Historisch Archief 1877-1940
l
IV "»
K
K,
«f
DE AMSTERDAM VIER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Dec. '23. No. 2428
JAARWISSELING
Teekening voor De Amsterdammer" door George van Raemdonck
IIIIUIIItlIIIIIIIIIHII
itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
NAAR AANLEIDING}
VAN DE TWEEJAARLIJKSCHE
INTERNATIONALE KUNST
TENTOONSTELLING
TE ROME
Hoe somptueus is het gebouw met zijn
hooge trappen en geweldig imponeerende
ingangen, waarboven vaandels wapperen en
?lambrequins ! Daarop lezen we ook de namen
der exposeerende landen, maar het woord
Olanda" zoeken we er tevergeefs; we zijn er
dan ook alleen maar met een paar zaaltjes
wit- en zwart-kunst vertegenwoordigd en
deze collectie moge in haar soort nog zoo voor
naam zijn, voor de kleurlievende Italianen,
die van veel en dikop houden, was die
afdeeling klaarblijkelijk het noemen niet waard.
We gaan door de lange en volle zalen met
haar honderden schilderijen en verbazen ons
over die massa waaronder zoo bitter weinig
is wat ons een oogenblik emotionneert.
Een uitzondering maakt Franz Mare, de
jong gesneuvelde Duitscher; de synthese van
zijn katten en paarden is geweldig diep
gevoeld en doordacht en uit dien kleurengloed
laait ons een ingehouden hartstocht tegen.
Wanneer we aannemen dat we ons, waar
we een kunstwerk hebben te beoordeelen, in
de eerste plaats af te vragen hebben óf we
in geluid, kleur, woord of lijnen-complex de
trilling van een menschenziel navoelen, dan
constateeren we, dat uit het werk van Mare
de geweldige vibratie van een hevig kunste
naarstemperament stroomt, een vibratie,
die zich aan ons meedeelt en ons er telkens
weer heen trekt, al kunnen we ook niet met
Rookt TABA SIGAREN
't nieuwste 't fijnste
iiiimimimiiiiiiitiiiiiiiiiii iiiitiiiiiiniiiiiiiiiii
DE GESCHIEDKUNDIGE ATLAS
VAN NEDERLAND
Het behoeft zeker geen betoog, dat een
geschiedkundige atlas van eenig land, op
wetenschappelijken grondslag opgebouwd, dus
samengesteld door verschillende geleerden
naar oorspronkelijke bronnen, met duidelijke
en goed gedocumenteerde verklaringen, van
uitnemend belang is voor de wetenschap.
Niet lang geleden ontbrak zulk een hulp
middel, dat op de hoogte was van onzen tijd,
voorde studie der geschiedenis van Nederland
geheel. Wel bestond de Historische Atlas van
Noord-Nederland door G. Mees A.zn., maar
deze behandelt alleen onze geschiedenis na de
middeleeuwen en werd samengesteld in een
tijd (1865), toen onze rijks-, gemeente- en
andere archieven nog niet geordend en voor
belanghebbenden toegankelijk waren; vele
kaarten zijn bovendien zeer ruw en niet veel
meer dan schetsmatig behandeld. Wel be
stonden ook eenige atlassen voor
schoolgebruik, min of meer voor dit doel geschikt,
maar natuurlijk niet in staat om de bedoelde
leemte aan te vullen.
Maar reeds vele jaren geleden is de hand
aan het werk geslagen. Het Nederlandsch
Taal- en Letterkundig Congres, in 1897 te
Dordrecht gehouden, benoemde eene Com
missie van Nederlanders en Belgen om het
tot stand komen van een Geschiedkundigen
atlas van Noord- en Zuid-Nederland voor te
bereiden, welke commissie hare eerste ver
gadering in 1898 te Dordrecht hield. Zij heeft
ongeveer 11 jaar lang vergaderd en gerede
neerd, vóórdat er heusch geteekend werd !
Ik zeg dit alleen om te doen zien hoeveel
tijd commissies noodig hebben om tot een
resultaat te komen. Intusschen hadden de
Belgen om verschillende redenen de commissie
verlaten, o.a. zeer waarschijnlijk omdat zij
inzagen dat hunne regeering niet zou mee
werken om de geschiedenis van het Noorden
en van het Zuiden in n werk samen te
vatten.
Eindelijk meende men, dat een wetenschap
pelijke atlas betreffende de staatkundige,
rechterlijke en kerkelijke geschiedenis van
Nederland wel zou kunnen worden samenge
steld. Een Atlas-commissie" werd benoemd,
waarvan Prof. Dr. P. J. Blok voorzitter is,
en de ondergeteekende nam op zich de copy
voor alle kaartbladen te teekenen, deels
naar de gegevens die hij daartoe van verschil
lende medewerkers zou ontvangen, deels voor
die kaarten die hij zelf zou ontwerpen. En om
geen tijd te doen verloren gaan het was in
middels 1909 geworden begon ik met
zekerheid zeggen in welke omgeving we dit
ne blanke, als luisterend zich oprichtende
paard zien; we voelen dat hier de synthese
van het leven gegeven is, het begrijpen van
de innerlijkheid van het leven. Maar hoe
schaarsch vinden we in deze zalen de afspie
geling van een aandoening die
onwederstaanbaar tot scheppen dreef. Groot is Hedler, de
machtige Zwitser. Zijn gedésilusioneerde,
vijf levensgroote mannen op een rij, de pro
totypen elk in het eigen karakter van
den mensch wien het leven niets bracht van
wat hij ervan verwachte. Dit doek laat ons
niet los; door lijnen alleen, want van kleur is
hier haast geen sprake, is de hoogste tragiek
uitgebeeld.
Daarnaast straalt zijn Voorjaar"., twee heel
jonge menschen in een kleurige weide.
Als een mooi gezien brokje realiteit treft
ons ook een Larensch kind van Liebermann.
Boven het paars-roze schortje staat het kleine
ronde gezicht als een openbloeiende klaproos;
een groote innigheid ligt er over dat jonge
wezen. Het is niet de bewonderaar van Israëls,
Degas of Renoir die zoo dikwijls in het werk
van dezen knappen schilder om den hoek
komt kijken, maar de heel eigene fijne psy
chologische noot van Max Liebermann klinkt
ons uit dit doek tegen, dat met een groote
onstoffelijkheid gepenseeld is.
Vier of vijf museumstukken te vinden onder
deze paar duizend schilderijen is misschien
toch niet zoo weinig als het oppervlakkig lijken
mag. Het heel bezonkene, dat een groote aan
doening in ons wekt en een herinnering die
blijvend is, kan niet anders dan schaarsch zijn
in dezen zoo onrustigen, naar nieuwe vormen
zoekenden tijd en het houden van dergelijke
exposities op reuzenschaal zou wellicht de
eerste vijftig jaar veilig achterwege kunnen
blijven, daar zij den beeldenden kunstenaar
onnoodig in de verzoeking brengen veel onrijp
werk af te leveren.
Van de vermoeiende wandeling door deze
,,Biennale" thuiskomende, vond ik de Gids"
van November op mijn tafel liggen met de
gedenkschriften van van Deyssel. Toen ik die
bladzijden eerst half werktuigelijk te lezen
aanving, had ik niet gedacht dat deze woord
kunstenaar mij door een schilderijengalerij
IMItlllllllllllllMIIIIMIIIIIIMIMMlnillllllllllllllllllllllll
een dezer laatste, de kaart van de Republiek
met de staatkundig-rechterlijke indeeling in
1795 (19 bladen).
De Regeering, eenige genootschappen en
particulieren steunden de uitgave met een
jaarlijksch subsidie. Maar hun zeer gewaar
deerde hulp zou toch bij lange na niet voldoen
de zijn om het uitgeven van zulk een werk,
dat duizenden en nog eens duizenden guldens
kost, mogelijk te maken. Gelukkig echter werd
de ondernemende firma Martinus Nijhoff
bereid gevonden om dat op zich te nemen.
En nu zijn reeds 81 bladen verschenen en
zullen er in 5 a 6 jaar nog ongeveer 40 volgen,
zoodat de geheele arbeid dan in ongeveer
20 jaar zal zijn volbracht.
Om een denkbeeld te geven van den rijken
inhoud moge de mededeeling daarvan hier
volgen; in de nog niet verschenen kaarten
zal wellicht nog eenige wijziging worden
gebracht, terwijl misschien nog een enkele
kaart zal worden bijgevoegd. (I).
Van den Romeinschen en Frankischen tijd
zullen op kaarten van den tegenwoordigen tijd
aanwijzingen worden gegeven van de volks
stammen en de indeeling in gouwen benevens
een oudheidkundige kaart (vondsten) van
die tijdperken.
De Territoriën ± 1300. De vorstendommen
van Noord- en Zuid-Nederland. Carton: De
Comitatus van Lotharingia Inferior en Frisia
± 1050 door Prof. Dr. I. H. Gosses.
Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300
door Dr. A. A. Beekman: 1. Hollands Noorder
kwartier, 2. Holland t. Z. van het IJ (noord.
gedeelte), 3. Cartons: Wendeldijk, Amsterdam
in 1425, Haarlem in 1375, 4. "Holland t. Z.
van het IJ (zuid. gedeelte), 5 Cartons: De
noordzijde van den Maasmond en Bedijkingen
in Schicland langs de Merwede, 6. Zeeland.
De marken van Drente, Groningen, cn~.
l?4.* Drente, Wcsterwoldc, enz,, door Mr.
B. M. de Jonge van Ellemeet en Mr. J. G. C.
Joosting; Overijse! door G. A. J. van Engelen
van der Veen; Gelderland door Mr. A. H.
Martens van Sevenhoven; Utrecht en Gooiland
door Mr. A. Ie Cosquino de Bussy.
De Bourgondische lijd. l en 2.* De Noor
delijke Nederlanden in 1476 door Prof. Dr.
P. J. Blok, 3.* Het Bourg. Rijk in 1576 door
denz., 4.* De St. Elizabethsvloed 1421 door
Dr. A. A. Beekman, 5 en 6.* De stederechten
door Mr. A. Telting en Dr. W. S. Unger.
*De Zeventien Provinciën in 1555 door
Prof. Dr. P. J. Blok en Dr. A. A. Beekman.
4 bldn met carton: Het gebied van Karel
van Gelre; Bid. 5-12.* De voormalige
zeeboezems in Friesland t. W. en t. O. van de
Lauwers door Dr. A. A. Beekman.
*De Kerkelijke Indeel ing nmstr. 1550, Koens
ONZE KOLONIËN: BALI
Teekening voor de Amsterdammer" door J. G. Sinia
zou voeren, wel anders dan die ik zooeven ver
liet, eene waarvan het eene tafreel het andere
nog in fijnheid van uitbeelding overtrof. Ik
kreeg weldra de weldadige sensatie in een
intiem woonvertrek te zijn, waar de meest
volmaakte zestiende en zeventiende eeuwsche
peinttire de muren versierde. Of heeft
Holbein ooit fijner een vrouwenkleed geschilderd,
dan waar van Deyssel de japon zijner moeder
aldus beschrijft: De met zachte,dof
glanzendzwarte voeten .geschoeide waren op den grond
stil aanwezig. Daajop stond de onderrand
van het goede kleed, dat bedekkend en be
schermend zich afwaarts had gestrekt, en
nu opstond als een rond soepel schut, dat in
zijn hellingen en plooiengleuven met zwarte
schaduw was en waarover aan den lichtkant
fijne stil zilverende glans met het zwart was
doorsprenkeld. Soms hangen plooien als smalle
kokers op wier ronden een zeer stille
lichtglans is en die in een bocht achterwaarts een
groote schaduwgift naast hunnen bocht af
werpen, in eenen vlakken vorm eindigen gaan.
Als waterriet is dan zoo'n plooi, in zwierige
ronding opstaand, uit zwarten zomerpoel
tegen een zilverig nachtverschiet."
Zoo deed het daglicht tegen moeder's japon.
En heeft Clouet een psychologischer vrou
wenportretje voor ons geconterfeit dan van
Deyssel die ons zijn moeder aldus verbeeldt:
Hooger dan de schouders in het midden der
gestalte was moeders hoofd. Als nachtkleurige
gordijnen, die voor het venster in bochten naar
twee zijden opgenomen worden en de aanwezig
heid van den aangedrongen dagochtend
ontblooten, waren moeders zwarte haren, die
schuin over het voorhoofd en halverwege de'
slapen lagen. Tusschen die gordijnen stond
moeders aangezicht in lieve rust gericht naar
het leven. Van tusschen e bescherming, der
lidjes als rozenbladen zagen de oogen naar de
dingen die er waren en wat men al zoo o^r
de dingen denken moest, ook over die hcele
andere waaraan je denkt terwijl je ziet de
zaken van de kamer of van den tuin".
Was er daar ginds op die expositie onder die
honderden landschappen een enkel dat ons,
zóó sterk den indruk van buiten weergeeft
als deze dichter-schilder het vermocht in
zijn: Wat is het groot om ons heen! Hoe
hoog is de ruimte boven onze hoofden !
Hoe hoog is de ruimte tusschen den witten
boomgaardschijn laag bij de aarde en den
zilverwitten sterrenschijn, hoe stil zijn in de
ruimte de witte schijnsels, als ijle witte
mantels van den melkweg tot de kim ! Voelt
gij den zomernachtwind aan onze slapen?
De witte boomgaardboomen zijn voor het oog
gelijk aan de scharen witte vogels, die, met
de kopjes ingetrokken en de vleugels van den
een over de vleugels van den ander, zijn slapen
gegaan, onbewegelijk nu, terwijl een enkel
buitenveertje soms door den wind naar boven
wordt bewogen...."
Ook mogen er veel tuben witte verf ge
smeerd zijn op de doeken, in de Biennale"
en toch werd er geen wit verkregen zooals dat
waarvan van Deyssel zegt:
Heerlijk is het oude wit van oude
tolslagboomen hetzelfde, dat ook tafels en
banken op oude wat verschoten buitenplaat
sen hebben. Het lijkt veel op het berkenwit.
Berken zijn gladder en minder dof, maar juist
om die ingekerfde afgeschilferde plekken van
grauwgrijs, die beide in hun oude witheid,
gelijkt het heel veel op het berkenwit".
Toch hebben wij van die zelfde verinniging
die ons in van Deyssel's gedenkschriften zoo
roerde, als een echo gevonden in een ets van
Nieuwenkamp, die in de Hollandsche
afdeeling hangt, maar aan wier zilvergrijs vierkantje
wel haast ieder voorbij zal loopen. Het is een
III. Desa Tabanan
l let landschap^Tabanan wordt in het Noor
den ingenomen door een deel van het centraal
gebergte v;m Bali en hier verheffen zich vele,
met dichte bosschen bedekte toppen, waarvan
de voornaamste is de Kegan of Piek van
Tabanan. Van dit gebergte gaan verschil
lende ribben naar het Zu den en het zijn deze
ribben met de daartusschen liggende
diepingesneden ravijnen en rivieren, welke het
reizen in deze streek zeer kunnen bemoei
lijken. En toch, het reizen is hier die moeite,
evenals elders up Bali, wel waard, want schil
derachtig in hooge mate is ook het bergachtige
gedeelte van Tabanan. Zie het gezicht op de
desa Tabanan, waarvan de teekening, uit
den aard der zaak, slechts een zwakke afspie
geling kan zijn ! Als het ware tegen een heuvel
aangesmeten, gedeeltelijk op den top gebouwd,
ligt deze desa te midden van diepe, van vocht
druipende, ravijnen, waarin tal van slinger
planten naar omlaag kronkelen. Weelderig
opgeschoten varensoorten, waartusschen hier
en daar een schitterend mooie orchidee op
duikt of het zachte rood van talrijke aard
beien helaas, zonder geur of smaak !
aanlokkend oplicht, bedekken allerwegen den
grond, terwijl met mos en gebladerte bedekte,
in het zachte tufgesteente uitgehouwen, trap
pen zich naar omhoog slingeren.
Hier ziet men voor huizenbouw veel gebruik
maken van het hiervoor genoemde tufgesteente,
doch ook bamboe en hout komt reeds veel
voor om hooger op in het gebergte leem en
gesteente geheel te vervangen. Vandaar, waar
de donkere koele wouden beginnen, waar nog
tijger en panter rondsluipen, belagend het
prachtige Balische rund, hetwelk in zijn jeugd
zoo sterk aan het hert doet denken, heeft men
een schitterend gezicht op het grootste ge
deelte der landen Tabanan en Badoeng en
heel, heel in de verte, kan het gewapend oog
opmerken de witte kruinen der ontzaglijke
rollers, welke de Indische Oceaan in eeuwige
en eindclooze opvolging tegen het Balische
land opstuwt. ^
J. G. SINIA
iiliiiinriiiiiiiiiiiiiifiuiiliiifiuiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiKiiiiiiiHiiiiii"!!!"""""""'"!!"11'"1"""""""!""""! iJiiiifiiffimJiiimiimiiiiiiiifiim
hoekje van Edam zóó gezien als alleen een diep
mensch en een kunstenaar het zien zal. Aan
de hoornen en huizen en aan dat stille vaartje
heeft deze visionnair zich als vast gezogen en
met zóó groote liefde teckende hij dat heel
intieme leven, dat hij, alsof hij er noode van.
scheidde, nog met een decoratief randje ver
sierde.
Zooals ons na veel drukke en klankrijke
muziek toch nog een kwartet van Mozart
de volkomenste kunstuiting van alle mag
schijnen, zoo genoten wij van deze enkele
bladzijden proza en van de teer doorvoelde
ets van Nieuwenkamp, die veel analogie
vertoont met het beeld van van Deyssel's
reinen kindertijd, zooals deze dien met zijn
kunst zoo heerlijk voor ons geëtst heeft.
E T H ,\ FLES
Ltventvtrztkering Maatschappij
H A A B L B M"
Wll«on»pl«l o 11
DE
Kloosterkaart door Mr. S. Muller Hzn., Mr.
]. G. C. Joosting, Dr. J. S. van Veen en Dr.
A. A. Beekman, (19 bldn). BI. 20.* De kloos
ters van Windesheim en de huizen van de
broeders en zusters des gemeenen levens,
door Dr. A. A. Beekman. BI. 21.* De Immu
niteiten der Kapittelkerken te Utrecht door
Mr. S. Muller Hzn.
*De nieuwe bisdommen van 1559. l en 2.
door Prof. Dr. A. H. L. Mensen, en Dr. A. A.
Beekman.
De Hervormde Kerk in de 17e eeuw. l 4.
door Prof. Dr. L. Knappert.
*De Republiek der Vereenigde Nederlanden
in 1648. l en 2. door Pre f. Dr. H. Brugmans;
* De oorlog van 1672 door Dr. A. A. Beekman;
De zeeslagen op de Noordzee en in het Kanaal
door Prof. Dr. P. J. Blok.
*De Republiek in 1795 met de ambachten,
heerlijkheden, enz. door Dr. A. A. Beekman
(19 bladen); *de Rijnverdeelingen in de 17e
en 18e eeuw door Ir. J. W. Welcker (5 bldn);
de Zuidergrenzen in de 18e eeuw. De Barrière
steden door Dr. W. A. F. Bannier.
De Fransclie tijd, door Ir. J. C. Ramaer.
De Bataafsche Republiek in 1798, ld. 1801,
ld. 1805. Het Koninkrijk Holland 1806. De
departementen van liet Keizerrijk (öbldn.)
Het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 door
Ir. J. C. Ramaer.
*'Dc rechter!ijkt indeelingen na 1795 (3 bid n)
door Mr. Dr. |. C. Overvoorde.
De Roomseh Katholieke Kerk in 1853 (2 bldn)
door Prof. Dr. A. H. L. Mensen.
De Koloniën door R. Posthumus Meijes;
kaarten van de ontdekkingsreizen der Ne
derlanders, van de hervormde kerken der
Nederlanders, van ons bezit in Oost-Indi
in 1619, in de 18e eeuw, in 1810 en thans,
Oost- en West-Indische Compagnie,
ZuidAfrika, Brazilië, Guyana, Nieuw-Nederland,
enz.
Bij elke kaart is een tekst gevoegd, ter ver
klaring en met bewijsgronden, met verwijzing,
naar .de vele oorspronkelijke bronnen.
Uit het hier medegedeelde moge de zuiver
geschiedkundige waarde van den atlas blijken.
Maar het is van belang hier ook te wijzen op
de aardrijkskundige beteekenis er van. De/.c
vloeit voort uit een bijzondere omstandig
heid die alleen voor Nederland geldt, n.l.
uit de eigenaardige gesteldheid van de lage
helft yan ons land.
Moet men een geschiedkundigen atlas van
eenig ander land vervaardigen, dan heeft
men slechts op een bestaande kaart van dat
land, de verlangde grenzen of andere geschied
kundige aanwijzingen te teekenen: 't doet er
niet toe of de voor te stellen feiten in 1300
of in 1800 hebben plaats gehad, want op die
beide tijdstippen zag liet land er hetzelfde uit.
Maar dit is met Nederland niet het geval.
Immers wij weten dat de westelijke en noor
delijke helft daarvan aan zeer groote gedaante
wisselingen is onderhevig geweest. Aan den
eenen kant verlies, n.l. door afneming der
kusten, door overstroomingen die niet ge
volgd werden door herdijking, door het voor
goed verdwijnen van gronden door de ver
schrikkelijke vallen" in Zeeland, ? aan den
anderen kant winst door aanwas en bedijkiiig,
door droogmaking van meren; voorts belang
rijke veranderingen door verplaatsing van
benedengedeelten der groote rivieren. Binnen
korten tijd was er soms groot verschil in de
gesteldheid van bodem en wateren in eenig
gewest.
Men kan geen kaart teekenen van eenig deel
van dit eigenaardige land zonder het jaartal,
liefst ook den datum, te noemen van het tijd
stip van den toestand die wordt weergegeven.
Een Kaart van Zeeland in de 16e eeuw"
b.v. heeft geen zin. Voorde vreeselijke vloeden
van 5 Nov. 1530 en 2 Nov. 1532 zag dit
gewest er geheel anders uit dan daarna,
om van de overige veranderingen in die eeuw
maar niet te spreken !
I)e/.e atlas heeft voorstellingen te geven
van feiten en toestanden, die nagenoeg alle
op verschillende tijdstippen vallen. En nu is
er aan vastgehouden om, al had dit met het
duel der kaart weinig of niets te maken, de
voorstelling der natuurlijke gesteldheid altijd
in overeenstemming te doen zijn met het tijd
stip waarvan de kaart spreekt. Dit geldt
echter alleen voor den tijd na 1300 a 1350.
Van vóór dien tijd bezitten wij te weinig ge
gevens om daaruit' een deel der kaart van eenige
uitgestrektheid te kunnen samenstellen. Voor
stellingen van oudere tijden zijn wei beproefd,
vooral door oudere schrijvers, wier fantasie
in dit opzicht veelal zeer groot was, maar
/ij zijn meer te beschouwen als pogingen om
de werkelijkheid nabij te komen, zoodat de
resultaten dan ook dikwijls zeer wein g op
elkaar gelijken.
Door deze wijze van bewerken geeft de atlas
dus een overzicht van de groote veranderingen.
die de natuurlijke gesteldheid des lands heeft
ondergaan, van ongeveer 1300 tot op onzen
tijd, wat van een groot aardrijkskundig
belang is.
Men zal dit misschien niet dadelijk inzien
. Nederlandsche
Automobiel Mij.
FRANKENSTBAAT 57*835, 'S'ORAVENnAQE
en mecnen dat zoo'n overzicht nu ja, wel zeer
belangwekkend is, maar niet noodig of nuttig
om de tegenwoordige geographie van Neder
land goed te leeren kennen. Maar dan houdt
men geen rekening met het feit, dat wij
hier met ons hoogsteigenaardig, eigenlijk
eenig land te doen nebben.
De kennis van ons land toch is zelfs bij het
grootste gedeelte der ontwikkelde Neder
landers nog zeer gebrekkig. Er is in dit op
zicht in de laatste 30 a 40 jaar wel wat verbe
tering gekomen, maar zelfs de hoofdbegrippen
omtrent den bouw van de lage helft van het
vaderland ontbreken in den regel, zelfs nog
bij hen van wie men wegens den aard van
hun positie of betrekking anders zou ver
wachten. Ik zou daarvan vele
vermakelijktreurige staaltjes kunnen noemen. Verbetering
hiervan moet van boven komen, d.w.z. om
den Nederlanders hun eigen land goed te
leeren kennen moet aan een of meer van onze
hoogescholen een leerstoel gevestigd worden,
bezet door een erkend deskundige op dit gebied.
Intusschen is een machtig middel om den
tegenwoordigen toestand goed te leeren ken
nen ongetwijfeld de kennis van wat er met
ons land in den loop der eeuwen is geschied.
Want daardoor kan men inzien wat er mede
gebeuren kan, ook nu nog, en dit bevordert
in belangrijke mate het inzicht op
hydrographiscli-topographisch-geoiogisch gebied.
Moge de reuzenarbeiri cie vastgelegd wordt
in dezen Geschiedkundigen Atlas van Neder
land ook in dit opzicht de ontwikkeling van
het Nederlandsche volk ten goede komen.
A. A. BEEK M A N
1) De met een * voorziene titels zijn die
van de reeds verschenen bladen. Alle bla
den zijn ook afzonderlijk verkrijgbaar.
12 oer*
12 cent