Historisch Archief 1877-1940
DIERSTUDIE
Teekening voor de Amsterdammer" door H: Verstijnen
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Op den Economischen Uitkijk
's Rijks Financien.
In de jongste Troonrede werd gezegd, dat in
grijpende maatregelen getroffen [zullen] moeten
? worden om binnen kort het bedrag der uitgaven
met dat der inkomsten over een te brengen en [zal]
met betrekking tot de uitoefening van de Staats
zorg naar bepeoking zijn te streven".
Deze zinsnede werd, gelijk men ziet, gesteld in
den toekomstigen tijd"; wat zij inhoudt, is
intusschen eisch van het heden en was eisch ook
reeds van het verleden. Maar wij zien nog steeds
naar de vervulling uit en bij den aanvang van het
nieuwe jaar vragen wij ons af, wat dit ons zal
brengen aan practische maatregelen, waardoor
inderdaad binnen kort" het bedrag der uitgaven
met dat der inkomsten overeengebracht wordt
Want dit blijft de meest dringende taak voor elke
Regeering, onder welke politieke of andere leuze
zij zich ook aanmelde
Dat gelooven wij allen wel. Edoch, de mate,
waarin eene onevenwichtigheid in de groote
staats. huishouding is ontstaan, de mate dus waarin het
te bestrijden kwaad in de laatste jaren heeft voort
gewoekerd en thans zich openbaart, daarin hebben
velen niet het juiste inzicht. Wat geen wonder is.
Want een dergelijk inzicht is niet zoo gemakkelijk
te verwerven; daartoe is studie, ernstige, langdurige
studie noodig: kennisneming van de ontvangsten
en uitgaven van het Rijk der Nederlanden, raad
pleging van de begrootings-cijfers. Dit is niet
iederéens werk. Moeilijker nog wordt de zaak, als
men vergelijkingen wil gaan maken tusschen voor
heen" en thans", wat toch noodig is als men zich
rekenschap ervan geven wil met welke vaart wij
voortglijden langs de gevaarlijke helling.
Toch, van hoeveel belang is het niet, dat wij
aan een mzicht in deze dingen worden geholpen
door een klaar en bondig overzicht; dat de studie
ter hand genomen wordt door een bevoegde, die,
kleurloos, zakelijk, duidelijk, ons de vruchten van
zijn studie voorzet, zoodat wij, daarvan kennis
nemende, als met een oogopslag zien:.waar wij
voorheen (in normale tijden) stonden en waar wij
nu zijn komen te staan.
Dit nuttige werk is verricht en wel zoo, dat het
voldoet aan alle eischen, die daaraan mogen worden
gesteld: een onbevangen onderzoek, door een daar
toe bevoegde ingesteld; twee vergelijkingspunten
gekozen: 1914 en 1924 als het laatste
begrootingsjaar vóór den oorlog en het thans onze aandacht
vragende; de vergelijking doorgevoerd zoover als
dit bij tal van verschilpunten in inrichting, split
sing en samenvoeging mogelijk was; de gevolgde
methode klaar uiteengezet, zoodat ieder den
studie-man kan narekenen; de uitkomsten duidelijk
weergegeven in korte, overzichtelijke staten, welker
kennisneming geen studie van den leek meer
vordert maar hem dadelijk en volledig inlicht.
Het beknopte boekje, waarin de uitkomsten
van dit voortreffelijk geleid onderzoek zijn
neergelegd, draagt den zeker niet te veel
zeggenden titel: Waarschuwende cijfers uit de
Staats-Financiën", met (als ondertitel): ver
gelijkend overzicht van ontvangsten en uit
gaven van den Staat volgens de begrootingen
voor 1914 en 1924, samengesteld op verzoek van
de Centrale Commissie voor Bezuiniging, ingesteld
door de Nederlandsche Maatschappij voor Nijver
heid en Handel te Haarlem".
Men ziet: hier is dezelfde Commissie aan het
werk, die ons ook reeds dergelijke waarschuwen
de cijfers" over de financiën onzer voornaamste
gemeenten bezorgde, op welke uitgave ik destijds
mede hier de aandacht vestigde. !k doe dat ook
nu weer ten aanzien van deze uitgave met groote
ingenomenheid, omdat, zeker in niet mindere mate
dan toen, ook nu bij uitstek nuttige arbeid is ver
richt, en, mij dunkt, heel goed verricht. Daarom
richt ik gaarne de opmerkzaamheid mijner lezers
op dit vergelijkend overzicht.
Laat ik, alvorens iets van mijn indruk over wat
het ons te zeggen heeft weer te geven, even stil
staan bij de wijze, waarop dit onderzoek werd in
gesteld. Déaccountant, die de gemeente-begroo
tingen had bewerkt, aanvaardde de taak der stel
selmatige vergelijking van 's Rijks cijfers.
Die cijfers werden ontleend aan de begrootingen,
niet hoewel dit juister ware geweest?aan de
rekeningen van ontvangst en uitgaaf, omdat deze
eerst twee jaar na datum geheel afgesloten worden.
Verschillende bezwaren, die aan eene zuivere
vergelijking 1914?1924 in den weg stonden, han
gen samen met de inrichting onzer
Staatsbegrooting, die gebrekkig en onoverzich
telijk is, waardoor een juist overzicht
der kosten van eenigen diensttak vaak
moeilijk te verkrijgen is. Déze bezwaren
konden niet geheel overwonnen worden.
Natuurlijk moest ook rekening worden
gehouden met de sedert 1914 gewij
zigde Departementsindeeling; de cijfers
over 1914 werden op de huidige basis
omgewerkt. Ook in bijzonderheden
moesten ten aanzien van verschillende
posten (?Kosten van Beheer", Diverse
uitgaven") be- en omwerkingen plaats
vinden. Rekening moest worden gehou
den met de buitengewone uitgaven"
(uit leeningen te bestrijden) en na
1914 de crisisuLtgaveïi", mede ge
dekt uit leeningen, welker rente en aflos
sing echter ten laste der gewone uitga
ven komen. De totale lasten van den
Staat komen dus feitelijk niet ten volle
in de Staatsbegrooting tot uitdrukking;
ook moet ter delging van het
Leeningsfonös 1914" meer belasting
worden opgebracht dan uit den Staat
der Middelen blijkt. Na overweging van
het voor en het tegen besloot de Com
missie het totaal der (gewone en buiten
gewone) uitgaven op te nemen. Ook
de aan volkshuisvesting ten koste ge
legde gelden eischten bijzondere opmerk
zaamheid ; hier zijn aanmerkelijke
kapitaalverliezen voor gemeente en Rijk te
verwachten; bij de beoordeeling van
's Rijks financieelen toestand moest
hiermee wel rekening worden gehouden.
En zoo is er veel meer, hetwelk in de
uitvoerige Inleiding tot de staten
omstandigiijk wordt uiteengezet.
Op een en ander wijs ik hier, zij 't
terloops, om den aard van den
geleverden arbeid te belichten en om in het
licht te stellen, voor hoeveel moeilijk
heden (en moeilijke beslissingen) gesteld
wordt wie dezen arbeid onderneemt,
d.w.z. een inderdaad zoo zuiver mogelijk
beeld van onze staatshuishouding in
1914 en in 1924 wil ontwerpen, zoodat
eene niet mank" gaande vergelijking
mogelijk is. De groote verdienste van
dezen arbeid is dan ook m. i. daarin ge
legen, dat de Commissie met haren ac
countant voor al dit verwarde en verwar
rende f niet is teruggedeinsd maar haar taak
ruim en breed heeft opgevat, het kluwen heeft
ontward en ons overzichtelijke cijfers, vergelijk
bare grootheden voorzet, die wij anders niet tot
onze beschikking zouden hebben.
Wat is nu haar bevinding? Velerlei. Mijn be
stek gedoogt niet, van het belangrijkste, zelfs niet
in beknopten vorm, veel na te vertellen. Onze
uitgaven zijn van bijna 259 millioen in 1914 ge
stegen tot bijna 737 in 1924, dus met 284 pCt. !
Dit wat het totaal en de gemiddelde toeneming
betreft. Bij eene ontleding spant Arbeid, Handel
en Nijverheid" de kroon met een aanwas van 519
pCt. (!!) in 10 jaar; het minst steeg (als men
Onvoorzien" met de stereotiepe halve ton uit
zondert) het Huis der Koningin" met 187 pCt.
Ziedaar wat Bijl. Ia ons reeds leert. De geraamde
ontvangsten (zonder die van het Leeningsfonds)
waren ongeveer 5894 millioen in 1924 en nog
niet 228J in 1914. Onze geconsolideerde en vlot
tende schuld was in 1914: 1152J millioen, in
1924: 3203!. Bij dit laatste moet nog l miüiard
worden gevoegd voor uitkeeringen aan de
Rijksverzekeringsbank....
Dit weinige moge volstaan om den lezer dezer
regelen te doen zien n hoezeer onze geldelijke toe
stand inderdaad ernstig zorgwekkend is en hoe
nuttig het is, dat wij ons daarvan klaar rekenschap
"geven. Wie dit laatste wil, vindt in de hier be
sproken brochure de daartoe onmisbare gegevens.
Daarvan kennis nemende, zal hij met mij de Com
missie erkentelijk zijn voor haar uiterst nuttigen,
degelijken arbeid. Die kennisneming beveel ik
allen belanghebbenden (en dat zijn wij allen !) met
warmte aan.
S M I S S A E R T
NIEUWE UITGAVEN
De Boodschap en de Boodschapper,
opgeteekende lezingen van Itiayat Khan. Socfi-Serie no. 1.
Deventer, AE. A. Kluwer.
Alles, wat bestaat, moet een naam hebben en
zoo is Soefisme van den stam soef of saf, wat
rein beteekent, zuiver, gelouterd (gelouterd van
verschillen en onderscheiden) de naam voor de
wijsheid, die van oudsher bestaan heeft, en die. uit
het oude Egypte komende, zich verbreid heeft
over Indië, over Chaldea, over Judea, over
(iriekenEr wjrdt'geadviseerd den'postchèque- en
girodienst weder open te stellen"
De giro: Veel heil en zegen in 1924"
land en die vertakkingen gekend heeft over alle
deelen der aarde, waar een beschavingsperiode is
geweest.
Het Soefisme is de religieuze wijsbegeerte van
liefde, harmonie en schoonheid. Zij heeft altijd'Hot
taak gehad den menschen het leven van hun eigen
godsdienst te geven en de godsdiensten onderling
in harmonie tot elkaar te brengen.
Professor Kuenen beantwoordt de vraag, hoe
het Soefisme in de wereld van den Islam kwam, met
de veronderstelling, dat zij een invloed was uit het
Boeddhisme. Anderen beantwoorden deze vraag
m*t de veronderstelling, dat zij uit de scholen van
den Zoroastrischen godsdienst is gekomen. Het
eenige, waarover men het, wat haar afstamming
betreft, eens is, is, dat zij uit den nacht der tijden
stamt.
Naar de hedendaagsche Westersche wereld is zij
gekomen in den persoon van den Moershid Inayat
Khan,die, opgevoed in de scholen van het Soefisme,
de innerlijke roepstem gehoorzaamde om hetWesten
de leeringen van het Soefisme te verkondigen.
.In 1910 begon hij zijn taak in Amerika. Hij sticht
te de Soefi-Beweging", die thans in Amerika en
in de meeste landen van Europa gevestigd is.
Het doel dezer Beweging is de verwezenlijking van
de eenheid van al wat leeft en de vorming eener
kern der broederschap der menschheid. t
Onder den naam van Soefi-serie zullen een
reeks werken van de hand van Moershid Inayat
Khan het licht zien.
Het Zangonderwijs, door B. Ditters, hoofd eener
school te Eist. 1. Practijk; II. Theorie. Zupthen,
W. J. Thieme et Cie.
Deze boekjes vruchten van jarenlange erva
ringen van den auteur zijn bestemd voor kweek
en andere opleidingsscholen voor onderwijzeressen
en onderwijzers.
Twaalf nieuwe mondelinge examens Engelsch
L. O., verzameld door A. van Wijngaarden,Zutphen
W. J. Thieme et Cie.
Het doel van dit boekje is candidaten Engelsch
L. O. een nauwkeurig denkbeeld te geven van het
mondelinge examen. Elk jaar worden candidaten
afgewezen, die uitstekende cijfers hebben voor
hun schriftelijk werk. De reden is ongetwijfeld,
dat zij zich niét voldoende van de eischen voor het
mondelinge examen op de hoogte hebben kunnen
stellen. Peze uitgwc tracht daarin verbetering te
brengen.