De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 januari pagina 13

19 januari 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

fe AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 LOUIS BOUWMEESTER als de Rebbe in Vriend Fritz" SCHILDERKUNST-KR ONIEK PIET VAN WIJNGAERDT (Suasso-Museum, Amster dam^. Bij de opening van de tentoonstelling der wer ken van Piet van Wijngaerdt en van Th. A. Vos werd mij gevraagd de Moderne of Tegenwoordige kunst in het kort te schetsen, en haar typeerende kenmerken duidelijk te maken. Ik deed dat door de volgende stellingen. 1°. De moderne kunst is tragisch en romantisch; 2°zij is psychologisch altijd belangrijk; 3°zij is uit op een gebouwde" .synthese; 4°zij wil het vlak zoo ongeschonden mogelijk bewaren. Ik meen niet, dat deze stellingen, wanneer wij rond ons zien, vatbaar zijn voor met redenen omkleed e tegenspraak. Maar daarom, om die vier stellingen, gaat het hier, in dit artikel, toch niet. Een der toehoorders, vol goeden wil, vroeg mij hem in zijn bereidwilligheid, de moderne kunst te begrijpen, te helpen. Zulke hulp is altijd moeielijk, en bij - afwezigheid van den zin voor plastische kunst natuurlijk vruchteloos. Maar het laatste meen ik in dit geval niet te mogen veronderstellen op mij rust dus de plicht van eenigen uitleg. Wat is de grootste moeilijkheid voor hen, die grootgebracht zijn met de kunst onzer voorgan gers, en die dus tegelijk met deze voorgangers leefden? Het is natuurlijk het moeiiijkste, dat hen -bemoeielijkte: hét verstaan van een nieuwe gees tesgesteldheid. En zonder dat is toch alle pogen ? de nieuwe kunst te verstaan vergeefsch. Het is eeh nieuwe vorm, die 'den nieuwen gaest uitdrukt. Zij staan bevreesd voor den nieuwen vorm, dien hun oogen zien en die anders is dan. de hun bekende vormen (uit een hun eigen geest ontstaan!) Zij staan hulpeloos voor den vorm, voor de kleur. De vorm van dezen tijd is grooter dan die van den voorgaanden tijd. Hij neemt al lerlei détails in zich op, die een vorige tijd détail na détail aftelde; de nieuwe vorm rijst daardoor voor oogen, gewend aan het vroegere, als plomp en overdreven, reusachtig. Maar dat is iets dat ze met goeden wil toch nog wel de baas kunnen. Evenzeer zou hun dat kunnen lukken met het romantische (ze kunnen denken aan Jozef Israëls) ?en desnoods met het tragische, dat een steeds hervatten, onopgegeven, strijd (en wat is anders het menschelijke?) symboliseert. Maar ze voelen, staand voor de moderne kunst, nog iets anders, wat ze niet kunnen of zeer moeilijk kunnen er kennen; ze missen iets, en ze weten niet wat ze daarvoor in de plaats kregen. Wat ze missen is het sterke spel der derde afmeting, het sterke spel der diepte, het zoo geheeten schuiven der plan nen" en daarmee zijn ze grootgekweekt. Wat ze in de plaats daarvoor kregen, is een meer groot-gebouwd schilderij; een schilderij met grootere kleurvlekken, welke kleurvlekken deelen zijn van een mozaiek, bestaande uit vormen-kleuren. Deze kleurvlekken zijn niet ontstaan, toevallig, in een nabootsing van de natuur; ze zijn bewuster gemaakt, meer begrepen, bewuster geschikt. Deze bewustheid is het bouwend element, dat de tegen woordige schilders in hun werken invoeren; ze zijn in zekeren zin dus ook bouwmeesters; ze zijn schilders uit een'tijd, die een bouwkunst bezit. Dit bouwen" geeftaanleidingtot,vergemakkelijkt iets anders. Het is een onmiskenbaar feit, ge be hoeft maar even rond u te zien, dat tegenwoordig J..VAN^HERWIJNEN een aantal werken zich neigen tot, of in we zen zijn: muurschilde ringen. Een muurschil dering, zooals de bouw kunst die begrijpt, is een schildering, die het door den architekt'ge geven vlak versiert, maar niet sctient. De tegenwoordige schilders beschilderen hun doek (een vlak !) dus zooda nig, dat die vlakwerking steeds wordt ge voeld, of liever blijft. Ze bereiken dit in hun tragische en romanti sche kunst, door de synthetisch-gegeven vormen-kleuren als dee len van een mozaiek te hanteeren, en ze zijn daar-om niet belust op het spel-der-diepte, zoo als de vroegeren. Ze hebben, om zulk doel te bereiken met zulke groote vormen-kleurvlekken, weer te maken met de richtingen der ..i lijnen, die ontstaan; "* met den aard der vor- , men, die zij gebruiken. Dit zet hen tot den ken, en ze worden voller van overweging dan de vroegeren waren (dikwijls lyrische nabootsers van het landschap). Ge begrijpt, dat eenmaal een stap op dit pad gezet, enkelen verder gaan, en een wiskundigen ondergrond zoeken in de spon tane eerste notitie; dit worden volledige bouw meesters" in de schilderkunst Hiermee hoop ik eenigszins mijn welwillenden ondervrager op de tentoonstelling der werken van Piet van Wijngaerdt te zijn tegemoet gekomen. Of alles hem helder door deze korte uiteenzetting is geworden? ik zeide reeds: het is moeilijk, op gevoed in een anderen geest, een nieuwen geest van een anderen tijd te verstaan en een nieuwe richting van het gevoel, geopenbaard in de kunst werken, na te voelen is immers een zeer zware taak Maar na dezen uitleg is het werk van den schilder Piet van Wyngaerdt te karakteriseeren. Piet van Wyngaerdt is ongetwijfeld een schilder, bij wien verschillende der eigen schappen van de tegenwoordige periode te er kennen zijn. Ten eerste is zijn figuur steeds tra gisch; ook is zijn werk steeds romantisch", in dien zin, dat natuur en mensen een doorgaande eenheid zijn. Ten tweede is, zooals bij alle mo dernen, het psychologische in de figuur, bij hem als vanzelfsprekend, ten derde is hij synthetisch, in den zin, dat hij den nieuwen vorm vond, die in zich de eigenschappen saambindt van de vele kleine vormen, die dien grooten vorm beziel den. Die nieuwe groote vorm is dus niet een zooveel malen vergroote kleine vorm; hij is een nieuwe grootgehouden vorm, waaruit het wezen der kleine vormen zou kunnen worden afgeleid.... Maar natuurlijk bevat het werk van Piet van Wijngaerdt (al merkt ge er invloeden in) typischpersoonlijke karaktertrekken. De grootste daar van is de kleur: sterk, diep.blauw, overeenkomstig groen, en onbeschroomde oranjes etc. Er zijn persoonlijke trekken in het psychologische, uit gedrukt door den bouw van de gezichten en de handen o.a.; er zijn persoonlijke trekken inden synthetischen vorm, waarin hij plotseling teeder kan zijn Het best vindt ge deze eigenschappen te zien gegeven in den Schipper", het schilderij met de vlaggen (No. 5) in denjager in de sneeuw (No. 19) in den zwaren maaier, toch dramatisch; in een zelfportret (No. 18). Een stoute samenstelling is No. 30 (met de oranjezeilbooten). Hiernaast zijn te noemen: gladiolus (No. 8; gevoelig) Jong meisje (No. 11; eigenaardig gamma; de blauwe cineraria; een landschap (No. 28); een lucht boven gebouwen en geboomte); zonnebloemen tegen grijzen grond; een bladplant; een zittende man; aronskelken.... In alles vindt ge een moderne, den colorist. F. SMISSAERT, BIJ KLEYKAMP, DEN HAAG. Het trof mij laatst bij de beschouwing van de werken van Toorop, W. Van Konijnenburg en van Jan Sluyters, drie zoozeer verschillende schil ders, dat de Christus, door ieder gegeven naar zijn aard, inzicht en verlangen, in hun schilderijen een gezocht en geliefd onderwerp was geworden, of dat was aan 't worden. Zij zagen den Christus als god of als verslagen mensch, of als een doode, dor en rank als een dor, lang stuk hout. Zij zagen den ^Christus, allen, zelfs Toorop, uit Collioure Voor het Gemeentemuseum van Moderne Kunst te 's Gravenhage is een^schilderij van onzen landgenoot Jan van Herwijnen, waarvan _ wijjiier de^reproductie geven, aangekocht dezen tijd, wanneer zij die figuur het meest wer kelijk gaven. Zóó ziet Smissaert den Christus niet; hij ziet hem op een manier, zooals een mild-gezinde, menschlievende godgeleerde hem in een protestantsch land een tijd geleden kon zien; hij ziet den Christus als een milde moderne" dominéhem voor zijn oogen of zeker in zijn gedachten zou kunnen zien wandelen,bij en tusschen de menschen, maar liefst toch eenzaam. En wanneer we tastbaar het verschil zouden willen doen gevoelen tusschen dezen grooten tijd en een voorgaanden, milden maar kleineren tijd, dan zouden we op de verschillende Christusfiguur van de drie schilders en van den eenen schilder slechts duidelijk hebben te wijzen. En het is niet te ontkennen, al worde het nog zoo zacht gezegd tegenover Smissaert, dat wij in onzen groo ten en bitterder nood zijn Christus niet verdragen, en dat zijn eenzame ,milde wandelaar ons lijkt te staan buiten de wezentlijkheden, niet geboetseerd noch gebootst uit het onmiddellijke, dringende leven, maar slechts een eer zwakke illustratie is van een figuur uit een eer zwak boek. De Christus van Smissaert is te bleek-ethisch; hij mist nerf en spanning; hij zou geen wisselaars (en hoevele zijn niet wisselaars in dezen tijd !) den tempel uit slaan in toorn; hij is geen man, maar een dichter lijk jongeling op de straat der dominé's?en wij zijn dezen dichterlijken jongelingen ontgroeid; hij is te zwak gebleken; de Christus voor dezen tijd mag geen zacht hanteerder wezen; hij moet ten eerste groot zijn, en zijn liefde sterk van handen, anders kan zij al 't verlangen niet tillen noch al ons leed. En het is typisch hoe bij den milden Stillen Drentelaar van Smissaert de handen altijd zwak zijn; in die vormens chuilt de bekentenis van de onmacht dezer figuur (zie b.v. 15 etc.). De weinige schilderijen, die ik dan ook maar te noemen heb van deze tentoonstelling, zijn geen met de Christusfiguur, al is die welke het kleine lam draagt niet onvermeld te laten om zijn vrouwelijke teederheid. Ik wil van de werken alleen note,eren: Opstanding (uit 1905) met de lucht die leeft, en met de kruisen van het kerkhof, haast drama tisch," handelend, geworden; dan de Stad der Dooden (1915) om het teedere; de Laan (uit 1916) om de stemming bereikt door het ne gaande figuurtje (Smissaert geeft dikwijls maar n figuur ook in zijn duinlandschappen) hoewel in die Laan de kleur niet smetteloos is; ten slotte de Bruid, een bloeiende boom (uit 1916). PLASSCHAERT UIT DE HOOGESCHOOL DER JOURNALISTIEK Zooals de heer Vervier tot een bisschop durft spreken. zou een rechtgeaard Katholiek 20 jaar geleden kippenvel bezorgd hebben." (H. P. ,,Het schip slaagde er in de haven te bereiken en deelde mede van twee andere booten seinen te hebben untva*ngen, die in nood vsrke^rden." (Te/.) 't Is voor een poosje geleden in de Houtstraat ge beurd." (O. H, C.) Het zal zaak zijn dergelijke toestellen imperatief voor te schrijven " (Hol.) Kunstzaal Carel van Lier naast liet Postkantoor te LAREN (N.H). Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst Schilderijen Kunstnijverheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl