Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
Bode-oefening
KRONIEK VAN DEN DANS
III
Rudolf Bode
Rudolf Bode is als stichter van de naar hem
genoemde school, die zich allengs tot een
BodeBund heeft uitgebreid, als vormer van zijn
, bepaalde systeem van lichamelijke scholing,
'waarin voor het eerst de bezieling van het lichaam
tot grondslag van een bewegingsleer wordt ge
maakt, en als schrijver van een aantal verhande
lingen die tot het belangrijkste der laatste jaren
behooren 1), een van de zeer weinige daadwer
kelijke en theoretische leiders met wien heden
en toekomst rekening hebben te houden.
Hij is het eenvoudigst te karakteriseeren als de
sterkste tegenstander van Jaques-Dalcroze en
de vernieuwer en zuiveraar van het beste in diens
systeem; waar de Laban-school in hoofdzaak
een dans-school is, staat Bode dus vooraan bij
de ontwikkeling van het algemeener vraagstuk
der lichaamsscholing, zooals het onderwijs die
meer en meer noodig zal blijken te hebben.
De groote verdiensten van Jaques-Dalcroze
zijn onbetwistbaar. Hij is de eerste geweest die
in zeer breede kringen de aandacht wist gaande
te maken voor de noodzakelijke herleving van de
natuurlijke rhythmische krachten in den
gemechaniseerden modernen mensch; hij heeft de
eerste schreden gezet en de eerste vraagstukken
onder het oog gezien en bij alles wat thans, na
jaren, aan zijn systeem valt te veroordeelen, mag
men nimmer vergeten, dat zonder zijn
voorbereidend werken de ontwikkeling niet mogelijk
ware geweest. Ook Bode's zooveel dieper gaande
practische uitdrukkingsgymnastiek en zijn scherpe
theoretische uiteenzettingen zullen niet het laatste,
volmaakte systeem blijken; het is echter een zeer be
langrijke schrede in de goede richting, waarin men
eerst na meerdere generatiën op het volslagen
en algemeen erkende systeem van scholing
mag hopen. Het ware immers ook al te vreemd
indien, na zoovele jaren van verwaarloozing en
eenzijdige "opvatting van het lichamelijke, plot
seling de weg totwedefbezieiingyanhet lichaam
volkomen recht en onveranderlijk bleek gereed
te liggen.
Over Jaques-Dalcroze's verdiensten vaJt een
ander maal uitvoeriger te handelen. Men herinnere
zich echter dat de tegenwoordige leider van
Hellerau, E. Ferand-Freund openlijk heeft toe
gegeven, dat muzikale opvoeding hier het doel
is en dat Hellerau met lichamelijke scholing in
eigenlijken zin niets te maken heeft.
Bode's kritiek treft Jaques-Dalcroze in den
kern van het vraagstuk, wanneer hij uiteenzet
dat metrum en rhythme hier verwisseld werden,
dat metrisch begrip hier weliswaar tot inde fijnste
schakeeringen te leeren is, maar dat juist
JaquesDalcroze's tot het uiterste verfijnde metrische
scholing op grondslag der muziek, de hoofdzaken
der bewegingsleer verwaarloost: de ontwikkeling
van het al of niet aangeboren rhythmisch gevoel.
Jaques-Dalcroze vervalt in een noodlottige scho
ling van afzonderlijke spiergroepen, terwijl hij
daarbij gymnastisch slecht onderlegd schijnt. Dit
schaaat natuurlijkerwijze voor alles de vloeiende
eenheid der bewegingen en is recht en tegenspraak
met het hoofddoel dat de goede bewegingsleer
kenmerkt: de volledige rhythmische eenheid, de
bezieling van het geheele bewegende lichaam.
Bij Bode's oefeningen is dan ook alle aandacht
gericht op die eenheid: niet op de afzonderlijke
ledematen, maar op het middelpunt, het
lichaamszwaartepunt, de groote lichaams
spieren rond het centrum. Van daaruit moet elke
beweging vloeien en ze ^«al noodzakelijkerwijze
nooit in de noodlottige isoleering kunnen vervallen
omdat het geheele lichaam deel neemt aan een
rjLgtj.) ontstane beweging.
ode's scholing wekt dus het verwaarloosde
en onbewuste Hchaamsgevoel op, waartoe voor
namelijk slag^ruk en trekbewegingen, de natuur
lijke bewegingih van den arbeid, hem de middelen
leveren. Hij erkent de noodzakelijkheid van een
gymnastiek die allereerst een krachtig lichaam
vormt, hij erkent de sport, maar voert beiden
in hooger verband op naar een rhythmische bewe
gingsleer, die meer dan deze beiden de oorspronke
lijke lichaamsbezieling oproept en die ten slotte
over kan gaan in de plastische beweging en den
dans. Dat hij zoodoende het nut der goede
gymnastiek erkennend, ??elders de
gymnastische beperking scherp aantoonend en hare
verwerpelijke eigenschappen hekelend de
dingen in verband en op hun plaats brengt, dat
zijn systeem orde en eenheid brengt in de ver
warde strijd van gymnastische principes, is een
van de verheugendste eigenschappen van zijn
werk.
Of nu zijn theoretische opvatting van het
rhythme en onderdeden van zijn opvatting overal
volkomen zijn, is een vraagstuk voor de gespe
cialiseerde vakmenschen; de hoofdzaak blijft,
dat Bode, Jaques-Dalcroze en de mechanische
gymnastiek verwerpend, daarvoor een juister,
vollediger en dieper het menschelijke treffend
systeem in de plaats stelt, waarvan de grondslag
gevonden is in het aangeboren en verwaarloosde
rhythmische wezen van den mensch. Bode schept
den weg tot natuurlijke bezieling der beweging:
voor het eerst wordt hier de eenheid van lichaam
en ziel op eenvoudige en onopgesmukte wijze tot
uiting geroepen. En zoodoende wordt hier een
nieuwe schakel gelegd tusschen de vragen van
maatschappij, mensch en onderwijs, waarbij de
lichamelijke opvoeding met ieder jaar meer van
algemeen belang blijkt.
De heer F. C. G. Duvergé, die reeds meermalen,
, Mechanische spieroefening
o.a. in zijn brochure Rhythmische Gymnastiek
en Uitdrukkingsgymnastiek" op verwante zaken
en op Bode's belangrijkheid wees, heeft met de
bewerking van dit boek een goeden dienst aan
allen bewezen wier belangstelling hier vereischt
wordt. Men zal Bode in de kringen die in Nederland
aandacht schenken aan vraagstukken van onder
wijs en lichamelijke opvoeding niet kunnen
verwaarloozen en waar zoowel de heer Duvergéals
Bode de physiologische grondslagen der vraag
stukken scherp belichten en een uitgelezen medisch
materiaal aanvoeren tot staving van de hier
slechts zeer algemeen aangegeven begrippen,
mag men hopen dat ook van medische zijde deze
vernieuwing van de lichamelijke opvoeding als
noodzakelijk zal worden erkend.
Voor de algemeener belangstellende is hierbij
een viertal reproducties gevoegd: men kan daarin
met eenige aandacht duidelijk het groote verschil
zien tusschen een stelsel dat de gymnastiek
uitsluitend als mechanica (wils-en krachtsoefening)
opvat, de Hellerau-oefening die geconstrueerd is
door den wil en geen innerlijke eenheid der be
weging zien laat en eenige Bode-oefeningen, uit het
rijke illustratiemateriaal, waarbij het lichaam als
het ware onbewust luistert naar den innerlijken
oorsprong der bewegingen. Alle betoog is daarbij
overbodig: ieder gevoelig oog ontdekt hier de
bezieling in de lichamelijke beweging, en dus de
beweging die van het meeste belang is voorlichaam
en ziel, uit eigen aangeboren gevoel en erkent
daarmede den weg die naar het goede doel voert'
J. W. F. W E R U M E U S B U N I N O.
1) R. Bode: Rhytmus und Körpererziehung"
(Diederichs); Aufgaben u. Zielen der
Rhytmischen Gymnastik" (Beek)
Ausdriicksgymnastik" (Beek). Het laatste werk verscheen,
als Uitdrukkingsgymnastiek", bewerkt en inge
leid door F. C. G. Duvergébij H. D. Tjeenk
Willink en Zoon te Haarlem.
Bode-oefening
Hellerau-oefening
i