De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 15 december pagina 8

15 december 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND 15 Dec. '23. - No. 2425 TUNIS (met teekeningen voor de Amsterdammer"door Is. van Mens) IV (Slot) DE BEDELAARS Het is heel moeilijk om precies te vertellen hoe en wat een Arabische bedelaar eigenlijk is en alles is misschien niet overeenkomstig de waarheid wat ik vertellen zal, want een bede laar heeft een zeer beperkt aantal woorden om met een vreemdeling te converseeren. ^ Noodig voor hem is dat ook wel niet; zijn vies en haveloos uiterlijk en een uitgestoken hand zeggen genoeg. De bedelaars zijn ongelooflijk talrijk. Voor namelijk in het Arabische gedeelte van de stad, waar men geen stap kan verzetten zonder een bedelaar tegen te komen. Daaruit zou men kunnen opmaken, dat het bedelen een vak is als zoovele andere; voor de meesten onder hen is het wel een vak uit noodzaak; dezen zijn blind, zij dwalen hulpeloos door de straten, om de weinige sou's in te zamelen, die zij voor hun schamel bestaan behoeven en als zij die eenmaal bij elkaar hebben, geven zij zich weinig moeite meer om overtollige rijk dommen machtig te worden. Dit zijn de wandelende bedelaars, de bede laars, die door de stad zwerven, de oude stad en ook wel in het europeesche gedeelte langs de cafe's. Het klinkt misschien wonderlijk wanneer ik spreek van wandelende of zwervende bedelaars. Voor mij zelf heb ik hen verdeeld in de wandelende, de staande en de zittende bedelaars, de bedouïnen niet meegerekend, want dat zijn geboren en lastige bedelaars en daar voel ik niets voor. Zij wan delen, zitten en staan, alles tegelijk, want een bedouïne, (het zijn uitsluitend de vrouwen die bedelen) heeft altijd drie, vier kinderen bij zich, die ronddwarrelen door de menigte, en nog een zuigeling op den schoot of op den rug in een doek om medelijden op te wekken. Geeft men een van de kinderen iets dan komen oogenblikkelijk alle andere, die een vreemdeling achtervolgen zoolang tot hij het woord, barra' of emshy" geleerd heeft, dat beide ,,ga weg" beteekent Ik heb maar een keer aan een bedouine iets gegeven en nadien nooit meer, al kan ik er niet goed tegen dat iemand merci", merci beaucoup" zegt, wanneer men niets geeft. l Ik]houd van zwijgende bedelaars wien men een aalmoes geeft alleen omdat men ze ziet, ik houd van bedelaars, die niet vragen, maar waaraan men ziet dat zij dankbaar zullen aannemen, wanneer men iets geeft; en van deze bedelaars zijn er velen in Tunis. Zij zwerven door destraBlinde bedelaar ten, hulpeloos strompelend, zoekend met hun stok, somtijds een eentoonig, maar droevig lied zingend; zij staan uren lang met uitge stoken hand, op een straathoek, of zitten aan den ingang van een kerk of mosquée; zij zwer ven, staan, of zitten zoolang tot zij het weinige noodige hebben gekregen en dan. ziet men ze niet meer; dan bedelen zij niet meer en later vindt men ze terug aan den ingang van eene ,,Zaouïa" (begraafplaats) of van eene mosquée waar zij neergehurkt zitten, droevig voor zich uit-starend met zorgelijke trekken. Zij zijn daar met groepen bijeen, de meesten zien niet, wat om hen heen ge beurt; sommigen verkoopen brooden aan liefdadige menschen, die naar de mosquée gaan en een brood geven aan een bedelaar en de bedelaar is op zijn beurt menschlievend en liefdadig, want hij breekt het brood in stuk ken en geeft er van aan zijne lotgenooten die om hem heen zitten. Eene bedelares komt aandragen met eene schotel kous kous," die zij heeft klaargemaakt. Zij zet zich neer bij een groepje en begint met de handen te eten en de omzittende eten mee; ieder grijpt inden schotel en als er overblijft wordt de rest door gegeven. Zoo heeft ieder wat, als is het maal dan ook sober; de een heeft brood, de ander vruchten.een derde deelt van opgezamelde,weggeworpen sigareneindjes. Vele bedelaars geven den indruk,dat zij steeds maar rustig zitten voor hun mosquée en nooit bedelen, 's Avonds, Is. VAN MENS Rustende bedelaars Pauze en overpeinzing. III Elk jaar om dezen tijd komt er voor de toeschouwers en voor de geduldige lezers van tooneelrecensies, verademing. De ge meentelijke prijsuitdeeling heeft dan zijn beslag gekregen, en daarmee is het ergste gevaar voor de kunstzinnige mislukkingenin-grooten-stijl geweken. Van den overvloed van premières stierf het overtollig deel een zachten dood; een der in September j.l. onder de gebruikelijke artistieke voorspiege lingen opgerichte gezelschappen besloot zijn kortstondig bestaan onder het motto Von Morgens bis Mitternachts", en de bezwaarlijkste buitenlanders reisden af. Met de boterletters kwamen inmiddels de gezellige oude blijspelen weer op de planken, de beminne lijke Miss Hobbs" en Groote Stadslucht", dat, met de Candidatuur van Bommel" en de Sabijnsche Maagdenroof", alreeds klassiek mag heeten; spelen, die ook als vertooning uitmunten en dientengevolge repertoire hou den. Gegeven den korten tijd van voorberei ding, die, bij de huidige concurrentie gemid deld voor elk stuk kan worden vrijgemaakt, moeten wij vooral die stukken waardeeren, waarin de acteurs steun vinden in een goede traditie, zij het op eenvoudige schaal, en niemand boven zijn geestelijke portee be hoeft te reiken. Aan meer verheven werken kan het publiek alleen dan wat hebben, wanneer een regisseur, die bij machte is deze werken aanschouwelijk te maken op het plan waarop ze door den dichter zijn gedroomd, tijd en gelegenheid vindt de spelers tot deze hoogte op te voeren; halfslachtige vertooningen op kosten der grooten-met-de pen kan men beter nalaten. Met de aankon diging mag een korte bluf worden geslagen, slechts de allernaïefstcn op dit gebied zullen aan dien bluf op zich zelf kunstwaarde" hechten, en het publiek bijt er dan toch niet in. Het publiek komt niet om de stukken, het komt om de stukken-in-de-vertooning; in dit opzicht laat het zich nooit van de wijs brengen en geen geestdriftig criticus preekt de menschen naar een meesterwerk der litte ratuur indien datgene wat den toeschouwers op naam van dien meester geboden wordt, niet tot hen spreekt met machtige stem. Het is,wanneer het seizoen ons een oogenblik van bezinning laat, waarlijk niet moeilijk om uit te vinden waar alle schoenen wringen, al valt daar zoolang men de overproductie en de beunhazerij wil bevorderen, in plaats de superieure tooneelkunst, waarop ons land qualitatief trotsch kan zijn, ertegen te verdedi gen, niets aan te veranderen. En dan moet men het feitelijk nog als een gezond verschijnsel be schouwen, dat het publiek zich afkeert van een kunst, die in zoo vele gevallen knollen voor citroenen verkoopt. Intusschen, als ieder en alles maar eens een klein beetje op zijn werkelijke waarde werd geschat, hoe zou ons tooneel er langs alle kanten bij winnen ! In oogenblikken van bezinning vraag ik me ook altijd af: waar blijven toch de oorspronkelijke stukken, die succes hebben gehad, en die dit opnieuw zou den hebben mits de gezelschappen er de aan dacht warm voor wilden houden door weiverzorgde reprises? Deze reprises zouden door geen Bonden" behoeven te worden aanbe volen, aangezien ze voor zichzelf spraken. Waarom speelt bijv. geen onzer gezelschappen meer die charmante satyre van Jo Goedhart Becker: Het laatste stadium"? De steun pilaren van het Rotterdamsch tooneel hebben het geestig spel gespeeld in een stijl, aangepast aan hun jaren, en het was desniettemin een kostelijke a^ind. Doch hoeveel gelegenheid was er geweest sindsdien, hier of daar, het stuk eens tot zijn volle recht te brengen in de jeugdige bezetting die het vraagt. Wij bezitten in Kwakzalvers" van Henri Dekking een voortreffelijke klucht, van het begin tot het einde onderhoudend en om de, door mevrouw Mann en Schulze medegecreëerde hoofdfiguren, een oprecht Hollandsen en nog altijd up-to-date zedenspel. Niet minder gaarne dan Miss Hobbs" en Groote Stadslucht" zouden we Kwakzalvers" in een goede vertooning gehandhaafd zien. Verleden winter werd enkele malen in Den Haag en elders, nmaal, als ik me wel her inner, in Amsterdam, Teirlinek's Vertraagde film" opgevoerd. Heeft ieder, die belangsteltin het tooneel in het bijzonder zij die zich boven de klucht" verheven voelen en zweren bij de als de deuren van de Mosquée gesloten worden, wikkelen zij zich in hun lompen. In een lange rij liggen .zij langs den muur op straat en slapen tot dat den volgenden morgen de honger hen wekt; dan trekken zij uit met hun stok, gaan van een arabisch restaurant naar een beignet-bakkerijtje, vragen hun aalmoes, en overal ligt een voorraad klaar van resten, mislukte of overgebleven beignets. De baas van het kleine armelijk uitziend restaurant of van het bakkerijtje heeft voor ieder die komt zijn kleine gave, die hij geeft alsof het zijn plicht is, want geen komt vergeefs. Zoo gaan zij van den een naar den ander tot hun honger gestild is, en daarna naar hun buurt, naar hun staan- of zitplaats, want ieder heeft zoo zijn eigen hoekje wat hij blijkbaar prefereert, al geloof ik niet, dat de bedelaars elkaar beschou wen als concurrenten. Allen zijn gelijk en leven met elkaar. Door een gegoede wordt hij niet beschouwd als iemand die leeft van een ander of lastig is, maar als iemand die een vak heeft, wat nu eenmaal bestaat, hij spreekt of schertst met hem, helpt een blinde of onge lukkige waar dat noodig mocht zijn en geeft hem zijn dagelijksche kleine gave. De bedelaars achten iemand die niet bede len kan hoewel het mij, als je't van jongsaf gewend bent, gemakkelijker voorkomt dan schilderen min of meer minderwaardig. Het volgend verhaal, dat mij van onbetrouwbare zijde werd medegedeeld, demonstreert dit wel op duidelijke wijze. De dochter van een, in zijn kringen zeer ge acht en gezien, bedelaar, had haar hart ver pand aan een rijken, voornamen Tunesier. Hij wenschte de bedelaarsdochter te huwen, maar stuitte op onwil bij den aanstaanden schoonvader. Deze wilde zijn kind alleen toevertrouwen aan den man, die getoond had een bedelaar te zijn. De Tunesiër gevoelde voor de bezwaren van den ouden heer; hij leende van hem wat doet men al niet ter wille van de liefde! een toepasselijk costuum en bootste bedriegelijk den bedelaar na. Het eer ste ontvangen geldstuk bracht hij opgetogen aan zijn verloofde en de vader gaf zijn zegen. Ik zou gaarne meer van hen hebben willen weten, nu weet ik niet veel; maar het heeft mij goed gedaan dat er een mij de hand kuste, toen ik hem op den dag van mijn afscheid van Tunis wat meer gaf dan gewoonlijk. Blinde bedelaar neele kicken oplevert. Dat is even erg als b.v. het feit dat een tooneelschrijver die niets, maar dan ook absoluut niets van het timmervak afweet, een goed tooneelstuk schrijft waarmede hij dan naam maakt. He herinner me, dat journalisten (ik bedoel echte) maanden lang om het buiten van den Duitsche vluchteling Wilhelm van Doorn doolden om te zien hoe de onttroonde vorst liep en wat voor pak hij droeg. Tot op een mooien dag zoo'n kiekjournalist kwam die zich met z'n camera in het hooi boven op een hooiwagen opstelde en heel eenvoudig den sluiter liet afloopen. Toevallig verschenen bij het ontwikkelen de ex-keizer en keize rin op de plaat, en toen die fotograaf rnet z'n kiekie" z'n redactiebureau binnenstapte, werd hij door zijn hoofdredacteur met gejuich ontvangen. Ik meen zelfs te weten dat den kiekman door een buitenlandsch blad een baantje van 150 pond per maand werd aangeboden. Een der echte journalisten wist door z'n geheime relaties de foto het eerst in handen te krijgen en zag toen dat Wilhelm een licht pak met borstzak, een baard en lage schoenen droeg. Hij schreef hierover twee kolommen, in gezonde, duidelijke, deugdelijke taal, maar het publiek las en waardeerde het niet, terwijl de uitgever van het blad waar de bewuste foto in geplubiceerd werd een extra oplaag moest laten drukken. Ja Mijnheer Ludificor, de gouden dagen der journalistiek zijn voorbij; de journalistiek beleeft zware tijden. U merkte zoo terecht op dat De Telegraaf" 'n foto van Berlage plaatste, gemaakt tij dens de begrafenis van de Bazel, naast een kiek van dames-hardloopers, die aan de kam pioenschappen in den Haag medededen. Dit is het begin van het einde der journalistiek en ik vraag me af of nu de tijd niet gekomen is voor onzen Nederlandschen Journalistenkring om er zich eens mede te gaan bemoeien. Kan dit zoo machtige lichaam, dat reeds zooveel voor de journalisten deed, den heer Holdert niet eens duidelijk maken dat het zoo niet langer gaat? De journalistenkring is toch sterk genoeg om n Holdert n Heidring n Sijthoff (deze laatste permitteert zich sinds eenige tijd ook de weelde van een foto-pagina) te beletten door te gaan met deze journalistie ke moordpartij. Het resultaat zou drieledig kunnen zijn. Eerstens zou de eer der echte" journalisten gered zijn. In de tweede plaats zouden de heeren uitgevers eens ondervinden dat deze journalisten toch altijd 'n hartig woordje hebben mede te spreken en tenslotte komt er dan een belangrijk aantal kolommen vrij voor in noesten drang gestyleerde arti kelen" der leden. THEO MOUSSAULT) (Fotoredacteur van De Telegraaf Ik wou, dat ik zoo frisch kiekte als U schrijft. HANS L. De Blinde De doornen heg hing vol van diamanten. Het windjen gleed de rozestruiken door. Fluweelig loof sprong óp ten allen kanten, En zonnig bruin glom in elk karrespoor. Mijn Kerseboom stak-óp zijn blanke pluimen: Eén wolk van dons, omzet met zilverglans. In röse mantels merkatons *) en pruimen, Waarop de zon wierp gulden stralendans. En.... uit het raam kwam Pauwke inspectie houden. Hij loech mij toe, zijn handjes klappend saam. God, laat nog ns mij dat tafreel aanschouwen Vóór dat ik sterf. Geheiligd zij Uw naam ! PEERKE DEN BELG *) merkaton - perzik. Zeer geachte heer Ludificor. Inderdaad, de gouden dagen der journa listiek zijn voorbij. Willem III, die, zooals U zegt, nog wel eens een vriendelijk woord voor den journalist wist te vinden, is reeds lang overleden. Gelukkig vond de begrafenis plaats in een tijd dat de kiekjournalisten" de begraafplaatsen nog niet onveilig maakten. Wat zouden er anders bij die gelegenheid 'n hartstochten zijn ontbrand en gebotvierd. De koningin spreekt niet tegen krantenlui, dus van dien kant zullen ze nooit iets goeds te verwachten hebben. En dan het tegenwoordige publiek.... 't kan het niet meer schelen of Hendrikse, dan wel Willemse de bloemen leverde en zelfs vraagt het zich niet meer af wie de tapijten in bruikleen afstond. Zeker, ik ken journalisten die dergelijke interessante mededeelingen nog in hun arti kelen vermelden, maar dan komt zoo'n stom me hoofdredacteur, die per geschrapte regel betaa.d wordt en zelf geen letter voortbrengt, hij maakt met een, twee, drie blauwpotloodstrepen van het heerlijke stuk litteratuur een verminkt stuk sensatienieuws. 't Is een schande. Maar Mijnheer Ludificor, het ergste vind ik toch wel dat, zooals u zegt, tegenwoordig 'n man die nog geen opstel zonder taalfouten kan schrijven, naam en reputatie verwerft wanneer hij met n' eigen camera sensatioii i i i ""m iiiiiiimiimiiiiii I; moderne richting" dit boeiend werk van een begaafd Groot-Nederlandsen auteur reeds gezien? Waarom worden zulke stukken opgevoerd als de overtuiging bij een directie niet voorzit: dit werk wil ik er met alle toewijding, door middel van hoe langer hoe beter doorwerkte en verzorgde ver tooningen brengen? Stellig zou het middenbedrijf het droomvizioen onder water onder de handen van een waarlijk visionair regisseur nog heel wat anders blijken dan wij tot dusver gewaar werden. En even stellig zou het de moeite loonen het daarop heen te sturen het publiek te winnen voor bijv. deze belangrijke her/Jening", dan het op te wekken voor altijd maar weer andere stukken, van hier en daar en overal, die, indien er geen overdadige reclame voor wordt gemaakt, al dadelijk door de zeef vallen, omdat de overprikkelde belangstelling nauwe lijks meer een naam of titel vasthoudt. Wat kan het voor zin hebben het schrijven van oorspronkelijke stukken aan te moedigen en de gezelschappen te forceeren tot proef nemingen, die het bedrijf, op fantastischen grondslag, nog meer in de waagschaal stellen, zoolang zelfs voor de beste, bij de premiere ingeslagen Nederlandschc stukken niet meer waardeering wordt gevraagd en gewonnen dan voor elk ander mode-verschijnsel? Hoeveel in hun soort goede Nederlandsche stukken zouden in den loop der jaren aan het repertoire zijn toegevoegd, indien niet het uiteen spatten der ensembles en de jacht naar nieuwe attracties, tot eigen schade, zorg en piëteit hadden belet. De uitzonderingen bevestigen ook hier den regel. Meer dan tien jaren zijn De violiers" een sieraad van Royaards' gezelschap. Waar om? Omdat het een al deze jaren, in verschil lende bezettingen, hoog gehouden vertooning is. Waarom kan Eenzaam" altijd weer opgenomen worden voor een dankbaar pu bliek? Omdat van der Lugt deze eenzaam heid" heeft gepeild, haar in al haar schakeeringen bezielt. Fcmina" van Mr. van Rossem is een aardig stuk, in Frankfort stond men een uur in de queu om er een plaats voor te krijgen. Maar daar was het dan ook de Rotterbüline" met zijn keurcorps van tooneelspelers, die het luchtig gevalletje leven in bliezen. Een geestige reprise van Femina". . .. en liet jubileum van Venus" ware, als vele jubilea, gevoegelijk achterwege gebleven. Zou er, heb'ik me dikwijls afge vraagd, bij het gehecle oeuvre van de schrijfster 5 -VCCVM M<TN1S _ Is. VAN MENS Tunesische bedelaars iiiiiiitiiiimiiiiiiiiimiiitmn mi » mimiiiii»mimmii mui iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiniiiii tn van Een paladijn" geen enkel stuk zijn, waard om het in eene goede vertooning te behouden? Onze tijd roept om: handeling,, handeling!?en daar kan niemand op tegen hebben maar heelemaal miskend behoeft daarvoor in ons land van nevelen en grachten het atmospherische nu toch ook weer niet. De tantetjes", die zulk een Hollandsche atmosfeer schiepen op ons tooneel, zijn ter ruste, maar, mij dunkt, er zou iets te zeggen zijn voor een wederopstanding in de gedaante van twee jongere actrices, mits even begaafd en toegewijd als mevrouw van Korlaar en Christine Poolman. Op weg naar Judas Ishkarioth", doch ten halve gekeerd, zag ik dezer dagen bij het Princesse-tooneel de reprise van Mademoiselle Bourrat", het tooneelspel vanClaude Anet, dat ik verleden winter( had verzuimd, en dacht het nog: in deze richting moet het Hol landsen talent het toch eigenlijk vinden, be hoeft het zich het minst geweld aan te doen. Een eenvoudige vertelling: Een meisje van goeden huize, het" meisje van goeden huize uit de Fransche provincie van vóór dertig jaar, opgevoed in het klooster en onder Mama's wakend oog, voor het mariage de raison dat zich uit onwetendheid en gemis aan den tuinman geeft, en dan het kindje,, haar door den goeden God geschonken, om der wille van het familiefatsoen niet nmaal mag zien. Dramatisch is het een zwak stukje, geforceerd en gechargeerd, zooals alles wat voor het tooneel uit novellen wordt ge trokken, en ook de vertooning, waarin Tilly Lus ontroerend de hoofdrol vervult schoon haar intelligent uiterlijk zich voor deze grosse fille" niet leent kon als geheel veel fijner en ironischer zijn, maar niettemin, hoe boeit ons zulk een eenvoudig geval in het kader van zijn smakeloozen, meedoogenloozen tijd. Hoe geeft hier het tooneel in enkele trekken, als n bitter vizioen van misdadige bekrompenheid un coin de vie", zooals wij er in zekere mate allen hebben gekend, en nog kennen. In het land van de Balzac, Flaubert en Duranty Geslaagd tooncelwerk in dit genre en van deze draagkracht bezit ook Nederland, en het zou bij het tegenwoordig, niet overwegend intellectueel, maar naar hart en weerklank verlangend publiek niet minder indruk maken dan het ongeluk van Mademoiselle Bourrat", dat het drama inhoudt van la vie de province in het stadje Prévoux bij Valleyres. De Vrijbuiter" van Hans Martin, een tooneel spel met uitmuntende eigenschappen, dat ook alweer in het vergeetboek raakte, het mooie stukje van Ina Boudier-Bakker Ver leden", dat men, ware het in dezen tijd ge schreven, minstens expressionistisch" zou noemen, het standaardstuk: Domheidsmacht", het beste uit het Heyermans reper toire tusschen Op hoop van Zegen" en Van ouds de Morgenster". En wanneer deze stukken dan eens werden ingestu deerd met de toewijding die bijv. Stanislawsky's Russen over hebben voor de simpel ste kleine scène.... zóó verdiept en verinnigd, dat het spel de stof adelt en een hand gebaar op het tooneel van de hoogste beteekenis wordt.... Eerst dan zou het m.i. zin krijgen belangstelling te vragen voor oor spronkelijke tooneelstukken en steun voor gezelschappen, die zich dan tenminste niet alle aan Shakespeare behoeven te vergrijpen. Nederland had noch heeft tooneeldichters van de afmetingen van Sophocles, Calderon, Goethe, Schiller, Hebbel, Ibsen, Strindberg, het heeft, op een enkele uitzondering na, ook geen regisseurs, die deze groote werken op het tooneel tot leven en bloei kunnen brengen. Ijver in deze richting schept geen gaven, en groot-doenerij, zooals die in de laatste jaren is aangekweekt, heeft slechts geleid tot teleurstelling, leege zalen en mis verstand. Maar Nederland heeft weltooneelschrijversen tooneelspelers, die, wat binnen hun bereik ligt, zouden kunnen opvoeren op een veel hooger plan dan het bij al die bedrijvige, ons land met nieuwe stukken bezaaiende gezelschappen ook maar wordt gedroomd; uitgediept en verfijnd naar den Hollandschen landaard, overeenkomstig het Hollandsch talent. Om op deze wijze een bescheiden, maar althans eerlijk deel te hebben aan de bevordering van ons nationaal tooneel, en het verdwaald publiek terug te winnen langs den rechten weg van het hart. TOP N A E r iKunstzaal Carel van Lier naast liet Postkantoor te LAREN (N.H). Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst Schilderijen Kunstnijverheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl