Historisch Archief 1877-1940
AMéfE$DAMMÉR, WÊKBLAb VÓÓR NEDERLAND
19
l
?';,Op den Bcoaomischen Uitkijk
DE NOODIGE~HERVORMING
Wij kennen allen de voor velen steeds pakken
de voorstelling van den gelukzaligen coupon
knipper, den welgedanen kapitalist, die anderen
voor zich laat zwoegen en slaven, zelf niets doet
dan door periodieke hante ring van de schaar
zich het genot der gemakkelijk gewonnen inkom
sten verzekeren en zijn vermogen liefst nog ver
meerderen. In het nummer der Groene van 29 De
cember 1.1. schetste de begaafde schrijfster der
Bijkomstigheden" in haar gevoelig proza den
man, bezig in zijn vreemd bedrijf": hij voelt
zich wel wat onbehagelijk, want de wereld is zoo
onwezenlijk" geworden en als nu plotseling het
gewelf van den safe boven hem instortte, dan zou
mj dit toch wel een bizpnder ongelukkig oogenblik
vinden om te sterven, immers hij zou zich toch wel
j.erg schamen, als hij zoo met zijn couponschaar
in zijn hand, plotseling in de eeuwigheid stond"..
Natuurlijk is het Annie Salomons' goed recht
ons het beeld te suggereeren van den op heeterdaad
in ft^mjj betrapten couponknipper. Waarschijn
lijk beriooreh de uitgaven van het Centraal Bureau
"Voor de Statistiek evenzeer, als belasting-cijfers,
beursnoteeringen en staatsbegrootingen tot die
bijkomstigheden", waaraan zij bij voorkeur haar
aandacht niet wijdt. Maar wij hier, in onze rubriek
Financiën en Economie" kunnen zulke documen
ten niet ter zijde leggen en moeten wel, in ons
nuchter proza, rekening houden met wat zij ons
toeren. Zij doen bij ons de vraag rijzen, of die zich
rijk knippende man in het safe-kamertje niet meer
en meer gaat behooren tot de legendarische wezens
van den goeden, ouden tijd", althans tot een met
uitsterving bedreigd ras.
Wat wij het noodigst hebben en wat ons het
meest ontbreekt is het klaar besef van onze
algemeene verarming. Alleen dat besef kan er
ons toe brengen, alles te offeren, wat wij opofferen
moeten om ons aan dien staat van nationale ver
arming te ontworstelen. Zoolang wij niet zien,
niet willen inzien, hoezeer wij na het laatste nor
male" jaar 1914, geraakt zijn in den abnormalen
toestand van een volk, dat'groote verliezen heeft
geleden en geen kans ziet ze in te verdienen, een
volk, dat over de grens van zijn vermogen leeft;
zoolang zullen wij niet dénoodzakelijkheid er
kennen van ingrijpende wijzigingen in ons staats
bestel en in onze yolkshuishouding, wijzigingen,
waar wij tegen opzien, omdat bij het aanbrengen
daarvan heilige huisjes omver gewsrpen moeten
worden; wijzigingen dus die we ons alleen getroos
ten zullen, als we heel sterk er van doordrongen
zijn dat we zonder die nooit uit deze diepe inzin
king kunnen komen.
De schijn van welvaart, dien wij ophouden,
be. driegt menigeen. Een oppervlakkig oordeelend
vreemdeling, die ons land bereidt, zal van de in
zinking niet veel bemerken. Hij mist punten van
vergelijking. Hem zal het verschil ontgaan tusschen
bijv. de Rotterdamsche havenbeweging voorheen
en thans. Aan uiterlijke teekenen van depressie
zal hij voorbijgaan zonder ze op te merken. Hier
in den Haag toevende, zal hij de in trek zijnde
;te&rooftls met strijkjes^druk bezet vinden en ook
elders zal hij niet veel van versobering" bespeu
ren, dus geen beeld van depressie krijgen. Maar
zoo hij zijn oogen den kost geeft, kan hij toch zien
hoeveel heerenhuizen" op de beste standen der
residentie te koop staan (niet zien kan hij, hoeveel
ander er te koop zijn), panden, die in normale"
tijden 'n halve ton golden of daaromtrent, en
welker bewoners wachten van maand op maand
op een liefhebber, die niet al te veel beneden
dien vroegeren prijs gaan wil, opdat hun den
eigenaars-?bespaard blijve het kapitaalverlies
op de balanswaarde, hetwelk hun in dezen tijd zoo
uiterst ongelegen komt, terwijl zij toch ook wel
begrijpen, dat ze niet, om dit verlies te ontgaan,
veel langer in dit hun te duur geworden huis kun
nen blijven
Verschijnselen als deze ontgaan den vreemdeling
en met hem velen onzer; toch spreken zij een
duidelijke taal. En verwonderlijk zijn die verschijn
selen ook niet, zelfs zeer verklaarbaar. Want in
deze huizen wonen de fameuse couponknippers",
die zich schamen zouden als zij met de schaar in
de hand tegenover de eeuwigheid stonden
Ik denk, dat veeleer andere gedachten hen bij die
besogne zullen bezighouden. Alweer mis", zullen
zij'zuchten, wanneer zij uit den effectentrommel
een couponblad te voorschijn halen, dat hun op
den e. v. vervaldag zekere rente belooft. Een beste
DIERSTUDIE
Teekening voor de Amsterdammer' door H. Verstijnen
DE ANTI-SEMIET
onderneming was het; iedereen ging er in", geen
speculatief gokfondsje, maar een naar het scheen
goed-gesecureerde obligatielening van een oude,
gevestigde zaak. Maar den laatsten tijd klonken
booze geruchten: malaise, te dure exploitatie bij
dalenden omzet; verlies van afzet-gebied; recon
structie en reorganisatie; statutenwijzigingen;
vergaderingen van de leiders met de trustee der
obligatiehouders, die uitstel van couponbetaling
zouden moeten gedoogen; rente-verlaging en af
stempeling op de obligaties tot op 50 pCt., waar
tegenover een preferent aandeel voor het
prijsgegevene zal worden verstrekt....
Fantaisie of werkelijkheid, dit beeld?
En, uit de safe thuisgekomen, vindt de coupon
knipper zijn belasting-aanslag met de ontstellende
cijfers van het bedrag, dat de fiscus, gezien art.
zooveel en zooveel der wet enz. van hem vordert..
Dan informeert hij, of er altemet een liefhebber
voor het huis is geweest, want hij is deor een en
ander weer 'n beetje meer murw geworden en zal
toch liever op het pand maar wat laten vallen"
om te eerder van den duren rompslomp bevrijd te
wezen. Middelerwijl zint hij op middelen om zijn
budget in evenwicht te houden (of te brengen) en
gaat na, op welke posten hij wat besparen kan.
Eene beperking van uitgaven, die zich economisch
laat vertalen als voortschrijdende
onder-consumtie", als verder gaande vermindering van arbeids
gelegenheid, dus als -toeneming van werkloosheid.
Bij dit alles spreek ik nog niet eens van kapi
taalvorming, hoezeer die in onze als in elke volks
huishouding volstrekt onontbeerlijk is om nieuwe
welvaartsbronnen te openen, om nieuwe arbeids
gelegenheid'te scheppen, volstrekt onontbeerlijk
inzonderheid in een land als het onze, welks be
volking in de laatste decenniën zoo sterk aanwast
en dat dus op het bereikte peil niet kan blijven
staan, indien wij, als geheel, als volk, voor de
toekomst en haar eisenen niet die reserves"
kweeken, die door kapitaalvorming worden tot
stand gebracht, wat niet geschiedt, indien de
nering door de (ver)tering wordt opgeslokt en wij
huiselijk gezegd niets overhouden". Dan
leven wij, als volk, van de hand in de tand....".
En zijn wij reeds niet zoover gekomen? Is het
niet een feit, dat de eisenen van den fiscus kapi
taalvorming tegengaan? Sterker: is het niet een
feit, dat velen er geen kans toe zien den fiscus te
voldoen zonder hun kapitaal aan te spreken. Hier
is van vorming" afgezien interen het woord.
Dit en nog zoo een en ander in die lijn moeten
we bedenken, als wij ons rekenschap willen geven
van onze nationale verarming en van haar ver
scherping door onze veel te dure staatshuishouding.
Ik wees er een vorig maal reeds op, dat als verschil
tusschen de buitengewone staats-uitgaven en
-inkomsten volgens de begrooting voor 1914 uit
leeningen te bestrijden viel ongeveer 10y2, volgens
die voor 1924 meer dan 75 millioen gulden. Een
berekening der netto"-uitgaven van het Rijk
(d. i. na aftrek van restitutiën en bijdragen) wijst
uit volgens de door mij hier besproken brochure
der Centrale Commissie voor de Bezuiniging ,
dat die uitgaven voor 1914 waren plm. 2121/4)
voor 1924: GOG1^ millioen, dus 3941/, meer ! Aan
directe belastingen brachten wij in 1914 op:
? 51.330.000.?; tien jaar later: ?135.959.000.?.
In die tien jaren steeg onze bevolking van ruim
6.212.000 op ongeveer 7.200.000 zielen. Op ons
bedrijf der posterijen, telegraphie en telephonie
leggen wij een bedrag toe, dat over 1924 ruim 4
millioen gulden ongunstiger zijn zal dan de uit
komst over 1914 was, een resultaat, dat zeker niet
door prijsverlaging van de diensten is verkregen !
Het tekort op ons spoorwegbedrijf (hetwelk als
crisis-uitgaaf" ten laste van den Staat komt)
zal over 1923 zoo om en nabij de 33 millioen zijn.
Is het wonder, dat, op zulk een voet ingericht,
ons staatshuishouden den fiscus dwingt, offers
van de burgers te vergen, die dezen niet dan met
groot bezwaar kunnen opbrengen, zoodat de ver
plichting daartoe kapitaalvorming tegengaat en
zelfs kapitaalvernietiging in de hand werkt? Neemt
men daarbij in aanmerking de ook overigens on
gunstige factoren vaneconomischen aard, waaron
der wij gebukt gaan, dan wekt het geen verbazing,
wanneer het Centraal Bureau voorde Statistiek ons
voorcijfert op grond der aanslagen in de Ver
mogensbelasting in het tijdvak van l Mei 1922
tot l Mei 1923 dat ons nationaal vermogen met
ongeveer l miüiard is verminderd (ongerekend de
buiten die belasting vallende vermogens beneden
/ 16.000.?). Niet verbazingwekkend, doch wel zeer
zorgwekkend. Ziedaar de thermometer van ons
kapitaalverlies.
Feiten als deze moeten wij onder de oogen zien,
om te handelen naar de les, die wij daaruit moeten
putten. De feiten zijn ernstig en ernstig is de les.
Wat wij te doen hebben? Een grondige herziening
van ons budget; ingrijpende maatregelen. En dat
liefst zoo spoedig mogelijk. Want elke dag uitstel
verzwaart de last. Niet de gemoedsrust van den
couponknipper is hier in 't spel, maar het herstel
onzer diep geschokte volkswelvaart.
S M l S S A E R T