Historisch Archief 1877-1940
DB"' HMSTËRBAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2432
OPHEFFING!
OROOTE UITVERKCOP, wegens opheffing van het sinds Jaren bestaande
Telefoon. 5066 Noord.
recstr. N°35
Oazo ENORME voorraad, bestaande uit s PRIMA ZUIVER WOLLEM ONDERGOEDEHEH
voor DAMES", HECREH en KIHOEREH, zullen ver beneden de fabrieksprijzen
verkocht worden. Geen zlchtzendlngen.
Verkoop a Contant. Do Llauldateur O. F* HI/ND.
Hit. huis ia te h'.ur of te koop. Te bevragen Makelaar M. v. DMH, Lominsiraat 66, Telefoon 23973.
MCT O*»TAA/tO£N BUÏTUIMMP
HERSTELT Oe/PUATVOKT U
J. A . M-A'S S l N G . l*
O.2.VOQRÓUR&WAL 33*. ATOA»
ELEGANT.
In haar elegante Jumper
Is Marietje toch een schat,
Ieder meisje van haar dansclub
Had er gaarne een gehad.
Door Marietjes mooie voorbeeld
Werd het mode in de klas,
En hun allernieuwste dansje
Noemden ze de Jumper-pas.
Ziet ze gratielijk bewegen,
Ziet ze elegantjes gaan,
Ziet hoe keurig en hoe zedig
Of die Jumpers allen staan.
Net als Isadnra Duncan
Buigen zij zich op en neer,
En ze trippelen en zweven
Lichter dan een duivenveer.
Fantasie in ieder pasje,
Fantasie in de muziek,
Fantasie in lieve kleeding,
Brengt de Fantasie-Fabriek.
J. H. Sl'EENHOFF.
UVERIKG UITSLUITEND AAN DEN HANDEL
B/15 P.K., 4 pi. 15/20 P.K, 6 pi., 20/30 P.K., 6 pi.
geheel Compleet f 3900.?£5500.^- f6700.
J. LEONARO LANG, AMSTERDAM
l
BOUWT IN HET
OOSTERPARK
TE
BILTHOVEN
IKLICHTIHGLH VERSTREKT DE DIRECTIE
TEL. INT. :?No. 6538
t
t
BIJKOMSTIGHEDEN
CIX
Wreede, felle, ruwe vrieswind; stofwolken;
grauwe lucht; de trams bonken hard op den
meedoogenloozen bodem; alles is hard en
meedoogenloos in de luide, groote stad, waar iedereen
haast heeft, waar iedereen het koud heeft en
vooruit wil en werkt met zijn ellebogen. Wie
dan toevallig moe is en te lusteloos om zich te
verweren, heeft het gevoel, dat, als hij viel,
ze over hem heen zouden loopen, alsof er niets
was gebeurd.
Opeens, uit de schemering, die hier zonder
stemming is, lichtloos, dood, uit de dorre,
botte schemering van een straathoek een wuivende
gele vlam, een zoete geur, die week maakt en
denken doet aan een hél lang geleden kinderbal,
en een blauw jurkje, aan Nice, en een diepe,
blauwe zee :mimosa,mimosaide eerste bloemen, die
ik droeg op mijn eerste bal; mimosa, die nu in
heerlijke bossen te geuren staat in het Zuiden,
waar de electrische trams zacht zoevend glijden
inplaats van zoo kwaadaardig te stampen;
waar de menschen in lichte kleeren loopen,
en niet als kromgetrokken balen bont en wol.
Mimosa, Nice, en tegelijk denk ik aan Couperus,
die niet meer speelsch en kwijnend kan komen
klagen over die onmenschelijke, ondragelijke,
onwaardige kou van Holland; en die niet meer
kan genieten van het licht en de zoelte en de
fleur van Nice; Couperus, die zelf zoo'n wuivende,
geurende bloemtak leek midden in de kou en de
hardheid van ons noorderlingen-leven, en ik
loop stilletjes door, omdat het zoo wonderlijk is
in deze lawaaiige, grove drukte, in dat
hartelooze voortjachten van de werkende stad, opeens
te leven met de herinnering aan dien fijnen,
beminnelijken mensch, en weer dat oude heimweh
te voelen: Ach, wat is het jammer, en wat kun
nen we hem slecht missen, juist in Holland".
Den grooten schrijver, ja, dien ook, maar toch,
er wordt op de wereld zooveel voortreffelijks
geschreven, en we kunnen toch niet alles lezen,
er is'al veel te veel ik bedoel nu vooral:
den mensch vol zachtheid, vol geest, met zijn
echten eenvoud en zijn weemoedige zelf-ironie
Zulken zijn er te weinig; en hoe zelden zullen
we dan ook in dit drukke leven, waar alle leege
gaatjes dadelijk weer volloopen, na maanden,
eigenlijk zonder aanleiding, nogeens overvallen
worden door verlangen naar iemand, die ons
vooruit is gegaan, zooals nu, door de gedachte
aan Couperus en zijn genereuse, warme hart....
Juffertje, koop nou een ansicht-kaart van me,
mooie kaarten, ik ben zoo arm."
Het ('s ontegenzeggelijk ons barre, vijandige
klimaat, dat ons zoo weinig toegankelijk maakt
voor teerdere gevoelens. Dacht ik er niet even
over, maar te doen, alsof ik niets hoorde, omdat
ik rrfct mijn stijve handen zoo lastig den weg
in mijn portemonnaie vind; omdat ik zooveel
te dragen heb, - (welke rechtgeaarde Hollander
waagt het langer dan een dag zonder paraplue
op reis te gaan?) en het te koud is om lang te blijven
stilstaan En nu dacht ik nog wel aan Couperus!
Ik graaf mijn hand los uit mijn mof, en de zachte,
langzame stem teemt door: Ik ben zoo arm;
ik heb geen vader of moeder meer; als je 't niet
kent, weet je niet, wat het is een wees te zijn
Het is zóó erg...."
Het algemeen-menschelijke in zijn toon treft
me; ik kijk 'm aan: een zacht, goedig gezicht,
maar zóó oud, dat hij nauwelijks het recht schijnt
te hebben, zich over het feit van zijn verweesdheid
te beklagen. Maar meteen begrijp ik: zwakzinnig;
zijn ouders zijn waarschijnlijk de eenigen, die
goed voor hem zijn geweest en hem nooit hebben
uitgelachen. Daarom is hij bij de gebeurtenis
van hun dood blijven staan en is er nooit over
heen geleefd, al is het misschien al zóó lang
geleden.... En zijn teemerige, zoete praten door
het geraas en de snelle vaart van het stadsleven
heen, doet me wonderlijk aan; we staan sti!
naast elkaar, ik voel iets als verwantschap met
het sloome, oude ventje; ik kan die moderne
energie en die verworden jacht ook niet aanzie»
zonder me ziek van vereenzaming te voelen,
en ik zou hem wel willen vragen, ho; hij hier
leeft en wie voor hem zorgt; maar ik ben
in dit opzicht een paar ondervindingen rijk,
die mijn familie aanleiding hebben gegeven tot
eindeloos veel geplaag en plezier en hoon, maar
die weinig tot de oplossing van het sociale vraag
stuk hebben bijgedragen; dus vraag ik niets,
maar tracht al mijn bagage in n arm te laden,
om met de andere hand mijn taschje te kunnen
openen.
Geef mij nou je parapluetje en je mofje"
zegt hij weer, op die toon van verborgen vertrou
welijkheid, anders vallen ze op den grond en
dan lachen de menschen. Ze lachen altijd om het
ongeluk van een ander."
Waarom wist ik daarnet zoo onmiddellijk,
dat hij zwakzinnig was? Omdat hij nog treurde
over zijn ouders? Of omdat hij mij zoo vertrou
welijk tegemoet kwam? Zou het niet juister zijn
in hem een gaver en zuiverder type te zien,
dan de meeste verdraaide, verharde, of verschrom
pelde stedelingen? Is hier niet nog iets van de
echtheid, de directheid, zooals de mensch waar
schijnlijk oorspronkelijk was bedoeld.... ?
Intusschen heeft hij zijn kaarten voor me
losgewikkeld. Bewaar die nu maar voor een
volgenden kooper" zeg ik, gewend aan venters
van pleisters, schoenveters en kwatta, die nooit
meer dan twee of drie parade-exemplaren in hun
bezit hebben. Maar hem grieft het, dat ik de
ernst van zijn negotie onderschat; hij is er op
gesteld om eerlijk zaken te doen, en klagelijk
dringt hij aan: 't Zijn heusch mooie kaarten;
wil je deze? Nee, die vind je misschien wat te
kleurig,.... maar die dan, die is echt moui;
neem 'm nou dan heb je toch óók wat." En zijn
trouwhartige hand frommelt 'm in mijn tasch.
Maar hij laat me nog niet los; en ik voel heel goed,
dat hier niet ik de gevende ben, maar dat hij
de leiding heeft genomen. Stop nou eerst je
porte-monneetje weg; als je 'm verliest in die
volte.... Zal ik een trem voor je waarschuwen ?
O ga je loopen? Nou dan, voorzichtig hoor, de
stoepen zijn glad.... heb je alles? Nou dan, steek
dan hier de straat maar over...."
Ik loop weer door den luiden, schemcrigen
winterdag, tusschen al de haastige, onvriendelijke
stadsinenschen; maar mijn hart is weer een beetje
licht: is het om den geur van de mimosa? omdat
ik dankbaar ben, dat ik Couperus heb gekend?
Of om het teemerige koopmannet je, dat mijn
parapluie vast hield?
Ach, ons menschelijk geluk wordt uit zulke
wonderlijke brokjes en beetjes aan elkaar geplakt
en je kunt nooit vooruit weten, waarover je blij zult
zijn.
ANNIE SALOMO\s