De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 januari pagina 3

19 januari 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONZE BUITENLANDSCHE DIENSTBODEN Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek HOTEL DES PAYS-BAS Het vermoedelijk gevolg van de rentemark en de daling van den franc JAREN VAN CRISIS Het Nieuws van den Dag is in het laatste voor jaar verdwenen; want het blad, dat thans nog dien naam voert, is niet meer het oude, traditioneele Nieuws. Daarmede is iets uit het leven van ons volk weggenomen, dat nog niet weer is ver vangen en misschien ook nooit weer zal worden vervangen. Wat ervan is gebleven, is de herinne ring aan ee_n blad, dat haast een stuk beschaving van ons volk was geworden. Meer dan een halve eeuw is het Nieuws het gemoedelijke huisblad van duizenden Nederlandsche families geweest; voor tienduizenden was het de jaren door het eenige contact met de geestelijke buitenwereld. Waarin de groote waarde van het Nieuws en zijn beteekenis voor ons volk eigenlijk stak, is moeilijk te zeggen. Maar dat het een plaats vervulde in het leven van breede kringen van Nederland, wordt door de feiten bewezen. Het was het blad van een breede zoom van ons volk, van een middenklasse, die in het staatkundige liberaal en in het godsdienstige modern was, die nog geheel vervuld was van het blijde optimisme van een halve eeuw geleden, die met vreugde den vooral stoffelijken vooruitgang der wereld waarnam en die zich ook met een zekeren bescheiden trots als de draagster van dien vooruitgang beschouwde. De leidende kringen van ons volk hadden pittiger, steviger geestesvoedsel noodig. Maar het Nieuws voldeed juist aan de eischen, die de breede massa der modern denkenden, eigenlijk nog meer modern voelenden aan haar lijfblad stelde. Onder volle eerbiediging van de meening van anderen, die men intusschen nog eens hoopte te bekeeren, wist het Nieuws de dingen op beschaafde wijze te zeggen. Van strijd was in zijn kolommen niet veel sprake; de schare, waartoe men zich richtte, had weinig lust en gelegenheid voor twistgeschrijf, waarmede men immers niet verder komt. Het was de weldoende gemoedelijk heid van den beschaafden Nederlandschen burger uit de tweede helft der negentiende eeuw. Het is eigenlijk geen wonder, dat het Nieuws in onze jaren van feilen strijd is bezweken. De achtergrond van een behagelijk tevreden wereld, dien de lezer van het Nieuws behoefde, bestond niet meer. Zoo moest de lezerskring wel smaller en smaller worden; de kringen, waarin het Nieuws met graagte werd ge lezen, stierven uit. Maar het had een eervolle 1) C. EASTON, Jaren van crisis. Met kaarten en platen. 's-Gravenhage, G. Naeff, 1923. plaats onder onze dagbladen en geenszins heeft het de snelle executie verdiend, die aan zijn lang durig nuttig bestaan een einde maakte. Zoo is met het Nieuws waarlijk iets van ons volksleven heengegaan, dat niet meer terugkomt, maar nog steeds wordt gemist. Dat gemis wordt ons eenigermate vergoed door dat de laatste hoofdredacteur, dr. C. Easton, ver schillende van zijn hoofdartikelen heeft herdrukt en in bundels heeft uitgegeven. Zoo ontstond zijn Jaren van strijd, thans gevolgd door Jaren van crisis. 1) Het ligt voorde hand,dat die tegenstelling niet juist is. Want wat wij van 1917 tot 1923 heb ben doorgemaakt, doorgezwoegd mag men wel zeggen, waren toch wel waarlijk jaren van strijd; en zijn jaren van strijd niet eigenlijk ook altijd jaren van crisis? Maar er is niets moeilijker dan het kiezen van den titel van een boek; het is in den regel een gelukkig toeval, wanneer de titel min of meer welluidend klopt op den inhoud van ons werk. Maar ten slotte komt het ook niet aan op de vlag, maar op de lading. Die lading is in dit geval van de voortreffelijkste en vooral van de fijnste soort. Ik wil dadelijk beginnen met te constateeren, dat ik het boek van dr. Easton met belangstelling heb gelezen, dat de lezing mij geen oogenblik heeft verveeld of tegengestaan. Men geve zich goed rekenschap van wat dat zeggen wil. Deze stukken waren destijds bestemd om uiting te geven aan wat een verstandig, bekwaam, be schaafd en vooral gevoelig man van den loop der dingen in Nederland en daarbuiten dacht; een man bovendien, die wist met zijn opvattingen en beschouwingen weerklank te zullen vinden in breede lagen der burgerij; die evenals zij gebukt ging onder den nood der tijden. Maar zij waren ook niet meer dan dat, uitingen van den dag, waarbij men, zooals de schrijver trouwens in de inleiding van dezen bundel expresselijk verzoekt, op den datum moet letten. Dat men niettemin deze hoofdartikelen na zoovee! jaren met genoegen en voldoening kan lezen, is een welverdiende hulde aan dezen zeer voortreffelijken journalist en tevens een bewijs van de waarde van zijn arbeid aan het Nieuws. Er zijn natuurlijk bezwaren en ook die gevoelt men al lezende bij zich opkomen. Uit den aard der zaak vormt deze bundel geen geheel; de stukken, die in een boek hoofdstukken zijn geworden, liggen los naast elkander; het geheel krijgt daardoor iets brokkeligs en zelfs rommeligs, dat niet steeds aan genaam aandoet. Wanneer men, zooals de schrijver terecht wil, op de data let, dan ziet men ook zeer groote gapingen in wat min of meer een tijdszitten. Er i: geschiedenis kon zijn. Soms volgen de artikelen elkander met nauwe lijks eenige dagen tusschenruimte op en komt er lijn in de ontwikke ling der gebeurtenissen; men lette bijv. op de Aprümaand 1917 en op het beginvan \9\8. Maar dan worden weer maanden overgesprongen. Zoo van 6 Augustus op 2 November \(n8; men bedenke even, wat daartusscheii ligt. Er is zelfs een sprong van 8 Augustus 1920 op 23 Augustus 1922, die'in het geheel niet gemoti veerd wordt; deze tijden waren toch waarlijk wel jaren van crisis. In tusschen geeft juist dat brokkelige van den inhoud van dit boek ook weer den indruk van de nimist tier tijden en van het schokkende der gebeurtenissen. Het is juist deze indruk,die zoo bij zonder eigenaardig is aan dezen hundel. Wanneer wij de waarde van deze dagbladartikelen ook nu nog willen karakteriseeren, dan zouden wij ze als een helderen spiegel willen beschouwen van het geleden stoffe lijk en zedelijk leed in Nederland gedurende den grooten wereldoorlog. Dat geldt het allermeest van de binnenlandsche verhoudingen, in het bijzonder den stoffelijken nood van het Nederlandsche volk in die ge spannen en overspannen dagen. Wie op den duur de misère van de dis tributie nog eens wil naproevcn, leze het boek van dr. Easton nog eens en late het op zich inwerken. Dan komt hem al de ellende van een pe riode, toen ons geheele bestaan om de brood vraag draaide, weer sterk voor den geest. Hier heeft de schrij ver inderdaad stof geleverd voor den toekomstigen geschiedschrijver. Veel minder is dat het geval met de beschrijving der eigenlijke oor logsgebeurtenissen, die hier ook van tijd tot tijd de revue passeeren. Dat komt niet alleen, omdat wij voor het vaststellen en beoordeelen van deze feiten veel meer en ook ge heel andere gegevens behoeven en beeen ander bezwaar. Dr. Easton is als zoovele voortreffelijke mannen in ons land een overtuigd pacifist; hij heeft een eerlijken en oprechten afschuw van den oorlog en kan er nauwelijks met eenige geestelijke rust over spreken. Dat alles is zijn recht en ook zeer eerlijk en eerbiedwaardig. Maar voor iemand van de geestesgesteldheid van dr. Easton is het moeilijk, zoo niet onmogelijk een oorlog als wij hebben beleefd, te begrijpen en te verklaren. De groote wereldbrand is voor hem een afschuwelijke misdaad en een zinnelooze ver dwazing. Is hij werkelijk niets anders? Zijn het werkelijk een dozijn staatslieden en militairen, die door geheime diplomatie den oorlog maken en de volken met gesloten oogen naar den afgrond leiden? Is de oorlog uitsluitend een kwaad? Wij willen de vragen niet verder voortzetten, maar alleen constateeren, dat wie een wereldoorlog zoo simplistisch verklaart als dr. Easton, toch nooit geheel de geschiedenis van zijn tijd zal begrijpen, om van vroegere perioden maar niet te spreken. In deze dingen zal ik het wel nooit met dr. Eas ton eens worden. Maar dat mag mij niet beletten te herhalen, dat ik het boek van zijn bekwame hand met groot genoegen en bijzondere belang stelling heb gelezen. H. B R u o M A X s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl