De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 januari pagina 22

26 januari 1924 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

DE , WEEKBLAD YQORj .NEDERLAND No. 2432 l HET RECHT OP PEN LACH Onze lezers weten wel, dat niet alles wat in de Groene staat, de meening van de Reaactie weergeeft. WJe iets belaafeijfcs te zeggetetoeeft, en dat zeggen-,kan,.'Iteefr Mèf -de gelegenlieid. De Groene is geert-pn>f»ganda-blad, en verwacht, dat de lezers wat er in geboden wordt aan eigen oordeel zullen toetsen; wij stellen onze lezers niet onder curateele. Wanneer dus een man van de beteekenis van Mr, van Rossem een overtuiging wil uiten, vindt hij onze kolommen voor hem open; en zoo kreeg in het vorige nummer een artikel van zijn' hand onder bovenstaanden titel een plaats. Maar voor het geval, dat iemand het hier voorgedragen systeem van de Groene niet mocht kennen, wil ik met kracht van Rossem's "artikel bestrijden. Ik hoop, dat men van mij zal willen aannemen, dat ik de waarde van den lach even hoog schat als Mr. van Rossem. Maar de lach moet en ik grijp hier de gelegenheid aan om een Charivarium te leveren voor de volgende week door de zeef van den goeden smaak gaan. Humor is een sprong. De sprong naar het onverwachte. Wie die sprong, met lachsucces, weet te doen zonder hulpmiddelen is de goede humorist. Maar er zijn er die een polsstok noodig hebben: viezigheid of onzedelijkheid. Dit bewijst altijd gebrek aan voldoenden humor. Hier wordt de lach niet voortgebracht door het humorcentrum in de hersenen, maar door een ander centrum, dat ik niet nader aan zal duiden. De Fransche spotbladen bewijzen zoo hun inferioriteit. Die gebruiken bijna altijd den polsstok, in tegenstelling met de Engelsche, die nooit eenig onwelriekend hulp middel noodig hebben en toch het wereldkampi oenschap veroverd hebben op het gebied van den humor. De heer van Rossem zal het niet tegen spreken. Op het tooneel is het niet anders. Men wijze mij maar een platheid aan in de werken der grootste Engelsche humoristische tooneelschrijvers: Wilde en Shaw. Het voorbeeld dat hij geeft, bloody" uit Pygmalion, is onjuist. Dat is niet een op zich zelf staande grap, om het publiek door de platheid van dien term aan het lachen te brengen; dat is het noodzakelijk uit vloeisel van den ganschen opzet van het stuk, dat, zooals Mr. van Rossem zeer wel weet, in geenen deele geschreven is om het publiek met platte uitdrukkingen te vermaken, en hij mag zich volstrekt niet op Shaw beroepen om te betoogen dat hij ook wel eens prettig plat mag zijn. Zoo misleidt hij zichzelf en zijn lezers met valsche argumenten. Er is drieërlei lach. De goddelijke, de menschelijke en de duivelsche. De goddelijke is b.v. de lach, die opgewekt wordt door een grapje als het in de vorige Groene uit de Punch overge nomen, van het kind dat van de koekjes had gesnoept. Het kinderlijk onbeholpene, onlogische, met een subliemen achtergrond van groot-menschelijk berouw. Deze lach is zeer na verwant aan ontroering. De menschelijke lach is de lach om het potsierlijke, b.v. van den opgeblazen heer wiens hooge hoed afwaait, of om de geestige woordspeling en zooveel meer. De duivelsche lach ik spreek daar nu maar niet over. Maar Mr. van Rossem haspelt ze allemaal door mekaar onder het motto: als ze maar lachen/' Ons land heeft weinig oorspronkelijke humoristen men denke aan alle mislukte pogingen om een humoristisch weekblad samen te stellen, en van blijspelschrijvers willen me ook niet veel namen te binnen schieten. Mr. van Rossem heeft in sommige van zijn stukken getoond, dat hij verstand heeft van zuiveren humor, en MEVROUW A. M. VAN SCHAIK?RUSSELL HEEFT DE EER U UIT TE NOODIGEN TOT EEN BEZOEK AAN DE EXPOSITIE VAN^HARE WERKEN IN DE TOONKAMERS VAN DE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MEUBILEERINRICHTING V.H. F. VAN DER HEIDE HILVERSUM . . . ..'s JÜRAVEL. WEG VAN 19 JANUARI T/M 2 FEBRUARI 1924 zou misschien een voortreffelijk blijspel kunnen schrijven. Maar dan moet hij het standpunt verlaten waarop hij nu staat, nu hij verkondigt, dat hij tevreden is met den lach, dien vijfhonderd première-bezoekers" laten klinken. Zoo leidt hij hét publiek niet, maar wordt hij geleid door het vulgus, wat altijd onwaardig is, en zijn stuk wordt slecht. Ons tooneel en cabaret geeft genoeg schunnigs. Dat behoeft niet gekweekt, maar moet bestreden worden. Slechts onze menschelijke begrippen zijn het, die het fatsoenlijke en het onfatsoenlijke in twee verschillende hokjes hebben gerangschikt," zegt Mr. van Rossem, en hij wil ons de conclusie laten trekken, dat de goddelijke begrippen, dat zijn dus de zijne, die twee niet onderscheiden, en hij maakt dus dit zeggende wel aanspraak op den naam van god delijk mensch, maar niet op dien van fatsoenlijk mensch. Ik wil niet zoo ver gaan hem dien titel te onthouden (tenminste als hij beterschap belooft), want ik ken hem als een zeer handzaam persoon, maar als hij in een quasi-filosofisch artikel zulke averechtsche theoriën verkondigt, verdient hij toch wel even een mep om zijn ooren. T R E N l T SCHEEPSBOUW (?De Maatschappij Nederland" heeft den bouw van een nieuw mailschip opgedragen aan een Fransche werf".) Eenmaal .was ons land vermaard Om zijn mooie schepen, En 't belang der groote vaart Werd hier goed begrepen. Daarom konden we parmant Iedereen trotseeren: Zelfs een tsaar kwarn in ons land Om het vak te leeren. Maar die tijd is lang voorbij, Wég is 't zelfvertrouwen. Onze grootste Maatschappij Laat in Frankrijk bouwen ! Nu roept ieder ach en wee, Of praat demagogisch, Maar ik doe er niet aan mee, Ik blijf liever logisch. Er is toch niets aan te doen, Wat men ook mag smalen: Niemand gaat voor zijn fatsoen Veel te veel betalen. Als men duren bouw beoogt ('t Klinkt een beetje komisch), Moet de vrachtprijs óók verhoogd Is dat^economisch? Hier wordt steeds op steun" gevlast, Elk heeft wat gekrege', Ov'ral wordt maar bijgepast Van regeeringswege", Toeslag is het geen paskwil? Moet het werk verzoeten, En wie 10 uur werken wil, Ziet zich zwaar beboeten! Ons omvangrijk Wetboek lijdt Aan de corpulentie, En terwijl 't maar steeds gedijt, Lacht de concurrentie. Als men hier niet harder werkt Zonder strenge wetten, Zal de Welvaart 't ongemerkt Op een loopen zetten ! PIET KLOPPERS Onze Puzzle 638 De getallen 605, 635, 639, 646, 647, 655, 659 en 688 zijn bij de ledige cirkels zoodanig te plaatsen, dat de som van de zes driehoeken, die met a, b, c, d, e en f zijn gemerkt 1923 geeft. De reeds inge vulde getallen behouden hun plaats. CORRESPONDENTIE. v. W. J. Oud-Gezagvoerder. Is uw algebraïsche puzzle feitelijk wel een puzzle? Een leeraar in de wiskunde, wien ik het vraagstuk liet zien, vond het geen puzzle, doch een vraagstuk, dat tamelijk lastig is. Of steekt er soms nog iets anders in, onder, of achter?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl