis
houdens baadt in een wondere atmosfeer van
warmte, die de lezer moet gevoelen en van
af Bescheidenheid, die zich evenzeer opdringt..
Hij heeft dadelijk gevoeld, Jack Collcott,
de Australiër, dat hij in Lovat Somers den
beschaafden Europeaan voor zich had, den
man die hem altoos uit zekere reserve zou
toespreken, met wien hij, zijn gelijke, zijn
meerdere misschien in sommige opzichten,
nooit geheel op kameraadschappelijkeii voet
zou kunnen komen. En hij wilde dat toch,
hij zocht het.
Een zelfde verhouding, maar veel minder
duidelijk uitgesproken, bestond tusschen de
beide vrouwen.
Lovat Somers erkende de qualiteiten
van Jack, hij hield van hem, al kon hij zijn
famifiariteiten, zijn hand op de schouder
leggen, zijn tegen hem aan drukken, physisch
niet goed uitstaan. Hij zag hem toenaderen
en moest zijn enthousiasme wel ondergaan.
Zie hen daar met hun beiden samenzitteu
op een avond laat in de bungalow: Jack
heeft een gewichtig gezicht opgezet, hij wil
toonen dat niet alleen de voorbijgaande
dingen van den dag hem aan 't hart liggen,
hij heeft zijn ideeën over den algemeenen
toestand van Australië: het staat zwak,
dat jonge land, het zou hem niet verwonderen
wanneer er een staatsbankroet volgde.
- Zeg me, vroeg hij met een gezicht vol
spanning, zoudt ge er erg tegen opzien,
Het heeft niet zoo mogen wezen.. De
heer Beelaerts kon zijne taak niet vol
voeren. En in dien tusschentijd zijn de
antirevolutionairen en de Katholieken
een weinig gekalmeerd en tot het in
zicht gekomen, dat het behoud der
regeeringsmacht wel een offer van per
soonlijke geraaktheden waard is.
Dit zou men althans willen afleiden
uit een artikel van De Standaard,
waarin de vraag wordt geopperd, of het
niet op den weg der Katholieke Kamer
fractie had gelegen, nog eens te
informeeren naar de eigenlijke bedoelingen
van de antirevolutionaire fractie en
de onderhandelingen voort te zetten.
in plaats van ze bot af te breken.
n de heer van Wijnbergen borduurt
in De Tijd op hetzelfde stramien. Ook
hij acht de mogelijkheid van een mis
verstand niet uitgesloten; ook hij geeft
te kennen, dat de beide partijen mis
schien nog wel tot overeenstemming
kunnen geraken, indien zij het debat
niet voor gesloten blijven verklaren.
Terwijl aldus van weerszijden de
hand ter verzoening schijnt te worden
uitgestoken, komt het bericht, dat de
heeren Kooien en Nolens en Colijn we
derom bij de Koningin zijn ontboden.
Zal de coalitie dan toch worden her
steld?
Het zou voorbarig zijn, dit aan te
kondigen. Het zooeven genoemde arti
kel van den heer van Wijn bergen
zou ook wel alleen een bewijs kunnen
zijn, dat er in de vergadering van de
Katholieke Kamerfractie geen een
stemmigheid heeft geheerscht over het
afbreken van de onderhandelingen; men
moet afwachten, of de vlieger van het
misverstand" zal opgaan.
Maar, als het dan toch op een ver
zoening moet uitloopen, laat die dan
spoedig geschieden. De broedertwist
en alleen die heeft de
regecringsmachine reeds veel te lang doen stil
staan.
K ie R N K A M i>
wanneer de boel naarden kelder «ing. Ge zond'
er toch ook pleizer in hebben wanneer de
macht van het geld, van het kapitaal werd
gebroken, zoudt ge, of zoudt ge niet?
Lovat keek in 't gretige gezicht.?Theo
retisch misschien, antwoordde hij langzaam,
maar in de werkelijkheid, daar heb ik geen
opinie over.
-- Naar den drommel met je theoretisch.
Spreek als een man met gevoel in z'u pens.
Zou je of zou je niet?
- - Wel, Lovat begon te lachen, nu dan,
ik zou... . Laat voor mijn part alles verrekken
Je hand ! zei Jack en hij huilde bijna van
aandoening, zie je ik wist wel dat we kame
raden waren. Je bent niet met de midden
klasse, en wie niet met hen is, is tegen hen.
Mijn vader was een werkman, ik kom
van werklieden. Wanneer iemand mijn sym
pathie heeft dan zijn zij het.
Jack keek hem met wijd open oogen aan.
--- Het moest me eigenlijk niet vreemd zijn.
Hoe zou ik direct zooveel voor u gevoeld,
hebben, als het niet het gevoel was....
Lovat stond verwonderd; eigenlijk had
hij zich nooit zoo eenzaam in de wereld ge
vonden, als toen Jack maat met hem wilde
zijn en er op aandrong zijn gevoelens met
hem te deelen. Hij was hulpeloos daartegen
over. Toch trilde hij mee niet den gloed.
Eerst langzamerhand kon hij in Jack's
ideeën treden. Toen de beic.e families s;,meii
aan het zeestrand waren gaf zijn gezel hem
een volledige verklaring.
Men doet meesterlijke tooneelen absoluut
onrecht door een nuchter verslag, maar hier
moet het desniettemin voldoende zijn op
te merken dat Jack het oog had op een ge
heimen bond van Australiërs die, in een
geest van het fascisme aaneengesloten op het
geëigende moment zich meester wilden ma
ken van den toestand en een autocratische
regeling zouden treffen. Om zeker te staan
had ieder zijn kameraad noodig met wien
men in leven en dood was verbonden. Jack
had zich Lovat uitgekozen, met hem voelde
hij zich vereenigd door het lot - - hij had zich
aan hem, als aan zijn meerdere gewijd.
Lovat had in zijn fantasiën wel gedacht
aan een verbroedering ten behoeve van een
grootsch werk. Maar het was toch geheel
iets anders geweest dan wat nu voor hem
stond, zijn samengaan met Jack.
Wie zou de leiding op zich nemen van het
geheel, wie was de chef? Jack noemde een
hem onbekenden naam: Kangaroe.
W. G. C. B ij v A N c K