Historisch Archief 1877-1940
15 Dec. 23. - No. 2425
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE ROEMRUCHTIGE
BEDRIJVEN VAN RIDDER
DONQUICHOTEDELAMANCHA
(met teekeningen voor de Amsterdammer"
door J. W. Bloem)
ACHTSTE ZANQ
BEZINGENDE 's RIDDERS LAATSTE AVON
TUUR EN MARTELING, ZIJNE ROEMLOOZE
TERUGKEER EN ZIJN EINDE. EEN EN ANDER
GEVOLGD DOOR EENEN NAGALM.
De waardin keek door een reet,
Wat de ridder buiten deed,
't Was een smalle opening,
Waar precies een hand door ging,
Verder had de muur geen deur
En geen raam. Alleen die scheur.
Toen ze 'm daar zoo stil zag staan,
Greep haar de begeerte aan
Hem te straffen voor zijn daad,
Want ze was geweldig kwaad.
Met nauw-hoorbre fluisterstem
Roept het booze vrouwmensch hem
Zacht en vleiend bij zijn naam:
Ridder zonder vrees of blaam,
Schoone, slanke Don Quichot!
Ach, heb meelij met mijn lot!
Ik, een jonkvrouw, teer van hart,
Kwijn hier in mijn minnesmart;
Doof een wijl mijn liefdebrand:
Reik m' n oogenblik uw hand,
Dat ik bovenaardsch geluk!
Daar een heete kus op drukk'!"
Donkie, met haar lot begaan,
Gaat op Rocinante staan,
Want het gat was hoog, en hij
Kon er van den grond niet bij.
Zie, zijn hand glijdt door de reet....
Ijlings pakt het wijf hem beet,
Bindt 'm vast met een stuk touw
Aan de spithaak van de schouw,
En, al gierend van de pret,
Rent ze weg, en gaat naar bed.
't Handje, dat de mijne streelt,
Lijkt me min of meer vereelt,"
Zucht de ridder, maar vervuld
Met gedachten van geduld,
Hoofdschheid, moed, en eer, en trouw
Aan een teedre jonge vrouw,
Blijft hij uren, onvervaard,
Stilstaan boven op zijn paard.
Plotseling komt er iets voorbij
Bruintje schrikt, en springt opzij,
Rent naar stal met jeugdig vuur,
En de held hangt aan de muur !
Of hij spartelt, dol van pijn.
Als een snoekbaars aan de lijn,
Zijn geschreeuw .en zijn getier,
't Helpt den armen hals geen zier.
Na verloop van langen tijd
Raakt hij zijn bewustzijn kwijt.
Eindlijk eindlijk, 's morgens vroeg
Vond Madam het mooi genoeg,
Sneed hem los, en met een smak
Ploft hij neder als een zak,
Op den modderigen grond
Waar hem Sancho Panza vond.
Die was naamlijk, vliegensvlug
Van zijn tocht naar huis terug,
Heel toevallig juist beland
Waar zijn meester was gestrand;
'Grauwtje hinkte half kapot
Als een echte donkey shot.
't Vrouwvolk had hij meegebracht,
En zij hadden dit bedacht:
Maken wij den ridder wijs,
Dat, op Dulcinea's eisch,
Hij, gevangen, wordt gebracht
Waar zijn jonkvrouw hem verwacht!
Zoo gezegd en zoo gedaan;
Don Quichot nam alles aan,
En vond alles goed en mooi.
Haastig timm'ren zij een kooi;
Half versuft nog, doodvermoeid,
Wordt de ridder, goed geboeid,
In de houten kooi gedouwd.
De waardin loopt uit, en snauwt:
Ja, maar wie betaalt de scha?"
Ikke !" zegt de hospita.
Zij betaalt. Nu wordt op 't laatst
't Kooiwerk op een kar geplaatst.
Juffrouw, nichtje knecht incluis
Brengen onzen held naar huis,
Waar men aankomt in den nacht,
Snel wordt hij te bed gebracht,
En daar lag hij weken ziek,
Stijf van jicht en rumatiek,
Uitgeput en disperaat,
Als een dier, dat sterven gaat,
Tot hij op een zeekren dag
Toen hij in gepeinzen lag,
Den gedempten klop vernam;
En hij wist, wie om hem kwam
Want zijn wonderlijke geest
Was niet werkeloos geweest:
In zijn ziekte, dag en nacht,
Had hij ernstig nagedacht,
En de nevel van den waan
Was allengs uiteen gegaan.
Door geen spooksel meer benauwd,
Had hij 't groote licht aanschouwd,
En in zijn verhelderd brein
Zag hij 't Wezen en den Schijn
Toen de 'nacht met loomen pas
Wederom gekomen was,
Lag de lijder nog een poos
Sluimerend, bewegingloos.
Zwijgend stonden z' om hem heen;
Hij wou spreken, naar het scheen;
Eindlijk klonk het droef en /.acht
Door de stilte van den nacht:
,,Ja. Ik ben een dwaas geweest."
Toen gaf Don Quichot den geest.
NAGALM.
Don Quichot, schoon dor en oud,
Ongerept en ongetrouwd,
Heeft, o wonder ! ons bedacht
Met een talrijk nageslacht.
Want wie dom en dwaas en driest,
Waarheid weert, en Waan verkiest,
Stamt in rechte lijn perslot
Uit het Huis van Don Quichot.
Hoeveel dagen gaan er om,
Dat 'k er zoo geen tegenkom?
Ja, deed ieder wel en wijs,
d' Aarde waar' een paradijs,
Zonder zonden en verdriet.
Maar dan hoorden wij er niet
Want de wijsheid is voor Oud....
Daarom leve Don Quichot !
C n A R i v A R i u s
DE UITSLAG DER VERKIEZINGEN IN ENGELAND
Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
^^STTtTiC^cc^tr^^r^^Cr^^^LXjfl:.^^
,,Welke twee zal ik bij elkaar op dezelfde schaal zetten ?"
miiiiiimimiimmi
141,-.
PER
K.L.
NAAR
f M,-.
LONDEN en PARIJS
*
IIIIII1IIIIIIIIIIIIIII
CHARIVARI A
ieittfcbtanb, 2>eutfchlanb ueber
,,Tal van verhoudingen op geneeskundig gebied
in Amerika zijn ver beneden peil." (N. K. C.)
Als de massa weer religiedriftig wordt, zal ze
gewijde gedachten vinden, die ze beleven kan en
omscheppen naar eigen aard, zooals zij eens de
gedachten der heiligen beleefde en omdichtte tot
legenden." (dr. Schoenmakers, Es. Katholicisme.)
Wij hebben besloten iets aantrekkelijks daar te
stellen." (£>r Kenn.)
We! wordt vergunning tot stationneeren van
den burgemeester vereischt." ("A/. R. C.)
Wij hopen, dat zij nooit gegeven zal worden.
Zemiwspanning is ter in den kop met de
opgeveegde haren." ff.. D).
f'Angst, misschien, dat men er sporen van
den bezem in zon vinden?
,.De grootste helft gaat mij vervelen",
schrijft Prof. Hartman in de N. K. C., maar
niet onverdienstelijk is het begin". Waar
schijnlijk juist het eindje d;it de eenc helft
groote r is dan de andere.
Tante Betje aan de Kiitterdamsche Hoo!>eschool?
Hoezeer het corps hiermede gebaat was, is
zeker wel gebleken en past het mij om aan allen
onzen dank te betuigen." (Kctti' i'jd praeses r/;
Stuil. corps, Vernl. N. A'. C.)
Taalverrijkiii!>
De brandveiligheid." f l!. !>.)
Onze teeki'iiuars
Het hedendaagsche leven staat in het ^ van
de sport." (Nbl. v. h. NJ
Hij stond niet in het ^ van het egoïsme, maar
altruïsme." ( Versl. O. H.'Cl)
Ook zij stonden onder het ^: het was toch
eigenlijk niet nooclig geweest." (N. K. C.)
We ieven in Dnitschland in het .-/ van tien
Preisabbau." (U. DJ
Onze toünee!spelers
Dit blad heeft in de Belgische literatuur sedert
veertig jaar een belangrijke rol gespeeld." (N.R.C.l
Men zegt, dat hier de macht een rol speelt "
(O. H. C.)
De rol die het kankerrraa^stuk in onze samen
leving speelt." (N. R. C.)
Hij wijst erop, dat bij de dienstweigering vaak
meer bekrmnpenrieid van verstand dan diepte vuit
gevoel de hoofdrol speelt." ( Versl. N. R. C.)
(Dramatis personae: een Blad, een Macht,.
een Vraagstuk, Bekrompenheid, Diepte).
Ket. mi levende Hoilandsclic Winterzalm, f l,(KV
per pond !" ( .4t/r. \:ijm. Ct. >
Dankjewül.
BOEKBESPREKING
F. DE SINCLAIR, De ontdekking van Joost
Gelderop. Amsterdam, Van Holkema
en Warendorf. (Daalderseditie).
De Sinclair is ongetwijfeld een van de, ge
lukkig in aantal toenemende, schrijvers, die
er van overtuigd zijn, dat een roman, die
louter psychologie geeft, in aesthetischen zin
zijn doel mist. De tijd van de analyse, die de
psychologie misbruikte, door haar aan te wen
den als doel in plaats van als middel, is voorbij.
Dit zwaarwichtige aanhefje is misschien
heelemaal misplaatst, om de aankondiging
in te leiden van De Sinclair's nieuwe boek
De ontdekking van Joost Gelderop. Want dit
boek is heelemaal niet zwaarwichtig, ook heele
maal niet letterkundig", een vrij gemoedelijk
avonturen-romannetje, maar het past geheel
in het kader van De Sinclair z'n werk, waarop
het bovenstaande stellig van toepassing is.
De schrijver stelt het voor, alsof het hand
schrift van zijn verhaal gevonden is onder de
puinhoopen van een verwoeste Belgische
boerenhoeve. Een zelf-made ingenieur vertelt
er in van een wonderlijke uitvinding, bij toe
val door hem gedaan, min of meer zooals
Barthold Schwartz het buskruit moet hebben
uitgevonden. Er zijn meer verhalen van won
derlijke uitvindingen, en gewoonlijk komt de
lezer, ook al is hij ter zake kundig, er dan heele
maal niet achter, hoe het mechaniekje in
elkaar zit. Ik zelf ben op scheikundig terrein
een volslagen leek, en heb dan ook van het
radio-experiment van Joost Gelderop geen
steek begrepen. Het doet er ook minder toe;
de resultaten zijn van meer belang, en die zijn
werkelijk kolossaal. Het begint met een in
brand gevlogen scheurkalender (een moment
dat door Van Vlijmen knap op het omslag
werd vereeuwigd) en wat er verder gebeurt,
moet de lezer zelf maar naslaan. Hij zal dan
ook gelegenheid hebben, hoe vaardig De Sin
clair met een paar trekken een mensen weet
te teekenen, ook buiten het karikatuur
achtige om. Een zeer geslaagde charge van
denDuitschen militairen geest tijdens den oorlog
is wel de voornaamste verdienste van dit
amusante verhaal. Jammer, dat het wat
vaag verloopt; juist waar de lezer heel nieuws
gierig wordt, hoe de geweldige uitvinding
haar toepassing zal vinden in den oorlog,
is het uit, en zonder een troostend wordt
vervolgd"....
E. KALSHOVEN-BIERMANS, Schimmen uit
Weimar. Zaltbommel 1923. N. V. Uit
geversmij, v/h. P. M. Wink.
Mevrouw Kalshoven-Biermans heeft frag
menten verzameld uit Goethe's uitgebreide
briefwisseling. Zij heeft die brief-fragmenten
in eenige hoofdstukken samengevat en door
eigen verhaal verbonden. Zoo werd het een
boeiend geheel. Terecht merkt de samenstel
ster op, dat wel niemand tijd en lust meer zal
hebben, de heele briefwisseling van Goethe
door te lezen. Interessant zijn zulke brief
complexen voor den snuffelaar, hetzij maniak
of wetenschappelijk beoefenaar, maar het
belangwekkende ligt er uit den aard van de
zaak hier en daar in verspreid. Zelfs in de
brieven van Goethe of men moet zoo
bevooroordeeld zijn als Eckermann, die al in
verrukking naar de pen greep om het gedenk
waardige woord aan te teekenen, als de ver
eerde meester maar opmerkte, dat het slecht
weer was of dat de groenten in den moestuin
flink opgeschoten waren.
Niet alleen uit de brieven van oethe zelf,
ook uit die van zijn nabestaanden, heeft
mevrouw Kalshoven geput. Zoo deed zij ver
scheidene Schimmen uit Weimar" de
titel is zeer gelukkig voor ons herleven.
Achtereenvolgens geeft het boekje een kijk op
Goethe's kinderjaren (naar de brieven van 's
dichters moeder); opr Goethe's verhouding tot
de hem persoonlijk onbekende Gustgen",
gravin zu Stolberg; op het verblijf in zijn
landhuisje Am Stern"; op zijn vriendschap met
Charlotte von Stein; op zijn verhouding tot
Christiane Vulpius; op zijn omgang met
Schiller (dit is een van de best geslaagde
hoofdstukken; op zijn verhouding tot Bettine
Brentano; op de laatste levensjaren van
Goethe's moeder en op zijn vriendschap met
Zelter.
De heele figuur van Goethe kon door deze
wijze van behandeling natuurlijk niet worden
belicht; het boekje blijft een verzameling
biografische fragmenten, en meer kan de
schrijfster ook wel niet hebben bedoeld. Be
langwekkend is het werkje dan ook in de
eerste plaats voor hen, die een biografie van
oethe gelezen hebben, al zullen juist die
lezers er niet zoo heel veel nieuws in vinden.
Een bezwaar lijkt mij, dat de brief-fragmenten
wat heel kort zijn, en dat de samenstelster
zelf wat al te veel aan het woord is; de juiste
verhouding nam zij, dunkt mij, niet steeds in
aoht.
HEKMAN M i u D r: N D o R i'
ONZE PUZZLE
Een kellner contracteerde met den chef,
dat hij elke week een dag verlof zou hebben;
de chef zou dat verlof dan wel verder rege
len. Hij deed dat aldus: de eerste week kreeg
de kellner den Zondag, de volgende week
den Maandag, de daarop volgende week
den Dinsdag, enz. De kellner was hiermee
niet tevreden, omdat hij op deze manier
volgens zijn zeggen te weinig verlof kreeg,
nl. maar een op de 8 dagen, terwijl ge
contracteerd was een op de week, zijnde 7
dagen. Al beweerde nu ook de chef bij
voortduring, dat hij toch elke week een
dag verlof had, dus een op de 7 dagen,
de kellner hield vol, dat hij een op de 8
dagen vrijaf had, en dus te kort kwam.
Wie had gelijk?
Oplossingen voor Vrijdag a. s. te zenden
aan het secretariaat van De Amsterdammer",
Keizersgracht 333, Amsterdam, onder letters
A. B.