Historisch Archief 1877-1940
DE
, WEEKBLAD YQORj .NEDERLAND
No. 2432
l
HET RECHT OP PEN LACH
Onze lezers weten wel, dat niet alles wat in
de Groene staat, de meening van de Reaactie
weergeeft. WJe iets belaafeijfcs te zeggetetoeeft,
en dat zeggen-,kan,.'Iteefr Mèf -de gelegenlieid.
De Groene is geert-pn>f»ganda-blad, en verwacht,
dat de lezers wat er in geboden wordt aan eigen
oordeel zullen toetsen; wij stellen onze lezers
niet onder curateele. Wanneer dus een man van
de beteekenis van Mr, van Rossem een overtuiging
wil uiten, vindt hij onze kolommen voor hem open;
en zoo kreeg in het vorige nummer een artikel
van zijn' hand onder bovenstaanden titel een
plaats. Maar voor het geval, dat iemand het hier
voorgedragen systeem van de Groene niet mocht
kennen, wil ik met kracht van Rossem's "artikel
bestrijden.
Ik hoop, dat men van mij zal willen aannemen,
dat ik de waarde van den lach even hoog schat als
Mr. van Rossem. Maar de lach moet en ik
grijp hier de gelegenheid aan om een Charivarium
te leveren voor de volgende week door de zeef
van den goeden smaak gaan. Humor is een
sprong. De sprong naar het onverwachte. Wie die
sprong, met lachsucces, weet te doen zonder
hulpmiddelen is de goede humorist. Maar er zijn
er die een polsstok noodig hebben: viezigheid
of onzedelijkheid. Dit bewijst altijd gebrek
aan voldoenden humor. Hier wordt de lach niet
voortgebracht door het humorcentrum in de
hersenen, maar door een ander centrum, dat ik
niet nader aan zal duiden. De Fransche spotbladen
bewijzen zoo hun inferioriteit. Die gebruiken
bijna altijd den polsstok, in tegenstelling met de
Engelsche, die nooit eenig onwelriekend hulp
middel noodig hebben en toch het wereldkampi
oenschap veroverd hebben op het gebied van den
humor. De heer van Rossem zal het niet tegen
spreken. Op het tooneel is het niet anders. Men
wijze mij maar een platheid aan in de werken
der grootste Engelsche humoristische
tooneelschrijvers: Wilde en Shaw. Het voorbeeld dat hij
geeft, bloody" uit Pygmalion, is onjuist. Dat
is niet een op zich zelf staande grap, om het
publiek door de platheid van dien term aan het
lachen te brengen; dat is het noodzakelijk uit
vloeisel van den ganschen opzet van het stuk,
dat, zooals Mr. van Rossem zeer wel weet,
in geenen deele geschreven is om het publiek
met platte uitdrukkingen te vermaken, en hij
mag zich volstrekt niet op Shaw beroepen om
te betoogen dat hij ook wel eens prettig plat mag
zijn. Zoo misleidt hij zichzelf en zijn lezers met
valsche argumenten.
Er is drieërlei lach. De goddelijke, de
menschelijke en de duivelsche. De goddelijke is b.v.
de lach, die opgewekt wordt door een grapje
als het in de vorige Groene uit de Punch overge
nomen, van het kind dat van de koekjes had
gesnoept. Het kinderlijk onbeholpene, onlogische,
met een subliemen achtergrond van
groot-menschelijk berouw. Deze lach is zeer na verwant
aan ontroering. De menschelijke lach is de lach
om het potsierlijke, b.v. van den opgeblazen
heer wiens hooge hoed afwaait, of om de geestige
woordspeling en zooveel meer. De duivelsche
lach ik spreek daar nu maar niet over. Maar
Mr. van Rossem haspelt ze allemaal door mekaar
onder het motto: als ze maar lachen/'
Ons land heeft weinig oorspronkelijke
humoristen men denke aan alle mislukte pogingen
om een humoristisch weekblad samen te stellen,
en van blijspelschrijvers willen me ook niet veel
namen te binnen schieten. Mr. van Rossem
heeft in sommige van zijn stukken getoond,
dat hij verstand heeft van zuiveren humor, en
MEVROUW A. M. VAN SCHAIK?RUSSELL
HEEFT DE EER U UIT TE NOODIGEN TOT EEN BEZOEK AAN DE
EXPOSITIE VAN^HARE WERKEN IN DE TOONKAMERS VAN DE
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MEUBILEERINRICHTING
V.H. F. VAN DER HEIDE
HILVERSUM
. . . ..'s JÜRAVEL. WEG
VAN 19 JANUARI T/M 2 FEBRUARI 1924
zou misschien een voortreffelijk blijspel kunnen
schrijven. Maar dan moet hij het standpunt
verlaten waarop hij nu staat, nu hij verkondigt,
dat hij tevreden is met den lach, dien vijfhonderd
première-bezoekers" laten klinken. Zoo leidt hij
hét publiek niet, maar wordt hij geleid door
het vulgus, wat altijd onwaardig is, en zijn stuk
wordt slecht. Ons tooneel en cabaret geeft genoeg
schunnigs. Dat behoeft niet gekweekt, maar
moet bestreden worden. Slechts onze
menschelijke begrippen zijn het, die het fatsoenlijke en
het onfatsoenlijke in twee verschillende hokjes
hebben gerangschikt," zegt Mr. van Rossem,
en hij wil ons de conclusie laten trekken, dat de
goddelijke begrippen, dat zijn dus de zijne, die
twee niet onderscheiden, en hij maakt dus dit
zeggende wel aanspraak op den naam van god
delijk mensch, maar niet op dien van fatsoenlijk
mensch. Ik wil niet zoo ver gaan hem dien titel
te onthouden (tenminste als hij beterschap
belooft), want ik ken hem als een zeer handzaam
persoon, maar als hij in een quasi-filosofisch
artikel zulke averechtsche theoriën verkondigt,
verdient hij toch wel even een mep om zijn
ooren.
T R E N l T
SCHEEPSBOUW
(?De Maatschappij Nederland"
heeft den bouw van een nieuw
mailschip opgedragen aan een
Fransche werf".)
Eenmaal .was ons land vermaard
Om zijn mooie schepen,
En 't belang der groote vaart
Werd hier goed begrepen.
Daarom konden we parmant
Iedereen trotseeren:
Zelfs een tsaar kwarn in ons land
Om het vak te leeren.
Maar die tijd is lang voorbij,
Wég is 't zelfvertrouwen.
Onze grootste Maatschappij
Laat in Frankrijk bouwen !
Nu roept ieder ach en wee,
Of praat demagogisch,
Maar ik doe er niet aan mee,
Ik blijf liever logisch.
Er is toch niets aan te doen,
Wat men ook mag smalen:
Niemand gaat voor zijn fatsoen
Veel te veel betalen.
Als men duren bouw beoogt
('t Klinkt een beetje komisch),
Moet de vrachtprijs óók verhoogd
Is dat^economisch?
Hier wordt steeds op steun" gevlast,
Elk heeft wat gekrege',
Ov'ral wordt maar bijgepast
Van regeeringswege",
Toeslag is het geen paskwil?
Moet het werk verzoeten,
En wie 10 uur werken wil,
Ziet zich zwaar beboeten!
Ons omvangrijk Wetboek lijdt
Aan de corpulentie,
En terwijl 't maar steeds gedijt,
Lacht de concurrentie.
Als men hier niet harder werkt
Zonder strenge wetten,
Zal de Welvaart 't ongemerkt
Op een loopen zetten !
PIET KLOPPERS
Onze Puzzle
638
De getallen 605, 635, 639, 646, 647, 655, 659 en
688 zijn bij de ledige cirkels zoodanig te plaatsen,
dat de som van de zes driehoeken, die met a, b, c, d,
e en f zijn gemerkt 1923 geeft. De reeds inge
vulde getallen behouden hun plaats.
CORRESPONDENTIE.
v. W. J. Oud-Gezagvoerder. Is uw algebraïsche
puzzle feitelijk wel een puzzle? Een leeraar in de
wiskunde, wien ik het vraagstuk liet zien, vond het
geen puzzle, doch een vraagstuk, dat tamelijk
lastig is. Of steekt er soms nog iets anders in, onder,
of achter?