Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2431
xxx
En niemand doet nieuwen wijn in
oude lederen zakken; anders doet de
nieuwe wijn de lede: en zakken bersten,
en de wijn wordt uitgestort, en de
lederen zakken verderven; maar nieu
wen wijn moet men in nieuwe lederen
zakken doen."
Ma reu s U : 22.
Oude liefde roest niet: ik heb nog altijd een zwak
voor de Nieuwe Rotterdammer, waarin ik mijn
eerste Proza in de rubriek Gemengde Berichten"
geplaatst vermocht te krijgen, en waarin vele
door mij geknipte nieuwstijdingen in de lang
geleden dagen, toen men nog aan geen lokale
telefoon dacht, en een vermetele op een twee
meter hooge fiets door de best-gesitueerde straat
bewoners werd nagekeken.de eer van het herdrukt
worden, .waardig werden gekeurd. Wanneer ik
aan die tijden door een der weinige overgebleven
oud-persstrijders herinnerd word, verheug ik mij
alreede bijzonderlijk in de aanstaande officieele
opening van het Nederlandsch Persmuseum in
het door de Gemeente Amsterdam afgestane huisje
van het voormalige Korenmetersgilde, en hoop ik
dien dag zoodanig goed ter been te zijn, dat ik
de rede van onzen Burgemeester De Vlugt con
amore zal kunnen verslaan, en mijnen vóórnaamge
noot Hans de hand drukken. En misschien zal
de glimlach van het verleden met zijn souvenirs,
het her-zien en her-lezen van zoovele artikelen,
waarvan ik de geestelijke vader mocht zijn,
mijn oud-journalistiek en ongerept-liberaal hart,
een oogenblik sneller doen kloppen. Het
ongereptliberale heb ik altijd in de Nieuwe Rotterdammer
geprezen, eene gestrenge, consequent-volgehouden
en verkwikkende liberaliteit, die haar vooral op
kerkelijk gebied het heerlijke dichterswoord uit
Hoogvliets Aartsvader": Geen een uit duizenden
kan d'oogen opwaarts slaan, En zeggen: ik ben
rein en zuiver van gebreken", in den dogmatischen
strijd der partijen, hardnekkig deed toepassen.
Doch ditmaal vrees ik dat het Rotterdamsch
orgaan in zijn Kerknieuws een weinig te ver is
gegaan, in te nobele aandrift haar kotommen
voor een opstandig Evangelie-dienaar, die zijne
parochianen hoont, en de wijding aan de preek
ontneemt, open gesteld heeft. Wat zal de aan
blijvende De Visser, onder wiens gehoor het een
versnapering was, aan te zitten van de beschouwing
van eenen niet onderteekenenden predikant (De
tiendaagsche veldtocht, N.R.C, van 11 Jan. j.l.)
denken, als hij de woorden leest: Eerlijk gezegd
lijden wij predikanten allemaal een beetje aan
intellectueele grootdoenerij, in haar wezen vrij
onschuldig, in haar gevolgen funest "; wat
zullen katholieke geestelijken zeggen van eenen
ambtsbroeder, die in een gezien dagblad de pijn
lijkste roerselen des gemoeds onthult? Voorwaar,
er is iets beangstigends gaande, wanneer in de
zucht, om elkaar met pjedikanten-bijdragen troe
ven uit de handen te slaan, het gedreun der rota
tiepers de melodie van het orgel en het zingen
der schare dreigt te overstemmen. Het denkbeeld
van de N.R.C., om zich door geen Amsterdamsen
blad in eenen hoek te laten dringen, en ook op
het gebied der schriftuurlijke en ideëele
verkwikkinge des lezers, die nog onder oorlogspsychose
envaluta-nachtmerrie gebukt gaat, het hare bij te
dragen, juich ik van harte toe. Maar, waag ik
Van der Hoeven te vragen, waar is het begin en
waar het einde, als een predikant, ten dage
dateen Rotterdamsch collega zijn 25-jarig jubileum
herdenkt, roet in het geestelijk eten werpt door
het coulissen-leven des evangeliedienaars aan de
groote klok te hangen en technische moeilijkheden
te onthullen, die mij eene hartklopping bezorgden
en vele parochianen van hun Zondagsche spijze
zullen vervreemden? Ik begeer niet te weten, of
Bouwmeester capucijners of hutspot nuttigde
alvorens den Shylock te vertolken, noch de klacht
van Kloos te vernemen of hij veel tegenstand
van zijn vulpenhouder, bij het schrijven van een
gedicht ondervond, en in dezelfde mate froisseert
het mij, wanneer in een wereldsch, zij het
ingetogenwereldsch orgaan, een prediker zijne vuile wasch
te kijk hangt. Ik leg", zegt deze dominee: aan
alle rebelsche gevoelens een onverdiend zwijgen
op", maar intusschen rebelleeert hij op een wijze,
die het daglicht niet zou mogen te verdragen:
Welk een corvée!.... Zondag, 23 De
cember heb ik gepreekt; toen Dinsdag,
25 December; vervolgens Zondag, 30 Decem
ber des voormiddags en Maandag, 31 Decem
ber , des avonds, om den eersten Januari
wederom den kansel te beklimmen (is dit
beklimmen niet ee,n weinig te zwaartillend?
H. S. Dzn,), teneinde de droevig gedunde
schare mijner getrouwen opnieuw te stichten
en hen getuige te doen zijn van de bevestiging
van de laatstelijk gekozen leden des
kerkeraads".
En na deze detailleering van zijne
preek-bezigheden in de laatste tien dagen van het jaar 1923,
zegt de malcontente, gelijk een timmerman, die
tot over-uren geprest werd: Oef 't is achter
den rug ! De strijd is doorzwoegd, de Tiendaagsche
Veldtocht volbracht !" Van der Hoeven, Van
der Hoeven, gij die met zulk een
benijdenswaardigen takt voor revolutionnaire ontsiering der
N.R.C.'sche kolommen waakt: wat is er gaande
dat gij den gebenedijden kansel dit angstig koopje
bezorgt? Zelfs Luther op den Wartburg was
gezapiger van toon....
.... De zaak is volstrekt hopeloos;
verbetering zou wellicht kunnen worden aan
gebracht door de kerk, die via haar
hoogleeraren er voor kon waken, dat de toekom
stige herder iets minder stumperig voor zijn
kudde verscheen dan nu bijkants altijd het
geval pleegt te zijn; of door de gemeente,
die moest inzien, dat de eisch van een frissche
pakkende preek ruim zesligmaal per jaar,
voor n predikant ten eenenmale absurd is,
en gaat boven alle gewoon-menscheüjke kracht,
of door de ambtsdragers zelf, die schuchter,
zachtzinnig en bescheiden, zouden kunnen
protesteeren tegen de permanente uitmergeüna
van hun brein!"
Van der Hoeven, Van der Hoeven, herhaal ik,
en het doet mij leed het in het openbaar te moeten
doen wijlen Lamping zoude ik eenen brief
dienaangaande geschreven hebben, doch Lamping
zou de grenzen van het ongerept-liberaie nimmer
op deze duizelingwekkende hoogte hebben doen
overschrijden ! Van der Hoeven, acht gij eene
dusdanige uiting in ons blad toelaatbaar? Ben ik
met mijnen achtenswaardigen dienststaat zulk een
outsider in het zoo gretig door mij meegestreden
openbare leven geworden, dat ik mijne hospita met
haar ongeëvenaard gezond verstand ter assistentie
moest roepen, om te doen getuigen of ik in droom
toestand verkeerde ! Ik durf niet te memoreeren
wat deze vrouw uit het volk, die zich een oogenblik
vergat, en zich ex/ra-parlementair, gelijk gij het op
politiek terrein noemt, uitdrukte, voor de vuist
beweerde.
Eenigermate gekalmeerd zeide zij ten besluite:
Van der Hoeven is al z'n leven met vakantie, en
nou spelen de muizen, nog niet droog achter d'r
ooren, den baas in de Witte de Withstraat!" Ik
kon haar hierop geen antwoord geven, maar als ik
het in termen, die niet voor ieders oor bevattelijk
zijn, mag definieeren, dan zoude ik willen uitroe
pen: Van der Hoeven, gij hebt abortus provocatus
aan eenen tijd zwanger van zondige gedachten
doen plegen; gij schrijft zelf mér dan zestig fris
sche, pakkende leadings per jaar; gij hebt nimmer
geprotesteerd tegen de permanente uitmergeling
van ons geestelijk brein, dat straks de hulde van
De Vlugt in het voormalige
Korenmetersgildekluisje zal moeten ondergaan; gij zult thans met
uwe houding geen raad weten, als andere arbeiders
met het hoofd of de handen met
uitmergelingsklachten komen aanzetten ! En wie had na
Bjornsons Boven Menschelijke Kracht, eerste Deel,
kunnen bevroeden, dat er een prediker zoude op
staan metde innerlijk-dieperingrijpendeopenbaring
van het boven alle. gewoon-menschelfjke kracht
reikende van zestigmaal preeken per kalenderjaar?
Oef! Oef ! Vijftienhonderd preeken bij een zil
veren jubileum ! Wat moet de permanente uit
mergeling een brein, het brein eens uitverkorenen
en geroepenen, dan niet ontwricht hebben !
En de gemeente!", jammert uw pre
dikant in uw blad, O, Van der Hoeven, verder:
.. .. de mentaliteit der dorpelingen ! Welk
een tartend obstakel op den weg tot ver
lichting der taak, die jaarlijks plusminus
zestig preeken eischt ! (Ik geef inmiddels in
overweging het systeem van leentjc-bmir
toe te passen. H. S. Dzn.) De gemeente is
onwetend en dus onmeedoogend. Haar ont
breekt zelfs het vermoeden, dat achter lke
preek geestelijke arbeid, geestelijke strijd
misschien ligt opgetast. Zij ziet aan Imiter
wat voor oogen is: den helderen Zondagmor
gen (die laat in ons klimaat wel wat te
wenschen over, tenzij de opstandige dominee het
voetenbad en het versche linnengoed op het
oog heeft. H. S. Dzn.) met zijn vlot en vaardig
voorgedragen predikatie; zij heeft geen weet
van den zwoegenden Zaterdag, die daaraan
vooraf is gegaan.... Geen predikant is
groot voor zijn studeerkamer! V ? haar
bestaan geen kansel-geheimen, zij kent onze
homiletische kleinheid, zij hoort onze
machtelooze zuchten, zij is getuige van on/e klim
mende onrust als in de tweede helft d c r week
de vurig verlangde tekst zich maar niet vin
den laat, zij ziet die onrust groeien tot een
ware obsessie, wanneer de Zaterdag aangebro
ken is, het eene uur vervliegt na het andere
en nog altijd is er geen preekstof voorhanden"
Het is afgrijselijk ! Ik zal voortaan in de tweede
helft der week geen pastorie meer kunnen aan
schouwen, zonder de bijgedachte: och arme, daav
slaakt iemand machtelooze zuchten, daar klimt
de onrust, daar is de vurig-verlangde tekst nog
zoek, daar lijdt iemand aan obsessie, daar vervliegt
het eene uur na het andere, en nog altijd is er
geen preekstof voorhanden.... Als een predikant
zich zoo in de Nieuwe Rotterdammer uitlaat, en we
mijmeren over andere geestelijken, dan breekt ons
het angstzweet uit en verwensenen wij het evange
lisch enfant terrible, dat tot het grondsop der
preekende bezieling is afgedaald, en Psalm 75 vs.'.);
alle godtloose der aerden sullen syne droesemen
uytsuygende drincken", met de kantteekening:
dat is: Hij deylt eenen yegelicken zijn m:ite toe,
dat hij l yd e, d och het grondsop blijf t denGod lc xisen"
nog wel eens nader overwegen mag. Mocht Van
der Hoeven een tweede maal de lier aan de wilgen
hangen, en opnieuw het eerbaar liberalisme in de lij
laten liggen door het opnemen van pure
revolutiepreeken, dan bedank ik als getrouw lezer. Waar
om stelt iedere gemeente niet de gelegenheid open
tot leeken-predikatie?", vraagt reeds een abi nnee
van de N. R. C. in het ochtendblad van 13 dezer.
De afbraak wordt op die manier voortgezet. Waar
is de grens?.... Ehud stak zijn zwaard niet twee
scherpten in den buik van den koning der
Moabieten.... Wij blijven, O, van der Hoeven met
dit mes in den onzen. Het is voor Wijnkoop
een papje boteren! Ik krijg er scheuten van
in mijn hoofd, dat ook ik iederen Dinsdag of
Woensdag met klimmende onrust.. Basta.
HENDRIK SPUTTERLIEF DZN.
, eutfd)lanb uebet
Het begeesterend beginsel." f N. Eeuw)
Toen moest liet beeld in een levend raan
worden." ( Volk)
Zijn arbeid is niet anders mogelijk dan in
van het kapitalisme." (Het Weekbl.)
Alles in alles is het een aardig program."
De religieuze nieuwvorming." fHbl.)
Dan nam hij tegenover den geschrokken koo
een gemakkelijken clubsessel plaats." (O. H. C.
,,Hij speelt ueberhaupt veel minder voor de b
OP DE GLIBBERIGE PADEN
,,Van Bach over Beethoven tot Strauss gaat een orga
nische ontwikkeling die op alle Europeesclie landen
haren invloed uitstralend tegelijkertijd van alle zijden
bevrucht en steeds hooger gedragen werd."
(Progr. der Straussfecstcn.
De tot het werk gebalde wil." (Tel.)
GAAT DAT ZIEN! GAAT DAT ZIEN!
De Remonte-Commissie hoopt in Maart a.s. de Betuwe
te bezoeken om een groot aantal paarden te knopen.
Diegenen die paarden aanbieden maakt de Commissie
hun attent niet te veel toilet te maken, en liefst \ om
zien van lange staarten." (De Betuwe)
DE WONDEREN DER NATUUR
Verder had Miet.e nog een zuster, Daatje, gehuwd
met Honing, die juist onze Amsterdamse!!-: schoonmaak
ster was," (Els. M.)
Door aankoop van 3 stuks prima runderen zijn wij
ook deze week weer in staat u het neusje van den zalm
te bieden." (Adv .G.)
MEEMAAKSEI.S
Dit verlangen naar vrede bij een volk, dat omringd
wordt door afgunstige buren, heeft in den loop der tijden
vaak bloedige oorlogen meegemaakt." (N. R. C->
Als een zijner personen geluk ondervindt, dan moeten
de bloemen de steenen, de wolken dit geluk meemaken. '
(HM.)
Ik heb veel jubilea meegemaakt. Allen die dit
oogenblik meemaakten." (H. D.)