Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2432
HET DAM-VRAAGSTUK
S «s»
'j
i,
De oud-Wethouder van Publieke Werken van
Amsterdam, Mr. Z. van den Bergh, wijdde aan dit
voor de hoofdstad zoo gewichtig vraagstuk eenige
belangrijke beschouwingen 1). Deze publicatie
geeft ons aanleiding op onze vroeger in ,,de Groene"
verschenen studies in 't kort terug te komen, om
. enkele der daarin aangestipte cardinale punten na
der in 't licht te stellen. Alvorens daartoe over te
gaan, votge hier echter allereerst een beknopte
saamvatting van Mr. van den Bergh's zaaklijk
betoog.
Het hoofddoel ervan is, duidelijk aan te toonen,
dat de Gemeente zelf moreel verplicht is, het ge
bouw op het Midden-damterrein te stichten, en dit
dus niet aan particulier initiatief mag overgelaten
worden.
Schrijver merkt hieromtrent op:
Het is dunkt mij duidelijk, dat wij te doen heb
ben met een geval, dat ons buitengewone verplich
tingen oplegt. Het geldt het hoofdplein der hoofd
stad. En het geldt n gebouw, dat beslissend zal
zijn voor den totaal-indruk van den Dam.
Het zijn wel zeer hooge architectonische en
welstandseischen, die aan dit gebouw moeten wor
den gesteld.
Maar dan is het niet moeilijk in te zien, dat men
hier niet den gewonen gang van zaken kan volgen,
niet den gegadigden kan vragen, wat zij er willen
zetten, om daarna hetgeen de ondernemer wil
bouwen nog zooveel mogelijk pasklaar te maken
voor wat hier wordt vereischt. Dan toch wordt de
bestemming vastgelegd door den ondernemer, voor
wien richtsnoer moet zijn: zijn zaak doen slagen.
Langs dien weg komt men er niet, omdat dan
de utiliteitseischen der onderneming steeds zullen
overheerschen.
Indien echter de gemeente moet blijven beslis
sen, wat er met dat gebouw en wat er in dat gebouw
zal geschieden, dan mag zij dezen grond niet
verkoopen.
Mag ik mijn opvatting van den gang van zaken
door een voorbeeld toelichten?
Er wordt bijv. uitgemaakt, dat het allerbeste
wat daar geplaatst kan worden is: een voornaam
«afé. Dan moet dat allerbeste er komen. Moet dat
?caféuit aesthetische gronden bijvoorkeur een
terras hebben, dan moet dat terras er komen. De
afmetingen van het gebouw zullen dan worden
vastgesteld geheel overeenkomstig de architecto
nische eischen waaraan voldaan moet worden om
?van den Dam een goed geheel te maken"
Vervolgens zet Mr. van den Bergh uitvoerig de
Mogelijkheden uiteen, welke bestaan, zoo de ge
meente aan zijn en veler wensen voldoet door het
bouwwerk zelf te stichten; en hij wijst er daarbij op,
dat de gegadigden voor de exploitatie ervan onge
twijfeld veel talrijker zullen zijn, indien zij slechts
geld noodig hebben voor die exploitatie en niet
voor het stichten van het gebouw zelf. En hij
voegt hieraan toe:
Komen er bij het caféwinkelruimten beschik
baar (zooals in een der aantrekkelijke plannen ont
worpen zijn), dan zullen zij op dezen stand
zeker de huur sterk doen stijgen."
Onze ruimte laat niet toe, het belangrijk artikel
van den oud-Wethouder verder te volgen. Hier
zij dus nog slechts de slotsom vermeld, waartoe
hij aan 't eind komt:
Een gemeentebestuur dat op het hoofdplein
der stad een stuk grond bezit, een heele zijde van
dat plein beslaande en gelegen tegenover een his
torisch bouwwerk, thans Koninklijk Paleis, dit
gemeentebestuur geve zich wel rekenschap van de
aan dat bezit verbonden verplichtingen, waarvan
de historie verantwoording zal vragen. Van het
gebouw dat hier verrijzen zal, mag noch de
be* stemming noch de architectuur worden beheerscht
door de utiliteits-eischen eener onderneming. En
evenmin door het aantal der zilverlingen die als
canon kunnen worden binnengehaald.
Wil men in deze het ideëele niet door het
De Beurs te Amsterdam
(prent door Boltius Bolsneck)
De Korenbeurs te Amsterdam
materieele laten verdringen, dan behoort dit ge
bouw door de gemeente zelf te worden gesticht
en behoort het een schepping te worden van een
onzer eerste bouwmeesters".
Tot zoover de oud-Wethouder.
We vergelijken onze hoofdstad in verschillende
opzichten gaarne met die van België. Mogen we
in verband met het bovenstaande even aan het
bericht herinneren, dat in de pers kortgeleden de
ronde deed?
DE GROOTE MARKT TE BRUSSEL.
Het gemeentebestuur dezer stad heeft een crediet
van 100.000 francs uitgetrokken voor het
restaureeren van twee historische gevels, gelegen aan de
op dit plein uitkomende Boterstraat.
Het betrof hier slechts de doorkijken" van
het plein af in een der er op uitloopende straten."
We teekenden bij dit bericht toen aan:
Het is ons niet bekend, of alle lezers het wel
weten, dat de voorgevels van al de huizen van dit
beroemde plein aan de stad Brussel zelf behooren?
Zij heeft ze namelijk een goede dertig jaar geleden
aangekocht om de schennende hand van niets
ontziende particulieren, waar het hun eigen belang
betreft, voor altijd onmooglijk te maken.
Ondanks de slechte tijden gaat blijkens boven
staand bericht deze kunstzinnige stad met haar
goede werk voort. (Toen de stad indertijd alle
voorgevels aankocht, waren er reeds een 5-tal van
totaal verknoeid. Deze werden voor de voorlaatste
Brusselsche Wereldtentoonstelling gerestaureerd).
Het zou naief zijn hier te constateeren, dat we
het met Mr. van den Bergh's betoog volkomen
eens zijn!
In zijn artikel roert hij eveneens het vraagstuk
van beneden-winkelruimten en een cafémet daar
voor gelegen terras aan, gelijk door
ondergeteekende voor eenigen tijd in de Groene" voorgesteld
werd. Dit laatste geeft aanleiding op een der voor
naamste, hiermede direct verband houdende pun
ten nog even terug te komen. N.l. op de voor deze
winkelruimten geprojecteerde overdekte open
galerij.
We wezen er reeds eerder op, dat Amsterdam
'n paar uitstekende voorbeelden van dergelijke
galerijen bezit: die achter het Paleis voor Volks
vlijt (gezegende naam !) en die in de Raadhuis
straat. De eerste ligt nagenoeg geheel bezijden het
directe verkeer; en toch wordt zij goed bezocht.
Men zou eens ondervonden hebben, hoe enorm het
winkelbezoek daar wezen zou, indien zij meer in
't Centrum der stad gelegen ware.
De Raadhuisgalerij is eveneens een welkom
accent in een straat die overigens meer voor 't snel
verkeer bestemd is.
Deze beide vlak voor de hand liggende voorbeel
den illustreeren uitmuntend het praktische van
dergelijke open galerijen. Bovendien dient erop
gewezen, hoe goed de winkel-etalages daarbij ver
licht zijn. Van luchtweerspiegelingen en den voor
winkels dikwijls zoo néfasten zonnestand hebben
zij veel minder dan de direct aan de open straat
gelegene te lijden. En hoe aangenaam en rustig
zijn zij niet voor 't koopend publiek; hoc geven
zij niet tevens welkome schuilplaats bij sneeuw en
regen ! Vooral op het Dam-terrein zal de door ons
geprojecteerde open, halvemaanvormige galerij
van groot nut zijn, daar zij bij slecht weer tevens
tot toevluchtsoord der vele wachtende trampassa
giers kan dienen.
Hierbij dient gewezen op het groote nut van
dergelijke galerijen, gelijk dat in andere landen en
vooral in Zwitserland, Frankrijk, Italië, duidelijk
aan den dag treedt.
Daar het daglicht in dergelijke landen over
't algemeen natuurlijk veel krachtiger is dan hier,
kunnen galerijen daar ook in aanmerkelijk smallere
straten toepassing vinden. Naast dit verschil
bestaan echter ook vele punten van overeenkomst;
hetgeen veroorzaakte, dat ook in Noordelijke lan
den reeds in de Middeleeuwen en zelfs veel later
nog vooral aan openbare gebouwen (stadhuizen,
kerken, markthallen, enz.) overdekte open galerijen
toegepast werden.
Maar we behoeven naar voorbeelden niet te
zoeken ! (Zie de illustraties).
Zoo bezat het oude afgebrande Raadhuis op den
Dam een gedeelte open galerij; eveneens was het
geheele middengedeelte der voorzijde van het hui
dige Raadhuis-Paleis oorspronkelijk open. De
vroegste Beurs op den Dam was een zeer luchtig"
bouwwerk. Enz.
Volmaakt begrijpelijk is 't, dat men in ons kli
maat in later eeuwen meer de ingeslotenheid"
begon te betrachten. ,,Die binnen binnen, binnen
binnen", werd het parool. Jammer echter, dat men
daarna te vél aan warmhouden" begon te hechten.
Open galerijen en passages oefenden, toen zij in
de laatste helft der 19de eeuw hier weer toepassing
begonnen te vinden, in hun gemoderniseerden vorm
wederom groote aantrekkingskracht op het publiek.
Immer waren zij welkom, een echte verrassing, ja
een gebeurtenis in elke Hollandsche stad waar zij
tot stand kwamen. En we gelooven, dat dit thans
nog zoo is.
(Dat er enkele mislukten, is niet het gevolg van
het denkbeeld zelf, doch van onoordeelkundige of
te benepen uitvoering. In hoofdzaak was het dan
aan den slechten lichttoevoer te wijten).
Met recht moet men zich echter afvragen, waar
om er niet veel meer tot stand kwamen?
Het antwoord is zeer eenvoudig: in ons klimaat
met zijn overtollig aantal grauwe dagen wordt
sterk aan dien lichttoevoer gelaboureerd; hetgeen,
waar deze te wenschen laat, het goede in den
opzet totaal"vernietigt.
Een groot aantal overdekte galerijen in onze
stadscentra aanbrengen, gaat nu eenmaal
nietdaar de straten daartoe te smal zijn en achteruit
zetting der gevels te kostbaar worden zou. Ziehier
de uitsluitende oorzaak der beperkte toepassing de
zer in alle opzichten toch zoo praktische bouwwijze.
Hieruit volgt echter:
Dat, waar in de Centra stratenverbreeding of
pleinverruiming voor een enkele maal tot stand komt,
deze gelegenheid tot het stichten der zoo gewenschte ga
lerijen met beide handen dient aangegrepen te worden.
En dit geldt dan natuurlijk op de eerste plaats
voor het Midden-Damterrein, zoo de hier ontvouw
de planindeeling en bebouwingswijze eindelijk in
gang vinden mochten.
Wat de aesthetische kant van 't vraagstuk be
treft, kunnen we kort zijn.
Terecht werd van verschillende zijden er mis
noegen over uitgesproken, dat de Dam nog meer
winkel-etalages dan hij thans reeds bezit, rijker
worden zou.
Overdekte galerijen nu bieden het voordeel, dat
zij de etalages, van het plein af gezien, op den
achtergrond schuiven. De groote lijnen der totaal
architectuur, het algemeen aspect, worden er dus
in 't minst niet door geschonden. Integendeel!
zij vormen een welkome afwisseling in den alge
meen gebruikelijken gevelbouw.
Een statige open onderbouw, waarboven een
flink terras voor het daarachtergelegen Hof van
Holland", kan prachtig worden, een even prak
tisch als zeldzaam sieraad voor plein en stad.
Ten slotte:
Bij de wenschelijkheid van het scheppen op deze
plek van een ruim terras boven bedoelde winkel
galerij, behoeft niet verder stilgestaan te worden.
Een dergelijk terras is niet alleen noodzaaklijk
bij feestlijke gelegenheden. Van nog grooter
beteekenis voor het gewone stadsleven achten we het
als verruklijken zit voor vreemdeling en landgenoot
op het hartplein der hoofdstad.
H. J. M, WALENKAMP Cz.
1) Zie Algemeen Handelsblad" van 31 Dec.
en weekblad de Bouwwereld" van 9 Jan. j.l.
De Paleisingang was oorspronkelijk een epen
galerij, waarin men later deuren heeft geplaatst
f ?*
i;