De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 januari pagina 12

12 januari 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nó. 2430 K if k' f ! l J V t». HET PRINCESSE-TOONEEL. Hans de Klokken luider, door Jóhan Fabricius. Wat er in een naam" is, weten wij sinds Hamlet niet, en of het een geluk mag heeten geboren te worden als begaafde zoon van een beroemden vader, staat ook nog te bezien, maar stellig is er wat in een titel: Hans de Klokkenluider" daar vliegen we in de Kerststemming op af als de muggen op het kaarslicht, en dan wacht ons nog een of": of, de Duivel in den toren". Die tweede titel smaakt mij wat te sterk naar de middeleeuwen en naar Herman Teirlinck; de eerste bekoort op zichzelf reeds als een vol accoord van bevrpzen luchtbellen boven een stille, witte stad. Misschien valt uit dien dubbelen titel ook wel dadelijk te verklaren waarom ons deze lieve Kerstgave van den jongen Fabricius, bij alle voldoening, aan den anderen kant weer minder treft. Ze geeft van het goede te veel. Een kenmerk weliswaar van het kerstfeest, maar voor een kunstwerk bedenkelijker toch dan voor een plumpudding. In dit verband zou ik ook wel graag willen weten: heeft de ontvankelijke auteur de kern voor zijn sprookje bij ingeving ontvangen, of pnt|eend?" Sedert onheugelijke tijden bestaat het recht de fabel voor een drama van elkander over te nemen en zoomin als Shakespeare zou Fabricius Jr. wankelen in onze hoog achting indien hij de parabel van Hans de Klokkenluider" gevonden had in een oud sprook jesboek. Maar toch zou ik Fabricius Sr. met zijn hoopvollen zoon des te hartelijker kunnen gelukwenschen in geval deze het allerliefste geschiedenisje van Hans en zijn klokkeziel had gezogen uit zijn eigen dichterlijken duim. Want van al de meer en minder oorspronkelijke dichterlijkheid, waarop dit Kerstsprookje ons zoo overvloedig onthaalt, is dit: de poëzie. En onze tijd is zoo knap in compilatie, ons tooneel zoo vernuftig op het gebied der poëtische techniek, zoo breed sprakig en zoo arm aan invallen", dat een ge geven" in de regionen der internationale sprookjes litteratuur een zeldzaam geschenk zou zijn; nog afgezien van de zeer geslaagde uit werking. Het aandeel van het Kerstmannetje in deze geschiedenis is, nu ja, het aandeel van alle Sinter klaasjes in de sneeuw-en-punch litteratuur; het voorspel al treedt na dertig jaren femi nisme, Satan's Hellemoêr daarin zelfstandig op wijkt niet af van de traditie, en veel verschij ningen en verschijnselen zijn er in dit sprookje, welke de jongste toeschouwer al zóó lang van buiten kent, dat zijn aandacht onvermijdelijk af moet' dwalen naar de Ranja-met-rietje der gezegende pauzes. Maar de ballade van Hans den Klokkenluider den kunstenaar, die de hemelsche muziek uit de wolken trekt opdat de menschen daar beneden even zullen opzien van hun dagtaak en die dan zijn goddelijk bezit: de stem van de klok, zijn kunstenaarsziel, aan den Duivel verpandt voor geld en goed, maar in laatste instantie, geplaatst voor de schrikkelijke keuze, het allerkostbaarste, zijn diepste-zelf, weder inlost, al moet dan Qaaike", die haar zinnen op een rijk en adellijk gemaal heeft gezet, daarvoor de prijs zijn deze zinrijke gedachte, gesymboliseerd in de groote klok welke in den nacht haar tong (den klepel) verloor, is zuivere poëzie. En de ontknooping, waarbij Gaaike, meer vervuld van Hars den Klokkenluider dan zij wist en gesteund door het Kerstmannetje, besluit niet met haar vreemden graaf, die natuurlijk niemand minder dan Hans is, naar het altaar te zullen gaan vóór de zwijgende Kerstklok weder spreekt, vóór de innerlijke stem haar roept, is inderdaad een oplossing, en sluit ook uit dramatisch oogpunt harmonisch en lieflijk bij de intrigue" aan. Ontdaan van allerlei bijkomstigs, dat het geval in de lengte uitrekt en bezwaart, is de kern van deze Kerstvertelling een gaaf klein kunstwerk, terwijl er wat de overige mise-en-scène betreft ook nog een en ander te prijzen valt. Het 2e tafereel: den toren, waarin Oaaike Hans komt bezoeken en, gezeten in een der kanteelen, met hem tezamen hemel en aarde beschouwt uit hun hooge schuilplaats, gevolgd door het optreden van den Duivel met zijn trawant, die den verliefden Hans mantel en pluimhoed brengen, en eindelijk het prachtig bruidskleed toonen, waarmee hij zich kan doen gelden als de Graaf van Gaaike's ijdelen droom, vond ik in zijn soort voortreffelijk; van taal, van bouw, van ensceneering en van spel. In de volgende drie tafereelen overtrof, het effectbejag vaak de natuurlijke the atrale werking. Toch^zou ik ook om dit, wat Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen. HENRI DE VRIES als Sherlock Holmes goedkoop effect, een zoo jong auteur niet willen afvallen. Het weinig kieschkeurig, maar levendig, moedig en fleurig toetasten in 's volle Menschenleben" en.... in alle reminiscencen, waarin o.a. Teirlinck we herdachten hem reeds een middel ziet om het groote publiek weer plezier te doen krijgen in den schouwburg, heeft, naast groote gevaren, voor het oogenblik tevens zijn goed recht. En dan zijn er onder de huidige tooneelschrijvers ten slotte toch maar enkelen, die dit arrangement", om het voorloopig zoo te noemen, op het tooneel aan kunnen, op een wijze dat het alsnog" of weder" boeit; maar enkelen, die tot de greep" in staat zijn, en de litteraire dramatiek, op de grens van het door den regisseur beheerschte gebied, in hun vingers hebben. In dit opzicht nu treedt Johan Fabricius in het voetspoor van ten onzent Herman Roelvink, wiens gaven in deze richting wij nimmer onder schatten, en dit verheugt mij eigenlijk meer dan wanneer bij deze eerste poging ware gebleken, dat de jonge Jan eenvoudig bij zijn vader, aan wien hij het tooneelbloed dankt, in de leer was gegaan. Wat uit zijn handen kwam ook de costuums ontwierp hij, doch daarvoor leverde München of daaromtrent al te geslaagde voorbeel den is aantrekkelijk doordat het noch imitatie trachtte te zijn van het vaderlijk succes, noch ont stond naar de opzienbarende holle hersenkunstder Duitsche jongeren, maar welde uit de bonte herinnering en het schoonheidsverlangen van een jongen man, die nog kort geleden een kind was. Ook de vertooning, waarbij het uiteraard veel op het decoratieve aankomt, werkte beschaafd en aardig mee. Het paartje", Tilly Lus en Adolf Rijkens, was een waarlijk sprookjespaar, gevoelig en fijn. De droomatmosfeer, die in dergelijke rollen om Tilly Lus zweeft, is zoo sterk, dat al het omringende erin opgenomen wordt, en haar stem heeft den zuiveren klank van ducatengoud. Sinds Rautendelein" hadden we niet zooiets liefs van haar als dit Gaaike", maar de gedachte wat er in Tilly Lus voor het groote droomspel verloren gaat, werpt over dit voor haar gemakkelijk succes haast een schaduw. Cor Ruys was het Kerstmannetje, zachtzinnig en van dezelfde kleine afmetingen als zijn Chineesche tolk in De Gele Mantel". Ook hier gaf de rol tot dit gewild popperig-doen alle aanleiding, maar in het algemeen zouden we Schulze is nog altijd onvervangen op ons too neel dit talent zich, in de lijn der dichterlijke blijmoedigheid, graag eens wat wijder zien ont plooien. In de moeilijke rollen van Beëlzebub en zijn dienaar Snuf"*stelden ons Cees Laseur en Jan C. de Vos Jr. teleur. Sinds Molnar's Duivel" door Verkade als een duvel-in-een doosje werd gekarakterizeerd, verloor Satan ten onzent alle waardigheid, en zoeken de jeugdige Beëlzebubs op ons tooneel het uitsluitend in lichaamsver draaiingen, uitschietende bewegingen, en hoogkraaiende intonaties. Door al die helsche drukte ontgaat het publiek des duivels hoogere macht, en het tijdelijke overwicht van het booze. Het innerlijke fantastische stelt in zulk een eenvoudig sprookje den hoogsten eisch; het mag nergens drukken, maar het moet geweldig imponeeren ! Mijn voornaamste bezwaar tegen de bekoorlijke voorstelling was, bij het te-veel dat de jonge auteur gaf, ook dit algemeen gebrek aan eenvoud in de vertolking, waardoor het doel: groot en klein binnen te leiden in een vreemde, lichte wereld, waarin elk, ontheven aan den daagschen dag, kan opgaan met huid en haar, soms voorbijge schoten werd. Het zou mij intusschen verheugen, wanneer Hans de Klokkenluider" op het volgend Kerst feest opnieuw de klok mocht luiden, maar dan het sprookje besnoeid, vereenvoudigd en inniger om de twee hoofdfiguurtjes samengetrokken. En dat het zóó voort mocht gaan, tot in lengte van jaren. TOP NAEFF NIEUWE UITGAVEN John Ruskin L.L.D., Sesam en Leliën, vertaald door A. van Hasselt?Houwink, Zutphen, W. J. Thieme et Cie. Het hier geboden werkje is eene vertaling van het Engelsche boekje van Ruskin: Sesame and Lilies, eene samenhangende reeks van die gedeelten uit de werken van den samensteller die naar zijne meening goed en blijvend nuttig zijn. Het boekje is geschreven kort na den oorlog van 1870. De vertaalster deed het thans verschijnen, omdat zij gelooft, dat de tijd thans nog meer verwilderd en de wereld slechter is dan toen en omdat er in ons land vele jonge mannen en vrouwen zijn, die diep in hun hart wenschen van hun leven iets mfbiers en beters te maken dan een wilde jacht naar geld en pleizier. P. de Rijcke, Hoofd eener school te Rotterdam, Algebraïsche opgaven voor het 7e en 8e leerjaar, U. L. O. scholen, Lagere nijverheidsscholen en dergelijke onderwijsinrichtingen, deel I en II, Zutphen, W. J. Thieme et Cie. Bij het onderwijs in algebra aan scholen met beperkt wiskunde-program heeft de heer de Rijcke behoefte gevoeld aan veel eenvoudige oefenstof. Daarom heeft hijzelf eene verzamelingopgave aangelegd, die de firma Thieme t hans in boekvorm doet verschijnen. Deeltje I bevat enkel opgaven; het aanbrengen van begrippen als exponent, coëfficiënt, substitueeren, opklimmende en af dalende machten enz. is aan den docent over gelaten. In het tweede deeltje, waar de eigenlijke algebra een aanvang neemt, gaat de benoodigde theorie telkens aan de vraagstukken vooraf. Algemeene Handelskennis, Grondslag voor de studie der handelsvakken, door L. F. van Meeuwen Jr., docent aan de Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam. Wassenaar, Uitgevers maatschappij v/h. Deiwei. Deze uitgave is de twaalfde geheel herziene .druk. Aanpasseüjkheden De officier moet het paard aanpassen aan zijn militairen dienst." (O. d. H.) Deze stukken zullen zich wonderwel aanpassen aan de rustige avondstilte." (O. H. C.) Zoo kan hij zich weer aan de werkelijkheid aan passen." (N. K. C.) Het bestuur past zich aan mode en behoefte aan." (Hbl.) Hij moet nieuwe bewegingen maken, die zich aan passen aan het tooneel." (H. D.) MEVR. NOORDEWIER. REDDINGIUS de bekende concertzangeres, verklaart: ,,lk vind Formamint-tabletten een zeer goed voorbehoedmiddel tegen verkoudheidsinfectie". Een zangeres zal slechts het meest be trouwbare desinfectiemiddel voor haar keel gebruiken. Wanneer ook gij gespaard wenscht te blijven voor de lastige gevolgen van eene verkoudheid, zuig dan meermalen daags een Formamint-tablet op. Formamint desinfecteert mond en keel en beschermt U niet alleen tegen verkoudheid, doch ook tegen influenza, angina, diphteritis, etc. ^ormamint beschermt tegen Besmetting.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl