De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 januari pagina 21

12 januari 1924 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

2t Nieuwe Fransehe Boeken RENÉLALOU ? ~KUttStwerkén worden mondeling of schriftelijk door verschillende groepen van rïfenschen beoor deeld; door kunstenaars zelf, maar dezen zijn soms eenzijdig; door geleerden, die echter wel eens- te verstandelijk te werk gaan; door geboren critici. Ik laat de groote massa koopers, huurders en leeners van romans ter zijde; dezen vragen helaas te veel naar een lach en een traan" en beschouwen kunstenaars als een soort leveranciers; gelukkig nog maar dat ze niet in 't openbaar schrijven. RenéLalou behoort tot de geboren critici, d.w.z. hij heeft de gave om de meest tegenstrijdige gevoelens bewust te kunnen ondergaan en bij anderen te onderscheiden. Zijn eerste boek, over de literatuur van Frankrijk sinds 1870 1), is een handboek; handboeken zijn niet altijd aanbe velenswaardige lectuur. Banale lof voor sinds lang beroemde schrijvers; onvastheid tegenover tijdgenooten zijn hun meest voorkomende fouten, in Frankrijk nog meer dan bij ons. Lalou geeft tot dergelijke verwijten zoo goed als nergens aanleiding. Hem lezend aan n stuk maar zoo moet men deze boeken niet lezen krijgt men alleen wel eens genoeg van zooveel critiek. Critiek in haar zuiversten vorm concludeert niet. Wel verwerpt Lalou de middelmatige en prijst de goede schrijvers, en ook dit is natuurlijk een wijze van concludeeren; maar hij.kiest nooit duide lijk partij waar het betreft den inhoud der werken den inhoud aan gevoelens en gedachten. Dat is trouwens meer de taak van den essayist; deze verwerpt een werk desnoods omdat hij de gevoelens en gedachten van den schrijver niet dtfelt; hij plaatst zich tegenover den schrijver, nttt wien hij een dialoog houdt. Hij heeft daartoe het recht indien hij zorgvuldig zijn consideransen mededeelt en zelf een bijzondere geest is. Niet aldus de criticus; die slechts onderscheidt en rap porteert. Lalou is hier de zuivere criticus, al be merkt men tenslotte toch "wel dat hij tamelijk links staat, en het is daarom beter zijn werk bij kleine gedeelten te. genieten. Dan gevoelt men niet het gemis aan de meësleepende kracht die een betoogend essay soms kan hebben. Lalou is bevredigd als een schrijver intens ge voelt, diep en naar vele richtingen denkt, een krachtigen, maar gematigden, nauwsluitenden stijl schrijft: uitnemende criteria. Het zijn in 't algemeen die van den geletterden Franschman en meer in 't bijzonder van de gro.ep der Nouvelle Revue Francaise. Zijn oordeelvellingen komen tot in onderdeden overeen met die welke men in geiioeijide groep dikwijls hoort uitspreken. Lalou kende," toen hij dit werk schreef, geen van de leiders der Nouvelle Revue Franchise, maar het is sinds lang onder de beschaafde lettré's, welke dit tijdschrift om zich heen schaart, een communis opinio, dat Coppée, Mendès, Jean Richepin, Capus, Lavedan, Bazin, Bordeaux, Bataille, Pierre Benoit alleen aan hun oppervlakkigheid, be perkte geestvermogens, onoprechtheid of gebrek aan oorspronkelijkheid, hun luidruchtigen op gang bij het groote publiek te danken hebben; en zoo heeft op zijn beurt Lalou als vanzelf deze gezonde overtuiging, welke o.a. nog niet tot de Alliance Franchise in Nederland is doorgedrongen, in zijn boek verkondigd, zeer ten profijte van de ware schoonheid. Hoe fijn zegt hij ook aan Rostand, een overigens veel verdienstelijker man, de weinig vleiende waarheid en wijst op de tekort komingen van den anders terecht bewonderden Romarn RoHatid*: fk noem deze namen omdat ze in ons land luid hebben geklonken en nog altijd klinken. Had Lalou niet dezen moeten noemen, genen schrappen? Zulke verwijten moet men schrijvers van handboeken niet maken, wanneer zij, als Lalou, zich blijkbaar degelijk hebben voorbereid (de voorafgaande arbeid dien dit boek van 700 blz. veronderstelt is geweldig) en hun keus hebben bepaald naar hun persoonlijken smaak en wel overwogen inzicht.,Toch opper ik de vraag of hij de dadaïsten, die nog niets goeds hebben uit gericht, niet achterwege had kunnen laten. Hij neemt wel eens de opwelling voor den wil en den wil voor de daad; niet altijd reageert hij genoeg tegen de indrukwekkende verklaringen die sommi ge hedendaagsche schrijvers over zichzelf afleggen, of laten afleggen door hun vrienden. Getuige de plaats die hij inruimt aan Gide; ondanks zijn bijzondere verdiensten bekleedt deze toch niet denzelfden rang als Anatole France, Barrès, Loti, Bourget, Claudel. Maar het.betreft hier zeldzame uitzonderingen: als geheel heeft het boek enorme deugden. De critiek op de poëzie is even goed als die op het proza, wat bijna nooit in critisch werk het geval is; het boek is nagenoeg compleet (alleen het ? naamregister beslaat zes bladzijden); het is bij"; -het is helder, sober en sierlijk geschreven, niet "zelden ook geestig. Van dit laatste nog even een voorbeeld: de stjjl van Péguy wordt verge leken bij Ie bruit d'un moteur qui ne parvient pas a se mettre en route". Wie wel eens iets van Péguy gelezen heeft, zal zich 'hier gewroken voelen, en vroolijk lachen. RenéLalou blijkt ook romanschrijver. Onmid dellijk na den oorlog (1918?1920) schreef hij Le Chef 2); dit is nu uitgekomen, en tegenover het titelblad kondigt hij zes andere werken aan, als zijnde op komst of in voorbereiding. Onder de woorden Le Chef" is de bijtitel confession lyrique geplaatst, omdat het verhaal den vorm van een dagboek heeft, waarin de hoofd persoon zijn eigen gevoelens mededeelt. In dien zin is het lyrisch, niet in den zin van zeer aan doenlijk" of bij uitstek dichterlijk": het is n.l. in de eerste plaats buitengewoon intelligent werk waarmee wij hier te doen hebben. De chef" is een groot legeraanvoerder, die geacht wordt zeshonderd jaar na onzen tijd te leven en een reeks van gebeurtenissen en aandoe ningen door te maken, overeenkomstig aan die, welke het leven van een Ludendorff of een Hindenburg vermoedelijk in de laatste tien jaren vervuld hebben, verondersteld tenminste dat deze beide militairen sterke persoonlijkheden mogen heeten, wat voorloopig bezwaarlijk is uit te maken. Zonder in het minst hun portret te hebben willen ontwerpen, heeft Lalou zich voorgesteld, hoe menschen als zij zich moeten gevoelen in en na een wereldoorlog dien zij verliezen. Hij heeft een nieuwen groeten oorlog bedacht, tusschen gefingeerde naties, waarin men vaag de naties van nu herkent, maar niet meer dan vaag, omdat het boek natuurlijk geen verhandeling over Frankrijk, België, Duitschland mocht schijnen. Lezende denkt men aan diélanden en hun lot, maar leeft toch in een anderen tijd, een andere wereld. Hoewel in dit opzicht reminiscenties en nieuwe verbeelding handig genoeg gemengd zijn, zal de lezer ter -wille van zijn aesthrtisch genoegen er goed aan doen, de actualiteit, die hier verwerkt is, zooveel mogelijk te vergeten. Dit zal hem onge twijfeld gemakkelijker gaan vallen naarmate wij ons van 1918 verwijderen: een goed vooruitzicht voor den schrijver. Trouwens, de geschiedenis, de wereld waarin zij zich afspeelt, zijn natuurlijk niet de hoofdzaak. De hoofdzaak is de figuur van den chef", d.i. van den man die, ten bate van eigen grootheid maar ook van het heil zijner landgenooten, de wereld naar zijn hand wil zetten en hierin ten slotte niet slaagt omdat hij geweld heeft willen gebruiken. Geweld faalt. Slechts overredende denkersmacht kan slagen, slechts eendracht, slechts liefde. Men zie hierin niet een vage predicatie ten- gunste van den vrede; daar voor begrijpt Lalou veel te goed het zieleleven van den nationalistischen militair; men zie er de goed gegrondveste overtuiging in van den man die de twee tegenovergestelde denkwijzen volkomen kent en innerlijk heeft doorleefd. Bovendien, wat hij zegt geldt volstrekt niet alleen voor den oorlog. Le chef is niet een oorlogsboek. Het geldt voor al wat groote persoonlijkheden ondernemen. Le chef is een boek over den grooten mensen tegenover de wereld, hoe hij faalt en hoe hij zal kunnen slagen. Daarin ligt de eminente, algemeen menschelijke beteekenis van dit belang wekkend geschrift. Voordat de chef" leert inzien waarom hij de nederlaag lijdt, moet hij veel doorleven, veel innerlijks en ook enkele conflicten met de buiten wereld. Als zeer goed geschetst kunnen in dit verband genoemd worden de figuren van den traditfbneelen diplomaat baron Horace en van den volksleider Guildstern (de namen zijn aan Shakespeare ontleend); ook het langzaam afbrok kelen van des aanvoerders zelfvertrouwen, zijn langzaam-aan-begrijpen dat hij verliezen zal, omdat zijn zaak onrechtvaardig is, wordt uit nemend gegeven. Lalou schrijft daarbij een zoo ste vige, kort aangebonden, vlugloopende taal, dat wij bijna voortdurend geboeid zijn; bijna, omdat ondanks alles de dagboekvorm, die ons altijd dien eenen schrijvenden man laat zien, zijn bezwaar houdt. Het zal zaak zijn op dezen nog jongen schrijver (hij is pas 33) te letten. Reeds is dit boek, waarin hij overredingskracht en rechtvaardigheidszin tegenover bruut geweld zet en dat daarom ook als het antwoord van de linksche partijen aan de uite'rst rechtsche in alle landen kan beschouwd wor den,een merkwaardig verschijnsel. Wat hij nogmeer uitgeeft, zal er misschien nieuw licht over versprei den: hij schijnt mij toe, tot die auteurs te behooren (er zijn er zoo enkelen) wier werken vooral in hun onderling verband moeten worden genoten. Laat ons hopen, dat zijn toekomstig werk door even nobele gedachten geïnspireerd zal blijken: hij wordt wellicht een helper in den strijd tegen de domme reactie die tegenwoordig een deel van Europa verduistert en die tot op de literaire productie haar kwaadaardige schaduwen ^werpt. JOHANNES TlELROOY 1) Histoire de la littérature frati(aise contem poraine, Crès. fr. 10. 2) Crès, 1923. .. ZOEKT U EEN AARDIG BOEK? Leest U dan eens BOMSTON Oorspronkelijke roman DOOR HERMAN SALOMONSON Prijs ingen. t 3.50, gebonden f 4.50 Wilt U een persoordeel? Hier volgt n uit de Nederl. Bibliografie: Smakelijk en beschaafd geschreven, in een levendigen sprankelenden stijl vol aardige vondsten en wendingen en doorstrooid van even onver wachte als humoristische ver gelijkingen. Daarbij in al zijn luchtigheid een duchtig door werkt boek, waarvoor ernstige bronnenstudie noodig is geweest. Wie dit boek leest, zal verademen. Het is een weldaad in dezen zwaarliterairen tijd, Uitgave van VAN HOLKEMA&WARENDORF AMSTERDAM BOUWT IN HET OOSTERPARK TE BILTHOVEN HtlCHTINGEI VERSTREKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 Het Kerstnummer der Haagsche ? Post wordt smaakvol ingelijst in de Kunsthandel en Ljjstenfabriek G. J. STEGEMAN OVERTOOM 163, TELEFOON 28292 INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 typen -Steno- Talen -Boekhouden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl