Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND
15 Dec. '23. - No. 2425
TUNIS
(met teekeningen voor de Amsterdammer"door
Is. van Mens)
IV (Slot)
DE BEDELAARS
Het is heel moeilijk om precies te vertellen
hoe en wat een Arabische bedelaar eigenlijk
is en alles is misschien niet overeenkomstig de
waarheid wat ik vertellen zal, want een bede
laar heeft een zeer beperkt aantal woorden om
met een vreemdeling te converseeren. ^
Noodig voor hem is dat ook wel niet; zijn
vies en haveloos uiterlijk en een uitgestoken
hand zeggen genoeg.
De bedelaars zijn ongelooflijk talrijk. Voor
namelijk in het Arabische gedeelte van de
stad, waar men geen stap kan verzetten zonder
een bedelaar tegen te komen. Daaruit zou
men kunnen opmaken, dat het bedelen een
vak is als zoovele andere; voor de meesten
onder hen is het wel een vak uit noodzaak;
dezen zijn blind, zij dwalen hulpeloos door de
straten, om de weinige sou's in te zamelen, die
zij voor hun schamel bestaan behoeven en als
zij die eenmaal bij elkaar hebben, geven zij
zich weinig moeite meer om overtollige rijk
dommen machtig te worden.
Dit zijn de wandelende bedelaars, de bede
laars, die door de stad zwerven, de oude stad
en ook wel in het europeesche gedeelte langs
de cafe's. Het klinkt misschien wonderlijk
wanneer ik spreek van wandelende of
zwervende bedelaars. Voor mij zelf heb ik
hen verdeeld in de wandelende, de staande
en de zittende bedelaars, de bedouïnen niet
meegerekend, want dat zijn geboren en lastige
bedelaars en daar voel ik niets voor. Zij wan
delen, zitten en staan, alles tegelijk, want een
bedouïne, (het zijn uitsluitend de vrouwen die
bedelen) heeft altijd drie, vier kinderen bij zich,
die ronddwarrelen door de menigte, en nog
een zuigeling op den schoot of op den rug in
een doek om medelijden op te wekken. Geeft
men een van de kinderen iets dan komen
oogenblikkelijk alle andere, die een vreemdeling
achtervolgen zoolang tot hij het woord, barra'
of emshy" geleerd heeft, dat beide ,,ga weg"
beteekent Ik heb maar een keer aan een
bedouine iets gegeven en nadien nooit meer,
al kan ik er niet goed tegen dat iemand
merci", merci beaucoup" zegt, wanneer
men niets geeft.
l Ik]houd van zwijgende bedelaars wien men een
aalmoes geeft alleen omdat men ze ziet, ik houd
van bedelaars, die niet vragen, maar waaraan
men ziet dat zij dankbaar zullen aannemen,
wanneer men iets geeft; en van deze bedelaars
zijn er velen in Tunis. Zij zwerven door
destraBlinde bedelaar
ten, hulpeloos strompelend, zoekend met hun
stok, somtijds een eentoonig, maar droevig
lied zingend; zij staan uren lang met uitge
stoken hand, op een straathoek, of zitten aan
den ingang van een kerk of mosquée; zij zwer
ven, staan, of zitten zoolang tot zij het weinige
noodige hebben gekregen en dan. ziet men ze
niet meer; dan bedelen zij niet meer en later
vindt men ze terug aan den ingang van eene
,,Zaouïa" (begraafplaats) of van eene mosquée
waar zij neergehurkt zitten, droevig voor zich
uit-starend met zorgelijke trekken.
Zij zijn daar met groepen bijeen, de
meesten zien niet, wat om hen heen ge
beurt; sommigen verkoopen brooden aan
liefdadige menschen, die naar de mosquée
gaan en een brood geven aan een bedelaar en
de bedelaar is op zijn beurt menschlievend en
liefdadig, want hij breekt het brood in stuk
ken en geeft er van aan zijne lotgenooten die
om hem heen zitten. Eene bedelares komt
aandragen met eene schotel kous kous," die
zij heeft klaargemaakt. Zij zet zich neer bij
een groepje en begint met de handen te eten
en de omzittende eten mee; ieder grijpt inden
schotel en als er overblijft wordt de rest door
gegeven. Zoo heeft ieder wat, als is het maal
dan ook sober; de een heeft brood, de ander
vruchten.een derde deelt van
opgezamelde,weggeworpen sigareneindjes. Vele bedelaars geven
den indruk,dat zij steeds maar rustig zitten
voor hun mosquée en nooit bedelen, 's Avonds,
Is. VAN MENS
Rustende bedelaars
Pauze en overpeinzing.
III
Elk jaar om dezen tijd komt er voor de
toeschouwers en voor de geduldige lezers
van tooneelrecensies, verademing. De ge
meentelijke prijsuitdeeling heeft dan zijn
beslag gekregen, en daarmee is het ergste
gevaar voor de kunstzinnige
mislukkingenin-grooten-stijl geweken. Van den overvloed
van premières stierf het overtollig deel
een zachten dood; een der in September j.l.
onder de gebruikelijke artistieke voorspiege
lingen opgerichte gezelschappen besloot zijn
kortstondig bestaan onder het motto Von
Morgens bis Mitternachts", en de
bezwaarlijkste buitenlanders reisden af. Met de
boterletters kwamen inmiddels de gezellige oude
blijspelen weer op de planken, de beminne
lijke Miss Hobbs" en Groote Stadslucht",
dat, met de Candidatuur van Bommel" en
de Sabijnsche Maagdenroof", alreeds klassiek
mag heeten; spelen, die ook als vertooning
uitmunten en dientengevolge repertoire hou
den. Gegeven den korten tijd van voorberei
ding, die, bij de huidige concurrentie gemid
deld voor elk stuk kan worden vrijgemaakt,
moeten wij vooral die stukken waardeeren,
waarin de acteurs steun vinden in een goede
traditie, zij het op eenvoudige schaal, en
niemand boven zijn geestelijke portee be
hoeft te reiken. Aan meer verheven werken
kan het publiek alleen dan wat hebben,
wanneer een regisseur, die bij machte is
deze werken aanschouwelijk te maken op
het plan waarop ze door den dichter zijn
gedroomd, tijd en gelegenheid vindt de spelers
tot deze hoogte op te voeren; halfslachtige
vertooningen op kosten der grooten-met-de
pen kan men beter nalaten. Met de aankon
diging mag een korte bluf worden geslagen,
slechts de allernaïefstcn op dit gebied zullen
aan dien bluf op zich zelf kunstwaarde"
hechten, en het publiek bijt er dan toch niet
in.
Het publiek komt niet om de stukken,
het komt om de stukken-in-de-vertooning;
in dit opzicht laat het zich nooit van de wijs
brengen en geen geestdriftig criticus preekt
de menschen naar een meesterwerk der litte
ratuur indien datgene wat den toeschouwers
op naam van dien meester geboden wordt,
niet tot hen spreekt met machtige stem.
Het is,wanneer het seizoen ons een oogenblik
van bezinning laat, waarlijk niet moeilijk
om uit te vinden waar alle schoenen wringen,
al valt daar zoolang men de overproductie
en de beunhazerij wil bevorderen, in plaats
de superieure tooneelkunst, waarop ons land
qualitatief trotsch kan zijn, ertegen te verdedi
gen, niets aan te veranderen. En dan moet men
het feitelijk nog als een gezond verschijnsel be
schouwen, dat het publiek zich afkeert van
een kunst, die in zoo vele gevallen knollen
voor citroenen verkoopt.
Intusschen, als ieder en alles maar eens een
klein beetje op zijn werkelijke waarde werd
geschat, hoe zou ons tooneel er langs alle
kanten bij winnen ! In oogenblikken van
bezinning vraag ik me ook altijd af: waar
blijven toch de oorspronkelijke stukken, die
succes hebben gehad, en die dit opnieuw zou
den hebben mits de gezelschappen er de aan
dacht warm voor wilden houden door
weiverzorgde reprises? Deze reprises zouden door
geen Bonden" behoeven te worden aanbe
volen, aangezien ze voor zichzelf spraken.
Waarom speelt bijv. geen onzer gezelschappen
meer die charmante satyre van Jo Goedhart
Becker: Het laatste stadium"? De steun
pilaren van het Rotterdamsch tooneel hebben
het geestig spel gespeeld in een stijl, aangepast
aan hun jaren, en het was desniettemin een
kostelijke a^ind. Doch hoeveel gelegenheid
was er geweest sindsdien, hier of daar, het
stuk eens tot zijn volle recht te brengen in de
jeugdige bezetting die het vraagt.
Wij bezitten in Kwakzalvers" van Henri
Dekking een voortreffelijke klucht, van het
begin tot het einde onderhoudend en om
de, door mevrouw Mann en Schulze
medegecreëerde hoofdfiguren, een oprecht Hollandsen
en nog altijd up-to-date zedenspel. Niet
minder gaarne dan Miss Hobbs" en Groote
Stadslucht" zouden we Kwakzalvers" in
een goede vertooning gehandhaafd zien.
Verleden winter werd enkele malen in Den
Haag en elders, nmaal, als ik me wel her
inner, in Amsterdam, Teirlinek's Vertraagde
film" opgevoerd. Heeft ieder, die belangsteltin
het tooneel in het bijzonder zij die zich boven
de klucht" verheven voelen en zweren bij de
als de deuren van de Mosquée gesloten worden,
wikkelen zij zich in hun lompen. In een
lange rij liggen .zij langs den muur op straat
en slapen tot dat den volgenden morgen de
honger hen wekt; dan trekken zij uit met hun
stok, gaan van een arabisch restaurant naar
een beignet-bakkerijtje, vragen hun aalmoes,
en overal ligt een voorraad klaar van resten,
mislukte of overgebleven beignets. De baas
van het kleine armelijk uitziend restaurant of
van het bakkerijtje heeft voor ieder die komt
zijn kleine gave, die hij geeft alsof het zijn
plicht is, want geen komt vergeefs. Zoo gaan
zij van den een naar den ander tot hun honger
gestild is, en daarna naar hun buurt, naar hun
staan- of zitplaats, want ieder heeft zoo zijn
eigen hoekje wat hij blijkbaar prefereert, al
geloof ik niet, dat de bedelaars elkaar beschou
wen als concurrenten. Allen zijn gelijk en
leven met elkaar. Door een gegoede wordt hij
niet beschouwd als iemand die leeft van een
ander of lastig is, maar als iemand die een vak
heeft, wat nu eenmaal bestaat, hij spreekt
of schertst met hem, helpt een blinde of onge
lukkige waar dat noodig mocht zijn en geeft
hem zijn dagelijksche kleine gave.
De bedelaars achten iemand die niet bede
len kan hoewel het mij, als je't van jongsaf
gewend bent, gemakkelijker voorkomt dan
schilderen min of meer minderwaardig. Het
volgend verhaal, dat mij van onbetrouwbare
zijde werd medegedeeld, demonstreert dit
wel op duidelijke wijze.
De dochter van een, in zijn kringen zeer ge
acht en gezien, bedelaar, had haar hart ver
pand aan een rijken, voornamen Tunesier.
Hij wenschte de bedelaarsdochter te huwen,
maar stuitte op onwil bij den aanstaanden
schoonvader. Deze wilde zijn kind alleen
toevertrouwen aan den man, die getoond had
een bedelaar te zijn. De Tunesiër gevoelde voor
de bezwaren van den ouden heer; hij leende
van hem wat doet men al niet ter wille van
de liefde! een toepasselijk costuum en
bootste bedriegelijk den bedelaar na. Het eer
ste ontvangen geldstuk bracht hij opgetogen
aan zijn verloofde en de vader gaf zijn zegen.
Ik zou gaarne meer van hen hebben willen
weten, nu weet ik niet veel; maar het heeft
mij goed gedaan dat er een mij de hand kuste,
toen ik hem op den dag van mijn afscheid van
Tunis wat meer gaf dan gewoonlijk.
Blinde bedelaar
neele kicken oplevert. Dat is even erg als
b.v. het feit dat een tooneelschrijver die niets,
maar dan ook absoluut niets van het
timmervak afweet, een goed tooneelstuk schrijft
waarmede hij dan naam maakt.
He herinner me, dat journalisten (ik bedoel
echte) maanden lang om het buiten van den
Duitsche vluchteling Wilhelm van Doorn
doolden om te zien hoe de onttroonde vorst
liep en wat voor pak hij droeg. Tot op een
mooien dag zoo'n kiekjournalist kwam die
zich met z'n camera in het hooi boven op
een hooiwagen opstelde en heel eenvoudig
den sluiter liet afloopen. Toevallig verschenen
bij het ontwikkelen de ex-keizer en keize
rin op de plaat, en toen die fotograaf rnet z'n
kiekie" z'n redactiebureau binnenstapte,
werd hij door zijn hoofdredacteur met gejuich
ontvangen.
Ik meen zelfs te weten dat den kiekman
door een buitenlandsch blad een baantje
van 150 pond per maand werd aangeboden.
Een der echte journalisten wist door z'n
geheime relaties de foto het eerst in handen
te krijgen en zag toen dat Wilhelm een licht
pak met borstzak, een baard en lage schoenen
droeg. Hij schreef hierover twee kolommen, in
gezonde, duidelijke, deugdelijke taal, maar
het publiek las en waardeerde het niet, terwijl
de uitgever van het blad waar de bewuste foto
in geplubiceerd werd een extra oplaag moest
laten drukken. Ja Mijnheer Ludificor, de
gouden dagen der journalistiek zijn voorbij;
de journalistiek beleeft zware tijden.
U merkte zoo terecht op dat De Telegraaf"
'n foto van Berlage plaatste, gemaakt tij
dens de begrafenis van de Bazel, naast een
kiek van dames-hardloopers, die aan de kam
pioenschappen in den Haag medededen.
Dit is het begin van het einde der journalistiek
en ik vraag me af of nu de tijd niet gekomen is
voor onzen Nederlandschen Journalistenkring
om er zich eens mede te gaan bemoeien. Kan
dit zoo machtige lichaam, dat reeds zooveel
voor de journalisten deed, den heer Holdert
niet eens duidelijk maken dat het zoo niet
langer gaat? De journalistenkring is toch
sterk genoeg om n Holdert n Heidring n
Sijthoff (deze laatste permitteert zich sinds
eenige tijd ook de weelde van een foto-pagina)
te beletten door te gaan met deze journalistie
ke moordpartij. Het resultaat zou drieledig
kunnen zijn. Eerstens zou de eer der echte"
journalisten gered zijn. In de tweede plaats
zouden de heeren uitgevers eens ondervinden
dat deze journalisten toch altijd 'n hartig
woordje hebben mede te spreken en tenslotte
komt er dan een belangrijk aantal kolommen
vrij voor in noesten drang gestyleerde arti
kelen" der leden.
THEO MOUSSAULT)
(Fotoredacteur van De Telegraaf
Ik wou, dat ik zoo frisch kiekte als U
schrijft. HANS L.
De Blinde
De doornen heg hing vol van diamanten.
Het windjen gleed de rozestruiken door.
Fluweelig loof sprong óp ten allen kanten,
En zonnig bruin glom in elk karrespoor.
Mijn Kerseboom stak-óp zijn blanke pluimen:
Eén wolk van dons, omzet met zilverglans.
In röse mantels merkatons *) en pruimen,
Waarop de zon wierp gulden stralendans.
En.... uit het raam kwam Pauwke inspectie
houden.
Hij loech mij toe, zijn handjes klappend saam.
God, laat nog ns mij dat tafreel aanschouwen
Vóór dat ik sterf. Geheiligd zij Uw naam !
PEERKE DEN BELG
*) merkaton - perzik.
Zeer geachte heer Ludificor.
Inderdaad, de gouden dagen der journa
listiek zijn voorbij. Willem III, die, zooals U
zegt, nog wel eens een vriendelijk woord voor
den journalist wist te vinden, is reeds lang
overleden. Gelukkig vond de begrafenis
plaats in een tijd dat de kiekjournalisten"
de begraafplaatsen nog niet onveilig maakten.
Wat zouden er anders bij die gelegenheid 'n
hartstochten zijn ontbrand en gebotvierd.
De koningin spreekt niet tegen krantenlui,
dus van dien kant zullen ze nooit iets goeds te
verwachten hebben. En dan het tegenwoordige
publiek.... 't kan het niet meer schelen of
Hendrikse, dan wel Willemse de bloemen
leverde en zelfs vraagt het zich niet meer af
wie de tapijten in bruikleen afstond.
Zeker, ik ken journalisten die dergelijke
interessante mededeelingen nog in hun arti
kelen vermelden, maar dan komt zoo'n stom
me hoofdredacteur, die per geschrapte regel
betaa.d wordt en zelf geen letter voortbrengt,
hij maakt met een, twee, drie
blauwpotloodstrepen van het heerlijke stuk litteratuur een
verminkt stuk sensatienieuws. 't Is een
schande.
Maar Mijnheer Ludificor, het ergste vind ik
toch wel dat, zooals u zegt, tegenwoordig 'n
man die nog geen opstel zonder taalfouten
kan schrijven, naam en reputatie verwerft
wanneer hij met n' eigen camera
sensatioii i i i ""m iiiiiiimiimiiiiii I;
moderne richting" dit boeiend werk van
een begaafd Groot-Nederlandsen auteur reeds
gezien? Waarom worden zulke stukken
opgevoerd als de overtuiging bij een directie
niet voorzit: dit werk wil ik er met alle
toewijding, door middel van hoe langer
hoe beter doorwerkte en verzorgde ver
tooningen brengen? Stellig zou het
middenbedrijf het droomvizioen onder water
onder de handen van een waarlijk visionair
regisseur nog heel wat anders blijken dan wij
tot dusver gewaar werden. En even stellig
zou het de moeite loonen het daarop heen te
sturen het publiek te winnen voor bijv.
deze belangrijke her/Jening", dan het op
te wekken voor altijd maar weer andere
stukken, van hier en daar en overal, die,
indien er geen overdadige reclame voor wordt
gemaakt, al dadelijk door de zeef vallen,
omdat de overprikkelde belangstelling nauwe
lijks meer een naam of titel vasthoudt.
Wat kan het voor zin hebben het schrijven
van oorspronkelijke stukken aan te moedigen
en de gezelschappen te forceeren tot proef
nemingen, die het bedrijf, op fantastischen
grondslag, nog meer in de waagschaal stellen,
zoolang zelfs voor de beste, bij de premiere
ingeslagen Nederlandschc stukken niet meer
waardeering wordt gevraagd en gewonnen
dan voor elk ander mode-verschijnsel? Hoeveel
in hun soort goede Nederlandsche stukken
zouden in den loop der jaren aan het repertoire
zijn toegevoegd, indien niet het uiteen
spatten der ensembles en de jacht naar nieuwe
attracties, tot eigen schade, zorg en piëteit
hadden belet.
De uitzonderingen bevestigen ook hier den
regel. Meer dan tien jaren zijn De violiers"
een sieraad van Royaards' gezelschap. Waar
om? Omdat het een al deze jaren, in verschil
lende bezettingen, hoog gehouden vertooning
is. Waarom kan Eenzaam" altijd weer
opgenomen worden voor een dankbaar pu
bliek? Omdat van der Lugt deze eenzaam
heid" heeft gepeild, haar in al haar
schakeeringen bezielt. Fcmina" van Mr. van Rossem
is een aardig stuk, in Frankfort stond
men een uur in de queu om er een plaats
voor te krijgen. Maar daar was het dan ook
de Rotterbüline" met zijn keurcorps van
tooneelspelers, die het luchtig gevalletje
leven in bliezen. Een geestige reprise van
Femina". . .. en liet jubileum van Venus"
ware, als vele jubilea, gevoegelijk achterwege
gebleven. Zou er, heb'ik me dikwijls afge
vraagd, bij het gehecle oeuvre van de schrijfster
5 -VCCVM M<TN1S _
Is. VAN MENS
Tunesische bedelaars
iiiiiiitiiiimiiiiiiiiimiiitmn mi » mimiiiii»mimmii mui iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiniiiii tn
van Een paladijn" geen enkel stuk zijn,
waard om het in eene goede vertooning te
behouden? Onze tijd roept om: handeling,,
handeling!?en daar kan niemand op tegen
hebben maar heelemaal miskend behoeft
daarvoor in ons land van nevelen en grachten
het atmospherische nu toch ook weer niet.
De tantetjes", die zulk een Hollandsche
atmosfeer schiepen op ons tooneel, zijn ter
ruste, maar, mij dunkt, er zou iets te zeggen
zijn voor een wederopstanding in de gedaante
van twee jongere actrices, mits even begaafd
en toegewijd als mevrouw van Korlaar en
Christine Poolman.
Op weg naar Judas Ishkarioth", doch ten
halve gekeerd, zag ik dezer dagen bij het
Princesse-tooneel de reprise van
Mademoiselle Bourrat", het tooneelspel vanClaude Anet,
dat ik verleden winter( had verzuimd, en
dacht het nog: in deze richting moet het Hol
landsen talent het toch eigenlijk vinden, be
hoeft het zich het minst geweld aan te doen.
Een eenvoudige vertelling: Een meisje
van goeden huize, het" meisje van goeden
huize uit de Fransche provincie van vóór
dertig jaar, opgevoed in het klooster en onder
Mama's wakend oog, voor het mariage de
raison dat zich uit onwetendheid en gemis
aan den tuinman geeft, en dan het kindje,,
haar door den goeden God geschonken, om
der wille van het familiefatsoen niet nmaal
mag zien. Dramatisch is het een zwak stukje,
geforceerd en gechargeerd, zooals alles wat
voor het tooneel uit novellen wordt ge
trokken, en ook de vertooning, waarin Tilly
Lus ontroerend de hoofdrol vervult schoon
haar intelligent uiterlijk zich voor deze
grosse fille" niet leent kon als geheel veel
fijner en ironischer zijn, maar niettemin,
hoe boeit ons zulk een eenvoudig geval in het
kader van zijn smakeloozen,
meedoogenloozen tijd. Hoe geeft hier het tooneel in enkele
trekken, als n bitter vizioen van misdadige
bekrompenheid un coin de vie", zooals wij
er in zekere mate allen hebben gekend, en
nog kennen. In het land van de Balzac,
Flaubert en Duranty
Geslaagd tooncelwerk in dit genre en van
deze draagkracht bezit ook Nederland, en
het zou bij het tegenwoordig, niet overwegend
intellectueel, maar naar hart en weerklank
verlangend publiek niet minder indruk maken
dan het ongeluk van Mademoiselle Bourrat",
dat het drama inhoudt van la vie de province
in het stadje Prévoux bij Valleyres. De
Vrijbuiter" van Hans Martin, een tooneel
spel met uitmuntende eigenschappen, dat
ook alweer in het vergeetboek raakte, het
mooie stukje van Ina Boudier-Bakker Ver
leden", dat men, ware het in dezen tijd ge
schreven, minstens expressionistisch" zou
noemen, het standaardstuk:
Domheidsmacht", het beste uit het Heyermans reper
toire tusschen Op hoop van Zegen" en
Van ouds de Morgenster". En wanneer
deze stukken dan eens werden ingestu
deerd met de toewijding die bijv.
Stanislawsky's Russen over hebben voor de simpel
ste kleine scène.... zóó verdiept en
verinnigd, dat het spel de stof adelt en een hand
gebaar op het tooneel van de hoogste
beteekenis wordt.... Eerst dan zou het m.i. zin
krijgen belangstelling te vragen voor oor
spronkelijke tooneelstukken en steun voor
gezelschappen, die zich dan tenminste niet
alle aan Shakespeare behoeven te vergrijpen.
Nederland had noch heeft tooneeldichters
van de afmetingen van Sophocles, Calderon,
Goethe, Schiller, Hebbel, Ibsen, Strindberg,
het heeft, op een enkele uitzondering na,
ook geen regisseurs, die deze groote werken
op het tooneel tot leven en bloei kunnen
brengen. Ijver in deze richting schept geen
gaven, en groot-doenerij, zooals die in de
laatste jaren is aangekweekt, heeft slechts
geleid tot teleurstelling, leege zalen en mis
verstand.
Maar Nederland heeft weltooneelschrijversen
tooneelspelers, die, wat binnen hun bereik
ligt, zouden kunnen opvoeren op een veel
hooger plan dan het bij al die bedrijvige,
ons land met nieuwe stukken bezaaiende
gezelschappen ook maar wordt gedroomd;
uitgediept en verfijnd naar den Hollandschen
landaard, overeenkomstig het Hollandsch
talent. Om op deze wijze een bescheiden,
maar althans eerlijk deel te hebben aan de
bevordering van ons nationaal tooneel, en
het verdwaald publiek terug te winnen
langs den rechten weg van het hart.
TOP N A E r
iKunstzaal Carel van Lier
naast liet Postkantoor
te LAREN (N.H).
Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst
Schilderijen Kunstnijverheid