Historisch Archief 1877-1940
UIC
»
Zaterdag 12 Januari
A*. 1984
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENITE
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
VERPLAATSING VAN VERANTWOORDE
LIJKHEID
Al leert het leven je wel, -je over niets meer te verbazen, toch
heb je van de week moeten merken, dat je in die kunst het
meesterschap nog niet bereikt hebt.
Het bericht, dat het kabinet-Ruys uit den schijndood is op
gewekt, heeft je niet van je stoel doen vallen.
Daarop was je al voorbereid. Aangezien hetniet mogelijk scheen,
een ander ministerie bijeen te brengen en het oogenblik ver
zuimd was, door een Kamerontbinding een poging te doen uit
de moeilijkheid te geraken van welk middel dan ook weinig
baat kon worden verwacht bleef er niet veel anders over dan
tifcinaar op den ouden voet voort te zetten.
Alleen moet vooral de nadruk worden gelegd op het woordje
scheen. Want of werkelijk alle wegen zijn ingeslagen, die kans
boden uit den doolhof te geraken, daarvan weten we nog maar
bitter weinig.
Vast staat alleen, dat de partijen van de rechterzijde het niet
;eens zijn kunnen worden over de vorming van een ministerie,
waaraan zij bereid zouden zijn steun te verleenen. Maar dit was
niet de eenige uitweg. Men had ook heul kunnen zoeken bij een
bezuinigings-ministerie, los van de partijen, waarin dus plaats
was voor mannen van rechts n van links.
Die richting schijnt de heer Beelaerts van Blokland te hebben
ingeslagen. Misschien heeft ook de heer Cort van der Linden,
wiens advies door de Kroon werd ingewonnen na de derde mis
lukte poging tot Kabinetsformatie, den raad gegeven iets der
gelijks nog eens te probeeren.
Maar voorloopig kan men er alleen met de muts naar gooien.
Natuurlijk is er van een en ander wel iets uitgelekt in de pers.
Maar wie waarborgt de juistheid van die mededeelingen? Zeker
heid over de redenen, waarom geen ministerie kon worden samen
gesteld, dat niet uitsluitend op de rechtsche partijen zou steunen,
heeft men niet.
En het is de vraag, of ooit het volle licht erover zal opgaan.
Want aan wien zal de Kamer straks rekening moeten vragen
voor het beleid, dat bij de pogingen tot oplossing der Kabinets
crisis werd gevolgd?
Aan het Kabinet-Ruys? Maar dat stond buiten de gevoerde
onderhandelingen; dat kan daarvoor niet ter verantwoording
worden geroepen.
De heeren Beelaerts van Blokland en Cort van der Linden
hebben met de Kamer niets te maken.
En gesteld, dat eens de adviezen werden medegedeeld, die de
Kroon heeft gekregen van de politici, bij wie zij voorlichting
zocht, zal men dan nog voldoende inzicht krijgen in de redenen,
waarom geen andere richting overbleef dan de bestendiging
van het Kabinet-Ruys? Zal dit ook maar eenigszins opwegen
tegen wat men mist,-nu er geen Kabinetsformateur ter verant
woording kan worden geroepen, omdat die er niet is, en nu het
ministerie, dat aanbleef, dit aanblijven kan excuseeren omdat
zijn verzoek om ontslag niet werd ingewilligd?
Want dat laatste is het feit, waarop wij straks doelden, toen
wij schreven dat je van de week had kunnen bemerken, nog niet
volleerd te zijn in de kunst van je over niets meer te verbazen.
Het is meer voorgekomen, dat een ministerie ontslag had ge
vraagd en toch aanbleef. Maar dan kwam het zelf op zijn ver
zoek terug. Wanneer aan de Kroon was gebleken, dat de ver
vanging van het ministerie door een ander -niet mogelijk of
niet gewenscht was, noodigde zij de ministers uit, hun ontslag
aanvrage in te trekken. Aan welke uitnoodiging dan gevolg werd
gegeven.
Thans echter heeft de Koningin aan het ministerie, dat heen
wilde gaan, medegedeeld, dat zij zich genoodzaakt zag, het ver
zoek om ontheffing uit hun ambt niet in te willigen".
Dit verschil in den vorm is van het allergrootste belang. Want
het verplaatst de verantwoordelijkheid. Het legt die daar, waar
zij volgens de practijk van de constitutioneele regeering niet mag
liggen.
In het eerste geval, wanneer de ministers zelf terug komen op
hun verzoek om ontslag, aanvaarden zij de verantwoordelijkheid
daarvoor en zijn zij verplicht er rekenschap van te geven, zoo de
volksvertegenwoordiging die van hen eischt.
Thans echter, nu den ministers het ontslag wordt geweigerd,
kunnen zij, als zij straks in de Kamer verschijnen, en deze hun
vraagt: waarom zijt gij hier nog? wij hebben het
ontwerpvlootwet verworpen en gij hadt, vóór de stemming daarover,
allen tezamen en elk voor zichzelf, verklaard, dat gij, bij verwer
ping, de verantwoordelijkheid voor de regeering niet meer zoudt
kunnen dragen !" daarop ten antwoord geven: niet aan ons
is het daarop te antwoorden; wij hebben ontslag gevraagd,
maar de Koningin heeft het ons niet verleend".
En als dan" zooals de N. R. C. schrijft de Kamer
eens haar afkeuring uitspreekt over het aanblijven van het Kabinet,
wie treft dan zulk een votum?"
Het doet er niets toe, dat dit misschien niet zal gebeuren,
omdat de rechtsche meerderheid der Kamer alle reden heeft
zich koest te houden.
Maar het kan gebeuren. De verplaatsing der verantwoordelijk
heid heeft de mogelijkheid geopend van een conflict tusschen
Kroon en volksvertegenwoordiging. Alleen reeds daarom moet men
het de N. R. C. toegeven, dat elke andere oplossing van de
cabinttscrisis beter was dan deze.
De Kroon was tot deze daad gedwtmgen", meent het
Handelsblad.
Waarom?
Het heele betoog, dat op deze bewering volgt, strekt alleen ten
bewijze hiervan: het aanblijven van het Kabinet-Ruys was
onvermijdelijk; er zat niets anders op.
Maar ook al zou men dit toegeven waarom is dan niet de
gebruikelijke weg gevolgd? waarom is het Kabinet niet
uitgenoodigd op zijn verzoek om ontslag terug te komen? A m zulk
een uitnoodiging zou natuurlijk gehoor zijn gegeven, en de ver
antwoordelijkheid voor het aanblijven zou dan zijn blijven rusten
op de schouders van hen, die ze behooren te dragen.
Wij kunnen de noodzaak voor de Kroon om te handelen,
zooals zij deed, niet erkennen. Zoomin als wij de redenen kunnen
gissen, die haar uit vrijen wil daartoe deden besluiten.
Indien echter uit de jongste beslissing moet worden afgeleid
en wie weet er een andere verklaring voor? dat, zooals de
N. R. C. schrijft, het Kabinet-Ruys gehandhaafd wordt onder
eigen verantwoordelijkheid van de Koningin, of, zooals het
Handelsblad het uitdrukt, dat wij zijn teruggekeerd tot de periode
der Koninklijke Kabinetten, dan mag men verwachten, dat van
deze verandering van regime iets zal blijken bij de eerste ontmoe
ting tusschen het derde Kabinet-Ruys en de Kamer.
Want al kan dit Kabinet de verantwoordelijkheid voor zijn aan
blijven van zich afschuiven, het zal toch een en ander moeten
mededeelen over de verhouding, waarin het voortaan zoowel tot de
Kroon als tot de volksvertegenwoordiging staat.
Ook tot de volksvertegenwoordiging: want voor een Kabinet,
dat steunt op de drie partijen van rechts, kan het zich kwalijk
meer uitgeven, nu het gemis aan eenstemmigheid bij deze partijen
over enkele voorname punten van regeeringsbeleid zoo duidelijk
aan den dag is gekomen.
Het kan zich alleen aandienen als een Kabinet, waarvan de
meeste leden, voor zoover hun persoonlijke overtuiging betreft,
mannen van recht; zijn, maar dat zich hoofdzakelijk zal toeleggen
op de oplossing van het bezuinigingsvraagstuk en de medewerking
inroept van allen, die de urgentie daarvan erkennen.
En misschien als de herinnering aan wat het vóór de verwer
ping der Vlootwet verklaard heeft, dat onderwerp niet doet
schuwen zal het ook nog iets over die wet hebben te vertellen.
Maar van hoeveel belang dit .alles moge zijn, het haalt niet bij
dat van de kwestie der verhouding van het Kabinet tot de Kroon.
En wij hopen dan ook, dat bij de eerste ontmoeting tusschen
Kabinet en Kamer het vraagstuk van de ministerieele verant
woordelijkheid de debatten zal beheerschen.
KERNKAMP