De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 januari pagina 8

19 januari 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

BIJKOMSTIGHEDEN DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2431 Neen, naar de natuur moeten we maar niet kijken, als we den juisten weg tot bezuiniging', willen leeren, en de naieve natuur-aanbidders, die' wanneer ze bij haar niet een prototype van onze instellingen vinden, er onmiddellijk^van overtuigd zijn, dat die instelling dan ook niet deugt, zullen er (en terecht) de conclusie uit trekken,dat zuinig heid" een onnatuurlijke, misschien zelfs wel tegen natuurlijke' deugd is. Want de natuur is gul, zorgeloos en verkwistend; ze schijnt er soms bepaald een voorkeur voor te hebben met het grootst mogelijke verbruik van arbeidsvermogen het kleinst mogelijke nuttig effect te bereiken. Laten we als voorbeeld de weers gesteldheid van de laatste weken nemen: het begon met een grijs-groen grasveld, kale, zwarte boomen en een grauwe hemel; toen kwamen er sneeuw vlokken, veel, veel sneeuwvlokken, en toen vorst. De boomen waren wit, de wegen lagen glad en in de boschjes leek de wereld zóó betooverd, was elk takje apart.en het geheel van wit en zwart gewarrel, iets van zóó onvergelijkelijke schoonheid geworden, dat zelfs de bekoorlijke, snuivende en joelende kinderen er in detoneerden, omdat zij van het gewone leven" waren gebleven en te werkelijk leken in dit droom-paradijs En de sneeuwruimers schoffelden padjes voor de huizen schoon, en er waren sleed jes en arren, en de meeuwen vluchtten naar het land en verlaag den zich tot brood eten, tot opeens een avond er vocht uit de lucht viel, en het op straat zóó glad werd, dat je alleen maar schuifelend vooruit kwam; den volgenden dag sopte je door den mod der; de auto's van de gemeentereiniging hadden wel overal tegelijk willen zijn; toen begon het in stroo men te regenen, en net kwamen hier en daar de gladde straatsteentjes onder modder en sneeuw te voorschijn, toen het wér begon te vriezen en wér te sneeuwen; vroolijk rammelde de jeugd met schaatsen; op de hoogten in de boschjes werden weer sledebanen en glijbaantjes gemaakt ; nogeens liet de tram zijn sneeuwwagens rijden; nogeens kregen de zielige sneeuwscheppers een kans; toen wér de gladheid, wér het modderbad, wér de regen; en nu: een grijs-groen grasveld, kale, zwarte boomen en een grauwe hemel, net alsof er niets gebeurd is; alsof al die heftigheid van kou en sneeuw en al het verdriet van het gemodder" voor niets is geweest. (Net als bij ons permanente", of eigenlijk intermitteerende ministerie). Neen, zuinigheid is geen natuurlijke deugd, en waarschijnlijk is het zelfs heelemaal gén deugd, maar niet meer dan een noodzakelijk kwaad. Ik geloof tenminste niet, dat de overlevering ons van n heilige vertelt, die in de deugd der zuinig heid uitblonk; integendeel plegen al die lieve hei ligen vrij roekeloos met het hun gegeven goed om te springen, en zelfs het nige kleed, dat ze be zaten, doormidden te snijden, Ach neen, ik geloof, dat waar de zuinigheid begint, niet alleen de na tuurlijkheid ophoudt, maar ook dat, wat boven de natuur uitgaat, en wat nog veel begeerlijker is. Zuinigheid is ontegenzeggelijk een degeneratieverschijnsel; wie zuinig is, leeft niet meer bij den dag van heden, hij geniet niet meer het schoone oogenblik, maar hij denkt aan morgen, en hij is bang voor overmorgen, voor als hij oud wordt. Hij zorgt voor de toekomst; hij is bezorgd; hij spaart eerst zijn goed, en dan begint hij zijn gezondheid te sparen; hij werkt, niet om de vreugde van het werk, maar om het later makkelijk te hebben. En de vrouw wordt zuinig op haar jeugd, op haar schoon heid, op haar slankheid, aan de zuinigheid der vrouw gaan volksstammen te gronde. En toch wordt ons dat verfoeilijke begrip, dat regelrecht tegenover genereuse overgave en r cksichtslose offerbereidheid staat, op het oogenblik van alle kanten aangepreekt, omdat een staat toch niet, als wijlen Mr. Micawber, altijd mér uitgeven kan dan hij eigenlijk te verteren heeft. Maar laat men ons er dan tenminste niet over spreken, alsof men het over een gewijde zaak heeft; laat men er geen groote woorden bij gebruiken, maar den zeldzamen moed van burgemeester Patijn toonen, die bekende, dat bezuinigen een vervelend peuterwerkje" was,waar hij niets moois of grootsch aan wist te ontdekken Want heusch, het is niet zoo erg, of er vroeger hier en daar eens een dubbeltje over de balk werd gegooid; men werkt prettiger en vlotter, het is beter voor de humeuren als men zich niet van eiken cent rekenschap hoeft te geven, en al moge het op het oogenblik nóódig zijn dit wel te doen, dan heeft dat toch niet te beteekenen, dat deze verscherpte controle iets met hemelsche gerechtigheid te maken heeft ! Ach, en op welke dingen kan men in het gróót bezuinigen, dat het ons niét aan het hart gaat, en dat we niet uitroepen, dat men op deze wijze de wijsheid bedriegt". Bezuinigen op uitgaven voor volksgezondheid? Op subsidies voor reclasseerjng? Maar hoe mér men daaraan ten koste Moeders! Eisck^ki OCVCA.O Een Ideaal voedsel f 1.25 Kilo BUS 1 1.25 YkKTHoUTEN . Uitvinder \o>cn De Het Kerstnummer der Haagsohe Post wordt smaakvol ingelijst in de Kunsthandel en Lijstenfabriek G. J. STEGEMAN OVERTOOM 1(3, TELEFOON Fi. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON 45812 HEMDEN MAAR MAAT STEUNZOLEHf «MAN» HERSTELT OE/PUATVOei R «I.A.I^ASSING. V ' IflGWAL 33*.. AT>A^ HMIT BII Spoors Mosterd WA spoorjr. culemborq m EENIGE SPECIALITEIT m SI KRlMPVRIjE i 5* GEZONDHEIDS- fa na jeQ g?ONDERGOEDEREN O) D« Nederlandsch Fabrikaat TRicoTHUlS i REG.BREESTRAAT.35 ;HET TEL. 50 66 N, voor van OLDENKOTT'» TABAK legt, hoe mér men juist bespaart aan volkskracht, physiek en moreel. Bezuinigen op subsidies voor volksunivetsiteiten? Werd er ooit geld beter be steed, dan dit, dat de geestelijke gezondheid van alle lagen der bevolking ten goede komt? Niet om een beetje meer weten of om een beetje meer kennis is het hier in de eerste plaats te doen, maar om karaktervorming, om een hénwijzen naar de chte waarden des levens. Ik geloof, dat de oorlog ons geen treuriger menschtype heeft opgeleverd, dan de arme ploeteraar, die, door een dom geluk, door n groote partij vet of n lading busjes plotseling rijk was geworden, en die nu met zijn geld in den meest eigenlijken zin: geen raad wist; die plotseling ontzenuwd, brooddronken, uitge laten, maar eigenlijk diep rampzalig, in champagne, roompralines, grammafonen en auto's zwelgde, en niet kon begrijpen, dat vroeger rijk-ziji: hem zoo prettig had geleken. Toen hebben we ^ev.jeid : niet zij, die hunkeren om een kans, die denken: als we maar dit of dat veroverd hadden" zijn het ongelukkigst, maar zij, die alle kansen in handen hebben en ze niet kunnen gebruiken, en ook niets meer kunnen verlangen. Het getal van die onbeheerschten, onbekwamen te verminderen, opdat, als de fortuin hun eens toelachte, ze tenminste van haar zouden weten te genieten, (en als hun om standigheden dezelfde moeten blijven, ze toch zouden weten, dat er ook voor hun geestelijke schoonheid te genieten valt), is n van de dankbaarste taken van de Volksuniversitei:. A N N I E S A L O M O N >

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl