Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Dec. '23. No. 2426
STEINLEN (1859?1923)
In Memoriam
Zelfs de opstandige behield bij Steinlen
een milde menschelijkheid; hij toch had
het recht aan zijn kant, hij was de ver
ongelijkte; hij herstelde menschelijk
wat tegen hem was misdreven, wanneer
hij zich, ten slotte onwillig, verhief. Het
spreekt hierdoor van zelf, "dat de situatie
meer het wezen van de teekening aangaf,
dan dat die fel werd uitgedrukt in houding
of in het gezicht der daarin betrokkenen.
Het bittere grijnzen, het felle spotten,
het moordziek aanzien is, wanneer ge het
werk nagaat, zeldzaam bij Steinlen. Teekent
hij een staking, dan ziet ge de soldaten,
't geweer bij den voet, staan tegenover de
groep der stakers, die, als dan vrije mannen,
den gedwongene ironisch, maar niet over
dreven honen. Steinlen was tegen de bezitters,
tegen de patroons, vóór de armen; vóór de
getarten, tegen de uittarters; vóór de
gekwelden, tegen de kwellers; tegen de bezitters
van de macht, vóór hen, op wie die macht
zonder medelijden ingreep; voorde schamelen,
tegen de rijken, wiens rijkdom hem onrecht
vaardig was. Hij was een der milde
gevoelsanarchisten die iedere periode moet voort
brengen, omdat zij de uitdrukking zijn van de
menschenliefde zonder dogma. Zulke teeke
naars hebben altijd een invloed, al gaat die
niet openbaar langs de straat; zij zijn 't pro
test van het hart tegen de kille abstracties van
het verstand. Ge zoudt ze de niet-dogmatische
Christenen kunnen noemen....
In het werk van dezen Zwitser, die langs
Mühlhausen naar Parijs kwam, zijn dan ook
die teekeningen het grootst, waarin hij de
zich misdragende groepen, de groepen, die
zich misdragen tegenover de humaniteit,
gaat teekenen. Deze vindt ge in den
Chambard Socialiste, waaraan hij meewerkte als
Petit' Pierre, en in La Feuille van Zo d'Axa,
meer dan in de Gil-Blas, waar hij te veel
moest produceeren. In die twee bladen van
anarchistisch wezen en strekking is Steinlen
forsch en groot: la Bande de Malfaiteurs,
de te hoopgeloopen knoeiende bankiers,
is daarvan een sterk bewijs. Maar
Steinlen was een kunstenaar vol
teekenlust; hij beperkte zich daarin niet; hij
oefende en werkte steeds. Naast de
platen, groot door gevoel en die een
bepaalde richting der menschelijke
liefde vertolken, vindt ge van allerlei;
vooral in de Gil-Blas. Hij kon daar
gratieus zijn met zijn zachte lijn (hoe
verschillend van Forain's groote hatende
schrilheid). Ik herinner me een kamer
met een groot ledikant, en vóór dat
ledikant, aedes Veneris, ligt op een
zacht bedekten grond een jong li
chaampje te spelen met een kat. Er
was in de teekening geen enkele ver
oordeeling; er was alleen een rustige,
toch begrijpende, vreugde om het kind
(het meisje, in wezen haast nog een
kind) en het gedierte, om beider gratie.
Er was daar een kinderlijkheid, die
het begrijpelijk maakt, hoe dezelfde
teekenende Steinlen kinderen kon
teekenen, kinderen van de straat,
verlorenen in 't leven, maar door zijn
liefde erkend. Met hetzelfde oog zag
hij de dieren; niet alleen de katten, maar
ook de paarden, de arme en de rijke
honden, ganzen en kippen. Hij zag ze
nooit zooals de Toulouse Lautrec ze
som'; wel eens zag, als sieraad alleen;
hij begreep ze vrijuit in hun wezen ^ TH."
en natuurlijkheid. Vooral door zijn"
katten echter, was hij velen lief.
Er waren kamers in Holland, en veel
kamers mijner vrienden, waar
d'aanplakbiljetten met zulke dieren er op, gezochte
versiering waren voor den muur. Naast zijn
menschenliefde gold Steinlen dus door zijn
weergave van dieren. Maar, hoewel geneigd
tot teederheid, was Steinlen in het werkelijk
werk nooit zoetig. Hij was een innige, die revol
teerde; geen slaphak. Hij teekende evengoed
den Apache en de meiden en den moord op
den verlokte, als een verwonderd Bretonsch
dorp, of, haast humoristisch-karakteriseerend,
dezelfde souteneurs bevangen door de plech
tigheid van de lijkkoets, of den dronken,
gebaren makende, politikus-werkman zit
tende in het kleine kroegje; hij teekende met
een klassieke allure soms een groep van
vrouwen, half op de heupen hunne lasten dra
gende; of eenvoudig wegstakkers inde sneeuw,
Parijsch figuur in landschap. Hij etste tevens
menigmaal een goede plaat hij schoot
voor onze genegenheid te kort als schilder.
Het spreekt van zelf, dat een teekenaar
als Steinlen, met zijn ietwat-romantische
mildheid in een tijd als de onze, gewaardeerd
moest worden, en nagevolgd. Hij werd in
Holland bij uitstek gewaardeerd. Zijn gevoelig
heid lag ons; zijn aard was onzen besten aard
niet vreemd ; wij zijn van nature weerstaanders
van dwang. In het politieke zijn de besten
onder ons niet dogmatisch; Steinlen's rebellie
was niet dogmatisch, maar rechtstreeksch uit
het gevoel. Het spreekt echter eveneens
vanzelf, dat in een tijdperk, groot als het onze
en psychisch-geladen, een scherper accent
nu en dan wordt gewenscht dan hij kon
geven, dan hij gaf, vooral in zijn allerlaatste
werk. Dat is dan ook de reden, dat hij meer
opgeborgen in de herinnering lag bij een
aantal zijner vrienden, dan elk oogenblik
hun klaar en helder. Hij was, reeds vóór zijn
dood, overgegaan tot de historie; niet tot de
vergetelheid, maar tot het latente. Zijn dood
heeft echter al het vroegere, waarom hij dier
baar was en geacht, verlevendigd, een bewijs
dat hij, hoewel niet behoorende tot de werke
lijke Wijzers-van-den-Weg, toch een waarde
was in en na zijn leven.
PLASSCHAERT
poppen. Daarbij kunt ge een stadsgezicht
noemen, een notitie in waterverf, wanr de
kleur verfijnd is en vrij breed (No. II), Deze
vier dingen zijn de verrassingen van deze
groepententoonstelling. Forsch voor zijn doen,
in kleur en in vorm, is het ongeveer zeven jaar
oude stilleven van Paul Arntzem'us (op een
blauw kleed etc. peren, druiven, een onrijpe
tomaat, een tinnen bakje etc.). Hier hebt
ge niet het gevoel, dat het geduld overwon;
hier is een stilleven door hem geschilderd.
Ritsema's boschgezicht, met n figuur,
is een schets vol van geschakeerde bruinen",
Bakels' besneeuwd stadsgezicht is bijna een
goed werk. Een ding stoort in dit schilderij
met de zachte levende kleuren, en dat is de
voorgrond. Hier is n wijs van doen, n kleur
(het donkere tusschen de sneeuw op den rech
terkant) hinderlijk voor het overige. Het is te
betreuren en misschien nog te veranderen.
Zóó als het nu is, maakt deze voorgrond
het schilderij veel minder waard. Bakels
zond verder een vlot gegeven havengezicht
vol van schepen, waar de kleur hier en daar
aan den gevaarlijken kant is. De Regt's
besneeuwd bosch met een figuur is eigenlijk
beter dan zijn Vogelverschrikker. Deze had
met iets meer geest moeten genoteerd zijn,
was dan het een aardige opmerking geworden.
Ten slotte is Mees' portret van Bautz, den
schilder, te noemen; het heeft echter
iets ouderwetsch aan zich; het is te
tam....
TH. A. STEINLEN *
IIIIIKIHIIIIlmilltllllftltllfftltlKIfllritlUIHIIHIillIttflflIII) MUflfllltlMIflIltlJMIIIIIIIIIIIimmilllllimHIIIIIIIIllllllMMIllimilllllllll
MEDITATION DE NOEL sten December eens een paar grapjes bij me
kaar zult halen voor het Kerst-feuilleton en
door Dr. HENDRIK WILLEM VAN LOON die dan deu eenentwintigste naarde Keizers
gracht zult sturen om ze een uur of vier
(Met teekeningen voor de Amsterdammer" dooi later als druk-proef te kunnen korrigeeren.
grfen schrijver) En dan ineens uit je bed gehaald te worden
OPUS 4711
en al de stoelen van je Fransche ameuble
ment in het donker omver te loopen en je vrouw
als slaap-wandclaar te verontrusten voor een
=r 2>.c.
Allegro ma non tr/ippn.
A curse upon the Weekly paper De Am
sterdammer".
Dit staat in Shakespeare of in Burgersdijk,
ik weet het niet precies meer.
Bovendien wordt de vloek aan een ander
en bijna even klassiek adres gericht.
Maar dezen keer bedoel ik wel degelijk de
bewoners van Keizersgracht 333.
letter fatsoendelijk mensen die een oogen
blik nadacht kon weten, dat een telegram
des avonds uit Amsterdam verzonden, des
morgens heel vroeg in Parijs aan moet komen.
Waren onze wetten niet het werk van
beroeps-politici maar van werkelijk verstandige
burgers, dan zou Artikel Een van elke Grond
wet als volgt luiden Elke staatsburger van
welke nationaliteit ook heeft het recht op
minstens acht uur slaap".
En dan kon zooiets niet voorkomen als
wat mij daar net gepasseerd is, dat ik v.m. om
zes uur uit mijn bed gehaald word om
een' vies groen papiertje onder de deur te
vinden, waarop staat Amsterdam 50893
177/11 4h8 sr wanneer krijgen wij eindelijk
dat artikel voor kerstnummer?"
" Nu is een Kerstnummer altijd een heel
eigenaardig ding.
fc In Amerika waar we aan organisatie
gelooven, en ons geloof ook in daden omzetten,
daar worden de Kerstnummers voor de dag
bladen in Juli geschreven, en in Augustus van
plaatjes voorzien, de Paaschnummers in De
cember geredigeerd en de Pinksternummers in
Februari naar de drukkerij gezonden.
In Europa waar de leden van Redakties
heele vellen papier vol mogen schrijven met '_
een ganzeveer en waar de Rubriek Vrouwen
Wereld" des middag's kopjes thee zet voor
Buitenlandsche zaken en Charivaria, daar
verwacht je y.oo iets niet.
Daar denk je, dat je zoo tegen den
twintiggroezelig velletje papier, geadresseerd aan
Doxter Vanloen" is, om het op zijn zachtst
uit te drukken, hoogst onaangenaam.
Maar er ligt in telegrammen nu eenmaal iets
dat eerbied afdwingt. En hier zitten we dus
klaar om ons artikel te schrijven, en we hebben
dan ook niets ter wereld wat ons dan ook maar
een oogenblik in wil vallen voor de speciale
kerstmis-stemming.
Om de waarheid te zeggen, deugen wij
heelemaal niet voor = speciale karreweitjes.
Ik heb eens een Amerikaansche Excellentie
gekend die altijd alles speciaal" deed.
Hij ging naar het Heilige Land op een
speA." STEINLEN
SCHILDERKUNST-KRONIEK
Pui.ciiKi STUDIO (HOOFDGROEP FLORIS
ARNTZENIUS).
Er zijn schilders die van tijd tot tijd zich
het genoegen gunnen u te verrassen met beter
werk, dan ge gewoonlijk van hen ziet. Dat
soort van schilders is nooit onbegaafd, maar
het heeft een fout: het voelt niet altijd genoeg
de verantwoordelijkheid jegens het eigen
talent; ge zoudt kunnen zeggen: het bedenkt
niet altijd wat het aan zich zelf is verplicht.
Hiertoe behoort FI.ORIS ARNTZENIUS, een
kundig, geschoold vakman, maar die dingen
soms maakt, die hij aan anderen kon over
laten. Hij verrast op Pulchri met vier schilde
rijen, zóó ge willig zijt; met drie schilderijen,
zóó ge het wat strakker neemt. Ten eerste
zijn te noemen: twee gepinkte kippen, liggend
op een witten doek (ü). Hier is vaardigheid,
kleur, en gang in het werk. Dan volgen de
gulgeschilderde begonia's en de als kleur
hier en daar werkelijk verzorgd zijnde twee
PRIJS LEGAAT VlüELIUS. J.
uit Roermond heeft den prijs van dui
zend gulden van dit legaat gekregen.
De voorstelling is die van den dooden
Christus, omgeven door een hoop figu
ren in allerlei standen. De prijs lijkt
me door de aangewezen beoordeelaars
aan hem, die het verdiende, toe
gekend. Het gaat hier toch niet om
de fouten, die zeker in dit werk nog
zijn te vinden (het is door den schil
der pas, en in zijn dienstttijd, geschil
derd) en die door den schilder zelf
werden ingezien, maar de vraag is:
was het niet het meest levende van
alle inzendingen? Er is iets forsch in
dit werk in zware kleur; er is iets in,
waardoor ge voelt, dat deze schilder
begrijpt, hoe een muurschildering de
zware sterkte van den muur, dien liet
bedekt, kan doen gevoelen. Dat verwon
dert niet. Nicolas (geboren 1897 te
Roermond) heeft reeds muur- schilde
ringen gemaakt in de krypt van de
kerk te Asselt, waarvan reproducties
in een tijdschrift mij benieuwd naar
hadden gemaakt; er was ook d aar krach t
en hevigheid.
LEIDEN, DE SPHINX.
Mej. Jeanne Bieruma Oosting heeft in het
stille, ver van de waereld gelegen kamertje,
waarde Sphinxen"tentoonstellen, een aantal
stillevens en landschap. Zij is een leerlinge
van Albert Roelofs, en ze had les van W. van
Konijnenburg maar haar aard gaat niet
in de richting van dezen laatste. Zij is een stil
levenschilderes, en een teekenares van
landschap, ondervonden op de manier der
Impressionisten. Daar uit zij zich natuurlijk;
daar heeft zij een kans zich zoo zuiver, als
zij dat kan, te geven. Ge vindt deze waarheid
op de tentoonstelling bevestigd door een aan
tal onderwerpen (ietwat herinnerend aan die
van Mevrouw L. van Dam van Isselt).
zooals de gekookte kreeft op de witte tegels;
het vogelnestje met het ne blauwe ei,
terwijl een teekening van een schuit, levendig
en met clan, het temperament doet raden
van de maakster.
P L A S S C 11 A E R T
daal" schip en landde in Jaffa in een speci
ale" sloep en ging van Jaffa naar Jerusalcm
in een specialen" trein en logeerde in een
speciale" kamer van een speciaal" hotel en
toen (ik zweer u, dat ik het met mijn eigen
ooren gehoord heb) ging hij op een specialen
muilezel" naar de Jordaan.
Maar ik ben eigenlijk met al mijn zwerven
een bescheiden madeliefje gebleven, dat liefst
in de schaduw van den grooten heirweg bloeit
en er niet van houdt wanneer er speciale"
dingen gebeuren.
Het is een eigenaardigheid, die mij alreeds
in vele moeilijkheden heeft doen geraken.
Zooals de meeste menschen, die de honderd
kilo verre te boven gaan (en de varkenswaag
uit den Burg opTexel kan dit getuigen, toen ik
er, tot vreugde van de inboorlingen, op gewo
gen werd) heb ik een buitengewoon goed hart,
en wanneer het op beloven aankomt, dan zijn
er weinigen, die mij overtreffen in de gulheid
waarmede de gouden bergen van Luilekker
land worden verdeeld.
Het is zoo veel gemakkelijker om ja" te
zeggen dan neen". Je doet er zooveel men
schen plezier mee en het kost je zoo weinig
moeite.
klein hondje, moesten met leêge handen naar
huis gaan.
Sindsdien hebben ze geen van allen meer
een woord tegen hun vroegeren buurman ge
sproken.
Eindelijk is hij maar verhuisd. Zijn kinderen
werden allerwege voor leugenaartjes uitge
scholden.
En dat is allemaal heusch waar, net zooals
het verhaal van de speciale" Excellentie.
Zoo gaat het mij met mijn artikelen voor
de tijdschriften van drie verschillende
werelddeelen.
Ik beloof heel veel, en als dan het oogenblik
daaris,dan heb ik geen enkel ideetje in mijn
hersenen en de redaktie in haar wanhoop
vult de leeg gehouden plaats met eenige anek
dotes uit het Humoristisch Album voor 1879.
De zaak is natuurlijk deze, dat ik veel eer
lijker ben dan de meesten van ons gilde.
Als ik niets weet, dan staan eenvoudig mijn
hersenen stil.
De andere kameraden hebben geen geestelij
ke benzine noodig om den Fokker van hun
vernuft op te doen stijgen.
Die vliegen zoo maar met hulp van de war
me lucht die uit hun huiselijke theeketel op
stijgt, het luchtruim in en eenmaal inde wolken
houdt hun eigen soortelijk gewicht hen voor
uren in de hoogte en zij bereiken de aarde niet
voor ze hun vijftig gulden netjes vol ge
schreven hebben.
Ik heb dikwijls geprobeerd dat ook te doen.
Met Geschiedenis echter is dat een heele
historie.
Want al zijn we nu wel zoo'n beetje over de
iaartalletjes heen, je moet toch als historicus
van tijd tot tijd eens iets opzoeken en je wel
eenigszins aan de algemeen-bekende feiten
houden.
Of Napoleon nu in 1820 of in 1821 gestor
ven is, dat komt er niet zoo erg op aan, maar
dood moet hij zijn.
Hetzelfde geldt van Carolus Magnus en van
Boeddha en van Dr. Kuyper en van nog
IfMaar eindelijk vergaat het je toch als mijn
vriend in Baltimore,die zoo'n mooien hond had.
Die hond van mijn vriend moest Mama
worden en alle buren vroegen: als nu alles
goed afloopt, geef ons dan zoo'n klein hondje.
Al is het maar een heel klein hondje, dan zijn
wij toch al tevreden".
Wat kon de man anders doen dan ja"
zeggen ?
Zoo'n heel klein hondje is toch heusch wel
Ik't minste wat je aan een vriend kimt beloven.
Maai toen het avond werd en morgen en de
dag der vreugde eindelijk aanbrak, ziet ! toen
produceerde het goede ditr (tegen alle
canischc wetten in) slechts twee wulpjes en de
drie en dertig andere kandidaten, die toch
allen ook gerekend^ hadden op zoo'n heel
TH. A. STEINLEN
Bij de Molenbeker
Ik heb der beekjes glans bespied.
Daar waar de Meidoornboom zich spiegelt
Bij de oude brug, waar 't leut'rig riet
op d'ademtocht van 't windjen wiegelt.
Ik heb der bloemen lach bespied
Bij 't kussen van de zonnestralen,
Die als het licht uit 't Oosten schiet
In goudglans tot hun liefjes dwalen.
En 'k ben daar stille blijven staan,
Als door onzichtbre' macht gedwongen.
Een stem is uit mijn hart gegaan;
En 'k had mijn morgenlied gezongen.
P E E R K E DEN BELG
TH. A. STEINLEN
vele andere beroemde historische personagié'n.
Je moet per slot van rekening toch iets van
die menschen met eenige zekerheid weten en
je kunt er maar niet op los phantaseeren,
zonder het gevaar te loopen aan de kaak te
worden gesteld.
En daarom had ik er dikwijls over gedacht
het bijltje van K'eio maar aan der Muzen
wilgen te hangen en mij op den roman te wer
pen.
Ik begin mijn Hollandsen langzamerhand
heel erg te vergeten, maar als ik mij niet vergis
werpt" men zich in Holland nog steeds op
de muziek en op het schilderen en op de littera
tuur en dat zal dan ook wel de reden zijn
waarom de fraaie kunsten^bij ons zoo zelden
overeind staan.
En zoo heb ik mij, zooals gezegd, dan ook
wel eens op den roman geworpen".
Maar dat was toch eigenlijk geen sukses.
In de eerste plaats, als je je kopie altijd op de
schrijfmachine aflikt, dan zit je dadelijk met
die vervelende aanhalingsteekens.
Want in novellen en in romans en in alles
wat niel met de wetenschap te maken heeft,
moet je voortdurend dialoog geven. En cal
beduidt aanhalingsteekcns.
Aanhalingsteeken ik bemin je
aanhalingsteeken fluisterde hij heesch komma
aanhalingsteeken ik heb je altijd lief gehad sinds