Historisch Archief 1877-1940
DÊAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2430
*?,*
l
NEDERLAND EN DE INDIEN
IN DE LAATSTE KWARTEEUW
Wanneer men het Off ideële Gedenkboek 1)
bij het regeeringsjubileum onzer Koningin
heeft doorgebladerd, en daarin gelezen heeft,
wat deze hiervan, gene daarvan te vertellen
heeft, elk op zijn eigen gebied, wanneer
men bespeurt wat een werk daarin is
bijeenfebracht, dan moet men den man
bewoneren, die het heeft aangedurfd alleen een
overzicht van de geschiedenis van zijn tijd
te geven. En Dr. te Lintum heeft het zich
niet gemakkelijk gemaakt; weinig is zijn
aandacht ontsnapt. Er is niet veel, dat niet
meer of minder uitvoerig in het verhaal
van Dr. te Lintum is ingevlochten. En wat
meer zegt, het boek heeft toch een zekere
eenheid naar vorm en inhoud behouden, die
het aantrekkelijk maakt om het te lezen.
Overal heeft schrijver zijn licht opgestoken,
overal heeft hij met levendige belangstelling
de ontwikkeling der dingen gevolgd; en wat
hij zich door anderen liet vertellen heeft hij
verwerkt om het zooveel mogelijk als product
van eigen overdenking weer te geven.
De warme belangstelling, de persoonlijke
inlichtingen, zijn sympathieën leiden wel wat
veel soms tot een soort heldenvereering. Dit
komt vooral uit in de onderschriften onder
de portretten welke er blijkbaar wat
haastig zijn bijgeschreven. Hoewel goed be
doeld, doet het reclameachtige wel eens wat
hinderlijk aan. Waarschijnlijk moeten aan
deze haast ook enkele onjuistheden worden
geweten: de Indische specialiteit van Deven
ter, wiens voornamen in den tekst juist worden
vermeld, wordt in het onderschrift bij zijn
portret met zijn broeder verwisseld. Dr.
J. W. Ijzerman was niet mijningenieur;
hij ging als genieofficier naar Indiëen kwam
spoedig daarop als spoorwegingenieur in
civielen gouvernementsdienst. De raad
selen der Zuiderzee" in het onderschrift bij
het portret van Prof. Lorentz zullen menigeen
even doen glimlachen.
Een andere vraag den tekst betreffend:
heeft van Waterschoot van der Gracht, de
Oud-Directeur der Rijksopsporing van Delf
stoffen, zijn ingenieursstudie niet buitenslands
volbracht?
Hoewel schrijver zich inspant om alles tot
zijn recht te doen komen, dringen zich toch
menigmaal zijn persoonlijke opvattingen en
sympathieën sterk naar voren. Wij denken
aan zijn bewondering voor de Vereenigde
Staten, die rijzende zon, in wierlichtSuriname
'zich begint te koesteren, en waaraan hij deze
kolonie wel zou willen verkoopen, om met de
opbrengst aan de uitvoering van de
Zuiderzeewerken wat meer spoed te geven.
Het Hooger-Onderwijs moet het hier en
daar ontgelden; in het bijzonder waar het
de aardrijkskunde betreft. Waar schrijver de
Handels-Hoogeschool herhaaldelijk noemt,
valt het op, dat hij de Amsterdamsche na
volging daarvan in de zesde faculteit der
Universiteit aldaar blijkbaar vergeten
heeft te memoreeren.
De kunst in haar verschillende uitingen
geniet de bekende warme belangstelling van
Dr. te Lintum. En al zal wellicht menig
ingewijde op elk afzonderlijk gebied met
schrijver van appreciatie verschillen, in ieder
geval zal de samenvatting van een en ander in
? een aantrekkelijk en aangenaam geschreven
stuk tal van dankbare lezers vinden.
Telkens weer brengt schr. de persoonlijk
heden naar voren. Menigeen zal verrast zijn
over het aantal hunner, dat niet alleen binnen,
maar ook buiten onze grenzen zich een naam
van beteekenis heeft verworven.
Wat de economische ontwikkeling van
- Nederland in en buiten Europa betreft, wijst
schrijver meermalen op verschijnselen, die
een nader onderzoek waard zijn en die dan
.ook zeer zeker moeten worden genoteerd,
om in de volgende kwarteeuw eens het onder
werp voor detailstudie uit te maken. Terecht
1) Nederland en de Indien in de Laatste
Kwarteeuw, door Dr. C. te Lintum. (349 blz.).
Met vele portretten. Zutphen (Thieme) 1923.
Geb. ?4.90.
merkt schrijver op, dat het maken van een
historisch-geografische kaart van Nederland,
aangevende den groei van onze
bevolkingscentra eerst van eeuw tot eeuw, later van
kwart eeuw tot kwart eeuw b.v. een zeer
dankbaar werk zou zijn. Onbillijk schijnt het
mij echter toe, dat schr. anderen bepaaldelijk
verwijt dit denkbeeld niet reeds eerder tot
uitvoering te hebben gebracht. De aandacht
heeft het intusschen al wel. Over dit onderwerp
is al enkele malen geschreven. Van Eindhoven
en zijn uitbreiding sedert 1851 is er b.v. al
een schetskaartje te vinden in het Tijdschr. ?
v. h. K- N. Aardr. Genootschap (door H. v.
Velthoven). En men zal toch met deze beschei
den pogingen moeten beginnen.
Aan de hand van de meest typische voor
beelden illustreert schr. den groei van de bevol
king inde verschillende centra. Zoo Rotterdam,
dat in twintig jaren zijn bevolking met 200.000
zielen, d.i. met twee derde zag toenemen.
En de gemeente Apeldoorn, die in dezelfde
twee decennia van 19 op 48.000 zielen kwam;
en Emmert van 19 op 41.000! Deze beide
gemeenten bewijzen, hoe niet alleen bij de
typische steden een snelle bevolkingsaanwas
voorkomt.
Belangwekkend is het hoofdstuk over
gebiedsuitbreiding, de landaanwinning in
Zeeland, in het Noorden des lands, en in het
bijzonder de Zuiderzeedrooglegging en de
nog steeds op uitvoering wachtende
Lauwerszeeplannen.
Terecht klaagt schr. dat men in dezen
ellendigen tijd althans de Zuiderzeewerken
met man en macht moest voortzetten. Alle
vertraging in dezen kost wellicht meer, dan
zij bespaart. Ook de Beemster en later de
Haarlemmermeer werden in minder roos
kleurige tijden drooggelegd !
Een geheel andere gebiedsuitbreiding had
plaats in Nederlandsch-Indië. Daar ging het
om uitbreiding van ons gezag. Van de onge
veer 350 inlandsche rijkjes, welke er in 1898
bestonden, zijn sedert de meeste direct ge
bonden door de Korte Verklaring"; sommiga
hebben hun zelfstandigheid geheel verloren en
zijn onder ons direct gezag gebracht.
Onder de interessantste hoofdstukken be
hoort zeker dat onder den sprookjesachtigen
titel Hoe de vruchtbaarheid van den grond
is toegenomen, hier en over zee". Daarin
toont schr. aan, dat de zandboeren veel minder
geleden hadden van de depressie van den
landbouw in de tachtiger jaren (door de lage
tarweprijzen), dan de kleiboeren. Integendeel,
toen juist begonnen zij reeds betere aansluiting
te krijgen aan het verkeersnet, toen reeds nam
het gebruik van betere werktuigen, van
hulpmeststoffen toe; sedert werd hun op
alle mogelijke manieren kapitaal verschaft
op gemakkelijke voorwaarden. Daarbij heeft
sedert de organisatie van de plattelanders
van boeren en tuinders een waar succes ten
gevolge gehad.
Ook de betere afwatering in de meest ver
schillende deelen van ons land, waarbij de
electriciteit in den laatsten tijd belang
rijke diensten gaat bewijzen, heeft onschatbaar
veel bijgedragen tot de waardevermeerdering
van den grond. Van de electrotechniek, welke
ook het bedrijf van den boer zal
mechaniseeren en intensiveeren verwacht Dr. te
Lintum veel in de naaste toekomst.
Het verkeer, dat in het Moederland zooveel
invloed had op de productiestijging, had niet
minder effect op Java. Daar werd het
rijsttekort minder; niet door grootere
rijstproductie, doch door de teelt van de z.g.
tweede gewassen (maïs, peulvruchten, enz.).
De waarde daarvan werd zeer veel grooter,
doordat de transportmogelijkheid een betere
distributie over het eiland verzekerde, en
voor een ander gedeelte ook voordeelige export.
Thans bestaat het dagelijksch menu van
den Javaan, volgens schr., nog maar voor
ongeveer een derde uit rijst.
Toch is er nog een tekort, dat wordt aan
gevuld door aanvoer van rijst uit
AchterIndië.
De landbouw in Indiëis ook zeer verbeterd
door den wetenschappelijken voorlichtings
dienst, welken Treub schiep; en door het
landbouwonderwijs, dat zijn opvolger Lovink
inrichtte meer direct ten behoeve van de
inlandsche bevolking.
Zeer lezenswaard is het hoofdstuk over de
ontwikkeling der industrie in Indië, zoowel
als in het Moederland, waarin de ontwikkeling
vóór en tijdens den oorlog levendig beschreven
wordt. Schr. waarschuwt tegen overijlde
protectiemaatregelen nu het na een gulden tijd
velen slecht gaat, vooral in het Zuiden des
lands. Zoo iets raakt men niet gauw meer
kwijt; en dan belemmert liet een gezonde,
vrije ontwikkeling.
GEZELSCHAPPEN 20-200 PERSONEN
gekende keuktn
Het verkeer, waarin thans, naast den stoom,
de electriciteit en de olie een steeds in betee
kenis toenemende rol spelen, wordt in een
afzonderlijk hoofdstuk uitvoerig behandeld.
Hier, en ook later, wijdt schr. aan de
Nederlandsch-Belgische kwesties, in het bijzonder
die der Wielingen enkele beschouwingen,
die zeker niet ieder met hem zal deelen. Hij
zou o.a. de stroomgeul gaarne als grens aan
genomen zien. Maar brengt dit de grens
bij Delfzijl niet juist tot vlak onder den
Nederlandschen wal?
Uit het levendig geschreven hoofdstuk over
den handel willen we tot besluit enkele regels
overnemen:
Amsterdam is de eerste handelsstad gebleven
(ook volgens de post en t-iegraafdrukte), Rotter
dam de tweede, en den Haag is de derde geworden.
Zou 't waar zijn ? De ttlite oude Hagenaar wil
't nog niet gelooven, de Rotterdammer (die zoo
gaarne smaalt op Haagschen bluf en Haagsche
laksheid; óók niet. Maar wie Den Haag bezocht
heeft vóór 25 jaar en er thans weer komt, zal 't
wél willen aannemen Hij vindt Den Haag ver
anderd als geen andere stad. Tusschen de
flaneerende menigte der renteniers en oudgasten bemerkt
hij de haasfige drukte van zakenleven; in de
oude patriciërshuizen rondom het vroeger zoo
rustige Buitenhof ziet hij kantoren genesteld,
tot op vrij grooten afstand. Reeds vóór den oorlog
telde de Residentie tal van banken,
cultuur-maatschappijen, levens- en andere verzekeringen, en in
den oorlog is dit nog veel sterker geworden Gro
ningen heeft zijn rang als derde handelsstad'
moeten afstaan, al willen de echte Groningers dit
nog niet toegeven. Zouden er in de gansene stad
Groningen in een heel jaar wel zooveel millioenen
worden omgezet als bij Muller, de Koninklijke"
en de Rotterdamsche Bankvereeniging in den Haag
in ne maand ?
Al kennen wij den handelsomzet in de eerste 15
jaren van Koningin Wilhelmina niet precies, zoo
kunnen we toch wel constateeren, dat hij onge
looflijk sterk is vooruitgegaan. Een aanwijzing
daartoe geeft, zooals wij zeiden, de algemeene
invoer. Die bedroeg in 1898 volgens de statistiek
ruim 24 millioen ton (van 1000 KG.) en in 1913
meer dan 60 millioen!
De invoer tot verbruik" werd in denzelfden
tijd opgegeven als gestegen van 1800 tot bijna
4000 millioen gulden en de uitvoer uit het vrije ver
keer" als gegroeid van 1500 tot ruim 3000 millioen.'
Wij willen het hierbij laten. Wie dit boek
wil kennen moet het lezen; niet doorbladeren
doch lezen van begin tot einde. En mag men
het dan ook niet steeds met den schrijver eens
zijn hetzij om hetgeen hij zegt, hetzij om
den vorm waarin hij zijn verhaal giet toch
zal het boek als geheel bevrediging geven.
Men heeft werkelijk de vijfentwintig jaren, die
achter ons liggen, nogeens met den schrijver
mee beleefd.
W. E. B o E R M A
De jnafjers en de fnuiters
,,0ns land is fnaf het water gezien zoo innig
mooi." (Kamp.)
Fnaf die eerste groote gebeurtenis." (Gr.)
Ons vertrek fnuit het station." (Tel.)
Hij vestigde zich fnuit Duitschland in den
Haag." (Middcnst.)
Rugpijn
Niets bestaat er dat beter is dan
Sloan's Liniment. Stilt de pijn
snel en zeker. H'»udt het in
gereed h t id voor Rheumatiek,
Neurale, Ischias, Verstuikingen
en andere pijnen. Dringt door
zonder inwrijven.
Verkrijgbaar bij alle Apotheker*
en Drogisten. Prijs ? L