De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 januari pagina 8

26 januari 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DB"' HMSTËRBAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2432 OPHEFFING! OROOTE UITVERKCOP, wegens opheffing van het sinds Jaren bestaande Telefoon. 5066 Noord. recstr. N°35 Oazo ENORME voorraad, bestaande uit s PRIMA ZUIVER WOLLEM ONDERGOEDEHEH voor DAMES", HECREH en KIHOEREH, zullen ver beneden de fabrieksprijzen verkocht worden. Geen zlchtzendlngen. Verkoop a Contant. Do Llauldateur O. F* HI/ND. Hit. huis ia te h'.ur of te koop. Te bevragen Makelaar M. v. DMH, Lominsiraat 66, Telefoon 23973. MCT O*»TAA/tO£N BUÏTUIMMP HERSTELT Oe/PUATVOKT U J. A . M-A'S S l N G . l* O.2.VOQRÓUR&WAL 33*. ATOA» ELEGANT. In haar elegante Jumper Is Marietje toch een schat, Ieder meisje van haar dansclub Had er gaarne een gehad. Door Marietjes mooie voorbeeld Werd het mode in de klas, En hun allernieuwste dansje Noemden ze de Jumper-pas. Ziet ze gratielijk bewegen, Ziet ze elegantjes gaan, Ziet hoe keurig en hoe zedig Of die Jumpers allen staan. Net als Isadnra Duncan Buigen zij zich op en neer, En ze trippelen en zweven Lichter dan een duivenveer. Fantasie in ieder pasje, Fantasie in de muziek, Fantasie in lieve kleeding, Brengt de Fantasie-Fabriek. J. H. Sl'EENHOFF. UVERIKG UITSLUITEND AAN DEN HANDEL B/15 P.K., 4 pi. 15/20 P.K, 6 pi., 20/30 P.K., 6 pi. geheel Compleet f 3900.?£5500.^- f6700. J. LEONARO LANG, AMSTERDAM l BOUWT IN HET OOSTERPARK TE BILTHOVEN IKLICHTIHGLH VERSTREKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 t t BIJKOMSTIGHEDEN CIX Wreede, felle, ruwe vrieswind; stofwolken; grauwe lucht; de trams bonken hard op den meedoogenloozen bodem; alles is hard en meedoogenloos in de luide, groote stad, waar iedereen haast heeft, waar iedereen het koud heeft en vooruit wil en werkt met zijn ellebogen. Wie dan toevallig moe is en te lusteloos om zich te verweren, heeft het gevoel, dat, als hij viel, ze over hem heen zouden loopen, alsof er niets was gebeurd. Opeens, uit de schemering, die hier zonder stemming is, lichtloos, dood, uit de dorre, botte schemering van een straathoek een wuivende gele vlam, een zoete geur, die week maakt en denken doet aan een hél lang geleden kinderbal, en een blauw jurkje, aan Nice, en een diepe, blauwe zee :mimosa,mimosaide eerste bloemen, die ik droeg op mijn eerste bal; mimosa, die nu in heerlijke bossen te geuren staat in het Zuiden, waar de electrische trams zacht zoevend glijden inplaats van zoo kwaadaardig te stampen; waar de menschen in lichte kleeren loopen, en niet als kromgetrokken balen bont en wol. Mimosa, Nice, en tegelijk denk ik aan Couperus, die niet meer speelsch en kwijnend kan komen klagen over die onmenschelijke, ondragelijke, onwaardige kou van Holland; en die niet meer kan genieten van het licht en de zoelte en de fleur van Nice; Couperus, die zelf zoo'n wuivende, geurende bloemtak leek midden in de kou en de hardheid van ons noorderlingen-leven, en ik loop stilletjes door, omdat het zoo wonderlijk is in deze lawaaiige, grove drukte, in dat hartelooze voortjachten van de werkende stad, opeens te leven met de herinnering aan dien fijnen, beminnelijken mensch, en weer dat oude heimweh te voelen: Ach, wat is het jammer, en wat kun nen we hem slecht missen, juist in Holland". Den grooten schrijver, ja, dien ook, maar toch, er wordt op de wereld zooveel voortreffelijks geschreven, en we kunnen toch niet alles lezen, er is'al veel te veel ik bedoel nu vooral: den mensch vol zachtheid, vol geest, met zijn echten eenvoud en zijn weemoedige zelf-ironie Zulken zijn er te weinig; en hoe zelden zullen we dan ook in dit drukke leven, waar alle leege gaatjes dadelijk weer volloopen, na maanden, eigenlijk zonder aanleiding, nogeens overvallen worden door verlangen naar iemand, die ons vooruit is gegaan, zooals nu, door de gedachte aan Couperus en zijn genereuse, warme hart.... Juffertje, koop nou een ansicht-kaart van me, mooie kaarten, ik ben zoo arm." Het ('s ontegenzeggelijk ons barre, vijandige klimaat, dat ons zoo weinig toegankelijk maakt voor teerdere gevoelens. Dacht ik er niet even over, maar te doen, alsof ik niets hoorde, omdat ik rrfct mijn stijve handen zoo lastig den weg in mijn portemonnaie vind; omdat ik zooveel te dragen heb, - (welke rechtgeaarde Hollander waagt het langer dan een dag zonder paraplue op reis te gaan?) en het te koud is om lang te blijven stilstaan En nu dacht ik nog wel aan Couperus! Ik graaf mijn hand los uit mijn mof, en de zachte, langzame stem teemt door: Ik ben zoo arm; ik heb geen vader of moeder meer; als je 't niet kent, weet je niet, wat het is een wees te zijn Het is zóó erg...." Het algemeen-menschelijke in zijn toon treft me; ik kijk 'm aan: een zacht, goedig gezicht, maar zóó oud, dat hij nauwelijks het recht schijnt te hebben, zich over het feit van zijn verweesdheid te beklagen. Maar meteen begrijp ik: zwakzinnig; zijn ouders zijn waarschijnlijk de eenigen, die goed voor hem zijn geweest en hem nooit hebben uitgelachen. Daarom is hij bij de gebeurtenis van hun dood blijven staan en is er nooit over heen geleefd, al is het misschien al zóó lang geleden.... En zijn teemerige, zoete praten door het geraas en de snelle vaart van het stadsleven heen, doet me wonderlijk aan; we staan sti! naast elkaar, ik voel iets als verwantschap met het sloome, oude ventje; ik kan die moderne energie en die verworden jacht ook niet aanzie» zonder me ziek van vereenzaming te voelen, en ik zou hem wel willen vragen, ho; hij hier leeft en wie voor hem zorgt; maar ik ben in dit opzicht een paar ondervindingen rijk, die mijn familie aanleiding hebben gegeven tot eindeloos veel geplaag en plezier en hoon, maar die weinig tot de oplossing van het sociale vraag stuk hebben bijgedragen; dus vraag ik niets, maar tracht al mijn bagage in n arm te laden, om met de andere hand mijn taschje te kunnen openen. Geef mij nou je parapluetje en je mofje" zegt hij weer, op die toon van verborgen vertrou welijkheid, anders vallen ze op den grond en dan lachen de menschen. Ze lachen altijd om het ongeluk van een ander." Waarom wist ik daarnet zoo onmiddellijk, dat hij zwakzinnig was? Omdat hij nog treurde over zijn ouders? Of omdat hij mij zoo vertrou welijk tegemoet kwam? Zou het niet juister zijn in hem een gaver en zuiverder type te zien, dan de meeste verdraaide, verharde, of verschrom pelde stedelingen? Is hier niet nog iets van de echtheid, de directheid, zooals de mensch waar schijnlijk oorspronkelijk was bedoeld.... ? Intusschen heeft hij zijn kaarten voor me losgewikkeld. Bewaar die nu maar voor een volgenden kooper" zeg ik, gewend aan venters van pleisters, schoenveters en kwatta, die nooit meer dan twee of drie parade-exemplaren in hun bezit hebben. Maar hem grieft het, dat ik de ernst van zijn negotie onderschat; hij is er op gesteld om eerlijk zaken te doen, en klagelijk dringt hij aan: 't Zijn heusch mooie kaarten; wil je deze? Nee, die vind je misschien wat te kleurig,.... maar die dan, die is echt moui; neem 'm nou dan heb je toch óók wat." En zijn trouwhartige hand frommelt 'm in mijn tasch. Maar hij laat me nog niet los; en ik voel heel goed, dat hier niet ik de gevende ben, maar dat hij de leiding heeft genomen. Stop nou eerst je porte-monneetje weg; als je 'm verliest in die volte.... Zal ik een trem voor je waarschuwen ? O ga je loopen? Nou dan, voorzichtig hoor, de stoepen zijn glad.... heb je alles? Nou dan, steek dan hier de straat maar over...." Ik loop weer door den luiden, schemcrigen winterdag, tusschen al de haastige, onvriendelijke stadsinenschen; maar mijn hart is weer een beetje licht: is het om den geur van de mimosa? omdat ik dankbaar ben, dat ik Couperus heb gekend? Of om het teemerige koopmannet je, dat mijn parapluie vast hield? Ach, ons menschelijk geluk wordt uit zulke wonderlijke brokjes en beetjes aan elkaar geplakt en je kunt nooit vooruit weten, waarover je blij zult zijn. ANNIE SALOMO\s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl