Historisch Archief 1877-1940
'ÖE'AltSTERbAAiMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
'
RICHARD STRAUSS-FEEST
(Teekeningen voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen)
II
De orkest-concerten van het Strauss-feest zijn
thans afgeloopen. De twee laatste stonden onder
leiding van Dr. Karl Muck en Dr. Richard
Strauss zelf.
Merkwaardig, de sterkste indruk die a! deze
muziek heeft achtergelaten, werd nog door de
suite van Der Burger als Edelmann" bij mij
opgewekt. Ik heb het pathos niet meer kunnen
verstaan Van Strauss' Also sprach Zarathustra",
dat. ik een slechte muzikale film naar Nietzsche's
machtig gedicht acht (misschien, wanneer deze
muziek zich zonder programma had
gemanis?festeerd, zou ik hebben gezegd: Strauss maakt
met een thema c?g?c knappe combinaties
n overigens weinig samenhangende stukken, en
de wals-finale bezit ongetwijfeld glans,
voorióoper van andere brillante Weensche walsen,
die Strauss nog zal schrijven). Ik kan niets voelen
voor het soort toeristen-pathos in de Alpen
symphonie", vooral niet na Mahler's 7e symphonie,
die het pathos der bergen zelf geeft. Ik vind ook
absoluut ongenietbaar wat Strauss met Cervantes'
Don Quichote?'uithaalt in den tafereeltjes-vorm
van thematische variaties. Ik vind zulke muzikale
baldadigheid onbenullig en zelfs bedenkelijk voor
Strauss' cultuur als lettre (later heeft de omgang
met echte dichters Strauss' smaak een betere
vorming gegeven, tenminste hij weet zich later
de gelegenheden te laten ontgaan voor zulk soort
karakteristieken" als zij zich aanbieden).
Overigens gaf Strauss, die de Alpensymphonie"
«n DonQuicbote" zelf dirigeerde, zich alle moeite
in een gematigde, verromantiseerende en z.g.
objectieve vertolking het realisme" van zijn
scheppingen weg te werken door de al te harde
accenten te dempen en het schreeuwerige in de
instrumentatie terug te houden, zoodat men
soms dacht aan een verbleekte chromo naar
het origineel.
Ik vind trouwens deze houding van Strauss
tegenover dit vroegere werk, een houding, die
zeer contrasteert met de actieve ijver, waarmede
l
Dr. RICHARD STRAUSS
juist Mengelberg de, wel is waar harde, kleuren
aanzette in zijn directie, duidelijk. Zoo komt
de tegenwpprdige Strauss, de Strauss, die musi
ceert en instrumenteert in de periode van de
Neu-entdeckung Mozarts", noodzakelijk tegen
over dit vroegere, eenigszins door een imperi
alistische ? waan gedragen werk te staan. Het
was merkwaardig hoe gretig Strauss zich als
dirigent op de melodiek in b.v de Alpen
symphonie stortte (een vroeger werk ondanks
den laten datum van beëindiging),' hoe hij in
Don-Quichote het liefde-motief lyrisch trok. Ove
rigens, de Alpensymphonie nadert weer veel meer
de melodisch overheerschende muziek dan
donderen-storm-machines (ook hier) doen meenen en
dat het tweede deel, het z.g. geestelijke deel
der natuur-impressie, dat Strauss, volgens
Specht, reeds De Antichrist" had betiteld !
niet geschreven werd in een inzicht, dat bij Strauss,
die wel de Verklarung" na de Tod" aandorst,
zeker niet stamt uit gebrek aan durf.
Strauss, die met de orkest-opera begon want
het muziekdrama zooals Wagner het ons leerde,
is in wezen niet anders wendde zich op dit
keerpunt (want een keerpunt blijft^het, samen
komend met de terugkeer" tot tonica en
dominant-muziek) naar het musiceeren om zichzelfs
wille" en de nieuwe overheersching van de melodie.
Het groote orkestapparaat wordt op zolder gezet,
een klein orkest is voldoende, ja zelfs geschikter
tot de rijkste muzikale verscheidenheid in uit
drukking. De muziek wordt weer zelfstandig.
Die Vertiefung in der Kunst entspringt stets
dem Intimen", zegt Waltershausen terecht.
Strauss en dit is wederom curieus wijdt
zich geheel aan die verdieping, waartoe zijn mu
ziek ten slotte in staat is: de stijlvolle barok.
Geconcentreerd binnen den kleinen vorm van een
kamer-orkest, een kamer-opera tirelantijnt zijn
melodische lijn als de Rokoko van het Duitsche
Nymphenburg. Oostenrijksche barok, en daarin
heeft de Oostenrijksch-Duitsche kunst waarlijk
een eigen leven, een eigen cachet gehad: Meisner
porcelein, verliefde bronnen-figuurtjes,
caricaturale hoofschheid onder masker en allonge-pruik.
In de taal van deze barok heeft Strauss zijn
muziek voor Molière overgezet, de muziek, die
vroeger met de muziek voor Ariadne auf Naxos"
werd gegeven, doch nu alleen in concertvorm
is bewaard gebleven, en suite uit Der Burger als
Edelman" heeft. Ik zeide reeds dat het van deze
muziek ten slotte was,dat ik den sterksten indruk
behield, hoewel deze schepping zich als nog niet
geheel zelfstandig-muzikaal genoeg heeft bewezen
voor de concertzaal.
Een klein orkest van 38 musici speelt deze
stukken, waarin Strauss inderdaad eenige knappe
staaltjes kleinkunst" bereikt, al is ook-hier
het slagwerk nog niet voldoende gereduceerd,
in den zin van zijn beteekenis voor het ensemble
(want de moderne componisten hebben wel is
waar een uitgebreider groep slagwerk nog in de
kleine ensembles, doch deze is in het gebruik
van rythmisch-constructieve beteekenis).
Men is thans benieuwd naar Ariadne auf
Naxos", en de nieuwe kameropera's, die Strauss
nog onder handen heeft, benevens het ballet
Schlagobers".
Het concert, dat Strauss zelf dirigeerde, werd
door een groote schare toehoorders bijgewoond,
voor wie Strauss' aanwezigheid natuurlijk het
groote evenement was.
Op het voorafgaande concert, onder Dr. Muck,
had Vera Schapira nog de door Brahms
beinvloede Burleske" voor piano orkest met een
enorm gespierde techniek voorgedragen
Youra Guller.
Er rest ons van de kleine concerten te
memoreeren een merkwaardige piano-recital, die Youra
Guller in de Kl.-Z-Concertgebouw gaf. Deze
jonge pianiste die als vijf-jarige het 3e piano
concert van Beethoven speelde; men ziet het
het tengere meisje met het witte Spaansche profiel
van Eugénie de Montijo niet aan droeg een
wat te lang programma voor, van Friedemann
Bach (een concert) over Mozart en Chopin naar
Granados, Milhaud, Poulenc en Liszt gaande.
Het treffendst was het zekere en sierlijke, het
rythmisch-evenwichtige, het beheerscht-klare in
haar voordrachten, helder opgebouwd, zeer
pianistisch uitgewerkt, doch met eenig tekort aan
lyrische diepte, wanneer de muziek deze vereischt.
Daardoor werden de stukken met rythmische
bewegelijkheid het volmaaktst vertolkt, bijv.
de Mouvements perpetuels" van Poulenc. .
Overigens een spel, dat alle aandacht verdiende
door zijn rustige, sterke en goed proportioneerende
kwaliteiten, zijn transcendentale techniek, te
zeldzaam in deze tijden van zooveel onklaar
begrip van uitbeelding, vermomd als eigen"
opvatting.
CONSTANT VAN WESSEM
Dr. KARL MUCK
SPREEKZAAL
HET RECHT OP DEN LACH
(Zie ook pag. 22)
Mr. van Rossum heeft, in De Groene van verle
den week, naar aanleiding van de critieken op zijn
nieuwste stuk Het jubileum van Venus", het
recht van den lach bepleit. Zonder hem dit recht
te misgunnen, ka» ik, hoewel niet behoorende tot
die recensenten, die hem het hardst hebben
gevallen, niet nalaten hen er op te wijzen, dat er
soorten van lachen zijn, en soorten van recht.
Hoewel men mijn critiek (wel eenigszins ten
onrechte) in de advertenties heeft uitgespeeld
tegen de zeer heftige veroordeeling in het Vader
land, besloot ik deze met een uiting van ontstem
ming over het lage plan, waarop deze satire staat.
En dit is voor mij de kwestie, niet het al of niet
betamelijke of schuine van een grap of situatie.
De schrijver van Phyllis en Femina heeft zichzelf
dunkt me, geen dienst bewezen door het schrijven
van dit stuk, en een bepaalden ondienst door zijn
verdediging.
Het komische zonder hekelende en didaktische
bedoeling is zeer zeker mogelijk, het is Ie comique
absolu" zooals Baudelaire zegt. Elk hekelen van
een zonde of dwaasheid evenwel behoort een
ethischen of wijsgeerigen ondergrond te hebben. Het
jubileum van Venus hekelt dan ook de huichelarij.
Ik laat nu daar of het juist de huichelarij is, die in
dezen tijd van schaamteloosheid veeleer,om bestrij
ding vraagt. Als wij echter inditstuk,een bankier,
door toover-wierook van zijn zelfbeheersching be
roofd, parels zien stelen, vragen we ons af, of de he
keling niet van veel hooger oude juister en mach
tiger zou zijn geweest, als hij b.v. eengrbotefraude
had onthuld. Een dwingender vraagstellen wij ons,
als de vrouw van den vadsigen hoof d persoon, wiens
deaal is op bed te ontbijten en te rooken, maardie
het betreurt geen kinderen te hebben (die hem
misschien tot een ander man zouden hebben ge
maakt) als dit wijf erkent hem twaalf en een
half jaar het vaderschap moedwillig te hebben
onthouden, en hem, laat ons het zeggen, aldus op
een bijzonder lage en wreede wijze te hebben be
drogen. Nog kon hier geoorloofde satire zijn, een
grootsche zelfs ! Maar niet alleen loopt Mr. van
Rossum over dit zeldzaam hartelooze b?dro<> -'-«i
verder losjes heen, hij laat zelfs den man een op
merking maken, die aan de bittertafel na het tweede
rondje zeker een gelijk lach-succes zou hebben als
ze hier, in de schouwburgzaal had. Hier is een soort
van lach, op welks recht Mr. van Rossum, dunkt
mij, geen prijs had moeten stellen, en de vraag die
bij ons opkomt is, of deze auteur niet beter zou
doen, er voortaan van af te zien. Want als inder
daad zooals Top Naeff zei, en ook ik meen het te
hebben opgemerkt, het peil van de schouwburg
bezoekers in ontstellende mate is gedaald, dan
moet de auteur dubbel en dwars toe zien, dat hij
niet médaalt of zelfs vóór hen uit.
CORNELIS VETH