Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nó. 2430
K
if
k'
f
!
l
J
V
t».
HET PRINCESSE-TOONEEL. Hans de Klokken
luider, door Jóhan Fabricius.
Wat er in een naam" is, weten wij sinds
Hamlet niet, en of het een geluk mag heeten
geboren te worden als begaafde zoon van een
beroemden vader, staat ook nog te bezien, maar
stellig is er wat in een titel: Hans de
Klokkenluider" daar vliegen we in de Kerststemming
op af als de muggen op het kaarslicht, en dan wacht
ons nog een of": of, de Duivel in den toren".
Die tweede titel smaakt mij wat te sterk
naar de middeleeuwen en naar Herman Teirlinck;
de eerste bekoort op zichzelf reeds als een vol
accoord van bevrpzen luchtbellen boven een
stille, witte stad. Misschien valt uit dien dubbelen
titel ook wel dadelijk te verklaren waarom ons
deze lieve Kerstgave van den jongen Fabricius,
bij alle voldoening, aan den anderen kant weer
minder treft. Ze geeft van het goede te veel.
Een kenmerk weliswaar van het kerstfeest,
maar voor een kunstwerk bedenkelijker toch dan
voor een plumpudding. In dit verband zou ik
ook wel graag willen weten: heeft de ontvankelijke
auteur de kern voor zijn sprookje bij ingeving
ontvangen, of pnt|eend?" Sedert onheugelijke
tijden bestaat het recht de fabel voor een drama
van elkander over te nemen en zoomin als
Shakespeare zou Fabricius Jr. wankelen in onze hoog
achting indien hij de parabel van Hans de
Klokkenluider" gevonden had in een oud sprook
jesboek. Maar toch zou ik Fabricius Sr. met zijn
hoopvollen zoon des te hartelijker kunnen
gelukwenschen in geval deze het allerliefste
geschiedenisje van Hans en zijn klokkeziel had gezogen
uit zijn eigen dichterlijken duim. Want van al
de meer en minder oorspronkelijke dichterlijkheid,
waarop dit Kerstsprookje ons zoo overvloedig
onthaalt, is dit: de poëzie. En onze tijd is zoo
knap in compilatie, ons tooneel zoo vernuftig
op het gebied der poëtische techniek, zoo breed
sprakig en zoo arm aan invallen", dat een ge
geven" in de regionen der internationale sprookjes
litteratuur een zeldzaam geschenk zou zijn;
nog afgezien van de zeer geslaagde uit
werking.
Het aandeel van het Kerstmannetje in deze
geschiedenis is, nu ja, het aandeel van alle Sinter
klaasjes in de sneeuw-en-punch litteratuur;
het voorspel al treedt na dertig jaren femi
nisme, Satan's Hellemoêr daarin zelfstandig op
wijkt niet af van de traditie, en veel verschij
ningen en verschijnselen zijn er in dit sprookje,
welke de jongste toeschouwer al zóó lang van
buiten kent, dat zijn aandacht onvermijdelijk
af moet' dwalen naar de Ranja-met-rietje der
gezegende pauzes. Maar de ballade van Hans
den Klokkenluider den kunstenaar, die de
hemelsche muziek uit de wolken trekt opdat
de menschen daar beneden even zullen opzien
van hun dagtaak en die dan zijn goddelijk
bezit: de stem van de klok, zijn kunstenaarsziel,
aan den Duivel verpandt voor geld en goed, maar
in laatste instantie, geplaatst voor de schrikkelijke
keuze, het allerkostbaarste, zijn diepste-zelf,
weder inlost, al moet dan Qaaike", die haar
zinnen op een rijk en adellijk gemaal heeft gezet,
daarvoor de prijs zijn deze zinrijke gedachte,
gesymboliseerd in de groote klok welke in den
nacht haar tong (den klepel) verloor, is zuivere
poëzie. En de ontknooping, waarbij Gaaike, meer
vervuld van Hars den Klokkenluider dan zij wist
en gesteund door het Kerstmannetje, besluit niet
met haar vreemden graaf, die natuurlijk niemand
minder dan Hans is, naar het altaar te zullen gaan
vóór de zwijgende Kerstklok weder spreekt, vóór
de innerlijke stem haar roept, is inderdaad een
oplossing, en sluit ook uit dramatisch oogpunt
harmonisch en lieflijk bij de intrigue" aan.
Ontdaan van allerlei bijkomstigs, dat het geval
in de lengte uitrekt en bezwaart, is de kern van
deze Kerstvertelling een gaaf klein kunstwerk,
terwijl er wat de overige mise-en-scène betreft
ook nog een en ander te prijzen valt.
Het 2e tafereel: den toren, waarin Oaaike
Hans komt bezoeken en, gezeten in een der
kanteelen, met hem tezamen hemel en aarde beschouwt
uit hun hooge schuilplaats, gevolgd door het
optreden van den Duivel met zijn trawant, die
den verliefden Hans mantel en pluimhoed brengen,
en eindelijk het prachtig bruidskleed toonen,
waarmee hij zich kan doen gelden als de Graaf
van Gaaike's ijdelen droom, vond ik in zijn soort
voortreffelijk; van taal, van bouw, van
ensceneering en van spel. In de volgende drie tafereelen
overtrof, het effectbejag vaak de natuurlijke the
atrale werking. Toch^zou ik ook om dit, wat
Teekening voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen.
HENRI DE VRIES als Sherlock Holmes
goedkoop effect, een zoo jong auteur niet willen
afvallen. Het weinig kieschkeurig, maar levendig,
moedig en fleurig toetasten in 's volle
Menschenleben" en.... in alle reminiscencen, waarin o.a.
Teirlinck we herdachten hem reeds een
middel ziet om het groote publiek weer plezier te
doen krijgen in den schouwburg, heeft, naast
groote gevaren, voor het oogenblik tevens zijn
goed recht. En dan zijn er onder de huidige
tooneelschrijvers ten slotte toch maar enkelen,
die dit arrangement", om het voorloopig zoo
te noemen, op het tooneel aan kunnen, op een
wijze dat het alsnog" of weder" boeit; maar
enkelen, die tot de greep" in staat zijn, en de
litteraire dramatiek, op de grens van het door
den regisseur beheerschte gebied, in hun vingers
hebben. In dit opzicht nu treedt Johan Fabricius
in het voetspoor van ten onzent Herman Roelvink,
wiens gaven in deze richting wij nimmer onder
schatten, en dit verheugt mij eigenlijk meer
dan wanneer bij deze eerste poging ware gebleken,
dat de jonge Jan eenvoudig bij zijn vader, aan
wien hij het tooneelbloed dankt, in de leer was
gegaan. Wat uit zijn handen kwam ook de
costuums ontwierp hij, doch daarvoor leverde
München of daaromtrent al te geslaagde voorbeel
den is aantrekkelijk doordat het noch imitatie
trachtte te zijn van het vaderlijk succes, noch ont
stond naar de opzienbarende holle hersenkunstder
Duitsche jongeren, maar welde uit de bonte
herinnering en het schoonheidsverlangen van een
jongen man, die nog kort geleden een kind was.
Ook de vertooning, waarbij het uiteraard veel
op het decoratieve aankomt, werkte beschaafd
en aardig mee. Het paartje", Tilly Lus en Adolf
Rijkens, was een waarlijk sprookjespaar, gevoelig
en fijn. De droomatmosfeer, die in dergelijke
rollen om Tilly Lus zweeft, is zoo sterk, dat al
het omringende erin opgenomen wordt, en haar
stem heeft den zuiveren klank van ducatengoud.
Sinds Rautendelein" hadden we niet zooiets
liefs van haar als dit Gaaike", maar de gedachte
wat er in Tilly Lus voor het groote droomspel
verloren gaat, werpt over dit voor haar gemakkelijk
succes haast een schaduw.
Cor Ruys was het Kerstmannetje, zachtzinnig
en van dezelfde kleine afmetingen als zijn
Chineesche tolk in De Gele Mantel". Ook hier
gaf de rol tot dit gewild popperig-doen alle
aanleiding, maar in het algemeen zouden we
Schulze is nog altijd onvervangen op ons too
neel dit talent zich, in de lijn der dichterlijke
blijmoedigheid, graag eens wat wijder zien ont
plooien.
In de moeilijke rollen van Beëlzebub en zijn
dienaar Snuf"*stelden ons Cees Laseur en Jan
C. de Vos Jr. teleur. Sinds Molnar's Duivel"
door Verkade als een duvel-in-een doosje werd
gekarakterizeerd, verloor Satan ten onzent alle
waardigheid, en zoeken de jeugdige Beëlzebubs
op ons tooneel het uitsluitend in lichaamsver
draaiingen, uitschietende bewegingen, en
hoogkraaiende intonaties. Door al die helsche drukte
ontgaat het publiek des duivels hoogere macht,
en het tijdelijke overwicht van het booze. Het
innerlijke fantastische stelt in zulk een eenvoudig
sprookje den hoogsten eisch; het mag nergens
drukken, maar het moet geweldig imponeeren !
Mijn voornaamste bezwaar tegen de bekoorlijke
voorstelling was, bij het te-veel dat de jonge auteur
gaf, ook dit algemeen gebrek aan eenvoud in de
vertolking, waardoor het doel: groot en klein
binnen te leiden in een vreemde, lichte wereld,
waarin elk, ontheven aan den daagschen dag,
kan opgaan met huid en haar, soms voorbijge
schoten werd.
Het zou mij intusschen verheugen, wanneer
Hans de Klokkenluider" op het volgend Kerst
feest opnieuw de klok mocht luiden, maar dan
het sprookje besnoeid, vereenvoudigd en inniger
om de twee hoofdfiguurtjes samengetrokken.
En dat het zóó voort mocht gaan, tot in lengte
van jaren.
TOP NAEFF
NIEUWE UITGAVEN
John Ruskin L.L.D., Sesam en Leliën, vertaald
door A. van Hasselt?Houwink, Zutphen, W. J.
Thieme et Cie.
Het hier geboden werkje is eene vertaling van
het Engelsche boekje van Ruskin: Sesame and
Lilies, eene samenhangende reeks van die gedeelten
uit de werken van den samensteller die naar zijne
meening goed en blijvend nuttig zijn. Het boekje
is geschreven kort na den oorlog van 1870. De
vertaalster deed het thans verschijnen, omdat zij
gelooft, dat de tijd thans nog meer verwilderd en
de wereld slechter is dan toen en omdat er in ons
land vele jonge mannen en vrouwen zijn, die diep
in hun hart wenschen van hun leven iets mfbiers
en beters te maken dan een wilde jacht naar geld en
pleizier.
P. de Rijcke, Hoofd eener school te Rotterdam,
Algebraïsche opgaven voor het 7e en 8e leerjaar,
U. L. O. scholen, Lagere nijverheidsscholen en
dergelijke onderwijsinrichtingen, deel I en II,
Zutphen, W. J. Thieme et Cie.
Bij het onderwijs in algebra aan scholen met
beperkt wiskunde-program heeft de heer de Rijcke
behoefte gevoeld aan veel eenvoudige oefenstof.
Daarom heeft hijzelf eene verzamelingopgave
aangelegd, die de firma Thieme t hans in boekvorm
doet verschijnen. Deeltje I bevat enkel opgaven;
het aanbrengen van begrippen als exponent,
coëfficiënt, substitueeren, opklimmende en af
dalende machten enz. is aan den docent over
gelaten. In het tweede deeltje, waar de eigenlijke
algebra een aanvang neemt, gaat de benoodigde
theorie telkens aan de vraagstukken vooraf.
Algemeene Handelskennis, Grondslag voor de
studie der handelsvakken, door L. F. van Meeuwen
Jr., docent aan de Nederlandsche
Handelshoogeschool te Rotterdam. Wassenaar, Uitgevers
maatschappij v/h. Deiwei.
Deze uitgave is de twaalfde geheel herziene
.druk.
Aanpasseüjkheden
De officier moet het paard aanpassen aan zijn
militairen dienst." (O. d. H.)
Deze stukken zullen zich wonderwel aanpassen aan
de rustige avondstilte." (O. H. C.)
Zoo kan hij zich weer aan de werkelijkheid aan
passen." (N. K. C.)
Het bestuur past zich aan mode en behoefte aan."
(Hbl.)
Hij moet nieuwe bewegingen maken, die zich aan
passen aan het tooneel." (H. D.)
MEVR. NOORDEWIER.
REDDINGIUS
de bekende concertzangeres, verklaart:
,,lk vind Formamint-tabletten
een zeer goed voorbehoedmiddel
tegen verkoudheidsinfectie".
Een zangeres zal slechts het meest be
trouwbare desinfectiemiddel voor haar keel
gebruiken. Wanneer ook gij gespaard
wenscht te blijven voor de lastige gevolgen
van eene verkoudheid, zuig dan meermalen
daags een Formamint-tablet op. Formamint
desinfecteert mond en keel en beschermt
U niet alleen tegen verkoudheid, doch ook
tegen influenza, angina, diphteritis, etc.
^ormamint
beschermt tegen Besmetting.