De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 22 december pagina 8

22 december 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

\ DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 22 Dec. '23. - No. 2426 KAïN, door Arthur Wildgans. Opgevoerd door de N.V. ,,Het Hollandsch Tooneel" Teekeningen voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen Het^Concertgebouw-sextet.'J Twee componisten teekenen zich tegen den achtergrond der moderne muziek thans duide lijk af als levenskrachtige verschijningen: Strawinsky en Milhaud. Strawinsky is mis schien de geniaalste, de reeds geheel en al geconcentreerde, voor wien het wisselen der vormen slechts een wisselen der uitingen is. Milhaud is het meest de mensch van onzen tijd, ook in zijn muziek. Hoewel het niet juist is de Qroupe de Six", waarvan hij deel uit maakt, naar hem te beoordeelen zij bevat uiteenloopende persoonlijkheden treedt Milhaud toch het meest frappant, het meest met de eigenschappen van den overvloedigen, onweerhoudbaren musicus naar voren en heeft hij ook reeds zijn weg in de wereld gemaakt krachtens deze eigenschappen. Milhaud over tuigt door de overmoedige energie van een op eigen kracht bouwende; de schandalen, die zijn eerste concerten uitlokten, maakten hem nooit wanhopig, doch amuseerden hem eerder, en hij genoot ook vaak de voldoening, dat het publiek den tweeden maal beapplaudiseerde, wat het den eersten maal uitfloot. Milhaud is ondernemend en door zich zelf aan ons voor te stellen en ook doordat de muziek behoefte heeft aan nieuwe, interessante verschijningen en niet eindeloos bij Brahms, Wagner en de ouderen kan verwijlen , geraakte hij eerder bij ons bekend dan Strawinsky, die meer dan tien jaar heeft moeten wachten voordat het Concertgebouw-orkest zijn Petrouchka" (van 1911) speelde. De belangstelling voor Milhaud is bij ons thans gaande, en ook het Concertgebouw sextet, dat altijd klaar staat om ons op de hoogte te houden van wat de moderne muziek aan werken voor ensemble-muziek oplevert, heeft nu op een harer concerten een sonate van Milhaud voor piano, fluit, hobo en clarinet doen uitvoeren. Reeds het feit, dat een sonate (geen klavierquartet, zooals vroeger) in deze bezetting wordt gespeeld, is merkwaardig. Als kamer muziek stelden wij ons vroeger meestal voor een bezetting van strijkers, met of zonder piano. Bij de modernen gaan de gebieden der kamer muziek en der orkest-muziek reeds geheel in elkaar over. Zij componeeren symphonieën voor negen of zelfs zeven instrumenten en schrijven sonaten in b.v. een bezetting van vier, vijf, zes blaasinstrumenten. Milhaud heeft zelfs voorspeld, dat het orkest zich ten slotte tot op 6 solistische instrumenten zou beperken. Dit is een belangrijk verschijnsel, dat zich bij de geheele moderne muziek voordoet en dat ook geheel met haar wezen samenhangt. Het klank-vo/ume als zoodanig heeft voor den modernen componist geen waarde meer. Hij voelt het als iets kinderachtigs om door tien violen te laten spelen wat n viool even goed, en zelfs beter, want karakteristieker, kan uit drukken. Het pathos van den volumineuzen klank en den grooten vorm is hem vreemd geworden. Een orkest, dat uit solo-instrumen ten bestaat ontwikkelt een wezenlijker klankrijkdom dan het vroegere orkest, niettegen staande diens verdubbelingen en verdriedubbelingen van groepen en aantal. Naar in tensiteit, naar concentratie, ook binnen de wereld der muziek, streeft thans de modern voelende musicus. Daarom vallen voor hem de scheidingen tusschen symphoniemuziek en kamermuziek weg. Zulk een kamermuziekwerk van meer symphonisch gehalte is ongetwijfeld de sonate van Milhaud, die thans door het Concert gebouw-sextet gespeeld werd. Het werd ge componeerd in 1918 in den Braziliaanschen tijd, den tijd, dat Milhaud met Paul Claudel een diplomatieke functie te Rio de Janeiro uitoefende. Het kenmerk van de composities, die hij in dat zuidelijk land met zijn oerwoud-nachten en zijn exotische plantengroei schreef, is het ABEL (A. Paassen) ADAM (J. te Wechel) KAÏN (Louis de Vries) EVA (J ui ia Cuypers) imm iiiiiiiiiiiiiiiiiiu iiiu uuii iiin mm MUI ti rtiiiint iiiiiin donkere, driftige, tumultueus-hevige, dat bij Milhaud afwisselt met een zachte melancholie, zijn uiting van teederheid. Het ballet L'Homme et son désir", dat hij ook in Braziliëschreef, is zulk een verklanking van den oer-woud nacht, op een choreographische verbeelding van Paul Claudel, een tumultueus-vitale zwart" getimbreerde muziek van slaginstru menten. De Braziliaansche tijd is voor Milhaud vooral belangrijk geworden, omdat hij zich juist uit de invloeden van Debussy en Magnard had losgemaakt en zijn eigen weg ging vinden. In Braziliëheeft Milhaud zijn ware zuidelijke natuur ontdekt, die krachtens zijn Portugeesch origine, hoewel hij Franschman van geboorte is (uit Aix- en Provence), in hem woont. ,,Milhaud kwam uit Braziliëterug, dol van de negers" schreef Cocteau. Het verlangen naar dit Zuiden heeft hem sinds dien voort durend vervuld. Hij schreef op zijn Brazili aansche indrukken nog verscheidene werken de Saudades de Brazil" voor piano, de tango symphonie", Le boeuf sur Ie toit" op Brazili aansche danswijzen, tijdens het. Carnaval te Rio de Janeiro in de negerwijken gehoord, het onlangs opgevoerde neger-ballet La création du monde", de orkestratie van zijn Ch ophores", terwijl hij voor de orkestratie van zijn Eumenides", het laatste deel uit de Trilogie van Aeschylos, naar Madeira reist, omdat zijn partituur, naar hij zeidc, de plan tengroei verwant is van dat eiland waarin men Europa het meest nabij is en Brazili reeds gewaar wordt". Het element der natuur spreekt in Milhaud's muziek altijd zeer sterk, niet alleen in werken, die hij Printemps" of Pastorale" noemt, maar ook in de als exotische plantengroei zich door elkaar slingerende polytonale contrapunten van deze door het Concertgebouw sextet gespeelde sonate. De deelen dier sonate zijn benoemd naar stemmingen, tranquille", joyeux", emporté", douloureux", doch deze opschriften geven slechts den toon" dier gedeelten aan. Het emporté" liet de toehoorders zelfs perplex staan en men lachte er terecht om zooals men lacht om iemand, die zich overstuur maakt. Behalve de sonate van Milhaud speelden de fluitist Klasen, de hoboïst Blanchard en de fagottist De Groen een andere noviteit ,ccn alleraardigst trio van Haydn, een werkje, waarvan het manuscript door Loevensohn in een Brusselsche imiziekbibliotheek was ge vonden en dat voor deze uitvoering is gereed gemaakt. Het charmecrende muziekje werd meesterlijk geblazen en had een groot succes. Bertha Scrocn viel voor Mevrouw Noorderwicr in, die ongesteld was, en zong liederen van Mauricc Emmanuel, van Sauvrezis, Ravel en Lalo, met piano en fluit-bcgeleiding, dat van Lalo, een Brctonsch lied met piano- en hobobegeleiding, waarbij Blanchard zijn partij uit de verte" moest laten klinken in een zaal er naast. Het Concertgebouw-sextet besloot zijn avond met de herhaalde uitvoering van Roussel's Divertissement voor blaasinstrumenten en piano. Jaap Spaanderman, die de eerste maal hier optrad als vervanger van Evert Cornelis, die door zijn werkzaamheden te Utrecht van de leiding had moeten afzien, kweet zich lofwaardig van zijn taak, vooral in de sonate van Milhaud. Een en ander zal door vaker samenspelen nog soepeler functioncercn. CONSTANT VAN W E s s H M SCHILDERKUNST-KRONIEK KEN NOODZAKELIJK GEVOLG. Het was altijd n mijner wenschen, naast Berlage's Museum, het Stadhuis van De Bazel inden Haag te zien. Die kans is ons ontnomen; een slecht begrepen zuinigheid heeft ons deze mogelijkheid geroofd. De dood van De Bazel maakt, dat wij geen bouwwerk zullen zien, waarvoor hij, met zijn verfijnd gevoel voor plastische vormen, was aangewezen. Maar die dood van den eenen bouwmeester iiiliiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiii N. V. HET HOLLANDSCH TOONEEL. Kaïn, door Anton Wildgans. g De dichter, die zijn stof aan den Bijbel ontleent, is welbeschouwd verplicht een meesterwerkie schrijven. Vandaar dat zwakke pogingen in deze weinig waardeering wekken en veler geërgerde verbeelding zich te weer stelt bij knutselig theaterspel met gestalten uit het oude of nieuwe Testament. Doch niet alleen in vergelijking met het min-waardige, dat het tooneel op dien gewijden grond ge meenlijk biedt, moet men het dramatisch gedicht Kaïn" van den Oostenrijkschen dichter Wildgans uitzonderlijk hoogschatten; afgescheiden van de geëerbiedigde stof, dunkt ons dit drama tevens een geslaagd voorbeeld van wat de jongeren van onzen tijd van het tooneel verlangen: een meer monumentale, op de ruimte gebaseerde, en tegelijkertijd samenvattende dramatische be wogenheid. Zij stellen dit streven m.i. ten onrechte, het blijft alles een quaestie van vorm en appreciatie en niemand reikt toch verder dan zijn armen lang zijn tegen over en boven het naturalisme (het slechte naturalisme, bedoelen zij, dat zichzelf beperkte en zich in overbodige détails verloor) en stuwen daarbij onwillekeurig weer aan op het dramain-verzen, dat mede door dit naturalisme tijdelijk op den achtergrond was geraakt. Verleden winter besloot ik in deze rubriek een opstel over Expressionisme" met de invallende gedachte: het expressionisme is de weg-terug naar de lyriek", en Wildgans is de eerste die ons deze oplossing als de juiste komt bevestigen. Alleen de lyrische ont boezeming kan bij machte blijken (Vondel ging mede vóór) het modern schema te vullen en de oude handeling jong te maken, zoolang het détail, als de natuurlijke bloesem cener innig-doorleefde realiteit, voor de huidige generatie het blijft alles een kringloop heeft afgedaan. In dit verband, mede dus als verschijnsel van zijn tijd, is Kaïn" van den begaafden dichter, aan wien eenige jaren de leiding van het Burgtheater is toevertrouwd geweest, een knap werk, dat de belangstelling verdient. Zijn beide vorige stukken Armoede" en Liefde" zijn in onze taal gespeeld, doch wegens gebrek aan belangstelling lag het wellicht aan de vertooning? terstond weer in den premières-verslindenden muil van ons tooneel verdwenen. Moge Kaïn" een beter lot beschoren zijn. Wildgans noemt dit drama het eerste van een trilogie, waarvan het tweede Mozes" zal heeten. het derde: Jezus", en hield zich wat den inhoud der vijf bedrijven betreft, zoo streng mogelijk aan het boven elk bedrijf geplaatst citaat, dat hij aan het boek: De sagen der Joden" ontlee;ide. Waar het geheele werk het karakter van een oratorium draagt, daar zou het mogelijk de vertooning ten goede komen, wanneer deze citaten ook in den schouwburg, telkens aan de handeling vooraf gingen, als het ware den toon stemmend. Dramatisch ontegenzegge lijk van werking, genieten wij een dergelijk werk toch niet hoofdzakelijk om de spanning, maar om de innerlijke bewogenheid van het vers in de gespannen situatie, om de muziek der universeele gevoelens. De grootste moeilijkheid, die deze stof den dichter oplegt, moet wel in het woord schuilen. Gebonden aan slechts vier legen darische figuren: Adam, Eva, Kaïn en Abel, en zonder dat hij het zich een weinig gemakke lijk maakte door toevoeging van zinnebeeldige personages, door Adam's kroost met enkeledochters uit te breiden, door de dieren des velds een woordje mee te laten spreken, door afwisseling van rei- of koorzang, moest de dichter ook wat de taal betreft zijn fan tasie aan banden leggen, zich beperkend tot de eenvoudigste, uitsluitend aan deze natuur aan den bajert, woest en duister ontleende beeldspraak. En waarschijnlijk zal het juist daaraan te danken zijn, aan al deze strenge eisenen en restricties, dat dit werk zoo kloek oprijst en de vier figuren, die het dragen, inderdaad dragers zijn van elementaire menschelijkheid, zonder smuk van tijdelijkheid of opgelegde romantiek. Er is niets in deze menschen gevangen in hun natuur", dat onze instincten niet aan vaarden als een deel ook van de onze, en het dichterwoord doet dit al als noodzakelijk, onafwendbaar, en derhaKe: schoon, beseffen. In eeuwigen weemoed, en onsterfelijk verlan gen: Het is zoo donker reeds aan Adam's haard/ Moet Kaïn nog tegen Abel, Ahel tegen Kaïn Opstaan in haat?" Door de taal staat ons dit werk van Wild gans veel nader dan Laudy's Paradijsvloek", hoe een verdienstelijke greep ook dit Neder landsen spel in zijn soort mag zijn. Laudy gaf de elementaire gevoelens naïef, en wij werden er na zoo vele eeuwen niet meer door bevredig;!, wijl zij te zwak in ons aansloegen, te weinig weerklank wekten. Wildgans is erin geslaagd deze gevoelens elementair te laten en ze nochtans te vullen, te laden, met wat de vrucht van eeuwen is. Ook in technisch opzicht, en hier is dan de intuïtieve, de gevoels-techniek bedoeld, kwam hij tot gelukkige oplossingen. 7icli houdend aan de vier gestalten, van wie slechts ne: een vrouw, wist hij deze Moeder" tevens, visionnair, als de droom-geliefde der beide zonen te doen optreden", zoodat de rivali teit der knapen om de gunst der moeder, bij den aandrift der mannelijke begeerten van hart en zinnen, natuurlijkerwijze kwam op ander plan en naar alle kanten kon uitslaan, zonder dat daartoe een willekeurige figuur (een jong meisje) behoefde te worden ingelascht. Kuisen en lieflijk is het maagdelijk niocderbeeld zooals het aan Abel verschijnt: Ge waart het, ja. en... kondt het toch niet zijn. Aan halmen, deinend als een groenen stroom. Ontstegen stond gij, stralend ! Xeen, niet gij. Een licht ! Omgolfd van iets, dat leek op 'aren, Gevederte of kleed. Goud was 't, klaar goud, Tot aan de knieën ! Bloemen hielden 't op Dat het niet gansch tot aan de voeten zonk." En daarna het werven om haar voorkeur van den verhitten Kaïn, waar hij op Abel's legerstede aan zijn moeders voeten ligt, in schuwe begeerte deze blanke vrouwevoeten kust. Ook dit bleet', in natuurlijkheid, knisch, immers Kaïn ziet van zijn moeder niet meer dan haar voeten, die hem tot uitgangspunt dienen voor het droombeeld eener andere, jongere vrouw, die haar gelijken, en hem behooren zal. Ontroerend is daar de klacht van den verongelijkte, de bereidheid, de deemoed in den reus, welke voor haar slaaf wil zijn: heeft voor mij een noodzakelijk gevolg. Nu De Bazel dood is, en het Museum, gedeeltelijk door de kosten, voor lange jaren onmogelijk, nu moet Berlage de gelegenheid gegeven worden het Stadhuis, en dat wel zoo spoedig mogelijk, te bouwen. Het schijnt me toe, dat hier zonder dralen moet worden gehandeld. De dood van twee bouwmeesters van belang in n week, maakt lang overleg gevaarlijk. Of moeten we in den Haag nu wachten, tot Berlage overkomt, wat ons allen ns overkomt, en moeten we na dat ongeval, met een leedwezen, dat ik maar half als echt kan erkennen, dien dood opnieuw betreuren, en, huichelachtig, ons prijzen, dat we toch hei voornemen hadden, maar dal het Lot ons de mogelijkheid ontstal, ons voornemen te verwerkelijken. ... Het stadsbestuur van den Haag heeft dezen plicht: Berlage dadelijk op te dragen het Stadhuis te bonwen, dat de Bazel niet kon bouwen. EEN ONDULDBARE REGELING OF HANDELWIJS. Voor dit jaar was een som beschikbaar gesteld tot steun van een of meer beeldende kunstenaars. Deze som zou besteed worden, met een som, door den Raad van den Haag toe te staan, voor een wandschildering in den Schouwburg. Eén ontwerp, dat door Linse gemaakt, werd aanbevolen door de commissie van advies bestaande uit Dr. van Gelder, Haverman en den heer Kal f f (waarom niet Berlage, Van Konijnenburg en Toorop of Hulst?). De Raad nam kennis van het ontwerp door Linse, iemand met talent, ge maakt, en weigerde, nadat het ontwerp was gezien, het geld te voteeren; de heele wandschildering werd daardoor onmogelijk gemaakt, uit is ten slotte een onduldbare'staat van zaken. Ik heb nooit iets gemerkt van de artistieke capaciteiten van de heeren Muylwijk, Wittcrt van Hoogland, en van den heer Duymaer van Twist. Ik geloof, dat ik niet te ver ga, als ik schrijf, dat laatstgenoemde zich met het onaesthetische gemakkelijk tevreden stelt. Deze heeren met te volgzame volgelingen deden het voorstel vallen, en blameerden in een aesthètische onnoozelheid, of afkeer, zich zelven en beleedigden tegelijk de commissie van advies, die uitgenoodigd was geworden. De regeling voor zulke dingen deugt niet, het werd hier weer opnieuw duidelijk. Een andere regeling moet getroffen worden. Natuurlijk heeft de Raad te zeggen welke sommen zullen besteed wor den voor 't een of het ander. Tegen deze zeg gensschap gaat dit artikel niet. Mar zoodra de Raad een bepaalde som voor een bepaald aesthetisch doel heeft toegestaan, moet hij het advies volgen van de adviescommissie, wie hij zelf het recht tot oordeelen gaf. De in deze aangewezen wethouder zorgt dan voor verdere uitvoering, desnoods steeds met raadpleging van de adviescommissie Zoodoende is er meer mogelijkheid tot het tot stand komen van kunstwerken, dan volgens de tegenwoordige regeling van zaken.... en dat moeten we allen toch wenschen, ook uit oekonomische overwegingen ! Mochten de verschillende gemeenteraden niet overgaan tot zulke handelwijs, of zulke regeling, dan werd het noodzakelijk, dat die- . genen onder ons, wien gevraagd werd zitting te nemen in dergelijke commissies van advies, eenvoudig-weg weigerden, het zou anders* er op lijken, of wij gelegenheid zochten ons door ondeskundigen of tegenstanders te laten beleedigen; dat heeft geen enkele reden, en gaat in tegen onze hoogheid. P L A S S C H A E K T TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN EN TEEKENINGEN VAN OSCAR MENDLIK. Bij E. J. van Wisselingh, Rokin. Oscar Mendlik is een schilder van de zee. Hij is dat zoo uitsluitend, dat op zijn schil derijen nimmer een schip of zelfs maar een vogel en hoogst zelden een kuststrook voor komt. Voor alles is hij een nauwlettend waarnemer in de zee in haar uiterlijke verschijning, van haar structuur. Hij kent de vorm van een golf en de beweging ervan, het uploopcn, het omslaan, het uiteenspatten. Hij kent ook het aspect van de golven te zamcn, het aanrollen, het voortkabbelen, het breken. Hij weet hoe de zee er uitziet bij een zachte bries, een stijve koelte, een opkomenden storm, een orkaan. Hij nam haar waar in de lente en in den herfst; bij ochtend- cu avondschemering, onder een opkomende Zuid ooster en een afbuiende Zuidwester. Hij verzaakte nooit; hij noteerde en beschreef haar lokken en haar toornen, haar weifeln en haar berusten. Toch geloof ik, dat de heer Mendlik zich iu de zee heeft vergist. Deze schoone heeft hem niet meer getoond dan ze kwijt wilde zijn. Haar innigste wezen en haar eigenste ik hield ze hem verborgen. Ik kan het niet anders zien. Mendlik's zee is de zee van Jan en alleman; de zee die oude dames, beelderig" vinden en waar jonge den heelen dag naar zouden kunnen kijken", de conventioneele, veel bewonderde, algemeen gegouteerde zee". Deze schilder heeft zich blind gestaard. Ge zoudt wenschen, dat hij de oogen gesloten, de zee, de zee gelaten en uit de bron van zijn herinnering geput had wat gevoel en ver beelding hem ingaf: de zee van Mendlik. Nu mis ik in zijn ^schilderijen het tempera ment, de drift, de visie van den kunstenaar: het lijken min of meer geslaagde goed bedoelde zee-beschrijvingen op interessante oogenblikken; Oceaan-topografie. Merkwaardigerwijze geven zijn waterverfteekeningen een 'heel" ander beeld. Daar weet hij in enkele centimeters te suggcreeren wat zijn schilderijen missen: ruimte en at mosfeer; daar is hij los, levendig en gemak kelijk in zijn voordracht. Zou het komen, omdat hij in deze schetsen niets beoogt, niets bedoelt en zich dus niet forceert? Of ligt het materieel hem beter? Zeker is dat de factuur van zijn schilderijen niet onberispelijk is en dat hij in den strijd met de verf, lang niet altijd overwint. H r: N N u s iiiiimmtimiiiiiiiiMi iiiiiiiiini i u t miiiiimiumiiiMimi Wij zouden de rol van den God-vloekenden, bewustcn mensch Kaïn, naar wien klaar blijkelijk des dichters hart warmer is uitge gaan dan naar den gedachteloos-vronien knaap, den blonden heraut van den latercn Messias, eerst eens in haar volle qualiteit vertolkt willen zien om uit te durven maken in hoever hij is geslaagd het troebel-menschelijke te verheffen naast het rein-goddclijke. Mij leek, dat hij, vooral aan het slot van II, waar Kaïn Abel lokt den nacht met hem in het woud door te brengen, de figuur soms te klein heeft begrepen, zelfs naar den tnarqué" is geneigd. Wij behoeven om Kaïn's daad te aanvaarden, Kaïn geenszins als verrader" te zien, gelegenheid tot doodslag was daar in dien tijd te-over; eerst veel later werd Judas geboren; en sluipmoord is een vorm der Renaissance. Ook het slot van het drama Kaïn, na de verlossende daad, in trance van sterk gerhytmeerde dans-bewegingen bovenop een rots -- zal niet licht bevredigen. Hier voelen wij den invloed van Weenen, van dien anderen Weenschen dichter: Hugo von Hofmannsthal, en zijn Elektra-bewetking. In Elektra" echter joeg Richard Strauss' muziek den gruwel op tot het momenteel overweldigende, daar stond de zegepraal" te dansen in haar wanstaltigste, doch tevens schokkendste gedaante, terwijl het hier half" bleef en belachelijk werd. Het werk zou niet de verschijning van Kaïn op tien rotstop, aan welks voet Adam en Eva het lijk van Abel in de aarde bergen, kunnen sluiten; wij behielden dan het schoon ste in onze ongeschonden herinnering: de Moeder, die, zoolang zij den dooden zoon nog iu haar armen houdt, den dood niet er kent, en eerst voor de smart ontwaakt als de Vader, de man" die het causaal verband leerde uit de natuur, haar het gedolven graf toont als den onverbiddelijke!! overgang, het verdwijnen", de scheiding tusschen hemel en aarde. Mevrouw Julia Cuypers heeft deze Eva verrassend schoon gespeeld. Verrassend, niet omdat wij haar talent onderschatten, maar omdat het zoo zelden voorkomt deze actrice te zien, ontdaan van eiken wereldschen tooi. Een klomp mensch, als vergroeid met de grauwe rots waarop ze zat, star, gebluscht, schier afgestompt sinds den ondoorgrondelijkcn zondeval.... alleen nog: moeder, het moederdier, in smartelijke verwondering .... Als mevrouw Cuypers haar rol gezongen had Kaïn" zou zeer wel een muziekdrama kunnen zijn zou zij met haar volle, warme alt en breede plastiek, voor deze partij" onder de eerste vertolksters van Europa gelden. Hoe armelijk klinkt het modern-verzenzeggen naast dergelijk geluid.... Hoe onbe zield blijft het zoodra er iets meer van gevergd wordt dan voorzichtig, vlak-gevoelig letter greep aan lettergreep voegen. Alex Paassen bracht voor Abel een jeugdig uiterlijk mee, gratie, en een aanvankelijk bekorende frischheid. Maar hoe schraal en nuchter bleven de fraaie brokken lyriek en hoe weinig deed ons ten slotte het zonnig Godskind, dat om der menschen zonden sterven moest. Over Joh. te Wechel's Adam" valt zelfs niet te praten. De litteratuur heeft ons den pater familias, in het zondig verband, nooit als een held voorgesteld, maar de figuur is door Wildgans toch volstrekt niet als de uiterste tegenstelling daarvan bedoeld, en een tooneelspeler van talent zou van den onbuigzamen ploeger en zwoeger een, in redelijke bezonkenheid, eerbiedwekkend mensch hebben kunnen maken, die, als een eik, den achtergrond vulde en uit wiens stroeven vadermond het bevel: pak aan de toorts ! Ga vóór, belicht den weg l" machtig en gezagvol klonk. Waar drie van de \*ier personen te kort schoten, de Kaïn" van Louis de Vries liet slechts op enkele oogenblikken gevoelen wat deze rol, monumentaal opgevat en rijk ge schakeerd, zou kunnen ontketenen en ook de romantische decors van prof. Jurres, geslaagd in hun genre, niet in vergelijking komen met wat in de richting der visionnairsynthetische ensceneering op ons tooneel reeds werd gepraesteerd, daar blijft ook hier onze waardeering voor de poging een belang wekkend modern werk, in de metrische ver taling van Mr. H. W. J. H. Keuls, welke in verhouding tot hefonderwerp in het Nederlandsch misschien iets te licht aanslaat, maar, zeoals uit het aangehaalde kan blijken, zich gevoelig lezen laat en ook op het tooneei boeide, onder de aandacht te brengen van wie in ons land op de hoogte wil blijven van de buitenlandsche tooneellitteratiiur.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl