De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 januari pagina 3

5 januari 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET ONTSLAG VAN DE GEHUWDE AMBTENARES Teekening voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek En vroeger zat ik zoo rustig op m'n departement! ?e. DE MINISTERIEELE CRISIS Wij zijn het nieuwe jaar ingegaan zonder dat de ministerieele" crisis is opgelost. Dat feit is op zich zelf evenmin opvallend als ontstellend. Onze poli tieke mannen zijn niet snel van beslissing; nog nooit heeft men, zooals eigenlijk overal in het buitenland gebeurt, de kunst kunnen leeren om snel de conclusie te trekken uit een bepaalde poli tieke situatie. Den 26 October heeft de Tweede Kamer de befaamde vlootwet verworpen; den zelfden dag besloot het kabinet zijn ontslag in te dienen, thans, tien weken daarna, is er nog geen nieuw ministerie. Zoo iets zou in Engeland of Frankrijk eenvoudig onmogelijk zijn; zelfs in Duitschland, waar men toch eigenlijk het a b c der parlementaire regeering-nog moet leeren, heeft een politieke crisis n sneller verloop. Het pleit voor ons volk, dat het in Nederland zoe kan gaan als het gaat. Er is van eenig ongeduld in breede kringen nauwelijks sprake; ook wat wij schrijven geeft geen uiting aan ongeduld of onwil, maar wil eenvoudig enkele feiten vastleggen. En dan is het wel opmerkelijk, dat het eindelooze ge duld voor een niet gering deel voortspruit uit een zeldzame onverschilligheid voor de staatkunde van deze dagen. Dat is zoo sterk, dat het zelfs wel als e_en soort ojöuehting wordt gevoeld, dat er politiek niets gebeurd is in de laatste maanden. Geen kamers en geen kamerverslagen; het is de weldoende rust, die gaarne wordt aanvaard. Reeds kwam uit de kringen der journalisten de juichkreeèover de ongedachte vacantie. Mogelijk ver smoren de k-amirleiien zelf dezen kreet in het diepste van hun gemoed; sterke behoefte aan uiting hebben zij blijkbaar in deze stille maanden ook niet geluid; er waren opvallend en aangenaam weinig politieke vergaderingen en redevoeringen. Maar het meest zijn de ministers gediend van de politieke stilte: zij kunnen nu rustig afwerken wat men in Den Haag de loopende zaken noemt en waaronder altijd veel schuilt, dat in den laatsten tijd weinig of geen loopkracht meer vertoonde. En zij worden niet langer in beslag genomen door langdurige en langwijligc kamerzittingen en door ontijdige interpellatiën van nieuwsgierige leden. Alleen de schriftelijke vragen gaan door, maar daarvan kan men zich gemakkelijk met een Jantje van Leiden afmaken, welke persoonlijkheid in de departementen een stevigen invloed heeft. Men zou dus kunnen zeggen, dat de periode van een ministerieele crisis voor alle partijen de meest aangename en weldoende tijd is. Wie dat zegt, bedoelt het natuurlijk alleen schertsend, al ligt onder die scherts een zeer sterke dosis van mede lijden en ook van verontwaardiging. Is het inder daad niet ergerlijk, dat het niet mogelijk blijkt een ministerie te vormen, hoewel er in beide kamers een stevige meerderheid van een zeer gepronon ceerde kleur is te vinden? Waren onze politieke verhoudingen normaal, dan zou het geen drie dagen behoeven te kosten om een kabinet tot stand te brengen. Maar wij leven klaarblijkelijk in een perio de van politieken overgang, waarin het oude reeds onherroepelijk is ontworteld en het nieuwe nog niet stevig gevestigd staat. Dat oude is natuurlijk het parlementaire stelsel, zooals wij het sedert 1848 ot althans sedert '.868 in geregelde werking hebben gezien en dat in deze dagen begriipelijk genoeg aan ernstige ouderdomsgebreken is gaan uiden. Dat is evenmin verwonderlijk als bedenkelijk; evenmin is het opvallend, dat de patiënt /elf van zijn toe stand weinig begrip toont te hebben en een mond opzet, alsof het bloed der frissche jeugd hem nog doorstroomt. Dat gaat in den regel zoo in de poli tieke wereld; machthebbers weten nooit, wanneer hun tijd gekomen is. Symptomen van ontbinding zijn er anders ge noeg; de lange duur van de ministerieele crisis is een zeer gewichtige. Zeer ernstig is de opdracht aan de rechterzijde om een kabinet te vormen; daar mede wordt het geheele politieke stelsel op den kop gezet. Tenzij men mag aannemen, dat het hier geldt een politieke maatregel van zeer verregaande strekking. In Polen is het vorige jaar iets dergelijks gebeurd. De toenmalige president, maarschalk Pilsoedski, zag het eene ministerie na het andere in de kamer bezwijken en was ten slotte niet meer in staat een nieuw kabinet te vormen. Hij droeg toen in arren moede aan de kanier op een kabinet aan te wijzen, dat hij bij voorbaat bereid was te erkennen. Na eindelooze stemmingen moest de kamer haar onvermogen erkennen om een ministe rie samen te stellen; met hangende pootjes kwam zij tot den president terug met het nederig verzoek zelf een kabinet te benoemen. De maarschalk voldeed aan dat verlangen en stelde zelf een minis terie samen, waarmede hij nu althans voorloopig sterk stond. Verder kan de parallel niet worden doorgetrokken. Want in Polen is de politieke toe stand veel verwarder dan bij ons: Pilsoedski zelf is al weer afgetreden; zijn opvolger werd vermoord en hoe lang de tegenwoordige president het nog uithoudt, is niet te zeggen. Maar afgescheiden daarvan: misschien helpt het procédévan Pilsoedski ons voorloopig uit de politieke zwarigheden. Of het op den duur helpt, zal moeten blijken: de ervaring in Polen is voor loopig niet bemoedigend. Wat dan? vraagt men zich" onwillekeurig af. Men begint in breeder kring dan de politieke machthebbers zich bewust zijn of gelieven aan te nemen, iets te voelen voor het fascisme, zooals het thans in Italiëen Spanje heeft overwonnen en voorloopig althans behoorlijk functionneert. In Nederland is nauwelijks plaats vonr een Mussolini; wij missen zoowel de grootc als de kleine eigenschappen van het Italiaansche volk, die zulk een politieke omvorming mogelijk maken. Maar de mannen, die bij ons de politieke leiding in handen hebben, behoeven zich geen illu sie te maken, dat daardoor hun régime op den duur kan worden gered. Geen politiek stelsel is duur zaam en niets menschelijks ontsnapt aan de eeuwi ge wet van verandering en verwording. Wat in het bijzonder ons land betreft, er is meer kans op een langzame ontwikkeling overeenkomstig onzen volksaard dan op een snellen, hevigen omme keer. De tijd der revoluties is bij ons voor goed voorbij; de mislukking van November 1918 is wel zeer karakteristiek geweest; wie hopen met redevoeringen alleen revolutie te maken, komen altijd bedrogen uit; de catechismus der omwente ling spreekt van veel forscher middelen. Hevige schokken zal onze staatshuik wel niet meer onder gaan; zij zal niet bonzen op de blinde klippen der revolutie van rechts of van links. Maar ons staat kundig leven zal zich haast ongemerkt losmaken van de parlementaire gewoonten en praktijken. Zooals het parlementaire stelsel zich heeft ge vormd buiten de grondwet om, zoo zal het ook weer zich vervormen en hervormen op dezelfde wijze buiten het geschreven recht om. Hoe dat in bijzonderheden zal gebeuren, kan niemand zeg gen, en evenmin, wie daarbij de leiding zal hebben. Maar als het psychologisch moment is gekomen, zal het gebeuren. Of liever, dan zal men zien, dat het gebeurd is. Dan zullen wij haast ongemerkt zijn overgegaan in een ander, stellig beter stelsel van vertegenwoordiging en regeering dan wij nu tot onze schade en schande bezitten. H. B R U G MANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl