De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 januari pagina 6

19 januari 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2431 xxx En niemand doet nieuwen wijn in oude lederen zakken; anders doet de nieuwe wijn de lede: en zakken bersten, en de wijn wordt uitgestort, en de lederen zakken verderven; maar nieu wen wijn moet men in nieuwe lederen zakken doen." Ma reu s U : 22. Oude liefde roest niet: ik heb nog altijd een zwak voor de Nieuwe Rotterdammer, waarin ik mijn eerste Proza in de rubriek Gemengde Berichten" geplaatst vermocht te krijgen, en waarin vele door mij geknipte nieuwstijdingen in de lang geleden dagen, toen men nog aan geen lokale telefoon dacht, en een vermetele op een twee meter hooge fiets door de best-gesitueerde straat bewoners werd nagekeken.de eer van het herdrukt worden, .waardig werden gekeurd. Wanneer ik aan die tijden door een der weinige overgebleven oud-persstrijders herinnerd word, verheug ik mij alreede bijzonderlijk in de aanstaande officieele opening van het Nederlandsch Persmuseum in het door de Gemeente Amsterdam afgestane huisje van het voormalige Korenmetersgilde, en hoop ik dien dag zoodanig goed ter been te zijn, dat ik de rede van onzen Burgemeester De Vlugt con amore zal kunnen verslaan, en mijnen vóórnaamge noot Hans de hand drukken. En misschien zal de glimlach van het verleden met zijn souvenirs, het her-zien en her-lezen van zoovele artikelen, waarvan ik de geestelijke vader mocht zijn, mijn oud-journalistiek en ongerept-liberaal hart, een oogenblik sneller doen kloppen. Het ongereptliberale heb ik altijd in de Nieuwe Rotterdammer geprezen, eene gestrenge, consequent-volgehouden en verkwikkende liberaliteit, die haar vooral op kerkelijk gebied het heerlijke dichterswoord uit Hoogvliets Aartsvader": Geen een uit duizenden kan d'oogen opwaarts slaan, En zeggen: ik ben rein en zuiver van gebreken", in den dogmatischen strijd der partijen, hardnekkig deed toepassen. Doch ditmaal vrees ik dat het Rotterdamsch orgaan in zijn Kerknieuws een weinig te ver is gegaan, in te nobele aandrift haar kotommen voor een opstandig Evangelie-dienaar, die zijne parochianen hoont, en de wijding aan de preek ontneemt, open gesteld heeft. Wat zal de aan blijvende De Visser, onder wiens gehoor het een versnapering was, aan te zitten van de beschouwing van eenen niet onderteekenenden predikant (De tiendaagsche veldtocht, N.R.C, van 11 Jan. j.l.) denken, als hij de woorden leest: Eerlijk gezegd lijden wij predikanten allemaal een beetje aan intellectueele grootdoenerij, in haar wezen vrij onschuldig, in haar gevolgen funest "; wat zullen katholieke geestelijken zeggen van eenen ambtsbroeder, die in een gezien dagblad de pijn lijkste roerselen des gemoeds onthult? Voorwaar, er is iets beangstigends gaande, wanneer in de zucht, om elkaar met pjedikanten-bijdragen troe ven uit de handen te slaan, het gedreun der rota tiepers de melodie van het orgel en het zingen der schare dreigt te overstemmen. Het denkbeeld van de N.R.C., om zich door geen Amsterdamsen blad in eenen hoek te laten dringen, en ook op het gebied der schriftuurlijke en ideëele verkwikkinge des lezers, die nog onder oorlogspsychose envaluta-nachtmerrie gebukt gaat, het hare bij te dragen, juich ik van harte toe. Maar, waag ik Van der Hoeven te vragen, waar is het begin en waar het einde, als een predikant, ten dage dateen Rotterdamsch collega zijn 25-jarig jubileum herdenkt, roet in het geestelijk eten werpt door het coulissen-leven des evangeliedienaars aan de groote klok te hangen en technische moeilijkheden te onthullen, die mij eene hartklopping bezorgden en vele parochianen van hun Zondagsche spijze zullen vervreemden? Ik begeer niet te weten, of Bouwmeester capucijners of hutspot nuttigde alvorens den Shylock te vertolken, noch de klacht van Kloos te vernemen of hij veel tegenstand van zijn vulpenhouder, bij het schrijven van een gedicht ondervond, en in dezelfde mate froisseert het mij, wanneer in een wereldsch, zij het ingetogenwereldsch orgaan, een prediker zijne vuile wasch te kijk hangt. Ik leg", zegt deze dominee: aan alle rebelsche gevoelens een onverdiend zwijgen op", maar intusschen rebelleeert hij op een wijze, die het daglicht niet zou mogen te verdragen: Welk een corvée!.... Zondag, 23 De cember heb ik gepreekt; toen Dinsdag, 25 December; vervolgens Zondag, 30 Decem ber des voormiddags en Maandag, 31 Decem ber , des avonds, om den eersten Januari wederom den kansel te beklimmen (is dit beklimmen niet ee,n weinig te zwaartillend? H. S. Dzn,), teneinde de droevig gedunde schare mijner getrouwen opnieuw te stichten en hen getuige te doen zijn van de bevestiging van de laatstelijk gekozen leden des kerkeraads". En na deze detailleering van zijne preek-bezigheden in de laatste tien dagen van het jaar 1923, zegt de malcontente, gelijk een timmerman, die tot over-uren geprest werd: Oef 't is achter den rug ! De strijd is doorzwoegd, de Tiendaagsche Veldtocht volbracht !" Van der Hoeven, Van der Hoeven, gij die met zulk een benijdenswaardigen takt voor revolutionnaire ontsiering der N.R.C.'sche kolommen waakt: wat is er gaande dat gij den gebenedijden kansel dit angstig koopje bezorgt? Zelfs Luther op den Wartburg was gezapiger van toon.... .... De zaak is volstrekt hopeloos; verbetering zou wellicht kunnen worden aan gebracht door de kerk, die via haar hoogleeraren er voor kon waken, dat de toekom stige herder iets minder stumperig voor zijn kudde verscheen dan nu bijkants altijd het geval pleegt te zijn; of door de gemeente, die moest inzien, dat de eisch van een frissche pakkende preek ruim zesligmaal per jaar, voor n predikant ten eenenmale absurd is, en gaat boven alle gewoon-menscheüjke kracht, of door de ambtsdragers zelf, die schuchter, zachtzinnig en bescheiden, zouden kunnen protesteeren tegen de permanente uitmergeüna van hun brein!" Van der Hoeven, Van der Hoeven, herhaal ik, en het doet mij leed het in het openbaar te moeten doen wijlen Lamping zoude ik eenen brief dienaangaande geschreven hebben, doch Lamping zou de grenzen van het ongerept-liberaie nimmer op deze duizelingwekkende hoogte hebben doen overschrijden ! Van der Hoeven, acht gij eene dusdanige uiting in ons blad toelaatbaar? Ben ik met mijnen achtenswaardigen dienststaat zulk een outsider in het zoo gretig door mij meegestreden openbare leven geworden, dat ik mijne hospita met haar ongeëvenaard gezond verstand ter assistentie moest roepen, om te doen getuigen of ik in droom toestand verkeerde ! Ik durf niet te memoreeren wat deze vrouw uit het volk, die zich een oogenblik vergat, en zich ex/ra-parlementair, gelijk gij het op politiek terrein noemt, uitdrukte, voor de vuist beweerde. Eenigermate gekalmeerd zeide zij ten besluite: Van der Hoeven is al z'n leven met vakantie, en nou spelen de muizen, nog niet droog achter d'r ooren, den baas in de Witte de Withstraat!" Ik kon haar hierop geen antwoord geven, maar als ik het in termen, die niet voor ieders oor bevattelijk zijn, mag definieeren, dan zoude ik willen uitroe pen: Van der Hoeven, gij hebt abortus provocatus aan eenen tijd zwanger van zondige gedachten doen plegen; gij schrijft zelf mér dan zestig fris sche, pakkende leadings per jaar; gij hebt nimmer geprotesteerd tegen de permanente uitmergeling van ons geestelijk brein, dat straks de hulde van De Vlugt in het voormalige Korenmetersgildekluisje zal moeten ondergaan; gij zult thans met uwe houding geen raad weten, als andere arbeiders met het hoofd of de handen met uitmergelingsklachten komen aanzetten ! En wie had na Bjornsons Boven Menschelijke Kracht, eerste Deel, kunnen bevroeden, dat er een prediker zoude op staan metde innerlijk-dieperingrijpendeopenbaring van het boven alle. gewoon-menschelfjke kracht reikende van zestigmaal preeken per kalenderjaar? Oef! Oef ! Vijftienhonderd preeken bij een zil veren jubileum ! Wat moet de permanente uit mergeling een brein, het brein eens uitverkorenen en geroepenen, dan niet ontwricht hebben ! En de gemeente!", jammert uw pre dikant in uw blad, O, Van der Hoeven, verder: .. .. de mentaliteit der dorpelingen ! Welk een tartend obstakel op den weg tot ver lichting der taak, die jaarlijks plusminus zestig preeken eischt ! (Ik geef inmiddels in overweging het systeem van leentjc-bmir toe te passen. H. S. Dzn.) De gemeente is onwetend en dus onmeedoogend. Haar ont breekt zelfs het vermoeden, dat achter lke preek geestelijke arbeid, geestelijke strijd misschien ligt opgetast. Zij ziet aan Imiter wat voor oogen is: den helderen Zondagmor gen (die laat in ons klimaat wel wat te wenschen over, tenzij de opstandige dominee het voetenbad en het versche linnengoed op het oog heeft. H. S. Dzn.) met zijn vlot en vaardig voorgedragen predikatie; zij heeft geen weet van den zwoegenden Zaterdag, die daaraan vooraf is gegaan.... Geen predikant is groot voor zijn studeerkamer! V ? haar bestaan geen kansel-geheimen, zij kent onze homiletische kleinheid, zij hoort onze machtelooze zuchten, zij is getuige van on/e klim mende onrust als in de tweede helft d c r week de vurig verlangde tekst zich maar niet vin den laat, zij ziet die onrust groeien tot een ware obsessie, wanneer de Zaterdag aangebro ken is, het eene uur vervliegt na het andere en nog altijd is er geen preekstof voorhanden" Het is afgrijselijk ! Ik zal voortaan in de tweede helft der week geen pastorie meer kunnen aan schouwen, zonder de bijgedachte: och arme, daav slaakt iemand machtelooze zuchten, daar klimt de onrust, daar is de vurig-verlangde tekst nog zoek, daar lijdt iemand aan obsessie, daar vervliegt het eene uur na het andere, en nog altijd is er geen preekstof voorhanden.... Als een predikant zich zoo in de Nieuwe Rotterdammer uitlaat, en we mijmeren over andere geestelijken, dan breekt ons het angstzweet uit en verwensenen wij het evange lisch enfant terrible, dat tot het grondsop der preekende bezieling is afgedaald, en Psalm 75 vs.'.); alle godtloose der aerden sullen syne droesemen uytsuygende drincken", met de kantteekening: dat is: Hij deylt eenen yegelicken zijn m:ite toe, dat hij l yd e, d och het grondsop blijf t denGod lc xisen" nog wel eens nader overwegen mag. Mocht Van der Hoeven een tweede maal de lier aan de wilgen hangen, en opnieuw het eerbaar liberalisme in de lij laten liggen door het opnemen van pure revolutiepreeken, dan bedank ik als getrouw lezer. Waar om stelt iedere gemeente niet de gelegenheid open tot leeken-predikatie?", vraagt reeds een abi nnee van de N. R. C. in het ochtendblad van 13 dezer. De afbraak wordt op die manier voortgezet. Waar is de grens?.... Ehud stak zijn zwaard niet twee scherpten in den buik van den koning der Moabieten.... Wij blijven, O, van der Hoeven met dit mes in den onzen. Het is voor Wijnkoop een papje boteren! Ik krijg er scheuten van in mijn hoofd, dat ook ik iederen Dinsdag of Woensdag met klimmende onrust.. Basta. HENDRIK SPUTTERLIEF DZN. , eutfd)lanb uebet Het begeesterend beginsel." f N. Eeuw) Toen moest liet beeld in een levend raan worden." ( Volk) Zijn arbeid is niet anders mogelijk dan in van het kapitalisme." (Het Weekbl.) Alles in alles is het een aardig program." De religieuze nieuwvorming." fHbl.) Dan nam hij tegenover den geschrokken koo een gemakkelijken clubsessel plaats." (O. H. C. ,,Hij speelt ueberhaupt veel minder voor de b OP DE GLIBBERIGE PADEN ,,Van Bach over Beethoven tot Strauss gaat een orga nische ontwikkeling die op alle Europeesclie landen haren invloed uitstralend tegelijkertijd van alle zijden bevrucht en steeds hooger gedragen werd." (Progr. der Straussfecstcn. De tot het werk gebalde wil." (Tel.) GAAT DAT ZIEN! GAAT DAT ZIEN! De Remonte-Commissie hoopt in Maart a.s. de Betuwe te bezoeken om een groot aantal paarden te knopen. Diegenen die paarden aanbieden maakt de Commissie hun attent niet te veel toilet te maken, en liefst \ om zien van lange staarten." (De Betuwe) DE WONDEREN DER NATUUR Verder had Miet.e nog een zuster, Daatje, gehuwd met Honing, die juist onze Amsterdamse!!-: schoonmaak ster was," (Els. M.) Door aankoop van 3 stuks prima runderen zijn wij ook deze week weer in staat u het neusje van den zalm te bieden." (Adv .G.) MEEMAAKSEI.S Dit verlangen naar vrede bij een volk, dat omringd wordt door afgunstige buren, heeft in den loop der tijden vaak bloedige oorlogen meegemaakt." (N. R. C-> Als een zijner personen geluk ondervindt, dan moeten de bloemen de steenen, de wolken dit geluk meemaken. ' (HM.) Ik heb veel jubilea meegemaakt. Allen die dit oogenblik meemaakten." (H. D.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl