De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 januari pagina 12

5 januari 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2429 i*, f. i" SCHILDERKUNST-KRONIEK SINT LUCAS TE AMSTERDAM (NABESCHOUWING NOTITIES). I. Hoewel ik het strakker-geformuleerd beeld houwwerk verkies boven het impressionistische, wil ik toch Ziji's Shetlandsch veulentje het eerste noemen. Het is een zoozeer psychologische op merking, dat ge het gediert niet voorbij kunt gaan, en ge ongemerkt er weer heen keert. Het is een klein bronsje, vol van een jonk eigenzinnig leven; ge zöudt het haast kunnen zien als een symbool van kwaadaardige, niet onvermakelijke, niet ge makkelijke jonkheid. Het is een komische obser vatie. Om den lach op de gezichten, verschillend van uitdrukking en geaardheid, zijn twee werken van Van Asten te loven: Lentebries en Guitje; fijner van (misschien door het procédéontstane) innerlijkheid is Cornelis Koning's kopje. Jansen van Galen zond een kameelhengst; Vreugde een mannenkop. Door den laatste ziet ge in hoe be langrijk Raedecker is, en hoever Vreugde zich van Raedecker beweegt. Dit wat de beeldhouwkunst aangaat, en om deze kunst eens vooraf te laten gaan in de bespreking. De schilderkunst is in vele schakeeringen ver tegenwoordigd, hoewel niet met alle macht en niet met alle man. Wanneer we den katalogus volgen vinden we ten eerste het portret van Simon Mans Willemszoon (het klinkt als de aankondiging van den naam van een baljuw) door Lizzy Ansingh. Het type van den afgebeelde schijnt de schilderes voortdurend op n bepaalde manier te inspireeren, die ik vroeger reeds heb gedefinieerd. Sam vanBeek is los-décoratief in zijn Flamingo's; Me j. A. C. van den Berg vertoont haar Open-schilderkunst" in haar róode bloemen. Blanes, de schilderen lithographeerder van Joden (in twee litho's) is, zooals dat heet, niet onverdienstelijk in het potret van een Overijsselsche boerin, evenals Boot in een Feestganger. Van Eekman is de Mijnwerker te noemen, om de uitdrukking van het oog, eeuwen oud als die ook bij 'n schildpad is. Gerdes' studie van een heerrijder volgt, levendig; nauwkeurig met teederheid is een litho van Dimmen Gestel naar zijn moeder. Grauss' Aronskelken zijn te loven om de bloemen; de Neger om de kleur. Heyse zond houtsneden, een eigenaardige (?) mengeling van modern-duitsch met primitieven. Het stilleven van Mevr van Osselen moest inniger zijn om boven een .gewoon aangenaam stilleven uit te komen; Kort's Anturium" geeft dezen teekenaar op zijn eigenaardigst, met de Zonnebloemen. Er is bij Kort een phantaisie in het realisme. Mevrouw Leonhardt?Wirix is 't zuiverst in het Atelier-hoekje, met de Venus van Milo; Simon Maris' Dame met rood haar, goed voor hem, doet aan Alfred Stevens denken. Monnickendam is open en vroolijk in zijn buurtje aan het water; te romantisch in de scène bij de gevangenis. Peizel's Verjaargeschenken zijn een groot, wat koel stiilleven, als altijd vaardig ge realiseerd. Het zou meer n zijn zonder de figuur. Van Raalte gaf d'eigen beeltenis, Mej. van Regteren Altena een stilleven, met zachte blauwen", een ander met rood (slotjes), Coba Ritsema, een lenige pastei van bloemen en een jongenskop. Rueter is het best in een Meisje met witte jurk bij 'n canapé(in grijzen); Mej. Surie met een breede teekening van het atelier en die van een vetplant. Van der Valk's litho's van de Schelpen en van het zeepaardje zijn vroeger besproken; Vreugde's houtsnede, deVisscher" is een zwakke Ten Kloos ter. Mej. Wandscheer is sterk voor haar doen in de afbeelding van een Spinnende. Vrouw, Th. ter Weeme eigenlijk teeder in zijn studie (een buurtje etc.). De Gouden koets van Westerman doet mij denken aan een phantaisie van Lizzy Ansingh; Wolter heeft twee werkelijk goede studies: die van den Amstel (met het diepe blauw) en ten tweede de in aanbouw zijnde huizen (269); van de twee negers verkies ik den Bokser Er waren op deze tentoonstelling dus een getal van te waardeeren werken en werkjes, maar weinig of niets ten eenenmale buitengewoons of nieuws of verwonderlijks. PLASSCHAERT DE SCANDINAVIËRS TE PARIJS Zweden, Noren, Denen geven de Hollanders te Parijs een schier beschamend voorbeeld. Wij zijn weinigen zij velen. Zij weten waar de bron is; wij verbeelden ons dat in ons slootenlandje de stroomen danig golven. De Scandinaviërs te Parijs: Jacobson_(D3en) Le Lièvre En wie er dan nog op uit trokken en hier de ruimte zochten, zoeken elkander niet, schuwen alle aanraking en eeren elkander zoo weinig als dat Hollandschen kunstenaren eigen is. Er is een poging gewaagd, verleden jaar, en La Tulipe" werd ondernomen. De Scandinaviërs vormen op Montparnasse een belangrijke groep, zooals de Polen, de Russen, de Japanneezen, de Noord- en Zuid Amerikanen. Er zijn hun restaurants en hun bar's, hun feesten en hun ernst. Daar is hun gevolg en zij zijn er als kortblijvenden, daar zijn hun kunsthandelaren en hun collectionneurs. Wij zijn eenlingen, en wenschen niets anders, en ? van dat alles hebben wij slechts den Noordelijken ernst, »> Nu * hebben de Scandinaviërs hun prachtig, antiek verenigingsgebouw en, royaler dan La Tulipe", hebben zij geopend met een exposition Franco-Scandinave waar zij wel zorg hadden alle Fransche grooten uit te noodigen; waar Alix, Bourdelle, Braque, de la Fresnaye, Hennine David, Derain, Despiaii, Van Dongen, Dufy, Friesz, Gromaire, Guindet, Léger, Maillol, Matisse, Metzinger, Pascin, Picasso, Utrillo, de Vlaminck de cere-plaatsen hebben, waar te betreuren de group Marseille ontbreekt. De Scandinavische beeldende kunsten zijn zonder ruggesteun van oude, groolsche traditie, als wij, Franken hebben. Het zou ons tot hooger verplichten. Zij danken meer de gastvrouw en zijn op haar bekoring verliefd. Wij blijven nog Hol land waar zij Frankrijk worden. Maar waar wij nuchter zijn, komen van hun fjorden en wouden de spoken en phantastische legenden. Ook:,.waar wij lyrisch zijn, zijn zij nog nuchter. Zoo hebben zij hun eigenheid en is hun eigenheid, naast hun meesters standhoudend, te eeren. Al de oude Diriks was een onafhankelijk phantast. Hij stapelde de grootc drommen van wolken, vol van sneeuw-kleuren, als rommelige ijsbergen boven zijn Noordsche zeeën. Hij, met zijn Viking gestalte, klompte wolken samen boven zijn bergen en droeg bonken van wolken, hemelen vol, over zijn fjorden. De jongeren, de fijnen, zijn geen reuzen meer. Zijn zij phantast dan zijn zij decadent en geraffineerd als de Zweed Nils de Darde; teer, subtiel, gevoelig kinderlijk eenvoiWig als de Noor Per Krohg.- Deze is een wonder van verfijning en sinds prille jeugd op Montparnasse een wonder van on bedorvenheid. Mij lijkt hij verreweg de belangrijkste. Trou wens, zijn naam gaat, met klank, boven natio nale beroemdheid uit. Echter met geen Franschen verwant. Zijn geest is vol levendigheid en snaakDBM HAAG loncbflffl da Bijiflkorf", Vigmsfriit 45 Complete dagtohotel» nwt Soap f 1.50 Dliwn i f .M ' DagoHJka Coooirt - Zondag* Matho* sche invallen, zijn originaliteit, zij't dan kinderlijk, is onverwacht, zijn naïefheid is vol van de gril ligste vondsten, maar vol ook van de zui verste en teederste kleurverfijningen. Per Krohg's eerlijkheid houdt zijn werk zuiver, zijn groote goedheid hij kent geen hardheid, geen kwaad sprak hij ooit van kameraden geen afgunst, geen zucht naar roemzuchtigheid ontsiert hem houdt zijn werk onbedorven. Waar invloeden navolging worden, eindigt de onbedorvenheid. De sympathieke decadentie van de Zweden Jolin en Grünewald zijn niet zonder Matisse denkbaar, evenmin een magnifiek por tret in bruin, pittig en puntig, van Mevrouw Sigrid Hjertén-Orünewald of een blank, geheel in ivoortoon gehouden Pont neuf" van Otto Johanssen, Noor. Een figuur daarentegen onder de Zweden die evenwijdig aan naöorlogsche richting eigen wegen beloopt, is Eric Detthow. Ook bij hem hebben de laatste cubisterige invloeden afgedaan, zijn por tret is solieder dan vroegere werken op de Salons, zij het, dat de ietwat houterigheid de vorige fougue verliezen deed. Zijn landgenooten: Knut Lundstrom: Le viaduc (Georges du Loup) diep van kleur, serieus, nog on beholpen onvrij; Torsten Palm: Paysage de MoretSur-Loing; Mademoiselle Siri Rathsman, een paar kleine, zeer eigene, zeer uitvoerige, landschapjes, origineel en overladen met allerlei prachtige fijne grijzen en groenen en veelkleurigheden; Otte Skold, een wonderlijk straf, koel doek, niets dan daken en ramen en lucht, wat platten van zink en wat hekken om balcons, maar een uiterste van nauwkeurige preciese, koude, edoch volmaakte stofuitdrukking. Veel hulde brachten wij tot nu Deenschen schil ders niet; als bewijs dat zij nuchter blijven waar wij. in 't stilleven, lyrisch kunnen zijn, vermelden wij Georg Jacobsen Le Lièvre" waar de stofuitdruk king zoo zeer opgedreven is, dat dingen, die blin ken moeten, een tinnen schotel een geblokt zeiltje, glanzend gevernisd zijn tegenover de verder matte schildering. Onder de beeldhouwers vond ik een Deen, Adam Fischer met een Statuette in terra cotta; een loopendeboere-vrouw. zwaaiend de bochtende plannen en buigende vlakken van rokken, rytmisch de deining van zwierende lijnen, vol de bolle volumen. Met een stillen jongenskop: even het nog niet lachen achter in zijn oogen en het toch ver trekken van zijn spotlippen. Het voegt niet nu over de Franschen te schrijven. Zij zijn vaak de meesters. Er zijn er ook die de minderen zijn. Maar het voegt niet, al herhaal ik al de beroemde, genoemde, namen niet, zwijgend voorbij te gaan aan een Brague, een klein plankje, als een hand klein, een stilleventje van niets, een appel, een mes; van kleur schier niets, wat groenig grijs, maar een wonder, een subliem bijou, een kleine Brague van haast niets, een wonder! C O N R A D KlCKEKT De Scandinaviërs te Parijs: Adam Fischer (Deen) Terre cuite: Tête

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl