De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 januari pagina 19

19 januari 1924 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

AMéfE$DAMMÉR, WÊKBLAb VÓÓR NEDERLAND 19 l ?';,Op den Bcoaomischen Uitkijk DE NOODIGE~HERVORMING Wij kennen allen de voor velen steeds pakken de voorstelling van den gelukzaligen coupon knipper, den welgedanen kapitalist, die anderen voor zich laat zwoegen en slaven, zelf niets doet dan door periodieke hante ring van de schaar zich het genot der gemakkelijk gewonnen inkom sten verzekeren en zijn vermogen liefst nog ver meerderen. In het nummer der Groene van 29 De cember 1.1. schetste de begaafde schrijfster der Bijkomstigheden" in haar gevoelig proza den man, bezig in zijn vreemd bedrijf": hij voelt zich wel wat onbehagelijk, want de wereld is zoo onwezenlijk" geworden en als nu plotseling het gewelf van den safe boven hem instortte, dan zou mj dit toch wel een bizpnder ongelukkig oogenblik vinden om te sterven, immers hij zou zich toch wel j.erg schamen, als hij zoo met zijn couponschaar in zijn hand, plotseling in de eeuwigheid stond".. Natuurlijk is het Annie Salomons' goed recht ons het beeld te suggereeren van den op heeterdaad in ft^mjj betrapten couponknipper. Waarschijn lijk beriooreh de uitgaven van het Centraal Bureau "Voor de Statistiek evenzeer, als belasting-cijfers, beursnoteeringen en staatsbegrootingen tot die bijkomstigheden", waaraan zij bij voorkeur haar aandacht niet wijdt. Maar wij hier, in onze rubriek Financiën en Economie" kunnen zulke documen ten niet ter zijde leggen en moeten wel, in ons nuchter proza, rekening houden met wat zij ons toeren. Zij doen bij ons de vraag rijzen, of die zich rijk knippende man in het safe-kamertje niet meer en meer gaat behooren tot de legendarische wezens van den goeden, ouden tijd", althans tot een met uitsterving bedreigd ras. Wat wij het noodigst hebben en wat ons het meest ontbreekt is het klaar besef van onze algemeene verarming. Alleen dat besef kan er ons toe brengen, alles te offeren, wat wij opofferen moeten om ons aan dien staat van nationale ver arming te ontworstelen. Zoolang wij niet zien, niet willen inzien, hoezeer wij na het laatste nor male" jaar 1914, geraakt zijn in den abnormalen toestand van een volk, dat'groote verliezen heeft geleden en geen kans ziet ze in te verdienen, een volk, dat over de grens van zijn vermogen leeft; zoolang zullen wij niet dénoodzakelijkheid er kennen van ingrijpende wijzigingen in ons staats bestel en in onze yolkshuishouding, wijzigingen, waar wij tegen opzien, omdat bij het aanbrengen daarvan heilige huisjes omver gewsrpen moeten worden; wijzigingen dus die we ons alleen getroos ten zullen, als we heel sterk er van doordrongen zijn dat we zonder die nooit uit deze diepe inzin king kunnen komen. De schijn van welvaart, dien wij ophouden, be. driegt menigeen. Een oppervlakkig oordeelend vreemdeling, die ons land bereidt, zal van de in zinking niet veel bemerken. Hij mist punten van vergelijking. Hem zal het verschil ontgaan tusschen bijv. de Rotterdamsche havenbeweging voorheen en thans. Aan uiterlijke teekenen van depressie zal hij voorbijgaan zonder ze op te merken. Hier in den Haag toevende, zal hij de in trek zijnde ;te&rooftls met strijkjes^druk bezet vinden en ook elders zal hij niet veel van versobering" bespeu ren, dus geen beeld van depressie krijgen. Maar zoo hij zijn oogen den kost geeft, kan hij toch zien hoeveel heerenhuizen" op de beste standen der residentie te koop staan (niet zien kan hij, hoeveel ander er te koop zijn), panden, die in normale" tijden 'n halve ton golden of daaromtrent, en welker bewoners wachten van maand op maand op een liefhebber, die niet al te veel beneden dien vroegeren prijs gaan wil, opdat hun den eigenaars-?bespaard blijve het kapitaalverlies op de balanswaarde, hetwelk hun in dezen tijd zoo uiterst ongelegen komt, terwijl zij toch ook wel begrijpen, dat ze niet, om dit verlies te ontgaan, veel langer in dit hun te duur geworden huis kun nen blijven Verschijnselen als deze ontgaan den vreemdeling en met hem velen onzer; toch spreken zij een duidelijke taal. En verwonderlijk zijn die verschijn selen ook niet, zelfs zeer verklaarbaar. Want in deze huizen wonen de fameuse couponknippers", die zich schamen zouden als zij met de schaar in de hand tegenover de eeuwigheid stonden Ik denk, dat veeleer andere gedachten hen bij die besogne zullen bezighouden. Alweer mis", zullen zij'zuchten, wanneer zij uit den effectentrommel een couponblad te voorschijn halen, dat hun op den e. v. vervaldag zekere rente belooft. Een beste DIERSTUDIE Teekening voor de Amsterdammer' door H. Verstijnen DE ANTI-SEMIET onderneming was het; iedereen ging er in", geen speculatief gokfondsje, maar een naar het scheen goed-gesecureerde obligatielening van een oude, gevestigde zaak. Maar den laatsten tijd klonken booze geruchten: malaise, te dure exploitatie bij dalenden omzet; verlies van afzet-gebied; recon structie en reorganisatie; statutenwijzigingen; vergaderingen van de leiders met de trustee der obligatiehouders, die uitstel van couponbetaling zouden moeten gedoogen; rente-verlaging en af stempeling op de obligaties tot op 50 pCt., waar tegenover een preferent aandeel voor het prijsgegevene zal worden verstrekt.... Fantaisie of werkelijkheid, dit beeld? En, uit de safe thuisgekomen, vindt de coupon knipper zijn belasting-aanslag met de ontstellende cijfers van het bedrag, dat de fiscus, gezien art. zooveel en zooveel der wet enz. van hem vordert.. Dan informeert hij, of er altemet een liefhebber voor het huis is geweest, want hij is deor een en ander weer 'n beetje meer murw geworden en zal toch liever op het pand maar wat laten vallen" om te eerder van den duren rompslomp bevrijd te wezen. Middelerwijl zint hij op middelen om zijn budget in evenwicht te houden (of te brengen) en gaat na, op welke posten hij wat besparen kan. Eene beperking van uitgaven, die zich economisch laat vertalen als voortschrijdende onder-consumtie", als verder gaande vermindering van arbeids gelegenheid, dus als -toeneming van werkloosheid. Bij dit alles spreek ik nog niet eens van kapi taalvorming, hoezeer die in onze als in elke volks huishouding volstrekt onontbeerlijk is om nieuwe welvaartsbronnen te openen, om nieuwe arbeids gelegenheid'te scheppen, volstrekt onontbeerlijk inzonderheid in een land als het onze, welks be volking in de laatste decenniën zoo sterk aanwast en dat dus op het bereikte peil niet kan blijven staan, indien wij, als geheel, als volk, voor de toekomst en haar eisenen niet die reserves" kweeken, die door kapitaalvorming worden tot stand gebracht, wat niet geschiedt, indien de nering door de (ver)tering wordt opgeslokt en wij huiselijk gezegd niets overhouden". Dan leven wij, als volk, van de hand in de tand....". En zijn wij reeds niet zoover gekomen? Is het niet een feit, dat de eisenen van den fiscus kapi taalvorming tegengaan? Sterker: is het niet een feit, dat velen er geen kans toe zien den fiscus te voldoen zonder hun kapitaal aan te spreken. Hier is van vorming" afgezien interen het woord. Dit en nog zoo een en ander in die lijn moeten we bedenken, als wij ons rekenschap willen geven van onze nationale verarming en van haar ver scherping door onze veel te dure staatshuishouding. Ik wees er een vorig maal reeds op, dat als verschil tusschen de buitengewone staats-uitgaven en -inkomsten volgens de begrooting voor 1914 uit leeningen te bestrijden viel ongeveer 10y2, volgens die voor 1924 meer dan 75 millioen gulden. Een berekening der netto"-uitgaven van het Rijk (d. i. na aftrek van restitutiën en bijdragen) wijst uit volgens de door mij hier besproken brochure der Centrale Commissie voor de Bezuiniging , dat die uitgaven voor 1914 waren plm. 2121/4) voor 1924: GOG1^ millioen, dus 3941/, meer ! Aan directe belastingen brachten wij in 1914 op: ? 51.330.000.?; tien jaar later: ?135.959.000.?. In die tien jaren steeg onze bevolking van ruim 6.212.000 op ongeveer 7.200.000 zielen. Op ons bedrijf der posterijen, telegraphie en telephonie leggen wij een bedrag toe, dat over 1924 ruim 4 millioen gulden ongunstiger zijn zal dan de uit komst over 1914 was, een resultaat, dat zeker niet door prijsverlaging van de diensten is verkregen ! Het tekort op ons spoorwegbedrijf (hetwelk als crisis-uitgaaf" ten laste van den Staat komt) zal over 1923 zoo om en nabij de 33 millioen zijn. Is het wonder, dat, op zulk een voet ingericht, ons staatshuishouden den fiscus dwingt, offers van de burgers te vergen, die dezen niet dan met groot bezwaar kunnen opbrengen, zoodat de ver plichting daartoe kapitaalvorming tegengaat en zelfs kapitaalvernietiging in de hand werkt? Neemt men daarbij in aanmerking de ook overigens on gunstige factoren vaneconomischen aard, waaron der wij gebukt gaan, dan wekt het geen verbazing, wanneer het Centraal Bureau voorde Statistiek ons voorcijfert op grond der aanslagen in de Ver mogensbelasting in het tijdvak van l Mei 1922 tot l Mei 1923 dat ons nationaal vermogen met ongeveer l miüiard is verminderd (ongerekend de buiten die belasting vallende vermogens beneden / 16.000.?). Niet verbazingwekkend, doch wel zeer zorgwekkend. Ziedaar de thermometer van ons kapitaalverlies. Feiten als deze moeten wij onder de oogen zien, om te handelen naar de les, die wij daaruit moeten putten. De feiten zijn ernstig en ernstig is de les. Wat wij te doen hebben? Een grondige herziening van ons budget; ingrijpende maatregelen. En dat liefst zoo spoedig mogelijk. Want elke dag uitstel verzwaart de last. Niet de gemoedsrust van den couponknipper is hier in 't spel, maar het herstel onzer diep geschokte volkswelvaart. S M l S S A E R T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl