Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONZE BUITENLANDSCHE DIENSTBODEN
Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
HOTEL DES PAYS-BAS
Het vermoedelijk gevolg van de rentemark en de daling van den franc
JAREN VAN CRISIS
Het Nieuws van den Dag is in het laatste voor
jaar verdwenen; want het blad, dat thans nog
dien naam voert, is niet meer het oude,
traditioneele Nieuws. Daarmede is iets uit het leven van
ons volk weggenomen, dat nog niet weer is ver
vangen en misschien ook nooit weer zal worden
vervangen. Wat ervan is gebleven, is de herinne
ring aan ee_n blad, dat haast een stuk beschaving
van ons volk was geworden. Meer dan een halve
eeuw is het Nieuws het gemoedelijke huisblad van
duizenden Nederlandsche families geweest; voor
tienduizenden was het de jaren door het eenige
contact met de geestelijke buitenwereld. Waarin
de groote waarde van het Nieuws en zijn
beteekenis voor ons volk eigenlijk stak, is moeilijk te
zeggen. Maar dat het een plaats vervulde in het
leven van breede kringen van Nederland, wordt door
de feiten bewezen. Het was het blad van een breede
zoom van ons volk, van een middenklasse, die in
het staatkundige liberaal en in het godsdienstige
modern was, die nog geheel vervuld was van het
blijde optimisme van een halve eeuw geleden, die
met vreugde den vooral stoffelijken vooruitgang
der wereld waarnam en die zich ook met een
zekeren bescheiden trots als de draagster van dien
vooruitgang beschouwde. De leidende kringen van
ons volk hadden pittiger, steviger geestesvoedsel
noodig. Maar het Nieuws voldeed juist aan de
eischen, die de breede massa der modern
denkenden, eigenlijk nog meer modern voelenden aan
haar lijfblad stelde. Onder volle eerbiediging van
de meening van anderen, die men intusschen nog
eens hoopte te bekeeren, wist het Nieuws de dingen
op beschaafde wijze te zeggen. Van strijd was in
zijn kolommen niet veel sprake; de schare, waartoe
men zich richtte, had weinig lust en gelegenheid
voor twistgeschrijf, waarmede men immers niet
verder komt. Het was de weldoende gemoedelijk
heid van den beschaafden Nederlandschen burger
uit de tweede helft der negentiende eeuw. Het is
eigenlijk geen wonder, dat het Nieuws in onze jaren
van feilen strijd is bezweken. De achtergrond van
een behagelijk tevreden wereld, dien de lezer van
het Nieuws behoefde, bestond niet meer. Zoo moest
de lezerskring wel smaller en smaller worden; de
kringen, waarin het Nieuws met graagte werd ge
lezen, stierven uit. Maar het had een eervolle
1) C. EASTON, Jaren van crisis. Met kaarten
en platen. 's-Gravenhage, G. Naeff, 1923.
plaats onder onze dagbladen en geenszins heeft
het de snelle executie verdiend, die aan zijn lang
durig nuttig bestaan een einde maakte. Zoo is
met het Nieuws waarlijk iets van ons volksleven
heengegaan, dat niet meer terugkomt, maar nog
steeds wordt gemist.
Dat gemis wordt ons eenigermate vergoed door
dat de laatste hoofdredacteur, dr. C. Easton, ver
schillende van zijn hoofdartikelen heeft herdrukt
en in bundels heeft uitgegeven. Zoo ontstond zijn
Jaren van strijd, thans gevolgd door Jaren van
crisis. 1) Het ligt voorde hand,dat die tegenstelling
niet juist is. Want wat wij van 1917 tot 1923 heb
ben doorgemaakt, doorgezwoegd mag men wel
zeggen, waren toch wel waarlijk jaren van strijd;
en zijn jaren van strijd niet eigenlijk ook altijd
jaren van crisis? Maar er is niets moeilijker dan
het kiezen van den titel van een boek; het is in
den regel een gelukkig toeval, wanneer de titel
min of meer welluidend klopt op den inhoud van
ons werk. Maar ten slotte komt het ook niet aan
op de vlag, maar op de lading. Die lading is in
dit geval van de voortreffelijkste en vooral van de
fijnste soort. Ik wil dadelijk beginnen met te
constateeren, dat ik het boek van dr. Easton met
belangstelling heb gelezen, dat de lezing mij geen
oogenblik heeft verveeld of tegengestaan. Men
geve zich goed rekenschap van wat dat zeggen wil.
Deze stukken waren destijds bestemd om uiting
te geven aan wat een verstandig, bekwaam, be
schaafd en vooral gevoelig man van den loop der
dingen in Nederland en daarbuiten dacht; een
man bovendien, die wist met zijn opvattingen en
beschouwingen weerklank te zullen vinden in
breede lagen der burgerij; die evenals zij gebukt
ging onder den nood der tijden. Maar zij waren
ook niet meer dan dat, uitingen van den dag,
waarbij men, zooals de schrijver trouwens in de
inleiding van dezen bundel expresselijk verzoekt,
op den datum moet letten. Dat men niettemin
deze hoofdartikelen na zoovee! jaren met genoegen
en voldoening kan lezen, is een welverdiende hulde
aan dezen zeer voortreffelijken journalist en tevens
een bewijs van de waarde van zijn arbeid aan het
Nieuws.
Er zijn natuurlijk bezwaren en ook die gevoelt
men al lezende bij zich opkomen. Uit den aard der
zaak vormt deze bundel geen geheel; de stukken,
die in een boek hoofdstukken zijn geworden, liggen
los naast elkander; het geheel krijgt daardoor iets
brokkeligs en zelfs rommeligs, dat niet steeds aan
genaam aandoet. Wanneer men, zooals de schrijver
terecht wil, op de data let, dan ziet men ook zeer
groote gapingen in wat min of meer een
tijdszitten. Er i:
geschiedenis kon zijn. Soms volgen
de artikelen elkander met nauwe
lijks eenige dagen tusschenruimte
op en komt er lijn in de ontwikke
ling der gebeurtenissen; men lette
bijv. op de Aprümaand 1917 en op
het beginvan \9\8. Maar dan worden
weer maanden overgesprongen. Zoo
van 6 Augustus op 2 November \(n8;
men bedenke even, wat daartusscheii
ligt. Er is zelfs een sprong van
8 Augustus 1920 op 23 Augustus
1922, die'in het geheel niet gemoti
veerd wordt; deze tijden waren toch
waarlijk wel jaren van crisis. In
tusschen geeft juist dat brokkelige
van den inhoud van dit boek ook
weer den indruk van de nimist tier
tijden en van het schokkende der
gebeurtenissen.
Het is juist deze indruk,die zoo bij
zonder eigenaardig is aan dezen
hundel. Wanneer wij de waarde van
deze dagbladartikelen ook nu nog
willen karakteriseeren, dan zouden
wij ze als een helderen spiegel willen
beschouwen van het geleden stoffe
lijk en zedelijk leed in Nederland
gedurende den grooten wereldoorlog.
Dat geldt het allermeest van de
binnenlandsche verhoudingen, in het
bijzonder den stoffelijken nood van
het Nederlandsche volk in die ge
spannen en overspannen dagen. Wie
op den duur de misère van de dis
tributie nog eens wil naproevcn, leze
het boek van dr. Easton nog eens
en late het op zich inwerken. Dan
komt hem al de ellende van een pe
riode, toen ons geheele bestaan om
de brood vraag draaide, weer sterk
voor den geest. Hier heeft de schrij
ver inderdaad stof geleverd voor
den toekomstigen geschiedschrijver.
Veel minder is dat het geval met
de beschrijving der eigenlijke oor
logsgebeurtenissen, die hier ook van
tijd tot tijd de revue passeeren.
Dat komt niet alleen, omdat wij
voor het vaststellen en beoordeelen
van deze feiten veel meer en ook ge
heel andere gegevens behoeven en
beeen ander bezwaar. Dr. Easton is als
zoovele voortreffelijke mannen in ons land een
overtuigd pacifist; hij heeft een eerlijken en
oprechten afschuw van den oorlog en kan er nauwelijks
met eenige geestelijke rust over spreken. Dat alles
is zijn recht en ook zeer eerlijk en eerbiedwaardig.
Maar voor iemand van de geestesgesteldheid van
dr. Easton is het moeilijk, zoo niet onmogelijk
een oorlog als wij hebben beleefd, te begrijpen en te
verklaren. De groote wereldbrand is voor hem
een afschuwelijke misdaad en een zinnelooze ver
dwazing. Is hij werkelijk niets anders? Zijn het
werkelijk een dozijn staatslieden en militairen,
die door geheime diplomatie den oorlog maken
en de volken met gesloten oogen naar den afgrond
leiden? Is de oorlog uitsluitend een kwaad? Wij
willen de vragen niet verder voortzetten, maar
alleen constateeren, dat wie een wereldoorlog zoo
simplistisch verklaart als dr. Easton, toch nooit
geheel de geschiedenis van zijn tijd zal begrijpen,
om van vroegere perioden maar niet te spreken.
In deze dingen zal ik het wel nooit met dr. Eas
ton eens worden. Maar dat mag mij niet beletten
te herhalen, dat ik het boek van zijn bekwame
hand met groot genoegen en bijzondere belang
stelling heb gelezen.
H. B R u o M A X s