De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 januari pagina 19

5 januari 1924 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

DIERSTUDIE Teekening voor de Amsterdammer" door H: Verstijnen DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Op den Economischen Uitkijk 's Rijks Financien. In de jongste Troonrede werd gezegd, dat in grijpende maatregelen getroffen [zullen] moeten ? worden om binnen kort het bedrag der uitgaven met dat der inkomsten over een te brengen en [zal] met betrekking tot de uitoefening van de Staats zorg naar bepeoking zijn te streven". Deze zinsnede werd, gelijk men ziet, gesteld in den toekomstigen tijd"; wat zij inhoudt, is intusschen eisch van het heden en was eisch ook reeds van het verleden. Maar wij zien nog steeds naar de vervulling uit en bij den aanvang van het nieuwe jaar vragen wij ons af, wat dit ons zal brengen aan practische maatregelen, waardoor inderdaad binnen kort" het bedrag der uitgaven met dat der inkomsten overeengebracht wordt Want dit blijft de meest dringende taak voor elke Regeering, onder welke politieke of andere leuze zij zich ook aanmelde Dat gelooven wij allen wel. Edoch, de mate, waarin eene onevenwichtigheid in de groote staats. huishouding is ontstaan, de mate dus waarin het te bestrijden kwaad in de laatste jaren heeft voort gewoekerd en thans zich openbaart, daarin hebben velen niet het juiste inzicht. Wat geen wonder is. Want een dergelijk inzicht is niet zoo gemakkelijk te verwerven; daartoe is studie, ernstige, langdurige studie noodig: kennisneming van de ontvangsten en uitgaven van het Rijk der Nederlanden, raad pleging van de begrootings-cijfers. Dit is niet iederéens werk. Moeilijker nog wordt de zaak, als men vergelijkingen wil gaan maken tusschen voor heen" en thans", wat toch noodig is als men zich rekenschap ervan geven wil met welke vaart wij voortglijden langs de gevaarlijke helling. Toch, van hoeveel belang is het niet, dat wij aan een mzicht in deze dingen worden geholpen door een klaar en bondig overzicht; dat de studie ter hand genomen wordt door een bevoegde, die, kleurloos, zakelijk, duidelijk, ons de vruchten van zijn studie voorzet, zoodat wij, daarvan kennis nemende, als met een oogopslag zien:.waar wij voorheen (in normale tijden) stonden en waar wij nu zijn komen te staan. Dit nuttige werk is verricht en wel zoo, dat het voldoet aan alle eischen, die daaraan mogen worden gesteld: een onbevangen onderzoek, door een daar toe bevoegde ingesteld; twee vergelijkingspunten gekozen: 1914 en 1924 als het laatste begrootingsjaar vóór den oorlog en het thans onze aandacht vragende; de vergelijking doorgevoerd zoover als dit bij tal van verschilpunten in inrichting, split sing en samenvoeging mogelijk was; de gevolgde methode klaar uiteengezet, zoodat ieder den studie-man kan narekenen; de uitkomsten duidelijk weergegeven in korte, overzichtelijke staten, welker kennisneming geen studie van den leek meer vordert maar hem dadelijk en volledig inlicht. Het beknopte boekje, waarin de uitkomsten van dit voortreffelijk geleid onderzoek zijn neergelegd, draagt den zeker niet te veel zeggenden titel: Waarschuwende cijfers uit de Staats-Financiën", met (als ondertitel): ver gelijkend overzicht van ontvangsten en uit gaven van den Staat volgens de begrootingen voor 1914 en 1924, samengesteld op verzoek van de Centrale Commissie voor Bezuiniging, ingesteld door de Nederlandsche Maatschappij voor Nijver heid en Handel te Haarlem". Men ziet: hier is dezelfde Commissie aan het werk, die ons ook reeds dergelijke waarschuwen de cijfers" over de financiën onzer voornaamste gemeenten bezorgde, op welke uitgave ik destijds mede hier de aandacht vestigde. !k doe dat ook nu weer ten aanzien van deze uitgave met groote ingenomenheid, omdat, zeker in niet mindere mate dan toen, ook nu bij uitstek nuttige arbeid is ver richt, en, mij dunkt, heel goed verricht. Daarom richt ik gaarne de opmerkzaamheid mijner lezers op dit vergelijkend overzicht. Laat ik, alvorens iets van mijn indruk over wat het ons te zeggen heeft weer te geven, even stil staan bij de wijze, waarop dit onderzoek werd in gesteld. Déaccountant, die de gemeente-begroo tingen had bewerkt, aanvaardde de taak der stel selmatige vergelijking van 's Rijks cijfers. Die cijfers werden ontleend aan de begrootingen, niet hoewel dit juister ware geweest?aan de rekeningen van ontvangst en uitgaaf, omdat deze eerst twee jaar na datum geheel afgesloten worden. Verschillende bezwaren, die aan eene zuivere vergelijking 1914?1924 in den weg stonden, han gen samen met de inrichting onzer Staatsbegrooting, die gebrekkig en onoverzich telijk is, waardoor een juist overzicht der kosten van eenigen diensttak vaak moeilijk te verkrijgen is. Déze bezwaren konden niet geheel overwonnen worden. Natuurlijk moest ook rekening worden gehouden met de sedert 1914 gewij zigde Departementsindeeling; de cijfers over 1914 werden op de huidige basis omgewerkt. Ook in bijzonderheden moesten ten aanzien van verschillende posten (?Kosten van Beheer", Diverse uitgaven") be- en omwerkingen plaats vinden. Rekening moest worden gehou den met de buitengewone uitgaven" (uit leeningen te bestrijden) en na 1914 de crisisuLtgaveïi", mede ge dekt uit leeningen, welker rente en aflos sing echter ten laste der gewone uitga ven komen. De totale lasten van den Staat komen dus feitelijk niet ten volle in de Staatsbegrooting tot uitdrukking; ook moet ter delging van het Leeningsfonös 1914" meer belasting worden opgebracht dan uit den Staat der Middelen blijkt. Na overweging van het voor en het tegen besloot de Com missie het totaal der (gewone en buiten gewone) uitgaven op te nemen. Ook de aan volkshuisvesting ten koste ge legde gelden eischten bijzondere opmerk zaamheid ; hier zijn aanmerkelijke kapitaalverliezen voor gemeente en Rijk te verwachten; bij de beoordeeling van 's Rijks financieelen toestand moest hiermee wel rekening worden gehouden. En zoo is er veel meer, hetwelk in de uitvoerige Inleiding tot de staten omstandigiijk wordt uiteengezet. Op een en ander wijs ik hier, zij 't terloops, om den aard van den geleverden arbeid te belichten en om in het licht te stellen, voor hoeveel moeilijk heden (en moeilijke beslissingen) gesteld wordt wie dezen arbeid onderneemt, d.w.z. een inderdaad zoo zuiver mogelijk beeld van onze staatshuishouding in 1914 en in 1924 wil ontwerpen, zoodat eene niet mank" gaande vergelijking mogelijk is. De groote verdienste van dezen arbeid is dan ook m. i. daarin ge legen, dat de Commissie met haren ac countant voor al dit verwarde en verwar rende f niet is teruggedeinsd maar haar taak ruim en breed heeft opgevat, het kluwen heeft ontward en ons overzichtelijke cijfers, vergelijk bare grootheden voorzet, die wij anders niet tot onze beschikking zouden hebben. Wat is nu haar bevinding? Velerlei. Mijn be stek gedoogt niet, van het belangrijkste, zelfs niet in beknopten vorm, veel na te vertellen. Onze uitgaven zijn van bijna 259 millioen in 1914 ge stegen tot bijna 737 in 1924, dus met 284 pCt. ! Dit wat het totaal en de gemiddelde toeneming betreft. Bij eene ontleding spant Arbeid, Handel en Nijverheid" de kroon met een aanwas van 519 pCt. (!!) in 10 jaar; het minst steeg (als men Onvoorzien" met de stereotiepe halve ton uit zondert) het Huis der Koningin" met 187 pCt. Ziedaar wat Bijl. Ia ons reeds leert. De geraamde ontvangsten (zonder die van het Leeningsfonds) waren ongeveer 5894 millioen in 1924 en nog niet 228J in 1914. Onze geconsolideerde en vlot tende schuld was in 1914: 1152J millioen, in 1924: 3203!. Bij dit laatste moet nog l miüiard worden gevoegd voor uitkeeringen aan de Rijksverzekeringsbank.... Dit weinige moge volstaan om den lezer dezer regelen te doen zien n hoezeer onze geldelijke toe stand inderdaad ernstig zorgwekkend is en hoe nuttig het is, dat wij ons daarvan klaar rekenschap "geven. Wie dit laatste wil, vindt in de hier be sproken brochure de daartoe onmisbare gegevens. Daarvan kennis nemende, zal hij met mij de Com missie erkentelijk zijn voor haar uiterst nuttigen, degelijken arbeid. Die kennisneming beveel ik allen belanghebbenden (en dat zijn wij allen !) met warmte aan. S M I S S A E R T NIEUWE UITGAVEN De Boodschap en de Boodschapper, opgeteekende lezingen van Itiayat Khan. Socfi-Serie no. 1. Deventer, AE. A. Kluwer. Alles, wat bestaat, moet een naam hebben en zoo is Soefisme van den stam soef of saf, wat rein beteekent, zuiver, gelouterd (gelouterd van verschillen en onderscheiden) de naam voor de wijsheid, die van oudsher bestaan heeft, en die. uit het oude Egypte komende, zich verbreid heeft over Indië, over Chaldea, over Judea, over (iriekenEr wjrdt'geadviseerd den'postchèque- en girodienst weder open te stellen" De giro: Veel heil en zegen in 1924" land en die vertakkingen gekend heeft over alle deelen der aarde, waar een beschavingsperiode is geweest. Het Soefisme is de religieuze wijsbegeerte van liefde, harmonie en schoonheid. Zij heeft altijd'Hot taak gehad den menschen het leven van hun eigen godsdienst te geven en de godsdiensten onderling in harmonie tot elkaar te brengen. Professor Kuenen beantwoordt de vraag, hoe het Soefisme in de wereld van den Islam kwam, met de veronderstelling, dat zij een invloed was uit het Boeddhisme. Anderen beantwoorden deze vraag m*t de veronderstelling, dat zij uit de scholen van den Zoroastrischen godsdienst is gekomen. Het eenige, waarover men het, wat haar afstamming betreft, eens is, is, dat zij uit den nacht der tijden stamt. Naar de hedendaagsche Westersche wereld is zij gekomen in den persoon van den Moershid Inayat Khan,die, opgevoed in de scholen van het Soefisme, de innerlijke roepstem gehoorzaamde om hetWesten de leeringen van het Soefisme te verkondigen. .In 1910 begon hij zijn taak in Amerika. Hij sticht te de Soefi-Beweging", die thans in Amerika en in de meeste landen van Europa gevestigd is. Het doel dezer Beweging is de verwezenlijking van de eenheid van al wat leeft en de vorming eener kern der broederschap der menschheid. t Onder den naam van Soefi-serie zullen een reeks werken van de hand van Moershid Inayat Khan het licht zien. Het Zangonderwijs, door B. Ditters, hoofd eener school te Eist. 1. Practijk; II. Theorie. Zupthen, W. J. Thieme et Cie. Deze boekjes vruchten van jarenlange erva ringen van den auteur zijn bestemd voor kweek en andere opleidingsscholen voor onderwijzeressen en onderwijzers. Twaalf nieuwe mondelinge examens Engelsch L. O., verzameld door A. van Wijngaarden,Zutphen W. J. Thieme et Cie. Het doel van dit boekje is candidaten Engelsch L. O. een nauwkeurig denkbeeld te geven van het mondelinge examen. Elk jaar worden candidaten afgewezen, die uitstekende cijfers hebben voor hun schriftelijk werk. De reden is ongetwijfeld, dat zij zich niét voldoende van de eischen voor het mondelinge examen op de hoogte hebben kunnen stellen. Peze uitgwc tracht daarin verbetering te brengen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl