De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 29 december pagina 5

29 december 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

29 Dec. '23. No. 2428 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN CV. Ik moet er aldoor aan denken, dat in deze weken de chocoladen letters, de suikeren schoentjes, de marsepijnen worteltjes en bloemkooltjes, die met Sint Nicolaas niet verkocht zijn, hun allerlaatste kans krijgen. Want als ze met l Januari nog op de feestelijk gedekte uitstaltafels liggen, dan is het een hopeloos verloren geval, en ik durf niet te denken, wat de teleurgestelde banketbakkers, die ze zes weken te voren met zooveel fleur en zooveel toewijding ontworpen hebben, met deze, niet tot hun bestemming gekomen, kinderen zullen aanvangen; ze een hél jaar bewaren gaat toch niet aan; zouden ze ze nu gezellig in den huiselijken kring opeten, of zouden ze ze in arren moede kapot slaan en de zielige frag menten per ons gaan verkoopen? Of zal de man in zijn witte jasje op nieuwjaarsmorgen naar buiten loopen met zijn armen vol, en zijn zakken vol, en overal, waar hij een arm kind tegenkomt, blijven stilstaan en zeggen: Kijk, dit is voor je nieuwe jaar". Hèja, dat zou pret tig zijn, laten we dat maar denken. Want het lot van al die versmade suikeren brandweer mannetjes en chocoladen flesschen en wiegjes en vogelkooitjes, die, als het feest voorbij is, er dadelijk zoo bizonder flauw en zinneloos uitzien, kan me tot in mijn onrustige droomen kwellen. Bent u wel eens, toen de Sint Nicolaasavond teneinde liep, zóó van de warme bischop en de banketletters weg, de koude straat opgegaan, die er dan zoo raar en onwennig uitziet, dat zelfs een vreemdeling onmiddellijk zou merken, dat er iets bizonders aan de hand is: bijna niemand langs den weg, maar de enkele menschen, die er zijn, dragen city-bags of rieten mandjes, en de gesprekken, die je opvangt, bewegen zich tusschen deze twee uitersten: En dan het vers bij die rollade ! Och, eigen lijk was alles even nig !" en de misprijzende: Maar omdat wij nou toch een kolenbak n een presenteerblad hebben gegeven, dan is zoo'n prullig lepeldoosje geen portuur " Hier en daar schiet een schichtige Sinterklaas, die met zijn groote stappen zijn tabberd op de proef stelt, plotseling een zijstraat uit, en Zwarte Piet, die beter hard loopen kan, zoekt in nen draf zijn veilige woning op. Maar o, dan de stakkerige ontreddering van de winkels, waar de uitgeputte beheerders zich nauwelijks meer op de been kunnen houden; waar de lichten nog branden en de vrijers en vrijsters nog lokken, maar waar het er toch ineens zoo zonder-ziel uitziet, als op een bruiloftspartij, nadat het jonge paar is weggereisd. Tegen Kerstmis wordt dan alles weer wat opgekalefaterd, de bleeke gezichten der winke liers, de verfomfaaide poppetjes, de stoffig ge worden doosjes en kistjes. Nu komen er boven dien de namaakboompjes bij en al het roode licht, maar ik geloof eigenlijk niet, dat onze atmosfeer voor kerstviering geschikt is; het roode schijnsel tenminste wprdt, door onze nevels gezien, antipathiek bloederig, en de jolige grap met Sinterklaas ligt ons nu een maal beter dan de uiting der gewijde Kerst stemming, omdat een Hollander zelden onbe vangen en eenvoudig genoeg is om in ernst gezamenlijk te durven zingen, en al dat gedoe met boomen en kaarsen mij, althans voor onze generatie, meer imitatie dan innerlijke drang toelijkt, want bij zulke feesten is het in de rste plaats de traditie, die zich laat gelden, en wie als kind op 5 December zijn ziel en zijn zaligheid had gesteld, zal de avond van den 24en nooit als de echte" feestdag kunnen voelen. En dan komt het eind van het jaar, en we denken aan den stand van onze financiën. Een groot deel van de bevolking daalt onder de aarde, om uit zijn safe zijn bezit op te delven; en in plechtige eenzaamheid zit hij met zijn groote schaar en knipt; knipt zich voor het jaar, dat komt, voedsel en huisvesting en kleeren en een abonnement op de telefoon en op de Groene, en spoorkaartjes en steun voor ' werkeloozen zelfs; alles alleen maar door te knippen ! En als hij nog een heel klein beetje gewoon gezond verstand heeft overgehouden, dan verbaast hij zich over zijn vreemd be drijf, en dan vindt hij het toch een klein beetje onbehagelijk, dat dewereld zoo'n onwezenlijk" aanzien heeft gekregen, en hij bedenkt, in dat goed verwarmde hokje, (waar niets klinkt dan het happen van zijn groote, stroeve schaar, en waar het een beetje schimmelig ruikt) tusschen twee knippen door, dat, als er hier nu eens opeens een ramp gebeurde, zooals in Japan, en het gewelf stortte in over zijn hoofd, hij het dan toch weleen bizonderongelukkig oogenblik zou vinden, om te moeten sterven, en dat hij zich toch wel erg zou scha men, als hij zoo met zijn couponschaar in zijn hand, plotseling in de eeuwigheid stond. Want wij menschen zijn over het geheel niet slecht, alleen grenzenloos oppervlakkig en gemakzuchtig; maar dan toch ook telkens weer kinderlijk goed van wil. En ik denk dan ook, dat er niet velen op oudejaarsavond, als de booten toeteren en de klokken luiden, in hun hart zullen kunnen volhouden, dat het natuurlijk net een avond is als een ander en dat er den volgenden dag nergens iets nieuws te bekennen zal zijn.... We hebben zoo'n behoefte aan mijlpalen, om ons leven naar in te deelen, en in een hoekje van ons wezen blijft altijd het kind leven, dat, net als Liesbeth uit Top Naeff's meesterwerk, op 31 December zich zelf belooft: morgen, op den eersten nieuwen dag, een nieuw leven te beginnen. Zich zelve uit te schakelen en voor de anderen weer...." Maar, net alf bij Liesbeth, liggen op den eersten dag van het jaar, (die beproeving van ons goede humeur met zijn oppervlakkige bezoeken en zijn onbelangrijke wenschen,) dik wijls al veel van onze goede beloften aan scher ven, en we merken, dat het woord, in de ont roering van het "plechtige oogenblik der wisse ling, zoo gemakkelijk gesproken, pas waarde krijgt, als we er in het nuchtere daglicht om vechten willen. Maar die heele maand December, zoo feestelijk en vol verrassingen voor de blijden, voor hen, die een familiekring bezitten, brengt een telkens verscherpte pijn aan de bedroefden en de eenzamen. Zij, die geen huis en geen hart bezitten, voelen dat gemis in die dagen dubbel, en iederen oudejaarsavond, alleen in het don ker, denk ik met een intensiteit, die Couéme niet zou verbeteren,-aan al de verlatenen, die niet weten, waar ze op dat plechtige oogenblik met hun gedachten heen moeten, en ik heb altijd nog een beetje hoop, dat mijn goeie wil, op dat eigenaardige uur, nog wel eens zoo'n verdwaalde gedachte-eenzaamling tegen zal komen, en die dan een beetje zal kunnen troosten. ANNIE SALOMONS Arlesiennes in feestdracht voor het; Stadhuis te Arlès. lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllnilllHUIIII iiiiiiiiiiiiiiiiii fit %.«.%. ONZE MUSCH Kunt u mij ook een middel aan de hand doen, om te maken, dat de meezen en de rood borstjes, de heggenmuschjes en de andere lieve vogeltjes op de voederplaats behoorlijk hun bekomst krijgen en dat de brutale musschen niet gaan strijken niet het leeuwen deel?" 't Is een vraag, die ieder jaar stereotyp weerkeert. Altijd de tegenstelling tusschen de brutale musschen en de lieve vogeltjes. Begin maar eens er op te letten, hoe onver draagzaam en hebzuchtig de lieve koolmees en de lieve merel optreden. Zoo'n zwartrok weet zich soms zoo te weren, dat hij minuten lang alleen de baas is in de spijskamer. Alleen gunt hij zich nauwelijks den tijd, om er behoorlijk van te profiteeren, zoo wordt hij beheerscht door de drift, om geen ander in zijn nabijheid te dulden. Je ziet er wel, die zonder dat ze nog direct op 't voer plankje belaagd worden, alvast maar uit vallen doen naar nog ver verwijderde concur renten. Met die lievigheid heeft het dus niet veel om 't lijf; alleen de roodborst en de heggemusch gedragen zich bescheiden, wel licht in 't besef van hun zwakheid. Ik probeer al lang niet meer, om de musschen te weren, 't Is de moeite niet waard. Liever strooi ik dan maar wat meer voedsel en nog al veel ook, want we tellen een paar Vlaamsche gaaien onder onze kostgangers. Deze slecht te naam en faam bekend staande prachtvogels nemen van de andere geen notitie en die andere ook niet van hen, zoodat we dikwijls genoeg de gaaien tegelijk met musschen, vinken en meezen bezig zien op de broodkruimels met pindagruis, een een voudig en toch volledig menu. In de pinda ketens en kokosnoten zien we meest niet anders dan boomklevers en meezen, maar een enkele ondernemende musch waagt zich daar toch ook al aan. Een poosje kun je ze nog weg houden door draden te spannen van zwart garen, maar 't duurt niet lang, of ze hebben ook dat probleem doorgrond. Ten slofte geven wij het maar op. Wanneer we verschillende soorten van lijsters, de rood borstjes, heggemuschjes en winterkoninkjes willen helpen, dan moeten wij de mus schen op den koop toe nemen. Sedert de mensen landbouwer is ge worden en bewoner van steden en dorpen, heeft hij altijd de musschen op den koop toe moeten nemen. Zon der menschen geen musschen. Zie maar eens op de heide, in het duin of in uitgestrekte bosschen. Zoodra we een kilometer van menschelijke woningen verwijderd zijn, wordt de musch een zeldzame vogel. Op nieuw land vestigt hij zich pas na den mensch. De spreeuw, de pieper en de leeuwerik gaan hem voor, wanneer stranden of platen en nieuwe eilandjes begroeid raken met gras. Dat hebben de Duitschers onder vonden op Memmert en Mellum, dat hebben wij gezien op Griend en op de Noordwestplaat. Trouwens haast overal op de betrekkelijk dun bevolkte Noordzeecilanden blijft de musch in de minderheid tegenover de spreeuw. In de groote steden zijn de mus schen nog al populair en met reden. Ze geven levendigheid aan de straat, hun .koorzang in de boomen verblijdt menig voorbijganger. Ze zijn er de eenige vogels, die er gemakkelijk door kinderen worden gezien. Er is DE COSTUUMFEESTEN TE ARLES Ik denk dat in ons land de vrouwen van Arles" wel het best en het meest bij de groote menigte bekend geworden zullen zijn, doordat Multatuli haar niet gedoogde haar neus te snuiten. Een verbod, waaraan ze zich waarschijnlijk wel niet gestoord zullen hebben en waaronder de fraai besneden gezichten heusch niet zullen hebben geleden. Maar het is opmerkelijk, hoe juist derge lijke anecdoten in het algemeen de herinne ring ergens aan levendig houden; gelijk Alcibiades wist, toen hij de staart van zijn hond afsneed, dat deze daad hem langer in den geest zijner nakomelingen zon doen voortleven dan zijn fraaiste rede. En zoo denk ik, dat ik door de herinnering aan Multatuli's uitspraak op te wekken, ook wel bij velen in eens de bijzondere kwa liteiten welke de vrouwen van Arles bezitten voor den geest zal hebben gebracht, kwali teiten, welke in dit juweel van een stadje in het departement van de Bouches-duRhöne reeds zeker zouden verloren gegaan zijn, indien het onder den rook van Parijs bijvoorbeeld zou hebben gelegen en niet op een steenworp afstands van een der heetste en kaalste stccnvlakten van Zuid-Frankrijk, la Crau genaamd, en precies op de plaats waar de kleine en groote Rhöne zich splitsen om het eiland van La Oamargue te vormen alvorens in zee uit te loopen. Arles zelf is een heel oud stadje van een kleine 30.000 inwoners, dat in de grijze oud heid niet Massalia, het tegenwoordige Marseille, wedijverde, de hoofdstad eens was van een koninkrijkje, later in de 12e en 13e eeuw een zelfstandige republiek vormde en in 1481 door het toedoen van Karel van Anjou aan Frankrijk kwam, Uit den tijd daarvoor bezit het nog vele monumenten en bouwwerken, waaronder de beroemde arena's een hoofdplaats innemen. Nog hebben daar groote demonstraties en publieke fees telijkheden plaats en ook stierengeYcchten, welke in Provence, zooals men weet als in Spanje, nog populair zijn. Ook 't oude theater uit den tijd van Augustus, er vlakbij gelegen, is nog hoewel geschonden aanwezig, daar men ook hier meende, dat die oude dingen beter gebruikt konden worden voor het bouwen van nieuwe. Daardoor is veel gesloopt, om de steenen voor andere doel einden te kunnen verwerken. Echter de drang der tijden, heeft zich ook hier in Provence en in de Midi doen gevoelen, en niet alleen hebben vele tot dusver verval len monumenten uit vroeger dagen daar hun behoud aan te danken; ook in gewoonten en zeden, in de kuituur van ras en volk, zoekt men naar teloor gegane of verwaar loosde motieven, die vroeger leitmotieven" waren, en welke men nu nieuw leven tracht in te blazen. Zoo zijn 'n paar maanden geleden de Meifeesten overal in deze streek herleefd, hebben we in Menton allerbekoorlijkste volksdansen kunnen aanschouwen, des avonds onder de Meikrans. En dit is vooral een der schoone zijden. Ze wekken bij het volk het bewustzijn aan eigen schoonheid, het begrip van eigen karakter op. Het zou onmogelijk zijn, om bij deze op leving van oude gebruiken, en de vernieuwing der oude kleederdrachten in Provence den naam van Frederic Mistral voorbij te gaan, de ongekroonde koning van Provence", de auteur van Mireille", of van Mirêio" in het Provencaalsch, in 1830 geboren en voor kort overleden, die door 't stichten van den bond der Félibres, de Félibrige, alle enthou siasten in Provence voor het behoud van hun eigen taal, de oude langue d'Oc" en de ontwikkeling ervan, alsmede voor het levend houden van de oude gebruiken en lllllllllllllllllllllllllll'tlllll11"111')1111"1'1111111111"1111111111111111""1'!1111"111111"11"1111111111111111"""11111"11 kleeding vereenigde en daarmee een basis stichtte voorden rustigenengeleidelijkengroei van het moois dat de aloude Provence bevatte. In het museum van Arles, eveneens op aandringen van den ouden dichter gesticht, kan men van die geschiedenis der kuituur van het oude Provence veel te weten komen, en zich verbazen over de ontwikkeling van een klein volk, met zoo'n eigen karakteris tieken aard. Toen dan 'dus in de Julidagen in Arles costuumf eesten zouden worden gehouden, sprak het vanzelf, dat aan Madame Mistral de eereplaats van het feest werd toegekend, en in haar de enorme arbeid van Frederic Mistral tevens gehuldigd werd. Zoo werd dit feest een apotheose van Provencaalsch eigen schoon, dat zeker een prachtige pro paganda geweest is voor de herleving of den opbloei van wat 't land aan eigen schoons bezit. Immers daarvan zijn de kleederdrachten de meest directe en zeker de krachtigste uiting. Het costume van de vrouwen van Arles heeft drie verschillende genre's: de gewone of huisdracht, welke in het veld en bij huiswerk gedragen wordt; de Zondagsche dracht, en de feestdracht. Bovendien is het Arlesiaansche costuum niet door de eeuwen hetzelfde gebleven, het heeft zich telkens in iedere periode in zeker opzicht aangepast aan de heerschende dracht. Bijvoorbeeld in perioden van lange rokken was ook het nationaal costuum met een langen rok, terwijl in de laatste tijden ook de rokken der Arlesiennes korter werden, hoewel niet in dier voege als die van 't moderne algemeene pakje der dames. De slanke tailles der vrouwen van Arles, de hooge gestalten passen zich bij de nationale dracht schitterend aan en ze hebben geen grillige en uiteenloopende mode van noode om de kleeding te vinden, welke haar hooge gestalte het beste past.... Meer dan elders zien we hier gedemonstreerd dat juist de minder goed gevormde vrouwen het meest noodig hebben de uitersten der modes te volgen, om het uiterlijk tot hun recht te laten komen. De kleeren mogen den man maken: de vrouw maakt" hare kleeren ! Maar men leidde daar niet uit af, dat de Arlesiennes rondwandelen in costumes van annodazumal ! Weliswaar bestaan de grond vormen van het tegenwoordige costuum sinds 1850, en is het sinds 1890 slechts in détails veranderd, maar geen vrouw zou zich zelve veroorloovcn al ware het maar in een strikje of een kwikje, haar levenden tijd tot uiting te brengen in haar costume en niemand, die de schitterende stoet jonge en oudere vrouwen zag, welke bij deze feesten Arles' straten bevolkten, van heinde en ver samengestroomd, zal den indruk van een ouderwetschigheidje hebben gekregen, of gevonden hebben, dat het er naar kamfer rook !.... Integendeel ! Het bloemencorso, dat deze feesten opluisterde, en waartusschen de weelderige bloemenschat van anjers, en kelken, papavers en climatis, de breede kan ten fichu's en de sierlijke plechoun" op het door een scheiding streng in tweeën gescheiden zware kapsel, luchtige vlinders gelijk, de draagsters dezer flatteerende dracht als koninginnen gezeten waren, had niets van een uit-de-oude-doos, met-moeite-leven-ingeblazen vertooning, maar verrukte door de Handgekiioopte Smyrna Karpetten .fabrikaat Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken 250 X 350 Fl. 197. 200 X 300 Fl. 135.?enz. schitterende eigenschappen in schoonheid en kracht, van een levend ras!.. Ach, het schitterende schouwspel van de groep jonge vrouwen, les belles des belles, een boeket van kleur en gratie in het middeu van het enorme antieke amphitheater, rond tot den nok gevuld met een van alle zijden toegestroomde menigte, grootendeels in het zelfde costuum onder de felle zon van de Midi tegenover de ruitergroep der Qardian's, de ruiters van de Camargue. Hun aan voerder richt het woord in hun taal, het Provencaalsch, onder donderend gejuich van de duizenden rond hem tot de meiskens en viert haar schoonheid in die wonderlijkbloemrijke en zwierige taal van de Provence,v waarna een zanger midden in de arena, het Cansoun Cardiano" aanheft. Allen, binnen en buiten de arena, zijn vereenigd in n enthousiasme, zoodat het geheele amphi theater n opwellende bron van levensvreugd schijnt. Op die oogenblikken voel je, wat men mist in ons vaderland, wat er aan eenheid teloor gaat, en ingeboet wordt aan samenhoorigheid. Maar ook welke een uitnemende sterking van de volkskracht en volkseigenheid dergelijke feesten kunnen tengevolge hebben hoe het volksbewustzijn wordt aangesterkt, en de innerlijke kracht gesteund Welk een prachtig decor voor dergelijke demonstraties bieden oude stadjes, welk een achtergrond oude gebouwen ! Is er dan toch, ondanks ons pogen iets zoek in onzen mo dernen tijd dat aanvulling behoeft en waar voor we geen vulsel" hebben? Iets, dat wijst op een gebrek aan fond, dat we in zoo'n gwal ongewild leenen van onze voorouders? Mis schien is ook dit een eigenschap van dergelijke feesten, dat ze de fouten van ons levens systeem op deze wijze op ongezochte wijze aan 't licht brengen. Het zou er niet de minste eigenschap van zijn ! T O M S C H I L I' E R O O R T IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIII lltllllllllllllllllllllllllllllllllllll VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN ,,DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. Het feest in vollen gang. veel rgesproken en geschreven over hun slordig en schamel gewaad, maar zonder eenigen grond of reden, want een musch is inderdaad een heel mooi dier met fraai geteekend gevederte. Onderhoudend is het ook om te zien, hoe ze, naarmate het voor jaar verdert, verkleuren, hoe keel en borst bij het mannetje mooi ,zwart worden en hoe de aanvankelijk stroogele of hoornkleurige snavel in donkere en spiegelende tin ten gaat spelen. Slechts weinigen in de stad merken het, dat ze in de tuinen sommige bloemen vreten en vernielen en heesters berooven van hun knoppen. Onze Musch (Foto van A. Burdd) Een kleine honderd jaar geleden schijnt er in Amerika een zonderlinge voorliefde voor onze musschen ontstaan te zijn en jaren lang heeft men er veel geld en moeite voor over gehad, om ze in de Vereenigde Staten in te voeren. Dat begon in 1850 nog al officieel toen het Instituut van Brooklyn acht musschenpaartjes uit Europa liet komen. Die kregen gedurende den winter een groote kooi en werden in 't voorjaar vrij gelaten, maar dat richtte niets uit. In 1852 werd de poging her haald op grooter schaal; het Instituut had een crediet verleend van tweehonderd dollar. Ditmaal werd er een groot aantal in de lente van 1853 vrij gelaten in een park en er kwam een wachter, om ze te bewaken en zoo noodig te verzorgen. Zoo ging het door jaar op jaar, nu eens inRhode Island, dan weer twaalf paartjes op Madison Square, dan weer t wee honderd in Union Park, New-York, veertig in New-Havcn, twintig in Boston en ein delijk in 1869 liet het stadsbestuur van Philadelphia er maar eventjes duizend overkomen. Tegelijkertijd gingen er ook naar Cleveland, Cincinnati en zelfs naar San Francisco. Waarom die Amerikanen dat nu alle maal gedaan hebben, dat weet ik niet; misschien wel uit sentimentaliteit. Maar zeker is het, dat ze er nu al jaren lang bitter berouw van hebben en allerlei onvriendclijkheden uit denken jegens den English sparrow". Onze musch schijnt daar al zijn ondeug den nog wat erger bot te vieren dan hier, en zeer in het bijzonder aan de oorspronkelijke Amerikaansche vogels de gelegenheid tot nestelen te ontne men. Hij heeft zich zoo vermenigvul digd dat hij in talrijkhcid reeds al de anderen overtreft, 't Is nu niet meer noodig, dat er wachters worden aangesteld, om hem te behoeden. Langs de wegen, langs de spoorwegen is hij overal mee getrokken met de pioniers en onbehoorlijk eischt hij zijn cijns van de graanoogst. Het ergste is wel, dat men nu maatregelen gaat nemen om hem te verdelgen en dat daarbij de Amerikaansche muschaclitig uit ziende vogels,deTree-sparrow,de Song-sparrow, de Chipping-sparrow, in het gedrang komen. Deze vogels lijken wat het gevederte van rug en vleugels betreft veel op den gewonen musch en worden dan even vlijtig verdelgd, hoewel ze geen kwaad doen en om hun zang en maniertjes tot de aardigste vogels gerekend moeten wor den. Bij een onderzoek bleek, dat in een stad, waar een premie op het dooden van F iropeesche musschen was uitgeloofd op elke twaalf der gedoode vogels slechts n echte musch was, de andere elf waren Amerikaansche musschen, onschuldige toeschouwers. Nu weet men eenvoudig er verder geen raad mee. Ik ben er niet bang voor, dat de een of ande re Hollandsche gemeente het voorbeeld van Philadelphia zou volgen en duizend vreemde vogels trachten te acclimatiseeren en dan nog liefst van een soort met een heel twijfelachtige reputatie. Maar op kleiner schaal en met an dere dieren hebben wij in Nederland en Euro pa toch ook wel dergelijke dingen beleefd en geleerd, dat men met het overplanten van dieren toch buitengewoon voorzichtig moet wezen, ja, dat het in verreweg de meeste gevallen ontraden moet worden. Gelukkig geeft onze nieuwe jachtwet de gelegenheid om beperkend op te treden. Wat nu onze musch zelf betreft, ik geloof, dat we al aardig aan hem gewend zijn. Ieder jaar wordt er wel opnieuw over hem geklaagd en tegen hem gedemonstreerd, maar eigenlijk behoort hij al tot de plagen, die we hebben leeren dulden en verdragen. A c. n i .1 s s r:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl