De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 januari pagina 15

12 januari 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen < , SCHILDERKUNST-KRONIEK De Nederlandsche Opera. De geschiedenis van de Nederlandsche opera was steeds een vallen en weer opstaan. Nadat zij als volks-opera onder de Groot en La Fuente, en ook nog onder C. van der Linden, eenigen tijd populair was geweest, verdween zij tijdelijk van het tooneel. Totdat in 1916, in den oorlog, ons nationaliteitsbewustzijn zich begon ai te vragen, waarom wij zooals de andere landen met een eigen taal toch geen eigen opera hadden, waarom wij altijd door Duitschers, Franschen, Italianen werden bediend en niet door Nederlanders, die, getuige de namen van een Jacques Urlus en een Anton van Rooy, in het buitenland hadden be wezen toch ook eerste krachten voor de opera te kunnen opleveren. Op het eerste enthousiasme drijvend, kwam na de mislukking eener Coöpera tieve opera, de Nederlandsche opera van Koopman tot stand en zelden is een Nederlandsche zaak zoo toegejuicht als deze onder zulke hoopvolle omstanaigheden geboren instelling. Hoewel door den oorlog alle buitenlandschéconcurrentie bleef v uitgesloten, moest toch al na twee jaren arbeid deze opera in andere handen overgaan en werd toen de Nationale Opera genoemd. Moeizaam sleepte deze opera zich van*seizoen naar seizoen, soms schijnbaar weer oplevend onder een nieuwe direc tie, maar ten laatste weer ter hand genomen door den heer Koopman, midden in het vorige en bij het begin van dit seizoen. Doch na de zoo hoopvolle inzet, waarvan wij naar aanleiding van RavelV Spaansch uurtje" bericht hebben, stond alreeds het faillissement voor de deur, en was de nieuwe combinatie ter ziele. Wij zullen ons niet begeven in een beschouwing van de factoren, die tot de verschillende misluk kingen hebben geleid. Wij kunnen noch mogen ons opwerpen tot rechter over de tekortkomingen tekortkomingen zoowel in de .regeeringssteun (subsidies) als in de leiding. Constateeren wij ten slotte, dat de Nederlandsche opera zich toch al zoodanig heeft ingeburgerd, dat het voor een uit de ruïne der Nationale opera geformeerd en. semble, aangevuld met anderen, aie er vroeger werkzaam zijn. geweest, mogelijk is gebleken op nieuw in zee te gaan. Een ensemble, geleid door Chris de Vos en DésiréPauwels, beiden veteranen op Nederland sche operagebied, en zich noemend N. V. De Opera, bespeelt thans de Stadsschouwburg en het Theater Carré. Wij zijn naar haar voorstelling van Faust" gaan zien. Een der merkwaardige verschijnselen in het leven van een opera is ae onontkoombare cirkel gang van het repertoire. Dat ook dit nieuwe en semble weer Faust", Tannhauser" enz. speelt, is m. i. niet zoozeer afhankelijk van de reeds ingespeelde" stukken, waarmee het geschiktst begonnen kon worden (dit is ongetwijfeld maar iets momenteels). Ik geloof integendeel, dat deze steeds weerkeerende repertoire-stukken de schep pingen zijn, die zich voor een opera als opera een lyrische en daardoor begrensde kunstsoort als levenskrachtig hebben bewezen en die worden gekozen, omdat zij een opera-ensemble gelegen heid geven zich ten volle naar zijn aard te ont plooien. Hoevele nieuwe" opera-scheppingen, die hoogerop" wilden, bleken machteloos of konden ?zich slechts door een tijdelijk enthousiasme hanhaven? Reeds met Wagner verbastert de opera, en zij die op zijn voetsporen verder gingen, zonder de inzichten evenwel, die Wagner's routine nog aan Meijerbeer en Rossini dankt (Wagner mag voor deze afstamming nog zoo den neus optrekken !) detoben haar levenslampje geheel uitgeblazen in hèvergeestelijking" harer vitaalste en boeiendste elementen. De Duitsche pers van heden ten dage, chauvinistisch gezind tegen de vreemdelingen, maakt zich boos op de Duitschers, die toch nog naar Faust", Tosca", Guillaume Teil" blijven loopen. Maar men moet naar Faust", Tosca" enz. blijven loopen, wil men de opera weer geheel kunnen ondergaan en genieten. Wat de strenge kunst-philisters van de opera willen is: geen opera meer te zijn. Maar zelfs Richard Strauss kwam van,het muziek-drama terug, en Schreker schreef scheppingen, die bewezen, dat de abstracte muzi kale uitdrukkingen niet de taak van de opera is, al zoekt hij nog een eenigszins fataal werkend com promis. In de Latijnsche landen herleeft thans de com positie der opera bouffe" weer, ingeleid met RaMAX KLOOS vel's nog wat te precieus meesterwerkje , L'Heure espagnole". Vele moderne componisten vinden hun dramatische uitdrukkingsvormen in het panto mimische ballet of in ae scène-muziek, die het tooneel zelf vrij laat. De opera is een lyrische kunstsoort die voorbij is, maar zij heeft in deze kunstsoort inderdaad sublieme scheppingen vermogen voort te brengen (?Carmen" !). Ueze scheppingen zijn zij bewezen het en bewijzen het weaerom haar ware uitingen geweest. Zij hebben alle recht op een vertolking telkens weer, ook in onzen tijd, zooals de klassieke instrumentale werken recht blijven hebben op een vertolking telkens weer, ook in onzen tijd, en het is volkomen juist dat een Nederlandsch opera gezelschap ae vertolking :r van op zich neemt in zijn eigen belang en in dat van den operabezoeker die alleen aoor een echte opera waarlijk te boeien is. Zeker het is interessant en zelfs plicht at zulk een ensemble ons ook op de hoogte houdt van de werken op muziek-dramatisch gebied, die van on zen tijd zijn, doch, dan toch van werken die niet een traditie achterna loopen van wat zich zelf al overleefd heeft, zooals vrijwel de meeste schep pingen in Duitschland na Wagner doen, doch die zelfstandig iets durven uit te arukken, zooals door een nieuwe gedaante van het ballet, voor de be hoefte aan opbouw, regelmaat en evenwicht in dramatischen vorm gebracht. Men zal dit zeer wijdloopige bespiegelingen noe men als inleiding van een opera-voorstelling van Faust" door een Nederlandsche opera. Ik bewonder Gounod en Faust", en een goedgeslaagde, vaardige voorstelling als die van Dins dagavond in de Stadsschouwburg, goed geslaagd vooral door de uitstekende opvatting der Mephistofiguur door Paul Pul, zulk een belangrijke rol, omdat zij de geheele opvoering spanning gee.ft en Faust en Margaretha volkomen doet zien als de marionetten in het spel, waarmede de Helsche Majesteit zijn weddenschap hoopt te winnen, een muziek, die ons betooverde met haar vloeien de, onafgebroken melodieën, aeed mij gevoelen hoe nooaig het is er weer op te wijzen, dat een goede oude opera meer recht heeft op waardeering en meer reden opgevoerd te worden dan een du bieus en langdraoig muziekdrama, hoewel dit met zijn hooge principes een veel gewichtiger air aan neemt en zich een recht op bewondering aanmatigt. De Nederlandsche opera hield met haar voorstelling van Faust," waarin zij krachten als Pul (Mephisto) Morisson (Faust), Gretha Santhagens-Manders (een gevoelige en vaak waarlijk dramatische Margaretha), E. v, d. Ploeg (een minckr gelukkige Valentijn) Celine Alberts (een blijKoaar aebuteerende, maar talent volle Sibel), G. Scheepmakers (Martha) en het dansensemble van Lili Green (voor het ballet) bij een had, een welsprekend pleidooi voor de goede oude opera?en voor haar eigen bestaansgerechtigdheid. CONSTANT VAN WESSEM TENTOONSTELLING VAN WERKEN VAN P. CORNELIS DE MOOR. Frans Buffa en Zonen. De catalogus voor deze tentoonstelling bevat, behalve een elegant vignetje van den exposeerenden kunstenaar op den omslag, eene toelichting, die bedoelt te zijn eene inleiding tot de waar deering zijner werken. Ik geloof niet dat dit korte geschrift uitmunt door een helderen betoogtrant. Maar de kern ervan komt hierop neer: dat voor den beeldenden kunstenaar van thans de tijd voor het nabootsen der natuur voorbij is. De leek, wiens criterium culmineert in den uitroep o, wat natuurlijk!" heeft het mis. De kunstenaar moet in onzen tijd meer dan ooit een visioenair zijn. Hij transponeert, en niet in de eerste plaats dat wat hij ziet, maar dat wat hij voelt. De schilde rijen van de Moor zijn getransponeerde indrukken. De natuur behoort miuüel te zijn, geen doel. Er is tegen deze leer, die immers niet nieuw is, misschien alleen dit in te brengen, dat zij te eng is geformuleerd. Ook in het nabootsen der natuur kan de Moor erkent het half het visioenaire tot zijn recht komen. Maar de Moor's kunstbe lijdenis mag er zijn; zij is noch de minst verhevene, noch de meest voor de hand liggende. Wie haar huldigt, wie zich van haar waarde en haar beteekenis bewust is, moet met recht een ziener" zijn. Hij kijkt door het oog van zijn geest; hij schil dert van binnen uit. Aan de intensiteit van zijn ontroering, het parate van zijn verbeelding, de plastische kracht van zijn visie, zijn vormgevend vermogen, zijn coloristische begaafdheid worden de hoogste eischen gesteld. Zijn toonaard, zijn kleur-complement, zijn rythme, zijn accent (ae woorden zijn van de Moor), mogen andere, meer bewuste zijn dan de gebruikelijxe, iets schoons moet ten slotte ook het resultaat zijn van de samenwerking dezer nieuwe verbindingen. Daar hapert het bij den lateren de Moor. Er is hier een klein schilderijtje uit vroegeren tijd, dat hij De beurs" betitelt en een satyre noemt. De naam schijnt mij te weiüsch, het satyrieke element van een onsmakelijke soort, de belichaming der idee niet gelukkig, des schilders voorstelling van de beurs eenzijaig maar de teekening oer op Indische plastiek geïnspireerde vrouwenfiguur is nobel, de lijn soepel, vast en gevoelig, ae details vooral zijn met liefae verzorgd en ue kleur is fijn en doorschijnend. Wat de iüee aan voornaamheid te kort kwam wordt door de picturale uitvoering gered. Sedert dien tijd zijn de Moor's bedoelingen er niet minder op geworaen. Aan abstracte voorstel lingen, aan begrippen heeft hij getracht vorm te geven, affecties heeft hij willen symboliseeren. Maar met de hoogheid van zijn wenschen heeft zijn kunnen geen gelijken tred gehouüen. De vorm is verslapt, ae lijn vervaagd, de kleur vertroebeld. Te veel heeft hij het verband met de werkelijkheid prijs gegeven; hij is als een peddelaar, die zijn gangmaker verloren heeft; zijn werk zwemt". In denzelfden kunsthandel kunt ge een vroegen J. H. Weissenbruch zien, een gezicht van de duinen op Haarlem; een zon-effect in Ruysdaelschen trant. Het is uiterst zorgvuldig, uiterst nauwkeurig geschilderd. Het beoogde niets zoozeer als de meest trouwe weergave der natuur. Ik zou den heer de Moor willen vragen of het er minder visoenair om is. Wie het verhevene wil, verzake den beganen grond niet. H E N N u s Diensijver i,Eenigen tijd gelden werd te. Eger een man en dien? verloofde gearresteerd." (Hbl,)' Het verbaasde ondergeteekende in hooge mate, temeer daar destijds niet naar diens meening gevraagd is." (Braat) De beide mannen hadden de bedoeling Strijbosch uit den weg te ruimen, ten einde zelf naar Antwerpen te rijden met diens auto." (O. H. C.) Ontzettende berichten Het vleesch wordt verkocht onder toezicht van den veearts of van een door dezen aan te wijzen ambtenaar in stukken van ten hoogste 3 K..G." (K.B. 5 Juni 1920 S. 285) ,,Scheren 15 cent, haarknippen 40 cent, kinderenknippen 25 cent." (Maison Figaro, Rotterdam) Tal van branden heeft de heer Schotten meegemaakt." (Hbl) Levensverzekering Maatschappij tl V A tt U K U" Wllsonspleiu 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl