De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 januari pagina 12

26 januari 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2432 GASTSPIEL PAUL WEQENER: Der Valer. ' - ? Gespenstersonate Als een vuistslag vallen deze ernstige, volle avonden: in de twijfelachtigheid van het seizoen. Andrejew's Der Gedanke" en twee werken van 'Strindberg, die men het best als vóór-studies in zwart en wit van den meester kan beschouwen. Wie Der Vater" wil leeren kennen, het treurspel van den jongen Strindberg, dat in heftige, onbe houwen schets al het bitter verzet omklemt, dat in zijn lateren arbeid verlossing in het metaphisische vindt, doet goed eerst Totentanz" in zich op te nemen, dat juist op de grens der boven-menschelijke erkenning ligt. De rijpste kunst is tevens de gemakkelijkste, en naast de .Duitsche vertooningen van dit werk, die toch altijd maar «en beperkt publiek bereiken, heeft de voortreffelijke opvoering in het Nederlandsch <Royaards, Magda Janssens en Ko van Dijk) dit :weric reeds in ruimeren kring bekend gemaakt. Het is een dier standaard-voorstellingen, waarvan men elk seizoen de reprise zou wenschen, om het werk niet verloren te doen gaan, en als «en Voorbeeld in ofis lariövan hoogere Tegie-kunst. Der Vater", een vloek van Strindberg's ver beten mond, reikt tot déze hoogte niet, het werd door het eenzijdig drijvend inzicht opgebouwd «n bleef veelal demonstratie, waarachtig in de kern, doch vaak verpletterend onlogisch in zijn bewijsvoering. Daarom is het meer als schakel in de geweldig stijgende lijn zijner onvergankelijke werken van waarde, dan als kunstwerk op zichzelf, en zal de toeschouwer altijd dieper worden geboeid door het ontledend intellect der ver tolkers, dan door de meer of minder ontroe rende uitbeelding van het geval. De grootste triomf van Paul Wegener, die in deze, als geheel niet superieure maar verdienstelijke opvoering, aangrijpend de hoofdrol vervult, dunkt mij zelfs, dat hij de er-bovenop liggende ontroering-doorhet-sentiment vermeed, het zelfbeklag van den Ritmeester objectief gaf. Wij hebben voor enkele jaren toen Het Schouwtooneel" met dit werk «en poging waagde, ervaren welk een melo-drama het wordt, wanneer de vertolking intellectueel niet het geheele ondergrontische net van hypergevoelens, opwellingen, rake en valsche conclusies beheerscht. Dan daalt ook het probleem van den eeuwigen strijd der beide sexen, waarover juist dezer dagen, op blz. 75 van Groot-Nederland van deze maand, Frans Coenen, naar aanleiding van het werk van Emants, zulk een afdoend-redelijk betoog heeft geschreven, ver beneden de bedoeling van den jongen Strindberg; de verwijten zijn hie.r weliswaar alledaagsch, de wapenen gering, doch de basis waarop zich het duel voltrekt, is breed «n onpeilbaar diep. Dan wordt de groote idealist, die Strindberg toch ook in deze jeugdwerken reeds was met welk een heroïschen, den hemelweerspiegelenden glimlach sterft zijn afgetobden Ritmeester! voor ons een kleine aanrander, Dan krijgt al wat wij, in zelfverweer, tegen hem aan willen voeren en dat is niet gering! op te laag plan, vrij spel. Maar naderhand komen dan toch altijd de gewetensknagingen.... en als ik zoo na-ga, wat ik met Strindberg, doorde verschil lende stadia van zijn jeugd en de mijne heen, in stilte heb afgevochten, hoe dikwijls mijn hart hem afviel, en hoe berouwvol ik hem dan langs een anderen weg weer zocht, dan bevestigt dit voor mij de overtuiging dat ons geslacht tot den deernisvollen reus nog niet geheel is opgewassen, en dat hij, bij al zijn ongelijk, het bij het rechte «inde heeft gehad. En ja, in Der Vater" is het toch ook onmis kenbaar de dichter, die het grondaccoord aanslaat. De eeuwigheidsgedachte, welke aan zijn geheele oeuvre ten grondslag ligt, hoe schoon is zij hier verpersoonlijkt in: het kind van man en vrouw." Niet om het bezit van het kind Bertha strijden de beide rassen op leven en dood, maar om het kind als bevestiging van het bestaan, om de idee der herleving, om de onsterfelijkheid, die ieder voor zich zoekt en den ander betwist in dit wezen van eigen vleesch en bloed, in dit levend bewijs". In geen zijner werken zien wij Strindberg's gerenommeerden vrouwenhaat in hooger licht. Hoe zou hij, de kunstenaar, de geniale schepper, de vrouw niet met haat van afgunst benijden, die dit leven draagt in haar schoot lang vóór de man zijn schepping aanschouwt, die het zoogt met haar melk, die levenslang den voorsprong behoudt op hem, wiens aandeel in het zoet geheim ten allen tijde in twijfel kan worden getrokken. De vader staat in het gezin, waar de authentieke moeder zich in haar overmacht doet gelden, alleen en zwak, des te meer wanneer deze vrouw, zooals Laura" in dit werk, behoort tot de cathegorie der harteloos-minnenden, die in het kind slechts zichzelve zoeken, niet de stijging van zichzelve in een nieuw, ontvankelijk wezen; die het gebruiken als schild en als wapen tegen den man, haar meerdere in geestelijk opzicht, en voor wie geen middel te-min is. Ook tegenoverdeze middelen, heeft Strindberg willen zeggen, staat een man machteloos, omdat hij ze niet kent, omdat ze hem besluipen zonder dat zijn mannelijk verstand begrijpt hoe, omdat deze felle, taaie, als langzaam gif werkende, geheime activiteit zou moeten bestreden worden met gelijke wapenen, en een man deze soort wapenen niet weet te hanteeren. Omdat daar altijd nog een reste van de oude ridderlijkheid in hem bleef, die in den ongelijken strijd van eeuwen, bij loos vertoon van het man nelijk gezag, in laffe lijdzaamheid ontaardde. Een vrouw, een ras-vrouw", gelijk Laura er is ook een andere soort, die zich wist te corrigeeren"?zal, als zij er haar belang in ziet, samenspannen met de kinderen tegen den vader, de man houdt in den regel tegenover zijn kinderen de moeder dezer kinderen, die eenmaal zijn geliefde was, hoog. Tot het hem eindelijk te machtig wordt, en hij de brandende lamp grijpt. Prachtig was van Wegener die lange beheersching, bij een spanning, die rilde door het geheele sterke, tot den sprong gekromde lichaam, meester lijk heeft hij, met versmading van elk beroep op ons medegevoel, het ironisch bewustzijn van zijn toestand .van den vaderlijken staat in dit huis vol vrouwen ? voorop gesteld, als zijn eenige kracht. Nog in het dwangbuis bleef hij zoo zonder tegenstreven als geladen met duivelschen spot om het erbarmelijk gekonkel rondom hem, verheven boven de deerniswekkende caricatuur van het leven, waarin hij den marteldood sterft. De vrouw, die onbewogen, wijl de eigenlijke tragiek haar ontgaat, het schouwspel gadeslaat, trekt het kind, thans haar al-eenig eigendom, tot zich, maar de moreele winst zóó heeft Wegener het werk aan gekund is aan den kant van den man, die in zijn oude min das -ewigWeibliche", het moederschap", trots alles, in deemoed de handen kust. Gute Nacht, Margaretha, und gesegnet seist du unter den Weibern". Maria Eis, wier ijzig spel aan Hermine Körner's Lady Macbeth" herinnerde, steeg in haar op vatting niet tot deze hoogte. Een spookver schijning leek ze ons naast Wegener's robuste menschelijkheid, het zinnebeeld der geslepen, sluipende volharding, meer dan de onverzettelijke, domme en geniale aartsvijandin, die het huis beheerscht en er als het ware mee is vergroeid. Het verwonderde soms,dat hij dit gladde kattevel, in zestienjarigen ,echt, niet lang bij den nek gegrepen had. Maar vol innerlijke kracht bleek toch ook telkens deze vreemde abstractie, waar omheen het mysterie: vrouw hing, als een stalen pantser. De min van Frieda Richard was een prachtig Bakker-Korffje; ook deze vrouw zie ik in andere afmetingen: het primitieve moederdier. En noch de dominee, de tegenvoeter van den Ritmeester, de man der glimlachende halfslachtigheid, noch de dokter, de half-intellectueel, die het menschelijke in zich terugdringt voor de eer van de weten schap, werden zóó vertolkt, dat wij het complot in dit huis voelden groeien, mede door het nood lottig samentreffen dezer elementen van buiten. De Gespenstersonate" is de nachtmerrie van het Droomspel". In deze wreed-realistische fanta sie schakelt Strindberg een van God's schaarsche barmhartigheden: de vergetelheid, de illusie dat de tijd de wonden heelt", uit. Op deze alweer betrekkelijke waarheid is het werk gegrondvest en de tijd" speelt er de tragische heldenrol in. Op het hoogtepunt der bizarre handeling: het verleden" zit met het heden" en de toekomst" ten huize van den gepensionneerden Overste" aan het avondmaal der vergelding, staat de vrouw des huizes, de Mummie", op en zet willekeurig, op last des hoovaardigen dichters Strindberg, de klok stil. Dit is de scène-a-faire. In dit oogenblik van stilte oog om oog en tand om tand een stilte, zooals die zich in het bezige leven nimmer ald-us voordoet, begeeft ons de troost der vriende lijke eliminatie, die: vergeven en vergeten" heet. Want in waarheid Strindberg schrijft alleen voor den bewusten mensch, in het gros, dat des noods over lijken danst, stelt hij geen belang in waarheid vergeten wij niets, en wat de tijd zoogeheeten slijt", is een bedroefd beetje. Bedroefd? Of ligt juist daarin ons menschengeluk, dat wij behouden", dat het voorbij-ijlende een brandend merkteeken in ons achterlaat: het adelsmerk, dat ons verbindt met het heelal? Alleen door het leven in zijn consequenties van de wieg tot het graf te aanvaarden, kunnen wij eraan ontkomen, kunnen wij het tot op zekere hoogte bezweren. Aber nicht durch Beslechtingen, 9PAAHSOH, EHOEL9CH, FRAH90H. OUIT90H 0tO. Borlitz-School Tul. 4-3286 Prut. Onderwijl door baltenl. Leeraren zegt de oude Mummie sondern durch Leiden und Reue". En al Strindberg's hoon keert zich in dit werk tot hem (Der Alte) een stokoud wrak-vaneen man in rolstoel, die dit leven langs alle dwaal wegen heeft afgewandeld en zich dan nog ver beeldt, gelijk den Noorschen Dondergod Thor, over anderen te mogen richten. Om hem de caricatuur van Indra's Dochter groepeeren zich de schimmen: de verlatenen, de misdadigen, de geslagenen, en staande het proces, steken die allen: het meisje,datdoor zijn schuld verdronk, de oude bruid die hij verstiet, de vrouw, die door hem moeder werd, de vriend dien hij bedroog, hun lange, bleeke vingers uit naar hem, die zijn aandeel in de levensschuld dorst af te wentelen op de anderen". Hem treft de wraak van honderd geheven vuisten, hem wurgt de herinnering, de levendbegraven gedachte" aan het onverzoend kwaad. Het kwaad, dat onherstelbaar zou zijn, wachtte daar niet in een zijvertrek het jonge geslacht, de student, in wien het ongerept idealisme herleeft, en die het meisje, de dochter der avarié's", door zijn geloof in de betere bedoeling van dit leven van haar onschuldig lijden verlost. Het geloof in de waarde van den mensch, dat, als een latente gouden kiem, in de harten der ver wordenen blijft bewaard. Wij zijn slechter dan we ons voordoen, maar beter dan wij onszelf gelooven, .?da wir unsere Vergehen missbilligen". De vertaler Schering geeft voor mijn gevoelen Strindberg's woorden altijd te zwak weer, met missbilligen" is hier het veel sterkere: als een last op onzen nek dragen, bedoeld. Het is met dit onvoldragen werk, een grauwe krijtschets van verwarrende lijnen en onbestemde kruispunten, als met de teekeningen der groote humanisten, zooals Vincent van Gogh er een was. De ledematen zijn vaak misteekend, men kan er allerlei op aanmerken, maar daar boven uit rijst het gebaar, n enkel schokkend gebaar, de blik uit een paar blinde oogen wij hooren het tikken van de klok, en den schreeuw uit de diepte van het verwrongen hart, en we ademen den geur der hyacinthen.. de sterkelente-geur,die uit het kamertje der dochter" komt aangewaaid en de lijklucht in het mausoleum der ouderen overwint. Ik heb tot mijn spijt de opvoering der Ge spenstersonate" door Wegener's gezelschap tot dusver niet kunnen zien, de voorstelling, die ik wilde bijwonen, werd op het laatste oogenblik wegens ongesteldheid afgelascht. De vertolking van zulk een werk is een opgave, die bijna met het schrijven ervan gelijk te stellen is. Hoe men op een vreemd tooneel de sfeer van dit drama bena deren kan, is mij een open vraag gebleven. Al staan wij niet op de voorgeschreven mise-enscène waarschijnlijk zou Strindberg zelf, zijn Böcklin-periode ontgroeid, het effect der slotscène (een vizioen van het,, Toteninsel", waar heen de ziel van het jonge meisje in vrede henenvaart)wel willen schenken en al is het mogelijk dat groote Strindberg-spelers als Wegener, Frieda Richard e.a. de fosforesceerende atmosfeer in dit spookhuis om zich heen weten te scheppen louter door de innerlijke kracht van hun spel, dan nog zou het mij een illusie blijven de tage woning dezer dooden met al haar suggestieve vensters en de vlag half-stok, in de perfectie te zien, den geur der hyacinthen te ruiken tot in de zaal. Want niet minder dan door het hart en den geest, is Strindberg te naderen door de zinnen. TOP NAEFF Verstuikingen Biengt de pijn tot bedaren met Sloan's Liniment. Inwrijven onnoodig, het dringt door, doet de opzwelling slinken en brengt onmiddellijk behaaglijke ver lichting. Goed voor alle pijnen Houdt het steeds in gereedheid. Verkrijgbaar bij alle Apothekers en Drogisten. Prijs ?!. E1».

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl