De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 januari pagina 17

26 januari 1924 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Bode-oefening KRONIEK VAN DEN DANS III Rudolf Bode Rudolf Bode is als stichter van de naar hem genoemde school, die zich allengs tot een BodeBund heeft uitgebreid, als vormer van zijn , bepaalde systeem van lichamelijke scholing, 'waarin voor het eerst de bezieling van het lichaam tot grondslag van een bewegingsleer wordt ge maakt, en als schrijver van een aantal verhande lingen die tot het belangrijkste der laatste jaren behooren 1), een van de zeer weinige daadwer kelijke en theoretische leiders met wien heden en toekomst rekening hebben te houden. Hij is het eenvoudigst te karakteriseeren als de sterkste tegenstander van Jaques-Dalcroze en de vernieuwer en zuiveraar van het beste in diens systeem; waar de Laban-school in hoofdzaak een dans-school is, staat Bode dus vooraan bij de ontwikkeling van het algemeener vraagstuk der lichaamsscholing, zooals het onderwijs die meer en meer noodig zal blijken te hebben. De groote verdiensten van Jaques-Dalcroze zijn onbetwistbaar. Hij is de eerste geweest die in zeer breede kringen de aandacht wist gaande te maken voor de noodzakelijke herleving van de natuurlijke rhythmische krachten in den gemechaniseerden modernen mensch; hij heeft de eerste schreden gezet en de eerste vraagstukken onder het oog gezien en bij alles wat thans, na jaren, aan zijn systeem valt te veroordeelen, mag men nimmer vergeten, dat zonder zijn voorbereidend werken de ontwikkeling niet mogelijk ware geweest. Ook Bode's zooveel dieper gaande practische uitdrukkingsgymnastiek en zijn scherpe theoretische uiteenzettingen zullen niet het laatste, volmaakte systeem blijken; het is echter een zeer be langrijke schrede in de goede richting, waarin men eerst na meerdere generatiën op het volslagen en algemeen erkende systeem van scholing mag hopen. Het ware immers ook al te vreemd indien, na zoovele jaren van verwaarloozing en eenzijdige "opvatting van het lichamelijke, plot seling de weg totwedefbezieiingyanhet lichaam volkomen recht en onveranderlijk bleek gereed te liggen. Over Jaques-Dalcroze's verdiensten vaJt een ander maal uitvoeriger te handelen. Men herinnere zich echter dat de tegenwoordige leider van Hellerau, E. Ferand-Freund openlijk heeft toe gegeven, dat muzikale opvoeding hier het doel is en dat Hellerau met lichamelijke scholing in eigenlijken zin niets te maken heeft. Bode's kritiek treft Jaques-Dalcroze in den kern van het vraagstuk, wanneer hij uiteenzet dat metrum en rhythme hier verwisseld werden, dat metrisch begrip hier weliswaar tot inde fijnste schakeeringen te leeren is, maar dat juist JaquesDalcroze's tot het uiterste verfijnde metrische scholing op grondslag der muziek, de hoofdzaken der bewegingsleer verwaarloost: de ontwikkeling van het al of niet aangeboren rhythmisch gevoel. Jaques-Dalcroze vervalt in een noodlottige scho ling van afzonderlijke spiergroepen, terwijl hij daarbij gymnastisch slecht onderlegd schijnt. Dit schaaat natuurlijkerwijze voor alles de vloeiende eenheid der bewegingen en is recht en tegenspraak met het hoofddoel dat de goede bewegingsleer kenmerkt: de volledige rhythmische eenheid, de bezieling van het geheele bewegende lichaam. Bij Bode's oefeningen is dan ook alle aandacht gericht op die eenheid: niet op de afzonderlijke ledematen, maar op het middelpunt, het lichaamszwaartepunt, de groote lichaams spieren rond het centrum. Van daaruit moet elke beweging vloeien en ze ^«al noodzakelijkerwijze nooit in de noodlottige isoleering kunnen vervallen omdat het geheele lichaam deel neemt aan een rjLgtj.) ontstane beweging. ode's scholing wekt dus het verwaarloosde en onbewuste Hchaamsgevoel op, waartoe voor namelijk slag^ruk en trekbewegingen, de natuur lijke bewegingih van den arbeid, hem de middelen leveren. Hij erkent de noodzakelijkheid van een gymnastiek die allereerst een krachtig lichaam vormt, hij erkent de sport, maar voert beiden in hooger verband op naar een rhythmische bewe gingsleer, die meer dan deze beiden de oorspronke lijke lichaamsbezieling oproept en die ten slotte over kan gaan in de plastische beweging en den dans. Dat hij zoodoende het nut der goede gymnastiek erkennend, ??elders de gymnastische beperking scherp aantoonend en hare verwerpelijke eigenschappen hekelend de dingen in verband en op hun plaats brengt, dat zijn systeem orde en eenheid brengt in de ver warde strijd van gymnastische principes, is een van de verheugendste eigenschappen van zijn werk. Of nu zijn theoretische opvatting van het rhythme en onderdeden van zijn opvatting overal volkomen zijn, is een vraagstuk voor de gespe cialiseerde vakmenschen; de hoofdzaak blijft, dat Bode, Jaques-Dalcroze en de mechanische gymnastiek verwerpend, daarvoor een juister, vollediger en dieper het menschelijke treffend systeem in de plaats stelt, waarvan de grondslag gevonden is in het aangeboren en verwaarloosde rhythmische wezen van den mensch. Bode schept den weg tot natuurlijke bezieling der beweging: voor het eerst wordt hier de eenheid van lichaam en ziel op eenvoudige en onopgesmukte wijze tot uiting geroepen. En zoodoende wordt hier een nieuwe schakel gelegd tusschen de vragen van maatschappij, mensch en onderwijs, waarbij de lichamelijke opvoeding met ieder jaar meer van algemeen belang blijkt. De heer F. C. G. Duvergé, die reeds meermalen, , Mechanische spieroefening o.a. in zijn brochure Rhythmische Gymnastiek en Uitdrukkingsgymnastiek" op verwante zaken en op Bode's belangrijkheid wees, heeft met de bewerking van dit boek een goeden dienst aan allen bewezen wier belangstelling hier vereischt wordt. Men zal Bode in de kringen die in Nederland aandacht schenken aan vraagstukken van onder wijs en lichamelijke opvoeding niet kunnen verwaarloozen en waar zoowel de heer Duvergéals Bode de physiologische grondslagen der vraag stukken scherp belichten en een uitgelezen medisch materiaal aanvoeren tot staving van de hier slechts zeer algemeen aangegeven begrippen, mag men hopen dat ook van medische zijde deze vernieuwing van de lichamelijke opvoeding als noodzakelijk zal worden erkend. Voor de algemeener belangstellende is hierbij een viertal reproducties gevoegd: men kan daarin met eenige aandacht duidelijk het groote verschil zien tusschen een stelsel dat de gymnastiek uitsluitend als mechanica (wils-en krachtsoefening) opvat, de Hellerau-oefening die geconstrueerd is door den wil en geen innerlijke eenheid der be weging zien laat en eenige Bode-oefeningen, uit het rijke illustratiemateriaal, waarbij het lichaam als het ware onbewust luistert naar den innerlijken oorsprong der bewegingen. Alle betoog is daarbij overbodig: ieder gevoelig oog ontdekt hier de bezieling in de lichamelijke beweging, en dus de beweging die van het meeste belang is voorlichaam en ziel, uit eigen aangeboren gevoel en erkent daarmede den weg die naar het goede doel voert' J. W. F. W E R U M E U S B U N I N O. 1) R. Bode: Rhytmus und Körpererziehung" (Diederichs); Aufgaben u. Zielen der Rhytmischen Gymnastik" (Beek) Ausdriicksgymnastik" (Beek). Het laatste werk verscheen, als Uitdrukkingsgymnastiek", bewerkt en inge leid door F. C. G. Duvergébij H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem. Bode-oefening Hellerau-oefening i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl