Historisch Archief 1877-1940
.* t*
No. 2432
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
SCHILDERKUNST-KRONIEK
PULCHRI STUDIO (Aquarellen) N GROEPEN, MET
HOOFDGROEP: VAN MAASTENBROEK. Notities.
De twee Arntzenii zonden beiden 'én goed werk
in; van Floris Arntzenius zijn dat de Poppen (No. 1)
gevoelig van kleur, en vorm; van Paul Arntzenius
is dat een stilleven (hoewel de stof niet
geheel-enal is uitgedrukt, en 't handvat van den
kurketrekker niet döor-schijnënd genoeg werd). Bongers
js in zijn stadsgezicht onrustig, Briët beter in een
Javaansch meisje (No. 10). Jules Brouwers ver
volgt een hem gelukten trant van zien en werken
in een visschestilleven; hij vertelt haast a la
Leandre in een afbeelding van een gedeelte van
zijn.atelier. Mevrouw van Dam van Isselt's Zonne
bloem was nog beter bij kantiger teekenwijs, het
dorre zou beter uitgedrukt zijn. Pol Dom is niet
zuiver genoeg noch genoeg krachtig, Qoedvriend's
landschap naar Chineesch voorbeeld mist het
blanke dier Chineesche teekeningen. De
leelijkheid in het portret van Bertha van Hasselt bewijst
dat de teederheid der kunst hier niet overwon; van
Jonkvrouwe de Jonge moet een kop vermeld wor
den. Edw. Koning's Waterlelies zijn
vlakbeschaafd; Piet Kramers' Doode Kip" hoe
veel sterker was Verster's doode Haan. Er is te
lovens in Ev. Moll's Noordzee; in Van der Nat's
.schapen, de koppen naar buiten stekend (52). Van
Reekum heeft iets van den aard van Th. van
Hoytema benaderd in zijn Speurend naar buit (twee
vogels), Sprinckmann's studies naar figuren kun
nen evenals Ype Wenning's Winter in zeker op
zicht worden geprezen, Van het beeldhouw
werk noem ik Minne's Moederen kind en opeen
grooten afstand daarvan Mej. Vaillant's Kalkoen.
GROEPEN.
Ge kunt begrijpen, dat zoo iemand, Engelschen
het geaquarelleerd werk van Van Mastenbroek
zouden moeten waardeeren. Het is, .omdat het
Hollandsen is, niet zóó koel van techniek en kleur
-als het Engelsche werk kan zijn, maar het heeft
toch een zelfde vlotheid, die een vlotheid is eer van
?de hand dan van de ontroering het heet
geestig" gedaan; speelschwarebeter,enneutraler.
Ge vindt in het werk natuurlijk nawerkingen van
Jacob Maris (7, etc.), maar deze wijzen op
verijlingen. Ge vindt er een Sneeuwstudie, stadsgezicht,
dat aan Breitner u herinnert, maar op niet
aangename wijs voor Van Mastenbroek. Toch
vindt ge in Van MastenbroeTc nu en dan een per
soonlijkheid, 't zij in een gamma uitgedrukt (zie 5),
't zij in de aangave van een stadsgezicht ver
weg als horizont (zie 11); 't zij in de in bruin ge
noteerde Havengezichten, met de bezigheid van
mensch en machine; 't zij in een persoonlijk ge
worden besneeuwd Schiedam (hier niet aanwezig).
Van het overige uitgestalde noem ik: Ype Wen
ning's Schouwburg, Sprinckmann's Ponte Vecchio
(ets); Verstijnen's buitelaar en spreeuw; Tiele's
Oostersch figuur (om de handjes) van Soest's lelies
in maanlicht.
PLASSCHAERT
VERZAMELING C. A. WEGELING. Chineesche
kunst. Veiling Mak, Rokin, Amsterdam,
22?23 Jan.'24.
De voortbrengselen der Aziatische kunst zijn
?dikwijls eene uiting van reigieuse begrippen die
ons koud laten. Men heeft daarom aan Wester
lingen den raad gegeven elke poging om zich in de
beteekenis ervan te verdiepen, te laten varen. Be
grijpen brengt ons in dit geval geen stap nader tot
waardeeren. Men trachte dus niet de bedoeling
van deze kunst te doorgronden, maar haar te be
leven". Niet ons verstand maar onze intuïtie zou
ons daarbij moeten leiden.
De laatste veiling der heeren Mak bracht niet
de noodzakelijkheid mee deze leer uitsluitend in
praktijk te brengen. Er was naast religieuse heel
wat profane kunst ook en vooral op ander gebied
dan dat der porcelein-fabricatie. Daarbij bracht de
terra-cotta plastiek de verrassing dat zij voor
westerschensmaak volkomen genietbaar was. r>eze
groepen en beeldjes waren soms eenvoudig-grootsch
'soms bevallig van structuur. De beste, paarden
met of zonder stalknecht, muntten uit door sobere
lijn en nobele houding, de vele beeldjes van kleiner
formaat onderscheidden zich door onverwachte
gratie. Ge vondt er kwanojes van achttiende
eeuwsche allure en vrouwenfiguurtjes van
middeneeuwsche-duitsche aanvalligheid. Waar het markante
van den vorm door den tijd geleden had, wasde be
koring eener half uitgevaagde polychromie over
gebleven. Met deze boetseerkunst was de schilder
kunst het best vertegenwoordigd. Ook hier bleek
het mogelijk met onze westersche ervaring tusschen
beter en minder te onderscheiden. De copiën
naar oude meesters wonnen het van vermoedelijk
latere origineelen copieeren beteekent in China
meer dan bij ons.
Ten slotte kon men zich verheugen in de moderne
?Chineesche tapijtfabricatie: een rustig fond en
spaarzame en bescheiden versiering.
Een ? klein kleedje van ouderen
datum vertoonde in zijn
gestyleerddieren-ornament duidelijke verwant
schap met het perzische dier-tapijt.
H E N N u s
RUSSISCHE BOEKEN
OVER VOLKSKUNST
Mijn Levenslot door een
Russische boerin.
Verstaat men onder volkskunst
datgene wat voortkomt uit het
midden van de intellektueel nog
niet ontwikkelde massa", datgene
wat door een niet- of weinig ontwik
kelde wordt geschreven of gemaakt
voor zijn omgeving en uit die omge
ving, dan moet dus uitgeschakeld
worden alles wat het werk is van
een intellectueel hoog staand kunste
naar, ook al zou hij zich bezig hou
den met onderwerpen uit het leven
van het volk in engeren zin.
Zulke echte volkskunst is heel
zeldzaam, sedert de Renaissance vrij
wel geheel verdwenen. De classieke
kunst en in navolging daarvan die
der Renaissance, der 17de en 18de
eeuw was een kunst van
geestesaristokraten en bestemd voor een
geestelijke elite, waar de massa
zelfs der kleine burgerij vrijwel bui
ten bleef. Men denke slechts aan
Racine en zijn hofkunst, aan Hooft
en zijn Muiderkring; aan een Lessing,
een Goethe, geesten, die zeker geen
taal spraken, waar de groote massa
veel aan zal hebben gehad.
Kontakt tusschen volk en kunst
is vrijwel geheel verbroken en noch
de romantiek van omstreeks 1800,
noch het realisme van de 19de eeuw,
noch het individualisme der Tach
tigers in binnen- en buitenland hebben de kunst
nader gebracht tot het volk.
Maar ook uit dat volk zelf is weinig of niets ge
komen, dat op den nieuwen bloei eener echte volks
kunst zou wijzen. Onze romanschrijvers zijn bijna
zonder uitzondering zeer ontwikkelde dames en
heeren, die zich niet ongaarne op hun
geestesverfijning laten voorstaan, zich bij voorkeur bewegen
in de kringen der gegoede burgerij en wanneer zij
al onderwerpen behandelen aan het lagere volks
leven ontleend, toch van een eruditie getuigen, die
mijlen ver afstaat van de naieve eenvoud en
spontaneïteit, die echte, bijv. de middeleeuwsche volks
kunst kenmerkt.
Onze dichters zijn geen van allen, Scheltema
wellicht uitgezonderd, volksdichters, daartoe zijn
ze nog te zeer aestheten en individualisten. En dit
geldt niet alleen voor ons land. Waar is de moder
ne dichter, die een epos schept als de Nibelungen
of de Reynaert?
Alleen in Rusland zijn ze.
Het is te dezer plaatse reeds eerder gezegd, dat
de Russische romanschrijver noch de Russische
dichter niet in de eerste plaats literaten" zijn
zooals de heeren en dames letterkundigen van
West-Europa. Maar ginds zijn ze vooral woord
voerders van de verlangens, het lijden, het hopen
en het strijden der groote massa. Niet alleen ging
de Russische schrijver tot het volk"(pod naroda)
wat zijn .,stof" betreft, maar hij is een levend,
getuigend, lijdend en strijdend deel van dat volk.
De W'est-Europeesche literaire kunstenaar is na
genoeg internationaal, de Russische is nationaal
in de eerste plaats, dit geldt zelfs van een Toergen jef,
hóe ,,wester3ch" deze overigens ook was ingesteld.
Maar Tolstoj, Dostojefski, Tsiechot, Ljeskof,
Gorkiez zijn vooral openbaarders van de ziel des volks.
Gogoljs verhalen van Dikanjka, Toergenjefs
jagersgeschiedenissen, Tolstoj's parabelen zelfs,
Tsjechof's novellen en Gorkiejs zwervers- en
dakloozenromans, het is altijd weer de mensch, die de taal
des volks heeft leeren spreken, de gedachten des
volks heeft leeren denken, en zich zelf heeft leeren
inschakelen !
Zoo is dan ook de Russische literatuur der 19de
eeuw bij uitnemendheid de literaire kunst van het
Russische volk, en daarom ook verwondert het
niet een boekje te lezen als Mijn levenslot, een
verhaal door een Russische boerin gedikteerd aan
Mevrouw Koezminskaja en herzien door Leo
Tolstoj" (vertaald door Charles Salomon en zoo
even verschenen bij Tjeenk Willink te Haarlem).
Dit is pure volkskunst, zooals ook de boeren el
kander vertellen van de oude helden en de oude
wonderdoeners. Ongekunsteld, zonder eenige lite
raire mooidoenerij, waar en daardoor van een tot
schreien dwingende smartelijke schoonheid.
JOZEF ISRAELS
wiens geboortedag (27 Januari 1824) Zondag a.s.
wordt herdacht
Men leze het lot van een dezer duizenden Rus
sische vrouwen niet alleen ter wille van den inhoud,
ofschoon die op zich/zelf heel belangwekkend is
voor de stelling, dat geen volk zoo lijdt en weet te
lijden als het Russische; maar men leze het boekske
vooral om de zuiverheid en grootschen eenvoud van
den vorm en om te ondervinden wat volkskunst."
is.
Door dit onopgesierde lijdensverhaal van een
boerenvrouw (ik geloof onvoorwaardelijk dat deze
vrouw en niet Tofstoj de auteur is, al zal de laatste
het wel persklaar hebben gemaakt !) is mijn liefde
en bewondering voor het werk der Russische
schrijvers nog gegroeid: hierdoor beseft men eerst
werkelijk, hoezeer zij schrijvers van en voor hun
volk wan/n, en hoe zij, ieder op zijn wijze, de echo
zijn van het stille kreunen en smachten dezer
millioenen.
A. SAALBORN
NIEUWE UITGAVEN
J. D. Reiman Jr., Voorzitter van de Inter
nationale Stichting Pallas Athene te Amersfoort
I. Het Christus-Mysterie en II. de Weg naar
inzicht en vrede. Haarlem, J. W. Boissevain en
Co.
Het eerste opstel is door den heer Reiman
geschreven naar aanleiding en direct na afloop
van een leergang over het Christus-mysterie, in
1917 gehouden door den sedert ontslapen dr. H.
W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga uit
Zutphen, in de Internationale School voor Wijs
begeerte te Amersfoort.
Deze begaafde spreker gaf in den leergang,
naast inzichten over den mystieken Christus in
den mensch, beschouwingen over den historischen
Christus in den zin van incarnatie van den Vol
maakten mensch op aarde, welke opvatting
ook door Prof. Bolland gedeeld werd en waarmede
de heer Reiman niet kon instemmen. Hier is nu
een poging om in het laatste vraagstuk licht te
ontsteken.
Het tweede opstel, ,,De weg tot Inzicht en
Vrede" is aan de praktijk ontleend en in zeke
ren zin een aanvulling van het eerste.
Levensverzekering Maatschappij
..H AAIlt^E Jl"
Wllsonspleiu tl
DE VOORDEELIOSTE TARIEVEN