Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBtAD VOOR NEDERLAND
, ISRAËLS WEZEN EN WILLEN
Sir Wynmam Deedes over Palt&tijnscne
ProMttntn
'r.
Wat is toch Het geheim van, Engelands wereld
macht? Waar zif toch bij den Engelschman dat
zeef bijzondere zintuig, waarmee hij zijn land
tot de eerste koloniale mogendheid heeft gemaakt,
waarmee hij over zoo talrijke volkeren, zooveel
miUkttnen gekleurde en niet gekleurde vreemde
lingen heerscht? Ik heb mij dit altijd afgevraagd,
maar in Het bijzonder gisterenavond, bij het
luisteren naar de rede, die Sir Wyndham Deedes
(tot voor kort zooiets als secretaris-generaal
van het Palestijnsche bestuur, onder Sir Herbert
Samuel) voor Nederland?Engeland hield over
Palestijnsche problemen.
O, niet dat deze rede niet vlot en keurig van
vorm was, en welgebouwd en helder van formu
leering, zooals het den zoon van een volk past
dat bij Cicero en Virgilius. opgroeit. Maar de
inhoud was ook zoo typisch-Engelsch. Want
had een Franschman niet veel scherper en
doordringendër'het wezen dezer moeilijke vraagstukken
voor ons in het licht gesteld ? Of zou een Hollander,
die van zulk een hoogen post thuiskomend,
daar zeo gesproken had, niet meer
menschelijkheid, niet meer verantwoordelijkheidsgevoel voor
de grootheid van zijn taak hebben getoond;
bestaat er een Engelsche Max Havelaar? En
ja,^ zou een willekeurige Joodsche politicus niet
veel meer intelligentie hebben ten toon gespreid?
En toch zijn de Engeischen den Joden zoo deerlijk
te slim af gebleken! Toch hebben zij met een
politieke behendigheid, waarvan alleen hunne
natie het geheim verstaat, precies het juiste
moment uitgekozen om een groote belofte te doen
(?ietwat te vage 'woorden spreken" noemde
Sir Wyndham dit). Hierdoor werden eeuwenoude
aspiraties aangewakkerd en geestdrift opgewekt
(?ietwat overdreven interpretaties" heette dit
bij Deedes). Die overdreven interpretaties hebben
Engeland juist dien steun bezorgd, dien het aan
het eind van den oorlog gebruiken kon, en, de
oorlog gewonnen en Palestina verkregen zijnde,
werden op het juiste moment de ietwat vage
beloften" gepreciseerd !
Maar ongetwijfeld, ongetwijfeld was deze geheele
rede volkomen te [goeder trouw; iemand van
zulk een rechtschapen en onbevlekte reputatie,
zelfs een uitgesproken philosemiet. Maar dat
is het juist. Wat begrijpen deze Engelsche staats
lieden en ambtenaren van de volkeren, die zij
leiden? Wordt Nederlandsch-Indiëniet beter
bestuurd dan Engelsch-Indië? En wat begrijpen
de Engelschen in Palestina van de Arabische
hardnekkigheid, van de Joodsche toewijding,
die elkaar het land betwisten? Trouwens wat
bekommeren zij zich er om. Het land is voor hun
oogmerken van groot belang, in hun imperialis
tische politiek een gewichtig element. Nog nimmer
heb ik zoo duidelijk de Engelsche begeerte naar
dit land gevoeld, ingezien, hoe weinig die wegwer
pende houding van een enkele politieke groep
in Engeland tegenover het Palestijnsch mandaat
te beteekenen heeft; hoe rendeerend de offervaar
digheid ^van de aanbieding van een National Home
was als toen ik Sir Wyndham Deeles'
koele stem hoorde warm worden bij zijne beschrij
ving van den Mount of Olives. Ja, wie van den
Olijfberg af om zich heen ziet, wie daar het oude
land der Moabieten vóór zich ziet uitgespreid,
de Doode Zee links van zich ziet en de Roode
zee achter zich weet" en ik zag voor mijn geestes
oog de Britsche vlag, die daar geplant werd
die beseft thai. Brittain has a mission there".
Brittain? Waarom Brittain? Hebben Britsche
voorouders zich aan de Moabitische vrouwen
verzondigd? Zijn Britsche voorouders tusschen
de watermuren der Roode Zee doorgetrokken,
hebben zij veertig jaren in die woestijnen rond
gezworven, hebben Britten dit land eeuwenlang
moeizaam bebouwd en er zijn wereldbeteekenis
aan gegeven? To my rhind", zeide Sir Wyndham,
is het een ondenkbaarheid dat Palestina,om zijn
wereldbeteekenis, niet neutraal zoude zijn". Maar
neutraal, is dat Britsch?
OoJt- wat deze spreker, die de zaken toch van
zeer dichtbij kent, over de Arabieren zei, en
wat hij niet zei, was heel merkwaardig. De
Arabieren willen de Verklaring van Balfour
(d.i. de toezegging van een Nationaal Tehuis
aan de Joden) niet erkennen, dat is waar. Wij heb
ben wel gehoord dat de Arabieren tegen de immi
gratie van Joden zijn; uit angst dat zij van hun
grond verdreven zullen worden, zeide Deedes.
Maar dat de Arabieren tegen de Engelschen zijn,
dat zij openlijk in hun programma's de Engelsche
heerschappij niet willen aanvaarden, dat hebben
wij niet gehoord, en dat de Engelsche Regeering den
Arabieren aanbiedingen deed die regelrecht
tegen den geest van het mandaat indruischen,
maar die de Arabische macht tegenover de Jood
sche vergrooten zouden, ja, die, zooals wanneer
de Arabieren de aangeboden Arab Agency"
hadden aanvaard, de vijandschap tusschen Joden
en Arabieren noodwendig hadden versterkt
en dat de Arabieren dit alles botweg geweigerd
hebben omdat zij Engelands heerschappij met de
aanneming er van zouden erkend hebben dat
hebben we niet gehoord. En dit zijn toch geen
détails, maar ter kenschetsing der Britsche positie
toch wel hoofdzaken.
Misschien wel door het zwijgen hierover, en
misschien meer onbewust dan bewust, doch
hoeverre reikt de onbewustheid bij deze
wellmeaning" Engelsche Staatslieden? heeft Sir
Wyndham Deedes ons de Engelsche positie in
Palestina klaarder gemaakt dan tevoren.
Engeland begeert Palestina, en niet ten bate van
de Joden, en niet ten nutte van de Arabieren,
maar voor zichzelf. Dit nu is niet nieuw. Er zal
wel niemand n oogenblik geloofd hebben, dat
pour les beaux yeux van Dr. Weizmann of van
Lord Rothschild, Balfour zijn beroemden brief
in 1917 tot dezen Lord richtte. Maar wel meenden
de Joden, dat waar Engeland het Mandaat over
Palestina had verkregen op de basis van een
National Home voor de Joden, hun belangen met
die van Engeland samenvielen en samen bevorderd
zouden worden. Maar dat is anders gebleken.
De Arabieren verheelen niet dat als zij maar
machtig genoeg waren, zij de Engelschen wel
eruit zouden werken. De Engelschen moeten dan
vreezen, dat als ns de Joden machtig genoeg
zijn, hetzelfde gevaar hun heerschappij zou be
dreigen. Of wij al weten dat deze vrees de lessen
der Joodsdie historie miskent, waarin autonomie
voor inwendig bestuur bij vreemde souvereiniteit
steeds willig aanvaard werd, dat helpt niet veel.
Voor Engeland is 't het eerste belang: zich te
handhaven. Het is niet van het hoogste belang
of het land bloeit. In Engelsch-Indiëgaat bloei
en welvaart ook niet boven de handhaving van
Engelands gezag. En daarom moeten nu
de Arabieren worden gesteund. De Joden
prospereeren van ouds tegen de verdrukking in, en als
zij, in plaats van achteruit gezet te worden, ook
nog werden gesteund, dan »uden zij opde Arabie
ren een voorsprong krijgen, en Engeland zou de
weegschaal uit handen glippen kunnen.
Brittanniëheeft het Heilige Land en wil het
houden. Bij de toenemende Arabische aaneen
sluiting is zulk een vaste voet midden inden
Arabischen Statenbond natuurlijk een gewichtig punt.
Dat de Joden het land tot bloei brengen en daarop
wellicht politieke eisenen steunen, is niet zoo
gewenscht. Nu kan Palestina dan voor de Joden
een cultural centre" worden, en daarmede mogen
zij dan tevreden zijn.
Of zij daarmede altijd tevreden zullen blijven?
J. O R N S T E l N H O O F I N
PROF. TREUB EN INDIË.
In de Sinterklaasdagen heeft prof. Treub aan
de Indische groote cultures zijn koek uitgereikt,
aan van Limburg Styrum, het Indisch Gouverne
ment en de Leidsche Leeraars van verkeerde,
vage, kortzichtige ethische begrippen" zijn roede.
't Was te verwachten dat Treub, die altijd
wel van een tikje peper hield, ook nu bij een stevige
rijsttafel wat lombok zou opdienen; geen nood,
dat komt onze digestie ten goede. Hij betoogt:
Indiëlijkt ook mij een land met toekomst, om
niet te spreken van onbegrensde mogelijkheden",
een term waar ik niet van houd. Voor de wereld
economie is het van groote nog steeds groeiende
beteekenis. Daar Indiëzelf kapitaalarm is, zocht
eerst het Hollandsch- en nu steeds meer het inter
nationaal groot-kapitaal er zijn terrein; maakt
dit laatste al den band met Holland losser, ook
de oorlog heeft daartoe meegewerkt, toen Indi
noodgedwongen andere afzetgebieden heeft gezocht
en gevonden.
De eigen inheemsche bevolking is lang niet in
alle opzichten, maar in economisch inzicht en be
drijfsleiding zeker de mindere van het Westen.
Ten opzichte van de wereldeconomie is het niet
geoorloofd dezen rijken bodem braak te laten lig
gen, in politiek opzicht evenmin; je zou eens zien,
wat er gebeurde als wij bleven stilzitten of erger
nog, ook anderen beletten de potentieele schatten
van Indiëin voor de wereldhuishouding beschik
bare waarden om te zetten".
Het internationaal kapitaal mag dus niet worden
afgeschrikt. Holland dankt zijn beteekenis in de
wereld grootendeels aan Indië. Door Indiëzijn
wij een groote natie. Doch deze positie mag niet
gehandhaafd of versterkt worden ten koste van
het volk van Indiëzelf. Niemand zal dit tegenwoor
dig nog durven of willen tegenspreken". En dan
komt die merkwaardige passage: niet omdat we
tegenwoordig zoo braaf zijn, vergeleken bij onze
voorvaderen, neen. De innerlijke moraal der
menschen is in den loop der eeuwen niet of althans
heel weinig vooruitgegaan. Wij zijn schepsels met
dezelfde hartstochten en gebreken als onze voor
vaderen. Maar de moraal en inzonderheid de
ondernemersmoraal is inden loopdereeuwen veranderd".
En met instemming citeert Treub een Japanner
die leerde :,,Pure honesty" bestaat niet, ook gij
Westerlingen betracht alleen the honesty that
pays". Het eigenbelang heeft leeren inzien dat
het zichzelf met de toepassing van andere meer
menschelijke methoden beter dient dan met de
dwingelandij en knevelarij van voorheen. En dit
eigenbelang van den westerschen ondernemer is
voor de toekomst van het land, waar hij werkt,
toch een zegen geworden. Hij zoekt zijn triomfen
in het exploiteeren der natuurkrachten, niet in de
exploitatie zijner medemunschen in den
ongunstigen zin van het woord".
Neem bijv. de suikercultuur, de veelgesmade !
Vaststaat: Indiëis kapitaalarm. De Westersche
ondernemer waagt zijn kapitaal niet zonder rede
lijke winstkans, inderdaad, een deel van het voor
deel der onderneming gaat het land uit. De be
ruchte drainage" ! Maar als nu ook ondanks die
drainage het grootbedrijf meer in het land laat,
dan er bij de meer primitieve wijze van bewerking
van den grond door den inlander zelf van was te
plukken, dan is het wel jammer dat niet alle profijt
er blijft, maar dan is het toch voordeeliger het
deel van het grootere geheel te krijgen.
Deze,-eenvoudige rekensom is niet omver te
praten".
Met dit axioma stonden we op straat, met onze
voeten in de vuile sneeuwpap, ik met mijn gedach
ten in Indiëonder klappers en pisangboomen,
trachtend mij helder bewust te worden hoe mijne
overtuiging zich verhoudt tot dezen vloed van
argumenten. Zou ik het durven bestaan een
oudMinister van Financiën, Professor in de Economie
na te rekenen, niettegenstaande diens uitdrukke
lijk verbod ? Ik dacht zoo: als moet worden gedeeld
de vrucht der coöperatie, waarbij de inlander in
brengt zijn grond, de ondernemer zijn kapitaal
en energie, dan kan ik me toch een anderen voet
van verdeeling voorstellen dan dien van Prof.
Treub: hou je als '>je blieft stil, als je 't zelf
moest doen, was je veel slechter af".
Als een kind een dubbeltje heeft waar 't zelf
niets mee weet te beginnen en ik ruil het voor een
reuze pepermuntstok.... maar van vijf cent,
hoe noemt men dat? Ik gebruik in mijn zaken het
geld van onmondigen, maar betaal toch zeker de
normale rente, of geldt ook hier: wat zou hij er
zelf mee maken, als wij hem aan zijn lot over
lieten?."
Ben ik dus niet tevreden met de uitkomst van
de deelsom, door en door gezond lijkt ook mij het
principe ontwikkeling van Indiëdoor toevloeiing
van kapitaal'.', wat eens kardinaal Vaughan
noemde: l'évangile du commerce et de la porte
ouverte". Maar er hoort een complement bij;
daarop wees Dr. Kuyper, toen hij in de 2e
Kamer naar den eenen kant van Kol een
transcendentalen idealist noemde, maar naar den ande
ren kant Minister Cremer voorhield: de staats
exploitatie door het cultuurstelsel hebben we ge
had, nu krijgen we een industrieele exploitatie
door het Nederlandsch kapitaal, maar daaruit
moet groeien een sociaal-economische ordening.
Uit Treub's boek blijkt zeker niet, zooals Duys
eens zeide, dat van diens democratie alleen de
slipdas is overgebleven". Pittig is zijn
wederwoord: wie op zijn twintigste jaar niet rood is,
heeft geen hart, wie het op zijn veertigste jaar
nog is, geen hoofd".
Dit woord geeft mij leiding bij het ordenen mij
ner gedachten. Treub's hoofd, het geweldige,
spreekt uit dit boek duidelijker dan zijn hart. Hij
zelf, man van energie, stond paf van de weten
schappelijke suikercultuur op Java en den pioniers
arbeid op Sumatra. En helaas, daarbij is hij blijven
stilstaan.
Hij heeft ook zoo weinig gezien van Indië.
Wat zeg ik? Gelogeerd bij zijn vriend den Gouver
neur-Generaal, van Deli tot en met Bali langs
tabak, thee, rubber, koffie en suiker geleid door
Directeuren en hoofd-administrateurs ! Laat ik
dan duidelijker zijn: wat staat er van den inlander,
van het desaieven, in het heele boek? gelukkig
niets, na een reis van zes maanden !
Wie weet, komt Treub niet nog eens in Indië.
Misschien neemt hij dan ook eens een kijkje in
inlandsche gevangenissen, ziekenhuizen en desa
misstanden.
In dit boek heeft zijn hoofd uitgerekend wat de
groote cultures van hunne winst aan de bevolking
kunnen afstaan; misschien schrijft een volgend
keer zijn hart, wat de inlander allemaal nog te
kort komt.
Mr. H. A. I D E M A
Voorzitter Landraad.