De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 januari pagina 1

12 januari 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

UIC » Zaterdag 12 Januari A*. 1984 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENITE Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF VERPLAATSING VAN VERANTWOORDE LIJKHEID Al leert het leven je wel, -je over niets meer te verbazen, toch heb je van de week moeten merken, dat je in die kunst het meesterschap nog niet bereikt hebt. Het bericht, dat het kabinet-Ruys uit den schijndood is op gewekt, heeft je niet van je stoel doen vallen. Daarop was je al voorbereid. Aangezien hetniet mogelijk scheen, een ander ministerie bijeen te brengen en het oogenblik ver zuimd was, door een Kamerontbinding een poging te doen uit de moeilijkheid te geraken van welk middel dan ook weinig baat kon worden verwacht bleef er niet veel anders over dan tifcinaar op den ouden voet voort te zetten. Alleen moet vooral de nadruk worden gelegd op het woordje scheen. Want of werkelijk alle wegen zijn ingeslagen, die kans boden uit den doolhof te geraken, daarvan weten we nog maar bitter weinig. Vast staat alleen, dat de partijen van de rechterzijde het niet ;eens zijn kunnen worden over de vorming van een ministerie, waaraan zij bereid zouden zijn steun te verleenen. Maar dit was niet de eenige uitweg. Men had ook heul kunnen zoeken bij een bezuinigings-ministerie, los van de partijen, waarin dus plaats was voor mannen van rechts n van links. Die richting schijnt de heer Beelaerts van Blokland te hebben ingeslagen. Misschien heeft ook de heer Cort van der Linden, wiens advies door de Kroon werd ingewonnen na de derde mis lukte poging tot Kabinetsformatie, den raad gegeven iets der gelijks nog eens te probeeren. Maar voorloopig kan men er alleen met de muts naar gooien. Natuurlijk is er van een en ander wel iets uitgelekt in de pers. Maar wie waarborgt de juistheid van die mededeelingen? Zeker heid over de redenen, waarom geen ministerie kon worden samen gesteld, dat niet uitsluitend op de rechtsche partijen zou steunen, heeft men niet. En het is de vraag, of ooit het volle licht erover zal opgaan. Want aan wien zal de Kamer straks rekening moeten vragen voor het beleid, dat bij de pogingen tot oplossing der Kabinets crisis werd gevolgd? Aan het Kabinet-Ruys? Maar dat stond buiten de gevoerde onderhandelingen; dat kan daarvoor niet ter verantwoording worden geroepen. De heeren Beelaerts van Blokland en Cort van der Linden hebben met de Kamer niets te maken. En gesteld, dat eens de adviezen werden medegedeeld, die de Kroon heeft gekregen van de politici, bij wie zij voorlichting zocht, zal men dan nog voldoende inzicht krijgen in de redenen, waarom geen andere richting overbleef dan de bestendiging van het Kabinet-Ruys? Zal dit ook maar eenigszins opwegen tegen wat men mist,-nu er geen Kabinetsformateur ter verant woording kan worden geroepen, omdat die er niet is, en nu het ministerie, dat aanbleef, dit aanblijven kan excuseeren omdat zijn verzoek om ontslag niet werd ingewilligd? Want dat laatste is het feit, waarop wij straks doelden, toen wij schreven dat je van de week had kunnen bemerken, nog niet volleerd te zijn in de kunst van je over niets meer te verbazen. Het is meer voorgekomen, dat een ministerie ontslag had ge vraagd en toch aanbleef. Maar dan kwam het zelf op zijn ver zoek terug. Wanneer aan de Kroon was gebleken, dat de ver vanging van het ministerie door een ander -niet mogelijk of niet gewenscht was, noodigde zij de ministers uit, hun ontslag aanvrage in te trekken. Aan welke uitnoodiging dan gevolg werd gegeven. Thans echter heeft de Koningin aan het ministerie, dat heen wilde gaan, medegedeeld, dat zij zich genoodzaakt zag, het ver zoek om ontheffing uit hun ambt niet in te willigen". Dit verschil in den vorm is van het allergrootste belang. Want het verplaatst de verantwoordelijkheid. Het legt die daar, waar zij volgens de practijk van de constitutioneele regeering niet mag liggen. In het eerste geval, wanneer de ministers zelf terug komen op hun verzoek om ontslag, aanvaarden zij de verantwoordelijkheid daarvoor en zijn zij verplicht er rekenschap van te geven, zoo de volksvertegenwoordiging die van hen eischt. Thans echter, nu den ministers het ontslag wordt geweigerd, kunnen zij, als zij straks in de Kamer verschijnen, en deze hun vraagt: waarom zijt gij hier nog? wij hebben het ontwerpvlootwet verworpen en gij hadt, vóór de stemming daarover, allen tezamen en elk voor zichzelf, verklaard, dat gij, bij verwer ping, de verantwoordelijkheid voor de regeering niet meer zoudt kunnen dragen !" daarop ten antwoord geven: niet aan ons is het daarop te antwoorden; wij hebben ontslag gevraagd, maar de Koningin heeft het ons niet verleend". En als dan" zooals de N. R. C. schrijft de Kamer eens haar afkeuring uitspreekt over het aanblijven van het Kabinet, wie treft dan zulk een votum?" Het doet er niets toe, dat dit misschien niet zal gebeuren, omdat de rechtsche meerderheid der Kamer alle reden heeft zich koest te houden. Maar het kan gebeuren. De verplaatsing der verantwoordelijk heid heeft de mogelijkheid geopend van een conflict tusschen Kroon en volksvertegenwoordiging. Alleen reeds daarom moet men het de N. R. C. toegeven, dat elke andere oplossing van de cabinttscrisis beter was dan deze. De Kroon was tot deze daad gedwtmgen", meent het Handelsblad. Waarom? Het heele betoog, dat op deze bewering volgt, strekt alleen ten bewijze hiervan: het aanblijven van het Kabinet-Ruys was onvermijdelijk; er zat niets anders op. Maar ook al zou men dit toegeven waarom is dan niet de gebruikelijke weg gevolgd? waarom is het Kabinet niet uitgenoodigd op zijn verzoek om ontslag terug te komen? A m zulk een uitnoodiging zou natuurlijk gehoor zijn gegeven, en de ver antwoordelijkheid voor het aanblijven zou dan zijn blijven rusten op de schouders van hen, die ze behooren te dragen. Wij kunnen de noodzaak voor de Kroon om te handelen, zooals zij deed, niet erkennen. Zoomin als wij de redenen kunnen gissen, die haar uit vrijen wil daartoe deden besluiten. Indien echter uit de jongste beslissing moet worden afgeleid en wie weet er een andere verklaring voor? dat, zooals de N. R. C. schrijft, het Kabinet-Ruys gehandhaafd wordt onder eigen verantwoordelijkheid van de Koningin, of, zooals het Handelsblad het uitdrukt, dat wij zijn teruggekeerd tot de periode der Koninklijke Kabinetten, dan mag men verwachten, dat van deze verandering van regime iets zal blijken bij de eerste ontmoe ting tusschen het derde Kabinet-Ruys en de Kamer. Want al kan dit Kabinet de verantwoordelijkheid voor zijn aan blijven van zich afschuiven, het zal toch een en ander moeten mededeelen over de verhouding, waarin het voortaan zoowel tot de Kroon als tot de volksvertegenwoordiging staat. Ook tot de volksvertegenwoordiging: want voor een Kabinet, dat steunt op de drie partijen van rechts, kan het zich kwalijk meer uitgeven, nu het gemis aan eenstemmigheid bij deze partijen over enkele voorname punten van regeeringsbeleid zoo duidelijk aan den dag is gekomen. Het kan zich alleen aandienen als een Kabinet, waarvan de meeste leden, voor zoover hun persoonlijke overtuiging betreft, mannen van recht; zijn, maar dat zich hoofdzakelijk zal toeleggen op de oplossing van het bezuinigingsvraagstuk en de medewerking inroept van allen, die de urgentie daarvan erkennen. En misschien als de herinnering aan wat het vóór de verwer ping der Vlootwet verklaard heeft, dat onderwerp niet doet schuwen zal het ook nog iets over die wet hebben te vertellen. Maar van hoeveel belang dit .alles moge zijn, het haalt niet bij dat van de kwestie der verhouding van het Kabinet tot de Kroon. En wij hopen dan ook, dat bij de eerste ontmoeting tusschen Kabinet en Kamer het vraagstuk van de ministerieele verant woordelijkheid de debatten zal beheerschen. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl