De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 januari pagina 4

12 januari 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DÊAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2430 *?,* l NEDERLAND EN DE INDIEN IN DE LAATSTE KWARTEEUW Wanneer men het Off ideële Gedenkboek 1) bij het regeeringsjubileum onzer Koningin heeft doorgebladerd, en daarin gelezen heeft, wat deze hiervan, gene daarvan te vertellen heeft, elk op zijn eigen gebied, wanneer men bespeurt wat een werk daarin is bijeenfebracht, dan moet men den man bewoneren, die het heeft aangedurfd alleen een overzicht van de geschiedenis van zijn tijd te geven. En Dr. te Lintum heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt; weinig is zijn aandacht ontsnapt. Er is niet veel, dat niet meer of minder uitvoerig in het verhaal van Dr. te Lintum is ingevlochten. En wat meer zegt, het boek heeft toch een zekere eenheid naar vorm en inhoud behouden, die het aantrekkelijk maakt om het te lezen. Overal heeft schrijver zijn licht opgestoken, overal heeft hij met levendige belangstelling de ontwikkeling der dingen gevolgd; en wat hij zich door anderen liet vertellen heeft hij verwerkt om het zooveel mogelijk als product van eigen overdenking weer te geven. De warme belangstelling, de persoonlijke inlichtingen, zijn sympathieën leiden wel wat veel soms tot een soort heldenvereering. Dit komt vooral uit in de onderschriften onder de portretten welke er blijkbaar wat haastig zijn bijgeschreven. Hoewel goed be doeld, doet het reclameachtige wel eens wat hinderlijk aan. Waarschijnlijk moeten aan deze haast ook enkele onjuistheden worden geweten: de Indische specialiteit van Deven ter, wiens voornamen in den tekst juist worden vermeld, wordt in het onderschrift bij zijn portret met zijn broeder verwisseld. Dr. J. W. Ijzerman was niet mijningenieur; hij ging als genieofficier naar Indiëen kwam spoedig daarop als spoorwegingenieur in civielen gouvernementsdienst. De raad selen der Zuiderzee" in het onderschrift bij het portret van Prof. Lorentz zullen menigeen even doen glimlachen. Een andere vraag den tekst betreffend: heeft van Waterschoot van der Gracht, de Oud-Directeur der Rijksopsporing van Delf stoffen, zijn ingenieursstudie niet buitenslands volbracht? Hoewel schrijver zich inspant om alles tot zijn recht te doen komen, dringen zich toch menigmaal zijn persoonlijke opvattingen en sympathieën sterk naar voren. Wij denken aan zijn bewondering voor de Vereenigde Staten, die rijzende zon, in wierlichtSuriname 'zich begint te koesteren, en waaraan hij deze kolonie wel zou willen verkoopen, om met de opbrengst aan de uitvoering van de Zuiderzeewerken wat meer spoed te geven. Het Hooger-Onderwijs moet het hier en daar ontgelden; in het bijzonder waar het de aardrijkskunde betreft. Waar schrijver de Handels-Hoogeschool herhaaldelijk noemt, valt het op, dat hij de Amsterdamsche na volging daarvan in de zesde faculteit der Universiteit aldaar blijkbaar vergeten heeft te memoreeren. De kunst in haar verschillende uitingen geniet de bekende warme belangstelling van Dr. te Lintum. En al zal wellicht menig ingewijde op elk afzonderlijk gebied met schrijver van appreciatie verschillen, in ieder geval zal de samenvatting van een en ander in ? een aantrekkelijk en aangenaam geschreven stuk tal van dankbare lezers vinden. Telkens weer brengt schr. de persoonlijk heden naar voren. Menigeen zal verrast zijn over het aantal hunner, dat niet alleen binnen, maar ook buiten onze grenzen zich een naam van beteekenis heeft verworven. Wat de economische ontwikkeling van - Nederland in en buiten Europa betreft, wijst schrijver meermalen op verschijnselen, die een nader onderzoek waard zijn en die dan .ook zeer zeker moeten worden genoteerd, om in de volgende kwarteeuw eens het onder werp voor detailstudie uit te maken. Terecht 1) Nederland en de Indien in de Laatste Kwarteeuw, door Dr. C. te Lintum. (349 blz.). Met vele portretten. Zutphen (Thieme) 1923. Geb. ?4.90. merkt schrijver op, dat het maken van een historisch-geografische kaart van Nederland, aangevende den groei van onze bevolkingscentra eerst van eeuw tot eeuw, later van kwart eeuw tot kwart eeuw b.v. een zeer dankbaar werk zou zijn. Onbillijk schijnt het mij echter toe, dat schr. anderen bepaaldelijk verwijt dit denkbeeld niet reeds eerder tot uitvoering te hebben gebracht. De aandacht heeft het intusschen al wel. Over dit onderwerp is al enkele malen geschreven. Van Eindhoven en zijn uitbreiding sedert 1851 is er b.v. al een schetskaartje te vinden in het Tijdschr. ? v. h. K- N. Aardr. Genootschap (door H. v. Velthoven). En men zal toch met deze beschei den pogingen moeten beginnen. Aan de hand van de meest typische voor beelden illustreert schr. den groei van de bevol king inde verschillende centra. Zoo Rotterdam, dat in twintig jaren zijn bevolking met 200.000 zielen, d.i. met twee derde zag toenemen. En de gemeente Apeldoorn, die in dezelfde twee decennia van 19 op 48.000 zielen kwam; en Emmert van 19 op 41.000! Deze beide gemeenten bewijzen, hoe niet alleen bij de typische steden een snelle bevolkingsaanwas voorkomt. Belangwekkend is het hoofdstuk over gebiedsuitbreiding, de landaanwinning in Zeeland, in het Noorden des lands, en in het bijzonder de Zuiderzeedrooglegging en de nog steeds op uitvoering wachtende Lauwerszeeplannen. Terecht klaagt schr. dat men in dezen ellendigen tijd althans de Zuiderzeewerken met man en macht moest voortzetten. Alle vertraging in dezen kost wellicht meer, dan zij bespaart. Ook de Beemster en later de Haarlemmermeer werden in minder roos kleurige tijden drooggelegd ! Een geheel andere gebiedsuitbreiding had plaats in Nederlandsch-Indië. Daar ging het om uitbreiding van ons gezag. Van de onge veer 350 inlandsche rijkjes, welke er in 1898 bestonden, zijn sedert de meeste direct ge bonden door de Korte Verklaring"; sommiga hebben hun zelfstandigheid geheel verloren en zijn onder ons direct gezag gebracht. Onder de interessantste hoofdstukken be hoort zeker dat onder den sprookjesachtigen titel Hoe de vruchtbaarheid van den grond is toegenomen, hier en over zee". Daarin toont schr. aan, dat de zandboeren veel minder geleden hadden van de depressie van den landbouw in de tachtiger jaren (door de lage tarweprijzen), dan de kleiboeren. Integendeel, toen juist begonnen zij reeds betere aansluiting te krijgen aan het verkeersnet, toen reeds nam het gebruik van betere werktuigen, van hulpmeststoffen toe; sedert werd hun op alle mogelijke manieren kapitaal verschaft op gemakkelijke voorwaarden. Daarbij heeft sedert de organisatie van de plattelanders van boeren en tuinders een waar succes ten gevolge gehad. Ook de betere afwatering in de meest ver schillende deelen van ons land, waarbij de electriciteit in den laatsten tijd belang rijke diensten gaat bewijzen, heeft onschatbaar veel bijgedragen tot de waardevermeerdering van den grond. Van de electrotechniek, welke ook het bedrijf van den boer zal mechaniseeren en intensiveeren verwacht Dr. te Lintum veel in de naaste toekomst. Het verkeer, dat in het Moederland zooveel invloed had op de productiestijging, had niet minder effect op Java. Daar werd het rijsttekort minder; niet door grootere rijstproductie, doch door de teelt van de z.g. tweede gewassen (maïs, peulvruchten, enz.). De waarde daarvan werd zeer veel grooter, doordat de transportmogelijkheid een betere distributie over het eiland verzekerde, en voor een ander gedeelte ook voordeelige export. Thans bestaat het dagelijksch menu van den Javaan, volgens schr., nog maar voor ongeveer een derde uit rijst. Toch is er nog een tekort, dat wordt aan gevuld door aanvoer van rijst uit AchterIndië. De landbouw in Indiëis ook zeer verbeterd door den wetenschappelijken voorlichtings dienst, welken Treub schiep; en door het landbouwonderwijs, dat zijn opvolger Lovink inrichtte meer direct ten behoeve van de inlandsche bevolking. Zeer lezenswaard is het hoofdstuk over de ontwikkeling der industrie in Indië, zoowel als in het Moederland, waarin de ontwikkeling vóór en tijdens den oorlog levendig beschreven wordt. Schr. waarschuwt tegen overijlde protectiemaatregelen nu het na een gulden tijd velen slecht gaat, vooral in het Zuiden des lands. Zoo iets raakt men niet gauw meer kwijt; en dan belemmert liet een gezonde, vrije ontwikkeling. GEZELSCHAPPEN 20-200 PERSONEN gekende keuktn Het verkeer, waarin thans, naast den stoom, de electriciteit en de olie een steeds in betee kenis toenemende rol spelen, wordt in een afzonderlijk hoofdstuk uitvoerig behandeld. Hier, en ook later, wijdt schr. aan de Nederlandsch-Belgische kwesties, in het bijzonder die der Wielingen enkele beschouwingen, die zeker niet ieder met hem zal deelen. Hij zou o.a. de stroomgeul gaarne als grens aan genomen zien. Maar brengt dit de grens bij Delfzijl niet juist tot vlak onder den Nederlandschen wal? Uit het levendig geschreven hoofdstuk over den handel willen we tot besluit enkele regels overnemen: Amsterdam is de eerste handelsstad gebleven (ook volgens de post en t-iegraafdrukte), Rotter dam de tweede, en den Haag is de derde geworden. Zou 't waar zijn ? De ttlite oude Hagenaar wil 't nog niet gelooven, de Rotterdammer (die zoo gaarne smaalt op Haagschen bluf en Haagsche laksheid; óók niet. Maar wie Den Haag bezocht heeft vóór 25 jaar en er thans weer komt, zal 't wél willen aannemen Hij vindt Den Haag ver anderd als geen andere stad. Tusschen de flaneerende menigte der renteniers en oudgasten bemerkt hij de haasfige drukte van zakenleven; in de oude patriciërshuizen rondom het vroeger zoo rustige Buitenhof ziet hij kantoren genesteld, tot op vrij grooten afstand. Reeds vóór den oorlog telde de Residentie tal van banken, cultuur-maatschappijen, levens- en andere verzekeringen, en in den oorlog is dit nog veel sterker geworden Gro ningen heeft zijn rang als derde handelsstad' moeten afstaan, al willen de echte Groningers dit nog niet toegeven. Zouden er in de gansene stad Groningen in een heel jaar wel zooveel millioenen worden omgezet als bij Muller, de Koninklijke" en de Rotterdamsche Bankvereeniging in den Haag in ne maand ? Al kennen wij den handelsomzet in de eerste 15 jaren van Koningin Wilhelmina niet precies, zoo kunnen we toch wel constateeren, dat hij onge looflijk sterk is vooruitgegaan. Een aanwijzing daartoe geeft, zooals wij zeiden, de algemeene invoer. Die bedroeg in 1898 volgens de statistiek ruim 24 millioen ton (van 1000 KG.) en in 1913 meer dan 60 millioen! De invoer tot verbruik" werd in denzelfden tijd opgegeven als gestegen van 1800 tot bijna 4000 millioen gulden en de uitvoer uit het vrije ver keer" als gegroeid van 1500 tot ruim 3000 millioen.' Wij willen het hierbij laten. Wie dit boek wil kennen moet het lezen; niet doorbladeren doch lezen van begin tot einde. En mag men het dan ook niet steeds met den schrijver eens zijn hetzij om hetgeen hij zegt, hetzij om den vorm waarin hij zijn verhaal giet toch zal het boek als geheel bevrediging geven. Men heeft werkelijk de vijfentwintig jaren, die achter ons liggen, nogeens met den schrijver mee beleefd. W. E. B o E R M A De jnafjers en de fnuiters ,,0ns land is fnaf het water gezien zoo innig mooi." (Kamp.) Fnaf die eerste groote gebeurtenis." (Gr.) Ons vertrek fnuit het station." (Tel.) Hij vestigde zich fnuit Duitschland in den Haag." (Middcnst.) Rugpijn Niets bestaat er dat beter is dan Sloan's Liniment. Stilt de pijn snel en zeker. H'»udt het in gereed h t id voor Rheumatiek, Neurale, Ischias, Verstuikingen en andere pijnen. Dringt door zonder inwrijven. Verkrijgbaar bij alle Apotheker* en Drogisten. Prijs ? L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl