Historisch Archief 1877-1940
29 Dec. '23. No. 2428
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
CV.
Ik moet er aldoor aan denken, dat in deze
weken de chocoladen letters, de suikeren
schoentjes, de marsepijnen worteltjes en
bloemkooltjes, die met Sint Nicolaas niet verkocht
zijn, hun allerlaatste kans krijgen. Want als ze
met l Januari nog op de feestelijk gedekte
uitstaltafels liggen, dan is het een hopeloos
verloren geval, en ik durf niet te denken, wat
de teleurgestelde banketbakkers, die ze zes
weken te voren met zooveel fleur en zooveel
toewijding ontworpen hebben, met deze, niet
tot hun bestemming gekomen, kinderen zullen
aanvangen; ze een hél jaar bewaren gaat
toch niet aan; zouden ze ze nu gezellig in den
huiselijken kring opeten, of zouden ze ze in
arren moede kapot slaan en de zielige frag
menten per ons gaan verkoopen? Of zal de
man in zijn witte jasje op nieuwjaarsmorgen
naar buiten loopen met zijn armen vol, en zijn
zakken vol, en overal, waar hij een arm kind
tegenkomt, blijven stilstaan en zeggen: Kijk,
dit is voor je nieuwe jaar". Hèja, dat zou pret
tig zijn, laten we dat maar denken. Want het
lot van al die versmade suikeren brandweer
mannetjes en chocoladen flesschen en wiegjes
en vogelkooitjes, die, als het feest voorbij is,
er dadelijk zoo bizonder flauw en zinneloos
uitzien, kan me tot in mijn onrustige droomen
kwellen.
Bent u wel eens, toen de Sint Nicolaasavond
teneinde liep, zóó van de warme bischop en de
banketletters weg, de koude straat opgegaan,
die er dan zoo raar en onwennig uitziet, dat
zelfs een vreemdeling onmiddellijk zou merken,
dat er iets bizonders aan de hand is: bijna
niemand langs den weg, maar de enkele
menschen, die er zijn, dragen city-bags of rieten
mandjes, en de gesprekken, die je opvangt,
bewegen zich tusschen deze twee uitersten:
En dan het vers bij die rollade ! Och, eigen
lijk was alles even nig !" en de misprijzende:
Maar omdat wij nou toch een kolenbak n
een presenteerblad hebben gegeven, dan is
zoo'n prullig lepeldoosje geen portuur "
Hier en daar schiet een schichtige Sinterklaas,
die met zijn groote stappen zijn tabberd op de
proef stelt, plotseling een zijstraat uit, en
Zwarte Piet, die beter hard loopen kan, zoekt
in nen draf zijn veilige woning op. Maar o,
dan de stakkerige ontreddering van de winkels,
waar de uitgeputte beheerders zich nauwelijks
meer op de been kunnen houden; waar de
lichten nog branden en de vrijers en vrijsters
nog lokken, maar waar het er toch ineens zoo
zonder-ziel uitziet, als op een bruiloftspartij,
nadat het jonge paar is weggereisd.
Tegen Kerstmis wordt dan alles weer wat
opgekalefaterd, de bleeke gezichten der winke
liers, de verfomfaaide poppetjes, de stoffig ge
worden doosjes en kistjes. Nu komen er boven
dien de namaakboompjes bij en al het roode
licht, maar ik geloof eigenlijk niet, dat onze
atmosfeer voor kerstviering geschikt is; het
roode schijnsel tenminste wprdt, door onze
nevels gezien, antipathiek bloederig, en de
jolige grap met Sinterklaas ligt ons nu een
maal beter dan de uiting der gewijde Kerst
stemming, omdat een Hollander zelden onbe
vangen en eenvoudig genoeg is om in ernst
gezamenlijk te durven zingen, en al dat gedoe
met boomen en kaarsen mij, althans voor onze
generatie, meer imitatie dan innerlijke drang
toelijkt, want bij zulke feesten is het in de
rste plaats de traditie, die zich laat gelden,
en wie als kind op 5 December zijn ziel en zijn
zaligheid had gesteld, zal de avond van den
24en nooit als de echte" feestdag kunnen
voelen.
En dan komt het eind van het jaar, en we
denken aan den stand van onze financiën. Een
groot deel van de bevolking daalt onder de
aarde, om uit zijn safe zijn bezit op te delven;
en in plechtige eenzaamheid zit hij met zijn
groote schaar en knipt; knipt zich voor het
jaar, dat komt, voedsel en huisvesting en
kleeren en een abonnement op de telefoon en
op de Groene, en spoorkaartjes en steun voor
' werkeloozen zelfs; alles alleen maar door te
knippen ! En als hij nog een heel klein beetje
gewoon gezond verstand heeft overgehouden,
dan verbaast hij zich over zijn vreemd be
drijf, en dan vindt hij het toch een klein beetje
onbehagelijk, dat dewereld zoo'n onwezenlijk"
aanzien heeft gekregen, en hij bedenkt, in
dat goed verwarmde hokje, (waar niets klinkt
dan het happen van zijn groote, stroeve
schaar, en waar het een beetje schimmelig
ruikt) tusschen twee knippen door, dat, als er
hier nu eens opeens een ramp gebeurde, zooals
in Japan, en het gewelf stortte in over zijn
hoofd, hij het dan toch weleen
bizonderongelukkig oogenblik zou vinden, om te moeten
sterven, en dat hij zich toch wel erg zou scha
men, als hij zoo met zijn couponschaar in zijn
hand, plotseling in de eeuwigheid stond.
Want wij menschen zijn over het geheel niet
slecht, alleen grenzenloos oppervlakkig en
gemakzuchtig; maar dan toch ook telkens
weer kinderlijk goed van wil. En ik denk dan
ook, dat er niet velen op oudejaarsavond, als
de booten toeteren en de klokken luiden, in
hun hart zullen kunnen volhouden, dat het
natuurlijk net een avond is als een ander en
dat er den volgenden dag nergens iets nieuws
te bekennen zal zijn.... We hebben zoo'n
behoefte aan mijlpalen, om ons leven naar in
te deelen, en in een hoekje van ons wezen blijft
altijd het kind leven, dat, net als Liesbeth uit
Top Naeff's meesterwerk, op 31 December
zich zelf belooft: morgen, op den eersten
nieuwen dag, een nieuw leven te beginnen.
Zich zelve uit te schakelen en voor de anderen
weer...." Maar, net alf bij Liesbeth, liggen
op den eersten dag van het jaar, (die beproeving
van ons goede humeur met zijn oppervlakkige
bezoeken en zijn onbelangrijke wenschen,) dik
wijls al veel van onze goede beloften aan scher
ven, en we merken, dat het woord, in de ont
roering van het "plechtige oogenblik der wisse
ling, zoo gemakkelijk gesproken, pas waarde
krijgt, als we er in het nuchtere daglicht om
vechten willen.
Maar die heele maand December, zoo
feestelijk en vol verrassingen voor de blijden, voor
hen, die een familiekring bezitten, brengt een
telkens verscherpte pijn aan de bedroefden
en de eenzamen. Zij, die geen huis en geen hart
bezitten, voelen dat gemis in die dagen dubbel,
en iederen oudejaarsavond, alleen in het don
ker, denk ik met een intensiteit, die Couéme
niet zou verbeteren,-aan al de verlatenen, die
niet weten, waar ze op dat plechtige oogenblik
met hun gedachten heen moeten, en ik heb
altijd nog een beetje hoop, dat mijn goeie wil,
op dat eigenaardige uur, nog wel eens zoo'n
verdwaalde gedachte-eenzaamling tegen zal
komen, en die dan een beetje zal kunnen
troosten.
ANNIE SALOMONS
Arlesiennes in feestdracht voor het; Stadhuis te Arlès.
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllnilllHUIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiii
fit %.«.%.
ONZE MUSCH
Kunt u mij ook een middel aan de hand
doen, om te maken, dat de meezen en de rood
borstjes, de heggenmuschjes en de andere
lieve vogeltjes op de voederplaats behoorlijk
hun bekomst krijgen en dat de brutale
musschen niet gaan strijken niet het leeuwen
deel?"
't Is een vraag, die ieder jaar stereotyp
weerkeert. Altijd de tegenstelling tusschen
de brutale musschen en de lieve vogeltjes.
Begin maar eens er op te letten, hoe onver
draagzaam en hebzuchtig de lieve koolmees
en de lieve merel optreden.
Zoo'n zwartrok weet zich soms zoo te weren,
dat hij minuten lang alleen de baas is in de
spijskamer. Alleen gunt hij zich nauwelijks
den tijd, om er behoorlijk van te profiteeren,
zoo wordt hij beheerscht door de drift, om geen
ander in zijn nabijheid te dulden. Je ziet er
wel, die zonder dat ze nog direct op 't voer
plankje belaagd worden, alvast maar uit
vallen doen naar nog ver verwijderde concur
renten. Met die lievigheid heeft het dus niet
veel om 't lijf; alleen de roodborst en de
heggemusch gedragen zich bescheiden, wel
licht in 't besef van hun zwakheid.
Ik probeer al lang niet meer, om de musschen
te weren, 't Is de moeite niet waard. Liever
strooi ik dan maar wat meer voedsel en nog
al veel ook, want we tellen een paar
Vlaamsche gaaien onder onze kostgangers. Deze
slecht te naam en faam bekend staande
prachtvogels nemen van de andere geen
notitie en die andere ook niet van hen, zoodat
we dikwijls genoeg de gaaien tegelijk met
musschen, vinken en meezen bezig zien op
de broodkruimels met pindagruis, een een
voudig en toch volledig menu. In de pinda
ketens en kokosnoten zien we meest niet
anders dan boomklevers en meezen, maar een
enkele ondernemende musch waagt zich
daar toch ook al aan. Een poosje kun je ze
nog weg houden door draden te spannen
van zwart garen, maar 't duurt niet lang,
of ze hebben ook dat probleem doorgrond.
Ten slofte geven wij het maar op. Wanneer we
verschillende soorten van lijsters, de rood
borstjes, heggemuschjes en winterkoninkjes
willen helpen, dan moeten wij de mus
schen op den koop toe nemen.
Sedert de mensen landbouwer is ge
worden en bewoner van steden en
dorpen, heeft hij altijd de musschen
op den koop toe moeten nemen. Zon
der menschen geen musschen. Zie
maar eens op de heide, in het duin of
in uitgestrekte bosschen.
Zoodra we een kilometer van
menschelijke woningen verwijderd zijn,
wordt de musch een zeldzame vogel.
Op nieuw land vestigt hij zich pas
na den mensch. De spreeuw, de pieper
en de leeuwerik gaan hem voor,
wanneer stranden of platen en nieuwe
eilandjes begroeid raken met gras.
Dat hebben de Duitschers onder
vonden op Memmert en Mellum,
dat hebben wij gezien op Griend en
op de Noordwestplaat. Trouwens
haast overal op de betrekkelijk dun
bevolkte Noordzeecilanden blijft de
musch in de minderheid tegenover de
spreeuw.
In de groote steden zijn de mus
schen nog al populair en met reden.
Ze geven levendigheid aan de straat,
hun .koorzang in de boomen verblijdt
menig voorbijganger. Ze zijn er de
eenige vogels, die er gemakkelijk
door kinderen worden gezien. Er is
DE COSTUUMFEESTEN TE
ARLES
Ik denk dat in ons land de vrouwen
van Arles" wel het best en het meest bij de
groote menigte bekend geworden zullen zijn,
doordat Multatuli haar niet gedoogde haar
neus te snuiten. Een verbod, waaraan ze
zich waarschijnlijk wel niet gestoord zullen
hebben en waaronder de fraai besneden
gezichten heusch niet zullen hebben geleden.
Maar het is opmerkelijk, hoe juist derge
lijke anecdoten in het algemeen de herinne
ring ergens aan levendig houden; gelijk
Alcibiades wist, toen hij de staart van zijn
hond afsneed, dat deze daad hem langer
in den geest zijner nakomelingen zon doen
voortleven dan zijn fraaiste rede.
En zoo denk ik, dat ik door de herinnering
aan Multatuli's uitspraak op te wekken,
ook wel bij velen in eens de bijzondere kwa
liteiten welke de vrouwen van Arles bezitten
voor den geest zal hebben gebracht, kwali
teiten, welke in dit juweel van een stadje
in het departement van de
Bouches-duRhöne reeds zeker zouden verloren gegaan
zijn, indien het onder den rook van Parijs
bijvoorbeeld zou hebben gelegen en niet op
een steenworp afstands van een der heetste
en kaalste stccnvlakten van Zuid-Frankrijk,
la Crau genaamd, en precies op de plaats
waar de kleine en groote Rhöne zich splitsen
om het eiland van La Oamargue te vormen
alvorens in zee uit te loopen.
Arles zelf is een heel oud stadje van een
kleine 30.000 inwoners, dat in de grijze oud
heid niet Massalia, het tegenwoordige
Marseille, wedijverde, de hoofdstad eens was van
een koninkrijkje, later in de 12e en 13e
eeuw een zelfstandige republiek vormde en
in 1481 door het toedoen van Karel van
Anjou aan Frankrijk kwam, Uit den tijd
daarvoor bezit het nog vele monumenten
en bouwwerken, waaronder de beroemde
arena's een hoofdplaats innemen. Nog hebben
daar groote demonstraties en publieke fees
telijkheden plaats en ook stierengeYcchten,
welke in Provence, zooals men weet als
in Spanje, nog populair zijn. Ook 't oude
theater uit den tijd van Augustus, er vlakbij
gelegen, is nog hoewel geschonden aanwezig,
daar men ook hier meende, dat die oude
dingen beter gebruikt konden worden voor
het bouwen van nieuwe. Daardoor is veel
gesloopt, om de steenen voor andere doel
einden te kunnen verwerken.
Echter de drang der tijden, heeft zich ook
hier in Provence en in de Midi doen gevoelen,
en niet alleen hebben vele tot dusver verval
len monumenten uit vroeger dagen daar hun
behoud aan te danken; ook in gewoonten
en zeden, in de kuituur van ras en volk,
zoekt men naar teloor gegane of verwaar
loosde motieven, die vroeger leitmotieven"
waren, en welke men nu nieuw leven tracht
in te blazen. Zoo zijn 'n paar maanden geleden
de Meifeesten overal in deze streek herleefd,
hebben we in Menton allerbekoorlijkste
volksdansen kunnen aanschouwen, des avonds
onder de Meikrans. En dit is vooral een
der schoone zijden. Ze wekken bij het volk
het bewustzijn aan eigen schoonheid, het
begrip van eigen karakter op.
Het zou onmogelijk zijn, om bij deze op
leving van oude gebruiken, en de vernieuwing
der oude kleederdrachten in Provence den
naam van Frederic Mistral voorbij te gaan,
de ongekroonde koning van Provence", de
auteur van Mireille", of van Mirêio" in
het Provencaalsch, in 1830 geboren en voor
kort overleden, die door 't stichten van den
bond der Félibres, de Félibrige, alle enthou
siasten in Provence voor het behoud van
hun eigen taal, de oude langue d'Oc" en
de ontwikkeling ervan, alsmede voor het
levend houden van de oude gebruiken en
lllllllllllllllllllllllllll'tlllll11"111')1111"1'1111111111"1111111111111111""1'!1111"111111"11"1111111111111111"""11111"11
kleeding vereenigde en daarmee een basis
stichtte voorden rustigenengeleidelijkengroei
van het moois dat de aloude Provence
bevatte.
In het museum van Arles, eveneens op
aandringen van den ouden dichter gesticht,
kan men van die geschiedenis der kuituur
van het oude Provence veel te weten komen, en
zich verbazen over de ontwikkeling van
een klein volk, met zoo'n eigen karakteris
tieken aard.
Toen dan 'dus in de Julidagen in Arles
costuumf eesten zouden worden gehouden,
sprak het vanzelf, dat aan Madame Mistral
de eereplaats van het feest werd toegekend,
en in haar de enorme arbeid van Frederic
Mistral tevens gehuldigd werd. Zoo werd
dit feest een apotheose van Provencaalsch
eigen schoon, dat zeker een prachtige pro
paganda geweest is voor de herleving of den
opbloei van wat 't land aan eigen schoons
bezit.
Immers daarvan zijn de kleederdrachten
de meest directe en zeker de krachtigste
uiting. Het costume van de vrouwen van
Arles heeft drie verschillende genre's: de
gewone of huisdracht, welke in het veld en
bij huiswerk gedragen wordt; de Zondagsche
dracht, en de feestdracht. Bovendien is het
Arlesiaansche costuum niet door de eeuwen
hetzelfde gebleven, het heeft zich telkens in
iedere periode in zeker opzicht aangepast
aan de heerschende dracht. Bijvoorbeeld in
perioden van lange rokken was ook het
nationaal costuum met een langen rok, terwijl
in de laatste tijden ook de rokken der
Arlesiennes korter werden, hoewel niet in dier voege
als die van 't moderne algemeene pakje der
dames. De slanke tailles der vrouwen van
Arles, de hooge gestalten passen zich bij
de nationale dracht schitterend aan en ze
hebben geen grillige en uiteenloopende mode
van noode om de kleeding te vinden, welke
haar hooge gestalte het beste past.... Meer
dan elders zien we hier gedemonstreerd dat
juist de minder goed gevormde vrouwen het
meest noodig hebben de uitersten der modes
te volgen, om het uiterlijk tot hun recht te
laten komen.
De kleeren mogen den man maken: de
vrouw maakt" hare kleeren !
Maar men leidde daar niet uit af, dat de
Arlesiennes rondwandelen in costumes van
annodazumal ! Weliswaar bestaan de grond
vormen van het tegenwoordige costuum
sinds 1850, en is het sinds 1890 slechts in
détails veranderd, maar geen vrouw zou zich
zelve veroorloovcn al ware het maar in een
strikje of een kwikje, haar levenden tijd tot
uiting te brengen in haar costume en niemand,
die de schitterende stoet jonge en oudere
vrouwen zag, welke bij deze feesten Arles'
straten bevolkten, van heinde en ver
samengestroomd, zal den indruk van een
ouderwetschigheidje hebben gekregen, of gevonden
hebben, dat het er naar kamfer rook !....
Integendeel ! Het bloemencorso, dat deze
feesten opluisterde, en waartusschen de
weelderige bloemenschat van anjers, en
kelken, papavers en climatis, de breede kan
ten fichu's en de sierlijke plechoun" op
het door een scheiding streng in tweeën
gescheiden zware kapsel, luchtige vlinders
gelijk, de draagsters dezer flatteerende dracht
als koninginnen gezeten waren, had niets van
een uit-de-oude-doos,
met-moeite-leven-ingeblazen vertooning, maar verrukte door de
Handgekiioopte Smyrna Karpetten
.fabrikaat Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken
250 X 350 Fl. 197.
200 X 300 Fl. 135.?enz.
schitterende eigenschappen in schoonheid
en kracht, van een levend ras!..
Ach, het schitterende schouwspel van de
groep jonge vrouwen, les belles des belles,
een boeket van kleur en gratie in het middeu
van het enorme antieke amphitheater, rond
tot den nok gevuld met een van alle zijden
toegestroomde menigte, grootendeels in het
zelfde costuum onder de felle zon van de
Midi tegenover de ruitergroep der Qardian's,
de ruiters van de Camargue. Hun aan
voerder richt het woord in hun taal,
het Provencaalsch, onder donderend gejuich
van de duizenden rond hem tot de meiskens
en viert haar schoonheid in die
wonderlijkbloemrijke en zwierige taal van de Provence,v
waarna een zanger midden in de arena,
het Cansoun Cardiano" aanheft. Allen,
binnen en buiten de arena, zijn vereenigd in
n enthousiasme, zoodat het geheele amphi
theater n opwellende bron van levensvreugd
schijnt. Op die oogenblikken voel je, wat
men mist in ons vaderland, wat er aan eenheid
teloor gaat, en ingeboet wordt aan
samenhoorigheid. Maar ook welke een uitnemende
sterking van de volkskracht en volkseigenheid
dergelijke feesten kunnen tengevolge hebben
hoe het volksbewustzijn wordt aangesterkt,
en de innerlijke kracht gesteund
Welk een prachtig decor voor dergelijke
demonstraties bieden oude stadjes, welk een
achtergrond oude gebouwen ! Is er dan toch,
ondanks ons pogen iets zoek in onzen mo
dernen tijd dat aanvulling behoeft en waar
voor we geen vulsel" hebben? Iets, dat wijst
op een gebrek aan fond, dat we in zoo'n gwal
ongewild leenen van onze voorouders? Mis
schien is ook dit een eigenschap van dergelijke
feesten, dat ze de fouten van ons levens
systeem op deze wijze op ongezochte wijze
aan 't licht brengen.
Het zou er niet de minste eigenschap van
zijn !
T O M S C H I L I' E R O O R T
IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIII
lltllllllllllllllllllllllllllllllllllll
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN ,,DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
Het feest in vollen gang.
veel rgesproken en geschreven over hun
slordig en schamel gewaad, maar zonder
eenigen grond of reden, want een musch
is inderdaad een heel mooi dier met fraai
geteekend gevederte. Onderhoudend is het
ook om te zien, hoe ze, naarmate het voor
jaar verdert, verkleuren, hoe keel en borst
bij het mannetje mooi ,zwart worden en
hoe de aanvankelijk stroogele of
hoornkleurige snavel in donkere en spiegelende tin
ten gaat spelen. Slechts weinigen in de stad
merken het, dat ze in de tuinen sommige
bloemen vreten en vernielen en heesters
berooven van hun knoppen.
Onze Musch
(Foto van A. Burdd)
Een kleine honderd jaar geleden schijnt
er in Amerika een zonderlinge voorliefde voor
onze musschen ontstaan te zijn en jaren lang
heeft men er veel geld en moeite voor over
gehad, om ze in de Vereenigde Staten in te
voeren. Dat begon in 1850 nog al officieel
toen het Instituut van Brooklyn acht
musschenpaartjes uit Europa liet komen. Die
kregen gedurende den winter een groote kooi
en werden in 't voorjaar vrij gelaten, maar dat
richtte niets uit. In 1852 werd de poging her
haald op grooter schaal; het Instituut had
een crediet verleend van tweehonderd dollar.
Ditmaal werd er een groot aantal in de lente
van 1853 vrij gelaten in een park en er
kwam een wachter, om ze te bewaken
en zoo noodig te verzorgen. Zoo ging
het door jaar op jaar, nu eens inRhode
Island, dan weer twaalf paartjes op
Madison Square, dan weer t wee honderd
in Union Park, New-York, veertig in
New-Havcn, twintig in Boston en ein
delijk in 1869 liet het stadsbestuur van
Philadelphia er maar eventjes duizend
overkomen. Tegelijkertijd gingen er
ook naar Cleveland, Cincinnati en
zelfs naar San Francisco.
Waarom die Amerikanen dat nu alle
maal gedaan hebben, dat weet ik niet;
misschien wel uit sentimentaliteit.
Maar zeker is het, dat ze er nu al
jaren lang bitter berouw van hebben
en allerlei onvriendclijkheden uit
denken jegens den English sparrow".
Onze musch schijnt daar al zijn ondeug
den nog wat erger bot te vieren dan
hier, en zeer in het bijzonder aan de
oorspronkelijke Amerikaansche vogels
de gelegenheid tot nestelen te ontne
men. Hij heeft zich zoo vermenigvul
digd dat hij in talrijkhcid reeds al
de anderen overtreft, 't Is nu niet
meer noodig, dat er wachters worden
aangesteld, om hem te behoeden.
Langs de wegen, langs de spoorwegen
is hij overal mee getrokken met de pioniers
en onbehoorlijk eischt hij zijn cijns van de
graanoogst.
Het ergste is wel, dat men nu maatregelen
gaat nemen om hem te verdelgen en dat
daarbij de Amerikaansche muschaclitig uit
ziende vogels,deTree-sparrow,de Song-sparrow,
de Chipping-sparrow, in het gedrang komen.
Deze vogels lijken wat het gevederte van rug en
vleugels betreft veel op den gewonen musch en
worden dan even vlijtig verdelgd, hoewel ze
geen kwaad doen en om hun zang en maniertjes
tot de aardigste vogels gerekend moeten wor
den. Bij een onderzoek bleek, dat in een stad,
waar een premie op het dooden van F
iropeesche musschen was uitgeloofd op elke twaalf
der gedoode vogels slechts n echte musch
was, de andere elf waren Amerikaansche
musschen, onschuldige toeschouwers. Nu weet
men eenvoudig er verder geen raad mee.
Ik ben er niet bang voor, dat de een of ande
re Hollandsche gemeente het voorbeeld van
Philadelphia zou volgen en duizend vreemde
vogels trachten te acclimatiseeren en dan nog
liefst van een soort met een heel twijfelachtige
reputatie. Maar op kleiner schaal en met an
dere dieren hebben wij in Nederland en Euro
pa toch ook wel dergelijke dingen beleefd en
geleerd, dat men met het overplanten van
dieren toch buitengewoon voorzichtig moet
wezen, ja, dat het in verreweg de meeste
gevallen ontraden moet worden. Gelukkig
geeft onze nieuwe jachtwet de gelegenheid
om beperkend op te treden.
Wat nu onze musch zelf betreft, ik geloof,
dat we al aardig aan hem gewend zijn. Ieder
jaar wordt er wel opnieuw over hem geklaagd
en tegen hem gedemonstreerd, maar eigenlijk
behoort hij al tot de plagen, die we hebben
leeren dulden en verdragen.
A c.
n i .1 s s r: