Historisch Archief 1877-1940
DE NOORMANNEN IN
NEDERLAND
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
i
;
JAN DE VRIES, De Wikingen in de Lage
Landen bij de Zee, Haarlem 1923 (H. D.
Tjeenk Willink & Zoon).
Heriold, Hemming en Rorik, het zijn namen,
die wellicht nog dezen of genen uit zijn vroegste
vaderlandsche geschiedenis in het hoofd spoken.
Maar meer dan namen zijn zij niet. En daar komt
nu Jan de Vries met een boek van ruim vierhon
derd bladzijden, vol inhouds, en naar het uiterlijk
voortreffelijk verzorgd, om ons van het bedrijf der
Noormannen in onze streken wat meer téverhalen.
Menigeen, die dit fraaie, lijvige boekdeel ziet, zal
verwonderd vragen: is er dan van die duistere
eeuwen zooveel bekend? En hij zal, geprikkeld
door de schoone uitvoering der illustraties waar
zijn oog het eerst op valt, beginnen te bladeren en
te lezen, en met klimmende bewondering den
schrijver in zijn betoog volgen, zich nauwelijks
voor den geest stellend, hoe ontzaglijk veel studie
en vernuft noodig zijn geweest, om dit werk tot
stand te brengen. Eerst de aanteekeningen aan
het einde geveji.ons een denkbeeld van wat er in
de werkplaats dés schrijvers is omgegaan, voordat
hij dit boeic aan .diegenen onder ons, die, in de
geschiedenis van hun land - belangstellen, kon
aanbieden.
De Vries heeft velen aan zich verplicht. Voor
eerst den geschiedvorscher, die hier alles bijeen
gebracht jVjndl, wat thans over den Wikingtijd
in ons Jaftd te zeggen valt. Sedert Van Bolhuis in
de jaren. 1834, '35 zijn Noormannengeschiedenjs
schreef, heeft het bronnenonderzoek geweldige
vorderingen gemaakt. Van al dat nieuwe heeft
de Vries kennis genomen, en er onder toepassing
van critiek zijn voordeel mee gedaan. Al het
materiaal, dat de geschiedbronnen opleveren,
Frankische, Engelsche, lersche of Scandinavische'
heeft hij opnieuw onderzocht, geschift en verklaard.
Alles wat hedendaagsche geleerden vooral ook
de Scandinavische, wier geschriften hier weinig
bekend zijn over een onderdeel van zijn onder
werp geschreven hebben, heeft hij beoordeeld en
te pas gebracht. Daardoor is zijn werk voor den
historicus een prachtige verzameling van gegevens
geworden.
Maar ook de belangstellende leek mag den schrij
ver dank weten. Want hem heeft De Vries niet
minder bedacht. De eerste hoofdstukken over de
gesteldheid van ons land in de vroegste middel
eeuwen en over het karakter en beschavingspeil
der Noormannen zal hij met vreugde lezen, en
eveneens het laatste, dat Terugblik en Uitzicht"
heet. En in het tusschenliggende, het eigenlijk
geschiedverhaal, zal hij met genoegen bladeren,
om een denkbeeld te krijgen van hetgeen in de
negende en tiende eeuw onzer jaartelling in
deze gewesten omging. Wie de doorloopende
lectuur van het relaas der Wikingtochten voor
zich te vermoeiend vindt, mag dat den schrijver
niet verwijten; dat ligt aan den aard der stof en
aan de gesteldheid onzer kennis. Het is het détail,
dat kleur pleegt te brengen; en dat ontbreekt in
de aanteekeningen, waaruit het geschiedverhaal
afgelezen moest worden, maar al te vaak. Vergoed
wordt dit gemis, althans ten deele, door de met
zorg gekozen, kostelijke platen.
Ruim twee eeuwen heeft de razernij der Noor
mannen, waartegen in ieder Frankisch klooster de
bescherming des Heeren afgebeden werd,
WestEuropa geteisterd. Allereerst de eilanden van het
westen, Ierland het meest, maar ook
Groot-BritDe Scandinaviërs te Parijs:
Per Krogh (Noor) ',,Le Maréchal ferrant"
De Scandinaviërs te Parijs:
Eric Detthow (Zweed) Portret
tannië; vervolgens de kustgebieden van het Fran
kische Rijk: Friesland en Vlaanderen, Normandi
en Bretagne, Poitou en Guyenne, en nog verder.
Het is een verdienste van De Vries, dat hij het
karakter der Noormannen en de doeleinden, die
zij nastreven, wat duidelijker belicht dan veelal
geschiedt. Het is niet alleen roof en doodslag,
waarop zij uit zijn, doch in de eerste plaats handel.
De mannen uit het noorden worden gedreven
door een begeerte naar cultuur. Vooral bij de
Wikingen uit Noorwegen is dat aanwezig, al kun
nen wij begrijpen, dat de tijdgenooten het meest
hun wreedheid hebben gezien. De Denen, onder
danen van heerschzuchtige vorsten waren meer uit
op politieke machtsuitbreiding. Vandaar, dat ons
land, met zijn gunstige maritieme ligging, vooral
van dezen te lijden heeft gehad.
De Vries voelt warm voor zijn onderwerp, dit
is een deugd. Het gebrek van die deugd en
daarvan is de schrijver niet vrij te pleiten , is:
overschatting. Er bestaat in onze dagen, waarin
men zich de macht van kanon en torpedo nog
zoo goed herinnert, een neiging tot verheerlijking
der gewelddadigheid. Wij leven in het jaar,
waarin Jeudwine, de geniale historicus van het
Britsch Imperium, schrijven kon: ,,It is probable
that at the present day there is more
Scandinavian blood in the (British) islands than any other.
Let us hope so." Hem reikt De Vries, die de Denen
ook voor ons bloed zulk een aanwinst vindt, de
hand. Maar wie zal den invloed van zulk een nieuw
bevolkingselement naar waarde schatten? Zelfs
voor Engeland, waar wij de beteekenis der Noor
mannen zooveel duidelijker traceeren kunnen,
gaat dat niet. Volgens de anthropologen is daar
het palaeolithischmenschentype overwegend: heb
ben dezen dan alles wat hun natie geworden is,
of het meeste daarvan, aan den toevloed van
anderen te danken?
Overschatting speur ik'op menige pagina van
De Vries. Is de Wikingtijd een gewel
dig conflict tusschen twee worstelende
culturen?" Ik geloof er niets van. Ik
zie in dien tijd de worsteling van een
volk om cultuur,feen worsteling, die
met schitterend succes bekroond is.
Maar met de komst der Noormannen
gaat niet een noordelijke beschaving de
zuidelijke bestrijden. Het zuiden heeft
dan ook zeker niet zooveel aan de Wi
kingen te danken als De Vries het wil
doen voorkomen; de schuld is in hoofd
zaak aan n kant. En wat te zeggen
van het autochthoon karakter" der
Scandinavische dierenmotieven in de
sierkunst, waarvan de schrijver spreekt ?
Zou Gaut zijn kunstwerken ergens an
ders tot stand hebben kunnen brengen
dan op het eiland Man? Wijst De Vries
zelf later niet op de Keltische kern in
die kunst?
Het is een gezond principe, de mo
raliteit der Wikingen te vergelijken,
niet met onze hedendaagsche begrip
pen, doch met die hunner tijdgenoo
ten. En dan zegt de schrijver: de an
dere, Franken of Ieren, waren even erg.
Accoord, maar met n beperking: bij
die andere volken waren behalve
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
wreedaards en vecht jassen óók menschen als
Qengus Céle Dé, Alcuin, Liudger en zoovele
andere mogelijk, en waar is hun equivalent bij de
Noormannen in dien tijd? Juist het werk van
zulke menschen hebben de Wikingen voor een
deel vernield. Is het een toelaatbare ethiek, wan
neer de geschiedschrijver zegt: de gewelddaden der
Noormannen komen voor rekening van de tegen
partij, die niet krachtig genoeg van zich wist af
te slaan? Riekt die leer niet bedenkelijk sterk naar
1914? Waren aanleg en karakter bij de Wikingen
werkelijk zooveel hooger dan bij de Franken,
gelijk De Vries verklaart? Mag men aan den bloei
der Oudnoorsche litteratuur, gevolg van den
Wikingstijd, Europeesche beteekenis toekennen?
Ik geloof, dat deze enkele bezwaren tegen
schrijvers opvatting van de geschiedenis hiermede
samenhangen, dat wij hier niet het werk van een
historicus doch van een philoloog voor ons hebben.
Het groote verschil in de taak van beiden is dit.
De philoloog bestudeert bronnen en leidt daaruit
de geschiedenis dier bronnen af: zijn conclusies
liggen niet buiten zijn materiaal, zij worden daar
uit direct gededuceerd.
*? De historicus bestudeert bronnen, en zoekt
daarin de geschiedenis van feiten: er komt een
onbekende bij, die niet uitsluitend logisch uit het
materiaal te reconstrueeren is. En dat is het nu
juist, wat de Vries doet. Ergens rnaakt hij de op
merking: Maar mogelijkheid is niet de eenige
maatstaf voor een historisch verschijnsel". Neen:
zij is daarvan heelemaal geen maatstaf, maar
alleen een aanwijzing. Een enkele keer kan zulk
een mogelijkheid de vermelding waard zijn, doch
zoodra die mogelijkheden met hoeveel vernuft
qok voorgedragen een overwegende rol in het
geschiedverhaal gaan spelen, lijdt de historie
er onder. De schrijver heeft een neiging om zich
in philologische speculaties omtrent motiveering
te verdiepen, die historisch geen waarde hebben;
en een enkelen keer draagt hij die zelfs als vast
staande feiten voor. Daardoor heeft hij de grenzen
van den historischen roman, waar hij zelf niet
over heen wil, reeds overschreden, voordat hij eraan
denkt. De argwaan van den lezer wordt gewekt
door de veelvuldigheid van wendingen als waar
schijnlijk", ik meen", het blijkt dus" e.a.
Maar deze houding, die een historicus De Vries
wellicht verwijten zal, is te verklaren. Het mate
riaal dwingt er als het ware toe. De gegevens zijn
zóó schaarsch, dat om een doorloopend verhaal te
'maken, de schrijver der Noormannengeschiedenis
wel zelf het ontbrekende moet aanvullen aan de
hand der waarschijnlijkheid. En De Vries doet dat
zeer vernuftig en scherpzinnig. Had hij zijn stof
niet op deze wijze behandeld, de bewerking zou
uiteraard fragmentarisch gebleven zijn. En dan
zou hij niet zijn tweeledig doel bereikt hebben :èn
den vakman n den leek te verrijken. Misschien
zal iemand de vraag bij zich voelen opkomen: is
het dan wel geoorloofd zich met de geschiedenis
der Wikingen in Nederland dat doel te stellen?
Maar, lezer, bedenkt ge wel, dat een neen, on
geoorloofd" als antwoord op die vraag voor u
het gemis van een kostelijk werk zou beteekenen,
waarmede ge uren lang met pleizier bezig kunt
zijn? En de vakman, nu ja, die moet zich in cri
tiek maar De Vries' gelijke toonen !
A.
v A N H A M ii L
Utrecht.
NIEUWE UITGAVEN
Le Vagabond Amoiirenx, Roman par Arthur
van Schendel, traduit du Neeriandais par Louis
Piérard. Bruxelles, Editions Gauloises.
Van S'chendel's roman: Een Zwerver verliefd,
het verhaal van Tamalone, is door den Belg Louis
Piérard, die gedurende den wereldoorlog eenige
jaren in Nederland verblijf hield, in het Fransen
vertaald en te Brussel verschenen. De prijs is 7
francs voor de gewone uitgave en 30 francs voor
de luxe-editie.
12 oer*
12 cent
rBUn-KH<MMKX*O Sigaar