De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 januari pagina 7

26 januari 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND N. V. MELKERIJ HOFSTEDE OUD-BUSSEM" DRINK WEINIG - MAAR ZUIVERE RAUWE MELK Het b olet overbodig, dat op bet bovenstaand* de aandacht wordt gevestigd, nu wederom riekten heersenen, welke zoo bent door melk kunnen worden overgebracht. DE HOFSTEDE OUD-BUSSEM" LEVERT ZUIVERE RAUWE MELK en hiervan bereide VAN EIGEN TUBERKELVRIJ VEE KARNEMELK en YOGHURT Hygiënisch verpakte BOTER van de 1e keur, voorzien van het RIJK8CONTROLEMERK (Ned. Wapen met bijschriften) tegen marktprijs. AMSTERDAM AMERSFOORT UTRECHT HILVERSUM BAAR N ZEIST DOORN FILIALEN: Kerkstraat 187 Utr.weg 74 Lepelenburg 3 Bussummerstr. 26A Eemneeserweg 40 Slotlaan 63 Vossen weg 153 Stationsweg 20 BUSSUM ZAANDAM MI ZAANSTREEK Stationsstraat 65 Tel. 49344 Tel. 816 Tel. 1700 Tel. 1155 Tel. 36 Tel. 300 Tel. 239 EEN KLEIN PLANTJE Toen Linnaeus, die een dichterlijke ziel had en wien het niet aan verbeelding mangelde, de levende wezens naar zijn opvattingen had be noemd en gerangschikt, plaatste hij aan het hoofd van het plantenrijk als Principes" de Palmen. Ongetwijfeld liet hij zich daarbij leiden door de beteekenis van die boomen voor den mensch en omdat zij een eereplaats hebben in sage en geschiedenis. Latere onderzoekers, die de planten meer om henzelve bekeken, plaatsten de boter bloem op den troon, dat waren de Franschen en de Zwitsers, Jussieu en Decandolle. Dat stelsel leerden wij in onze jeugd als een groote vooruit gang op Linnaeus. Maar het duurde niet lang of uit Duitschland kwamen weef andere meeningen opzetten met het gevolg, dat nu déComposieten bovenaan kwamen te staan, de familie van Paardebloem en Madelief. Het spreekt vanzelf, dat,daarvoor tal van argumenten konden worden aangevoerd en er kwam ook alweer fantasie bij te pas ook, vooral a propos van onderlinge samenwerking, verdeeling van arbeid en socialen zin, woorden, die voor een jaar of veertig gol den als zeer belangrijke leuzen. Met dat al wer den de Palmen en hun heele verwantschap van de Eenzaadlobbige plan ten gedegradeerd tot een plaatsje tusschen de Tweedzaadlobbigen en de Naaktzadigen, die dan weer het dichtst bij de zoo eenvoudige" sporeplanten kwamen. We ge loofden dat natuurlijk graag: n zaadlob lijkt toch primitiever dan twee. Alleen was het een beetje vervelend, dat de palaeontologie deze rang orde niet bevestigde. Er volgt op de tijdperken der heerschende sporeplanten en heerschende Naaktzadigen geen dui delijke periode, waarin de Eenzaadlobbigen de overhand hebben, terwijl er nog geen Tweezaad lobbigen bestaan. Dit feit en andere overwegingen hebben nu sommige geleerden er toe gebracht om de Eenzaadlobbigen af te leiden van de Tweezaadlobbigen en daar raakt men het nu vrij algemeen over eens. In verschil lende boeken vindt men ze nu al in het laatste stuk en al zijn nu de Palmen niet geheel en al op den troon gesteld, wij vinden er toch weer een andere familie van weelde enzwier:detrotsche groep der Orchideeën. Ik denk, dat Linnaeus daar ook best tevreden mee zou zijn. Men kent tegenwoordig ongeveer vijftienduizend soorten van Orchideeën en daar zijn geen half dozijn nuttige" onder. Dat is dan in de eerste plaats de vanielje, die de geurstof levert en dan nog een stuk of wat andere, uit wier knolletjes de vrij wel obsolete salep wordt bereid. Toch geniet de familie een merkwaardig prestige en er worden kapitalen in omgezet, doch alleen om de schoon heid en merkwaardigheid van deze planten. Ze gedijen het weelderigst in de tropen, maar er is er ook n die aan Qroenland's kusten een kleurig bloempje vertoont, dat door onzen onverbeterlijken Linnaeus betiteld is met den veelzeggenden naam van Calypso. In ons land komen ruim dertig soorten voor. Sommige groeien in grooten overvloed en kleuren in Mei en Juni de hooilanden bont. Andere zijn beperkt tot de kalkgronden van Limburg en den Achterhoek of tot de kalkrijke duinen. Maar alle maal zijn ze mooi en merkwaardig en verkeeren in goed gezelschap, zoodat een plek waar orchi deeën groeien altijd kans geeft, om nog andere mooie of merkwaardige planten en dieren te ont moeten. Het is er altijd mooi en daarom kunnen we veilig de meeste van onze orchideeënsoorten beschouwen als aanwijzers van belangrijke land schappen, kortom van natuurmonumenten. Het orchideetje, dat ik hierbij heb afgebeeld is er zoo een. Praal is er niet veel aan. De bloempjes zijn geelgroen. Dit plantje had er vier, maar je vindt er ook dikwijls die er slechts n voort brengen en dan wordt het stengeltje nauwelijks een decimeter hoog. De twee bladeren zijn vettig glimmend geelgroen en heel onderaan den stengel, doch niet in den grond zit een groen knolletje, dat u misschien en terecht herinnert aan de groene knolletjes, die ge in kassen en bloemenwinkels ook wel onderaan de bladgroepen der praalorchideeën gezien hebt. Inderdaad heeft onze Sturmia, zoo heet dit plantje, vele naaste ver wanten in de Tropen. Dat geelgroen van de bladeren is een zeer bijzondere kleur en maakt het ons gemakkelijk om het kleine onaanzien lijke plantje te vinden op de plekken waar wij het zoeken. Waar is dat? Wel, inde eerste plaats in de duinen in de valleien aan den zeekant, waar het grond water haast aan de oppervlakte komt. Je kijkt dan langzaam over de groene vlakte heen, strook na strook en dan kan het niet missen, of het zonder ling kleurtje heeft dra uw aandacht. Hoe heugt. het mij nog, dat wij in den afgeloopen zomer in het gebied van den ouden Rijn op Terschelling zoo de valleien afzochten om te zien of er nog genoeg van vroegere pracht is overgebleven: het natte plekje, hier en daar struiken van kruipwilg en gagel, daartusschen een heele optocht van roomwitte geurige Pirola, prachtige zuiltjes van bloemen en knoppen met blinkend groen blad er onder, dan nog donkerder groen blad en daar boven ronde witte knopjes zoo groot als een erwt, dat is Pamassia, die in bloei komt, dan weer een groep wiegelende, half neerhangende vreemd gevormde zeer mooie bloemen, dat is de moeras Wespen-Orchis, dan witte sterretjes van yetmuur en zalmkleurige van duizendguldenkruid, diep blauw van gentianen en dan eerst een en vervolgens meer van die geelgroene Sturmia's, die we met gejuich begroeten, niet alleen om henzelf, maar om hun gezelschap, waarvan ik nog lang niet het derde deel heb opgenoemd. Een echte Sturmiapan", zei de beambte van het Staatsboschbedrijf, die met ons mee liep. Dat die groenjassen tegenwoordig met ingeno menheid spreken van Sturmia-pannen is nog al plezierig, want dat wijst er op dat ons Staats domein, door de mannen, die het verzorgen niet alleen beschouwd wordt als een gelegenheid waar tot lederen prijs beboscht en ontgonnen moet wor den. Zij weten, dat een Sturmia-pan, die zonder onkosten gelaten kan worden,- zooals zij is, voor ons volk en voor de gemeente, waar zij ligt veel en veel meer waard is, dan hooiland of boschje, dat duizenden guldens kosten zou, eer het er lag of stond. Die Terschellinger werkers kenden hun wilde planten op een prik en het zal hun niet overkomen, dat ze zand en afval neer dompen over de mooiste bloemen van Nederland. Behalve in de duinpannen vinden we Sturmia nog op een andere plaats en we! in het echte, rijpe, met riet begroeide trilveen, zooals wij dat op zijn mooist hebben op enkele plekken rondom de Haarlemmermeer of hier en daar in Friesland. Het is een groote bijzonderheid om daar Sturmia te vinden, maar 't is de moeite waard, want ze zijn daar grooter en mooier dan in het duin en brengen het tot twaalf, zelfs tot achttien bloemen. En alles in de buurt is dan in overeenstemming met de merkwaardigheid van de Sturmia's, zoo dat ook zoo'n vindplaats gerespecteerd behoort te blijven, als het maar eenigszins kan. Er bestaan plantenkaartjes van Nederland, waar soort voor soort op aangeteekend is waar elke plant voorkomt. De collectie is nog lang niet volledig, en ik weet ook niet, of Sturmia al is verschenen. Maar als het er is, dan zou ik wel willen, dat er een exemplaar van aanwezig was op de bureaux en departementen waar beslis singen genomen worden over het gebruik van den bodem van Nederland, opdat men bijtijds een behoorlijk aantal Sturmia-plekken buiten het geding kan houden. Er zijn er niet veel. JAC. P. T H ij s s E r rif

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl