De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 januari pagina 6

5 januari 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2429 : U' 'l' l' VOL AU VENT ? XXVIII , Streng-volgehouden eenvoud, zonder iets op te offeren van de echte natuurlijkheid, dat Is het wat de Grieksche oudheid en haar kunst ons laat zien, en wat zij ons aanspoort om In eer te houden ook In dékunst van den moder nen tijd." Willem Kloos In het Gedenkboek van de Nieuwe Gids, 1885?1910. 's Zondags, wanneer mijne hospita, om de veertien.dagen van hare gerechtvaardigde vrij heid gebruik maakt, om hare familie buiten Amsterdam te bezoe ken, neem ik dikwerf mijnen intrek in het Leesmuseum op het Rokin, aangezien ik mijne naasten, en der halve mijzelf niet in de laatste plaats, geenszins naar kleederen, maar naar de wijze waarop wij ons in onzen rusttijd verpoozen, pleeg te beoordeelen. Welnu, ik gevoel mij het meest op mijn ge mak Inde dadelijke omgeving vanstadgenooten.die althans zoodanig in letterkunde en letterkundige tijdgenooten belang stellen, dat zij er behagen in scheppen in eene behuizing met zooveel degelijke boeken en eene zoo verzorgde Bibliotheek een partijtje dam te spelen, of een dominootje te ver schalken. In de Engelsche Club-gebouwen strui kelt men dikwijls over lieden, die in de Boekerij met een keurigen foliant in de handen ingedut zijn, en ik heb dit bij mijne bezoeken aan Londen steeds ongaarne gezien, daar het eene beleedigende hou ding tegenover de Literatuur in het algemeen en tegenover den schrijvenden kunstenaar, wien het treft, in het bijzonder gelijkt. Zulk eene houding van indolentie heb ik in ons Leesmuseum slechts bij hooge uitzondering en dan nog een keer bij mij zelf, waargenomen. Het is een verheugend ver schijnsel, dat ten onzent de belangstelling in de ochtend-edities en aanverwante letterkundige periodiekenlsttjgend blijft, en men er den voorkeur aan geeft in zijn bed te slapen. Wanneer een buur man in de conversatiezaal den geestelijken spijs van ettelijke hoofdartikelen, désensatie van kolommenmet-roof-en-moord, of de koers-voorspellingen der Beurs, in een aureool van zonnige blijmoedigheid geniet, glimlach ik in de teedere aanvoeling met een der Hollandsche upper ten, een der littéraire rasgenooten, die zich in den Dwaaltuin des levens niet op de glibberpaden des Films of des Voetbals begeven, in lezende intimiteit tezamen te zijn. Of zij achter de breeduit geslagen Rotatie-vellen af en toe geeuWen, onvertogen peilingen in mondof andere holten des gelaats verrichten, of gelijk tijdig de inboorlingen van Binnengasthuis en de nijvere Inflatie-afweerders der Nederlandsche Bank bekijken, acht ik eene nauwelijks te ver melden bijkomstigheid. Zij zijn van de schaarscher wordende Keurbende, die alsnog lezen, en ik kan mij gretig voorstellen, dat de heer Rensburg in deze sfeer astrale besluipingen heeft, en meer dere prozaschrijvers er als bijen op honig-houdende bloemkelken nederstrijken. Op mijnen vrijen Zondagmorgen, zoo kort voor het Nieuwjaarsfeest, dronk' ik mijn kop koffie, zag in Het Vaderland dat de Firma Jan Mesker en Co., Prins Hendrik straat, haar groote jaarlijksche opruiming hieJd, dat De Leeuw, Heerengracht, antiquiteiten, 2de hands meubelen en Smyrnasche tapijten uit verkoopt, dat Henneman en Plukker, Valeriusstraat, Woensdag met balansopruiming beginnen, en door deze aandacht mijnerzijds, viel onwille keurig mijn oog op een evenement van al-Hollandsche beteekenis, in de kolom er neven, de Overdracht van het Portret van Willem Kloos aan de Gemeente Den Haag". Ik wil wel bekennen, dat het blad van mijnen politieken vriend Roodhuizen, een moment aan mijne hand ontglipte, daar ik in eene zekere mate van verbijstering meende, dat er iets met Willem Kloos in de dagen van mijne ongesteldheid, toen ik de kranten niet bij had gehouden, gebeurd was. Immers 'bij de Overdracht van een portret aan eene Gemeente van de beteekenis van 's Gravenhage, peinst ge in eerste instantie, dat men eenen niet-meerleyende op zulk eene schoone en verheffende wijze eert. Doch mijne verbijstering duurde niet lang. Ik las en regaleerde mijzelf op een tweede kop koffie, overgelukkig lezend-getuige van deze kunstenaars-vertroeteling tijdens het leven, te mogen zijn. Willem Kloos is thans binnen. Hij staat in tweede instantie onvoorwaardelijk op de nominatie van eene Willem-Kloos-straat of een Willem-Kloos-plein. Hij kan er op rekenen, dat..,. Loope ik evenwel op mijnen tijd, en op de verrassing van het oögenblik, niet vooruit! Het was In het Raadsgebóuw in de Javastraat, dat gistermiddag 1) het door Antoori van Welie geschiMerde portret aan de Gemeente Den Haag werd overgedragen. De lezing van het verslag in Het Vaderland heeft mij diep ontroerd. De Kro niekschrijver vermeldt al dadelijk eene delikate, piëteitsvolle daad: Ten einde den burgemeester en de raads leden in de gelegenheid te stellen, de plechtig heid bij te wonen, werd de raadszitting ge durende een half uur stop gezet". Dit moet eene daad van acute zelfopoffering zijn geweest, en al kwamen er slechts een twaalftal raadsleden omlaag, en zijn de overige vermoedelijk op eenen afstand omhoog gebleven, omdat, naar men zegt de liederen van Speenhoff bij vele moderne raadsleden meer in het ontvankelijk ge moed dan de zwaar-op-de-hande Gedichten van den heer Kloos liggen, en men een half uur stop zetten van raadsdebatten ook voor meer practische doeleinden gebruiken kan. Het blijft echter in de historie der Nederlandsche letteren een feit van niet te onderschatten beteekenis, dat in den jare 1923, op den 29sten December, in den namiddag, de Haagsche Raad het voorbeeld van de paar minuten stilte tot herdenking van gesneuvelde soldaten in Londen en Parijs overtroefde, en volle dertig minuten gezwegen heeft, om een portret van een levend dichter en belasting-betalend Haagsch burger te doen aanvaarden. Ik denk niet, dat de Amsterdamsche Raad, noch onze antiBeethoven burgemeester, noch onze kunstenaarsadoreerende Wethouder voor Finantiën en Kunst, er een half uur verminking der edele Amsterdam sche raadsdebatten voor over zouden hebben, om in ons eigen Stedelijk Museum Querido of Laudy tijdens hun leven op te hangen. Wij zijn in Am sterdam zakelijk. En ik zoude geneigd zijn te zeggen: gelukkig, als ik aan de penny-a-speakers van de Begrootingsdebatten, die het tot de schaatsenrijden-periode gebracht hebben, terug denk. Onder de aanwezigen", getuigt Het Va derland verheugd: merkten wij allereerst op Willem Kloos met zijne echtgenoote Jeanne". De Haagsche verslaggever is een man met scherp zinnige reportersoogen. Ook ik in mijnen verslag-geverstijd kinderen: als ik mijne herinneringen aan Willem III, Koningin Sophie, den Ouden Thijm, Jules Verne (in ons land !) Van Hall, Schaepman, en wie al niet meer in De Groene in haar nieuw gewaad, ga publiceeren, zullen er spaanders vallen ! zocht ik allereerst onder de aanwezigen naar den held van het oogenblik. Dit brengen de goede manieren en het vernuft der verzorgde reportage mede. Nadat allen hadden plaats genomen", vernemen we in juiste volgorde: met het gezicht naar het portret (met den rug zoude niet comme-il-faut geweest zijn. H. L.) las de jonge Thijm (ik heet hem nog immer zoo, ter onderscheiding van wijlen den oude) als voorzitter van het comitéeen korte rede voor, waarin hij eerst den burgemeester dankte voor diens tegen woordigheid". ... Aan te nemen valt, dat Patijn te dezer hoogte van des jongen Thijms courtoisie, namens den dertig minuten stop-gezetten Raad, hartelijk geknikt heeft, en wij waardeeren het in Van Deijssel ten sterkste, dat hij op deze internationaal-hoffelijke wijze de lezing van zijne rede voering, die wij voorzeker in extenso nader onder de oogen zullen krijgen, en nader gebundeld, inzette. De jonge Thijm verhaalde in den kring der met het aangezicht naar het portret luisteren den, hoe men tot deze plechtigheid gekomen was, hield den toon des omzichtigen voorzitters alleruitnemendst vol, tot (wat ik vreesde) ten slotte de Van-Deijsselsche aap uit den Thijmschen mouw te voorschijn kwam. Den Haag", sprak A. J. met dien hém alleen eigen voornamen glim lach: is de Residentie der Koningin (wij wisten dit niet) en de stad der schoone kunsten bij uitnemendheid (hier brak de schalksche zon der ironie door). Ik leg verband tusschen die Konink lijke belangstelling en de bereidvaardigheid van het hoofd der Gemeente ter aanvaarding van het portret". Daar noch het Hof, noch het Ministerie van Kunsten enz., noch de heer De Visser, bij de Overdracht aanwezig of vertegenwoordigd waren, was er op dat oogenblik een kleine gaping in de zaal, glimlachte het auditorium dien bij uitstek Haagschen glimlach, die zelfs geen bescheiden kuchje duldt. De burgemeester Jan Patijn (waar om noemt hij zich toch steeds J. A. N.?) achtte het een voorrecht het portret in ontvangst te nemen, en verheugde zich er in, dat Willem Kloos Haagsch burger is. Ik ben overtuigd dat ook het nageslacht belang zal stellen in het werk zoowel als in de beeltenis van Kloos " Op het punt de breede, wijze, dichterlijke woorden van Jan Patijn te her lezen zoo eert men officieel een God in 't diepst van zijn gedachten" werd mijne aandacht wederom afgeleid door de redevoering van den heer Bernard Canter, wiens aanwezigheid bij eene openbare plechtigheid de garantie voor eene snakerij inhoudt. Ik vreesde dat deze dichter VAN NELLtNVARINAS GOUDZEGEL 3O ets. per Pakje. van zoovele glansrijke dramatische producten roet in het eten zou werpen, door het voorlezen van het een of ander Opus, of in gebreke daarvan aanleiding zou vinden tot het smartelijk klagen over het niet opgevoerd worden van zoo menig meesterstuk in deze landen, eindigend met een trillend Oranje Boven!", doch hij hield zich ditmaal bij het portret van Willem Kloos op fiere wijze in, sprak uitsluitend als schilder om een woord van hulde te brengen aan Van Welie, die in zijn portretten de psychologie van den mensch tracht weer te geven". Ook zulk eene ontdekking doet bij eene dergelijke gelegenheid aangenaam aan. Er zijn namelijk schilders, die in het bij zonder de physiologie in den mensch nastreven. En ten slotte: Aan den heer Kloos en Mr. Patijn werd vervolgens een album aangeboden. Daarna werd de thee rondgediend." De burgemeester dronk slechts een kopje, omdat het stop zetten der raadszitting al doende meer dan een half uur geduurd had; de naplakkers meerdere. Aan den hierboven afgedrukten wensen van Willem Kloos Streng-volgehouden eenvoud, zonder iets op te offeren van de echte natuurlijk heid" was voldaan. Wij, Amsterdammers en ik releveer dit alleen, omdat ik het tegenover een der weinige werkelijke dichters van ons land zoo gevoel zouden het op meer grootsche wijze, met meer Vlaamsch enthousiasme, beproefd heb ben. Bij ons, evenals bij Louis Bouwmeester, eerst een auto met de huldigingscommissie (Bernard Canter op den bok), dan het muziek-gezelschap Wester Harmonie"; het orkest van het Amster damsen Trampersoneel Kunst en Broederschap"; een persrijtuig met het puik der hooge hoeden; dan het met zes paarden van zessen klaar bespan nen Senaatsrijtuig met den gevierde; het Amster damsen Fanfare-corps; de muziek der Pad vinders met bloote knieën en vaandel; de Liedertafel Harpe Wijnkoop's"; bereden politie, enz. Dit be sluitend enz." omvat eindelooze moge lijkheden. Zoo doen wij het. En ik zoude er een voorstel van willen maken, te Amsterdam nog eens te jubelen, zonder onderbreking eener raads zitting, zonder thee met een koekje. Alleen met groote trommen, pauken, slagwerk en trompetten, brengen we afzijdige dichters tot de massa van het volk. Te dogmatische eenvoud is uit den booze. HANS L u D i F i c o K. Zondag 30 December. 1) 29 December. ONZE CONSULS (Ingezonden) Omdat ik, als Nederlander, wonende in eender voorsteden van Antwerpen, de bereidwilligheid en vriendelijkheid van onzen consul hier ter stede meermalen heb ondervonden, kan ik niet nalaten tegen het artikel van Ellen Forest op te komen. Uit haar artikel blijkt, dat zij niet met den toestand te Antwerpen op de hoogte is, en dat haar stuk geschreven is, met de vooropgestelde bedoeling om de consulaten te Antwerpen en Brussel omlaag te halen. Ik wil hier opmerken, dat ik in geen enkel op zicht met den consul of een der tot zijn staf behoorende bedienden, in betrekking sta. De eenige reden waarom ik ditprotest inzend,is de hoogachting welke ik onzen consul, den heer Ruys, toedraag, voortspruitende uit het feit, dat ik ten allen tijde buitengewoon correct door hem ben behandeld, ofschoon ik iemand ben zonder titel of kapitaal. Ik wil nog even iets aanmerken naar aanleiding van den eersten regel van bedoeld artikel, waar gesproken wordt van een klein vunzig, half donker bureau op een omgedoopte Avenue". Twee ruime kamers, waarvan degene die voor de bezoekers toegankelijk is, door twee zeer hooge breede vensters uitzicht geeft op de Britania-lei of wel Avenue Britanic, kunnen onmogelijk een klein half donker vertrek genoemd worden en ofschoon ik er dikwijls geweest ben, heb ik nooit eenige vunzigheid opgemerkt. Het feit dat de consul niet voor ieder te spreken is, die zich zonder opgaaf van reden aandient, zal ieder, die eenigszins met den toestand hier ter plaatse op de hoogte is, zeker billijken. Antwerpen P. J. C L E M E N S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl