De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 29 december pagina 12

29 december 1923 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 29 Dec. '23. No. 2428 EEN PERSOONLIJK WOORD HERMAN SALOMONSON (MELIS STOKE) RIJM-KRONYCK Ach lezer 'hoelang heeft mijn weeklijksche zang in dit hoekje u verveeld of verpoosd.. ? Misschien mist ge hem .niet nu gij hem niet meer ziet, en zegt zuchtend: ziezoo die's geloosd.. De wereld draait rond ook al houd ik mijn mond inde Groene en dat is mijn troost. En ik meld per gedicht het ontstellend bericht: ik kwam goed en wel in den Oost. Dag mijn hoekje Ik kweel met een brok in mijn keel u tot afscheid .dit rijm als een toast.. Bijna tien jaren lang klonk mijn schrille .gezang in dit hoekje En nou ben 'k in den Oost.. BEROEMD WORDEN Aan MELIS STOKE. Goede vriend, Nu je in Indiëbent aangekomen moet ik je, naar aanleiding van een dagbladartikeltje, dat op den dag van je vertrek verscheen, een ernstig verzoek doen. Verscheur in vredesnaam alle brieven, die je misschien nog van me hebt en die je nog krijgt. Ik vraag je dit in een open brief, hopende, dat eventueele andere schrijvende vrienden dit ter harte zullen nemen. ? We kunnen misschien beroemd worden. Ik zeg dat niet om je"te beleedigen, noch om me zelf te verheerlijken of me illusies te maken. We kunnen er niets aan doen, als het zoo loopt. Het is tot nu toe goed gegaan. We heb ben op de Haagsche tentoonstelling van letter kunde beiden ontbroken. In Amsterdam hebben ze jou er later bijgepoot. Ik zelf ben daardoor diep gedaald in de waardeering van oude tantes, die me geregeld lazen, en die nu ont dekt nebben, dat ik een mindere grootheid was, dan waarvoor ze me hielden. Als we nagaan wie er al zoo beroemd geworden zijn, behoeven we ons niet te hoovaardigen met de veronderstelling dat we nog een slap kansje krijgen. De dichter van Reinier, die met zijn stramme leden naar Aken's baden is gereden, heeft met zijn acht iiiiiminiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'i Ach.... wat heb ik geklad hier diep-achter in 't blad 'k Heb er somwijlen zelf om gebloosd Maar ik deed het zóó graag Nog een keer na vandaag....? Endanga'khoor... .aan 't werk i n den Oost.. Wie komt er na mij in dit hoekje..? 't Komt vrij Boutens..? ..'t Zij dat men 't liever verKbos-'t.. Dag mijn hoekje Vaarwel Wacht uw dichter.... Ik ga met een snik aan mijn werk in den Oost.. MELIS STOKE iiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiinii J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAM-DEN HAA« DB BESTE HOEDEN IN HOLLAND Beste Lezer, Ik geloof niet dat ik u ooit in de jaren dat ik mijn wekelijksche Schietgat in dit hoekje van het Groene blad geschreven heb met mijne persoonlijke affaires heb lastig gevallen. Eri nu komt alles ineens tegelijk. Het begon er mee dat de heer Van Vlijmen mij heeft geteekend, en dat zijn werk op de Letterkunde-Tentoonstelling is opgehangen. Daar was ik zeer trotsch op. Men is tenslotte maar een mensch, nietwaar, en zoo lichtelijk ijdel....? En bovendien heeft van Vlijmen het heel mooi gedaan. Maar dat neemt nietTweg dat ik hierdoor heb ingeboet aan anonymiteit, en ernstig ge vaar heb geloopen aan vreedzame protest demonstraties blootgesteld te worden van de zijde van het Europa-Herstel-Comitéen be vriende genootschappen. Het is mijn vaste overtuiging dat de nieuws gierigheid van het publiek uitgaat naar een geteekend portret van een schrijver, maar dat de werkelijke belangstelling uitgaat naar zijne onder-teekening. De stukjes in het Schietgat zijn onderteekend geweest: Melis Stoke. En ook onder dit stukje, dat in zekeren zin een afscheids-stukje is, zal ik straks Melis Stoke zetten. Deze pseudoniem is mij zoo vertrouwd ge raakt, dat ik bijna blindelings op mijn schrijf machine de toetsencombinatie vind die deze twee woorden te voorschijn roept. Dit is een persoonlijk woord van Melis Stoke die, zooals de courant het zoo kernachtig uitdrukt: ,.een betrekking heeft aangenomen in de Indische journalistiek, en naar den Oost is vertrokken". Kijk.... en daar val ik u nu toch met mijne particuliere affaires in huis. Maar ik kan niet anders. Ik kan toch maar niet zoo zonder boe of ba wegloopen achter uit dit blad, nadat ik zoovele jaren lang met eene halsstarrigheid waarvan ik ? de beoordeeling aan uwe persoonlijke appreci atie overlaat, iedereweek wat door mijn gaatje geschoten heb. Laat ik u tenminste een hartelijk vaarwel toeroepen. Onze wegen zijn wonderbaar. Dat de mijne zich om den evenaar zouden gaan slingeren als de bekende gordel had ik eigenlijk niet ver wacht, al maakt de kleurnuance weinig ver schil met die van dit orgaan, waarvan het scheiden mij werkelijk zwaar valt. Er zijn dingen die zóó snel geschieden, dat men zich die nauwelijks kan realiseeren. Indien iemand mij een paar maanden geleden gezegd zou hebben dat ik voor het einde van dit jaar met mijn hoofd naar beneden zou loopen aan den anderen kant van de aarde,dat ik op Sinter klaasavond in een soort wit comestibles-jasje zou zitten puffen van de hitte dat ik op den dag dat het Kerstnummer van de Groene verschijnen zou in de braaiende zon zoude wandelen.... dat ik in dit seizoen nog een nieuwen zomer-stroohoed zou noodig hebben dat mijn vrouw in ditzelfde seizoen nog een nieuwe zomer-garderobe zou aanschaffen die alle vorige in uitgebreidheid in de schaduw zou stellen dat wij ons zouden late'n inenten tegen cholera, typhus en pokken (een lugubere cocktail tusschen haakjes).. voorwaar ik zoude tegenover zulk een wartaal slechts minachtend mijne schouders hebben opgehaald. En nu is het toch werkelijk zoo. En er is nog veel meer ongeloofelijks. Ik heb al mijne belastingen betaald, en gedeeltelijk vooruitbetaald ik heb mijn huis laten leeghalen en al mijn dikke pakken in kamferkisten laten sluiten voor den tijd van vijf jaren (de mot en de mode mogen mij genadig zijn..) de lathyrus voor ons huisje bloeit krampachtig wit,lilaerirose als ten afscheid de Duitsche meid gaat mee. Kort geleden wist ze nog niet eens waar Batavia en Bandoeng liggen. Maar voor ik verder ga een woord van dank aan alle autoriteiten die mij hebben bijgestaan om de regeling van dit vertrek zoo gunstig mogelijk te doen verloopen. Dank aan de belasting-autoriteiten die met voorbeeldige nauwgezetheid en bewonderens waardig wantrouwen gewaakt hebben tegen een frauduleus vertrek. Dank aan de provinciale griffie, die er voor gezorgd heeft dat het portret van mijn elf maanden-ouden zoon in de pas werd geplakt , opdat geen ongewenschte vreemdeling van zijn leeftijd op slinksche wijze en onder diens naam N. O. 1. zoude kunnen binnenkomen. Dank aan mijn huisbaas, die met strikte rechtvaardigheid het vigeerende huurcontract blijft handhaven. Dank. ook aan de wijze waarop al mijn leve ranciers hebben gehoor gegeven aan mijn oproep tot totale kwijting mijner schulden. Dank aan de waterleiding van mijn gemeente die mij met beroep op een contract tot in lengte van jaren hoeveelheden water wil laten betalen, die voldoende zouden zijn om de Zuiderzee weer te vullen wanneer ze eenmaal zal zijn droog-gemalen. Dank ook aan mijne talrijke vrienden, die mij gelukwenschten met mijne benoeming en van deze gelegenheid gebruik maakten om zich aan te bieden tot het vervullen der ver schillende gehonoreerde functiën die ik heb mogen bekleeden. Met een hart, zwellend van dankbaarheid word ik hun aller antipode. Vergeef mij, lezer, wanneer ik voortga u lastig te vallen met mijne particuliere affaires ....maar ze vervullen me zoo, dat ik over niets anders berichten kan. Weet ge wat het beteekent om plotseling voor vijf jaren te ex-patrieeren? Onder zulke omstandigheden merkt men van allerlei. Men merkt dat zijn huis vol gor dijnen en vloerbedekkingen is, dat de tuin vol planten en heesters staat.... dat alle laden vol papieren liggen.... dat er duizenden han den te drukken zijn in weinige dagen dat er honderden zaken te regelen zijn en over te dragen.... dat een automobiel in deze tijden onverkoopbaar is dat de winkels hun zotnervoorraden hebben opgeruimd fc Men voelt tusschen al deze beslommeringen door dat er menschen zijn van wie het afscheid heel heel zwaar valt en anderen van wie het afscheid wel heel licht valt. De heele wereld waarin we geleefd hebben teekent zich in scherpe contouren voor ons Kunstzaal Carel van Lier naa*t het Postkantoor te LAREN (N.H). Antiquiteiten Oude Oostenche Kunst Schilderyen Kunstnijverheid af we weten wie ons onverschillig is, en wie ons zoo onuitsprekelijk lief is. Den eersten menschen drukt men joviaal de hand van de laatsten wendt men zich haastig af want het is zoo moeilijk om vaarwel te zeggen zoo heel veel moeilijker dan we ons dat ooit hebben kunnen denken In het verkeer met de laatsten worden da gen maanden weken jaren van onafzien bare lengte zoo trooitrijk lang want we bedriegen ons zelf zoo graag en we zijn onbewust comediantei en maken grapies, zeggende dat vijf jaren toch niets is eigenlijk...' Vergeef me lezer maar nu word ik toch al te intiem Daarover wilde ik u niet spreken. Er zijn andere dingen die men achter zich. laat, en waarvan men <!an eerst recht be merkt hoe lief men ze heeft. En daaronder behoorl deze rubriek in het goede Groene blad daaronder behooren de menschen die met mij aan dit blad verbon den zijn, en waaronder tr zijn van wie ik werkelijk veel houd. Maar ook dit laatste gai u niet aan. Want ge hebt Melis Stoke gekenden diens schietgat, en van zijn verhoudingen tot redacteuren en uitgevers weet ge niets. Nu ik u en deze rubriek ga vaaiwel zeggen dringt zich de vraag aan jrij op of ik u ophel dering schuldig ben over iet feit dat ik hier week-in, week-uit, jaren ang, aulke dwaze stukjes heb geschreven. Ik geloof niet dat ik u verantwoording schuldig ben. Ik kan alleen zeggen datik er zulk een ge noegen van heb gehad. Dezulken die er met mij fanoegen van heb ben beleefd, druk ik de haiö; want dat zijn menschen voor wie ik w;t voel en ik zeide u reeds., van hen is het afscheid moeilijk.. moeilijker dan wij het ooit hebben kunnen denken zoolang het leven zijn gewone gangetje gaat Vaart wel.... MELIS STOKE DEN HAA« lunchroom de Bijenkorf", Wagensiraat 45 Bekende keuken, geopend tot 12 uur 's avonds Grootste inrichting ter plaatse ? Hlllllllllllltllk Muziek van voorden Muziek van wat verlren woorden, En wat gebaren zacl: van zin: 'Was dat niet het zoit-vreemd begin, Toen wij den diepen werhlank hoorden? Ik weet niet meer waavan wij spraken; Vergeten is het stil gbaar: Wij weten beiden n:t meer waar Wij door het doelloos preken braken. Muziek van woorden.wat gebaren: Zij waren het bega weleer. Toen wij de Ziel dei wereld waren. ....Weet gij nog vel wanneer?.... JAN J. Z EL DE N THUIS iiiiminnimniiiiitttitiiiMititttitliimiiiimuiiiiiiiiumiiiiuHiiii itiini nllllllllll IIIIIIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllnlIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII ongelukkige regels zoowat heel Nederland veroverd, en ieder kent dit beroemde vers van hem en vaak geen letter meer. Dat komt van die vervloekte schoolboekjes. Als ze een rijm van jou of een grapje van mij er in op nemen, zijn we ook net zoo onsterfelijk. Misschien treft ons de slag, dat we over 100 jaar heelemaal door geen mensch meer aardig gevonden zullen worden, maar trouw op de scholen gelezen, met de dwingende bijvoe ging, en de absurde voorwaarde aan de school kinderen gesteld, dat we beoordeeld moeten worden naar den tijd, waarin we geleefd hebben. Zooals van Alphen, wiens ellendige zemelversjes een blijvende schande voor onze letteren zullen zijn. Het kan zelfs nog anders loopen. Over vele jaren, kan er iemand een leerboekje over de Nederlandsche litte ratuur schrijven, waarin onze namen gespatieerd voorkomen, met een jaartal er achter en de toevoeging, dat we medewerkten aan de Groene. Die namen moeten de brave kinderen dan verder zonder zin opsommen, zonder ook maar een letter van onze proza en poëzie onder oogen te krijgen. Hebben we niet allemaal de namen Van der Palm, Kinker, Van Effen en nog vele anderen moe ten leeren, zonder dat we kans kregen een letter van hen te lezen? Het kan ons dus evengoed tot eer als tot schande strekken, als onze namen worden vastgelegd, en onze sterfelijkheid is uitgesloten. Maar dan kan er wel eens een letterkundige tentoonstelling gehouden worden. Laat ons zeggen over een of anderhalve eeuw. Zoo'n tentoonstelling is schijnbaar onschul dig. Jij was toen niet in het land en'ik ben gedwee naar de opening toegegaan en heb daar, na de preek van minister óe Visser, in de zalen in de Javastraat rondgeloopen en de portretten van August Heijting geteld, (twaalf waren er) en met kunstbroeders over uitgevers gemopperd, en mijn oogen langs diverse stapels papier laten glijden, en het borstbeeld van Van Hulzen met het origineel vergeleken, en getracht kopjes thee voor de dames te bemachtigen, met of zonder koekje. Ik geloof, dat niemand het veel ernstiger heeft opgevat. Er lagen ook brieven. Particuliere brieven, van grooten uit de vorige eeuw. Ik lees liever geen brieven van anderen aan derden. Dat vind ik onbescheiden. Mijn opvoeding heeft me daartegen een tegenzin ingeboezemd. Die brieven waren bovendien niet erg duide lijk geschreven, en ik geloof dat in den Haag niemand ze gelezen heeft. Iemand, die in het Handelsblad schreef, heeft echter de schromelijke onbescheidenheid ge had ze wel te lezen, en heeft de reeds lang gestorven schrijvers in dat blad aan de kaak gesteld. Hij heeft er stukken van laten af drukken zelfs, zoodat die goede oude dichters die reeds meer dan een eeuw dood zijn, zoo maar belachelijk gemaakt worden voor alle abonnees. En dat zou ik graag in de verre toekomst van onze eventueele beroemdheid voorkomen. Dat eventueele biografen kinderachtigheidjes van ons zullen vertellen, dat ik geen melk in mijn thee drink en jij meer van whisky plain dan met sodawater houdt, is niet te voorkomen helaas. Maar dit hebben we zelf in onze hand. Alle brieven, die k van jou gekregen heb, heb ik al vernietigd. Doe het met de mijne ook als je blieft. In de brie ven, die in het Handelsblad met bitteren ernst behandeld werden, schreef Tollens of een zijner vrienden over kistjes sigaren, die ze elkaar cadeau hebben gemaakt. En het belangrijkste punt van de correspondentie van D. J. van Lennep, den vader van den romanschrijver, is duinaardappelen. Borger vond de aardappelen van van Lennep niet lekker. Ik wil desnoods wel in een rijtje staan van namen die kinderen moeten opzeggen, zonder ooit meer van me te vernemen. Maar wil jij later gehoond worden met doosjes Splendo? Indertijd heb ik je uit Utrecht nog eens geschre ven over een rijksdaalder die je nog van me kreeg, en over een klein Duitsch vriendinnetje, en over de bank van leening, en over feestlokaaltjes, die we in alle eer en deugd bezoch ten. Ik geloof, dat ik eens een overhemd van je geleend heb, of een boordje, en dat we nog samen eens een taxi te verre kenen hebben. Stel je voer, dat over ander halve eeuw een of anden droge geleerdheid zoo'n briefje in handen krigt. Zou jij dan wil len, dat ze, in een krant, die brieven gingen gebruiken om er Zaterdagsivonds den burger man mee op te vroolijken :n er letterkundige beschouwingen aan vast te Inoc pen? Misschien halen ze onze brave ouden nog door het slijk bovendien, omdat we in jeugtige onbedacht zaamheid eens in intieme blieven over de onbeduidendheid van ons maandgeld klaag den. Er zijn nog tal van dingetjes geweest, amoureuse en andere, die il. hier in het openbaar niet durf op te noemen. Maar moeten we dan niet voorkomen, dat ze er ons over honderd jaar of later nog op zullen aanzien, en er zich commentaar op veroi loven?' Is het al niet erg genoeg, dat wt in biografieën behandeld kunnen worden, m<t mededeeling over onze eerste tanden, ei waarom ik vaak zonder hoed liep, en dat j j een voorkeur voor lichte vesten hebt gehac? Daarom vernietig in 's heinrls naam alles wat ik je geschreven heb en wat ik nog eens in vertrouwen aan je schrij/en zal. Dat zijn we zedelijk aan elkaar \erpucht, want litteraire historievorschers zijl vaak erger dan oude wijven. Je veel voorspoed toewenschend in de Oost,, i.t. A R i iiiiiiiiiiiiini minimin iiiimmu iiiimmiimmimmiiiimmii miiimmiiiimmmimi (Punch) (Punch) (Pumh) Pa : ;,Dit is de vogel struis momenteel uitgesturreve. Ma: ,,De vogel struis is toch niet uitgesturreve,?" Pa: Jawal, beslist. Deiize is uitgesturreve." ,,Ik hoop, dat ze nu eens wat zachts zingt. Van dit laatste lied ben ik heelemaal schor geworden!" ,.Gauw, gauw, Wini! D'r zit daar zoo'n schattig roodborstje!" fyp. Amst. Boek- ia Steendrukkiri], voorheen Ellerman, Harmi A C»,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl