Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
JOZEF ISRAËLS
(IN HET STEDELIJK MUSEUM, DEN HAAG)
Twee dingen treffen dadelijk wanneer Israëls
?de Israëls is van zijn roem: hoe ieder deel van de
figuur leeft; hoe het lichaam leeft niet alleen in
den kop en de handen,' die openbare getuigen
?van het leven, maar hoe dat leven ook daar is,
waar déWeeren het lijf bedekken, en ten tweede:
hoe verteederend hij het landschap kan schilderen;
hoe zacht-droefgeestig, blank-droefgeestig, zoudt
:ge kunnen zeggen, hij een eenheid maken kan
?van schemerenden boom en hoeve en lucht,
?die 't licht wat verliet....
Dat het heele lichaam van de figuur leeft bij
Israëls, is het onmiskenbaar bewijs van groote
schilderkunst. Bij velen leeft alleen de kop; bij
anderen beginnen de handen tegelijk met den
kop hun geheimen mee te deelen', maar bij Israëls
is het heele lijf n doorgaande expressie; niets
?is dood;.alles is n. En deze levende lichamen,
met de uitziende oogen, met de bezige en toch
ver-weg-ziende oogen, en met de handen, die werk
?en daad kennen, vullen, groot, een kleine ruimte,
?waar het licht zoozeer meester is, dat uit dat
,ïicht (met zijn schakeeringen van grauwen,
bruinen en hoe droefgeestige edele blauwen) iedere
vorm niet meer dan noodig is om de ziele-uit
drukking te< geven, wordt gemodelleerd.
Israëls heeft het licht een ziel gegeven. Dat is
?een grootheid. Niet alleen bereikt hij die; hij is een
zeer ongelijk schilder (ook deze tentoonstelling
toewijst dat), maar hij bereikte die grootheid toch
dikwijls genoeg, om als groot te gelden, blijvend
te gelden.
Daarom is de Wetschrijver, daarom is Als
men oud wordt" altijd ontroering-wekkend; daarom
treft de Laadschipper", die door den avond
henen gaat, steeds en steeds; daarom rijst groot,
?en toch niet zwaar de Visschersvrouw aan het
venster" voor haar venster. En op deze schilde
rijen (op d'éne uitzondering na van de
handeawarmende vrouw met den onvolprezen mantel
<(als kleur) vindt ge 't landschap duidelijk, of
vermoed achter het raam. Is Israëls altijd in de
figuur droefgeestig, bezield en naar het duistere
heen, in het landschap wordt de melancholie
blank en blanker, en lijkt den hemel om den
?donkeren mensch; hoe Israëls de teederheid
van een stil dorp begreep, 't Breistertje wijst
dat aan; hoe een
lucht vol maan de
> heele atmöspheer
vervult met zacht
licht ziet ge op
Droomen en Den
ken...."
Ge zoudt kunnen
zeggen, dat het por
tret van
Weissenbruch gehouden is in
die blanke kleuren
van Israëls' land
schap, versterkt al
leen . met den pit
van den actieven
mensch. De overige
portretten zijn meer
in het gamma der
figuur. Zóó is dat
van Veltman (met
het oog al oud) on
der den nog her
haalden zwier van
den kuif der haren
een werkelijk voor
treffelijke weergave
van een mensch;
zóó is W. Roelofs
de Oude, iets min
der statig en vast
dan Veltman, maar
waar het rechter oog
met den opgetrok
ken wenkbrauw zoo
uitmuntend van le
ven is; zóó is het
eigen portret. An
ders is dat van zijn
dochter met de sub
tiliteit van kleur,
zooals ge de wereld
aanziet na een ziek
te; anders is nog
dat van Blussévan
Oud-Alblas, met de
ONZE KOLONIËN: BALI
Teekening voor de Amsterdammer" door J. G. Sinia
DE RIJSTVELDEN OP BALI
Door diep ingesneden kloven storten zich op Bali de rivieren van het
bruuske ietwat feo- gebergte naar omlaag, zoodat vaak heel ver stroomopwaarts, op plaatsen
dale levendigheid waar deze kloven iets minder diept zijn, het water met behulp van een dam
- ' afgeleid kan worden om het noodige bcvloeiingswater voor de sawah's te
verkrijgen. Gevolg hiervan is dan ook, dat deze waterloopen zich menigmaal
over reusachtige afstanden uitstrekken alvorens zij het eigenlijke
bevloeiingsopnieuw (Hier is 't complex bereiken, temeer waar het verval, teneinde zoowel beschadiging
de vorm meer die van de leiding zelf als het medevoeren van allerlei ongerechtigheden,
zooals zand en steenen, te voorkomen, slechts zeer gering mag zijn. Voor al
dit werk, dat reusachtig is en waar wij, met onze uitstekende meetinstru
menten, voor het uitzetten van de richting der leiding alleen, reeds dagen
lang werk zouden hebben, beschikt de Baliër slechts over zeer primitieve
gereedschappen: zijn meetinstrument is een eenvoudige houten driehoek
met schietlood, voor het uithouwen der vaak noodige tunnels bezigt hij een
soort stalen beitels van voor dezen arbeid vrij twijfelachtige kwaliteit. Maar
hier tegenover staan dan ook weer zijn wel zeer bijzondere kijk op het
terrein en waar het hier den sawahbouw aangaat zeer groote werklust.
De groote bezwaren, welke de vorm van het land voor het aanleggen van
sawah's opleverde, dwongen de menschen hier meer dan elders in onze
en met dien wan
delstok, die 't heele
wezen accentueert
vorm
de levendigheid
meebrengt dan het
alom-wemelend
licht).
Eén schilderij rest
mij nog te noemen
van de werken op
de Haagsche ten
toonstelling, die Is
raëls' roem
verdehet Oude Volk met Q°st *ot gro°te samenwerking en zoo ontstonden de z.g. soebaks", welke
het sroote stilleven eeni8 'n nun soort zijn en het beste zijn te vergelijken mei onze waterschappen.
rond hem De lood- 'edere soebak heeft zijn eigen tempel, meestal aan den rand der sawah's
sche schilder schil ge!e§en. waar men den goden offert niet alleen, doch waar ook alle ver
derde hier 't geduld gaderingen plaats hebben den soebak betreffende.
van zijn ras en het J' ' S ' N ' A
verdreven zijn van '.
den geboortegrond in n figuur. Het is een schil
derij vol hoedanigheden, maar het is toch niet
de allerbelangrijkste Israëls. Die is ongetwijfeld
meer in den Wetschrijver, breed-uit zittend voor
den gespreiden wetsrol; meer in Veltman, meer in
de Vrouw (oud geworden) met dien matei der
eenvoudigen, die meer beduidt dan alle staatsie
gewaad .
PLASSCHAERT
Boekbespreking
Jozef Israëls standbeeld te Groningen
FENNA DE MEYIER. De zuivere bron. Amsterdam,
1923. Em. Querido.
Dit boek is zoo sympathiek, zoo lief" in den
goeden zin, geschreven, dat men er niet gemakke
lijk toe komt, er iets verkeerds van te zeggen.
Gelukkig heeft het ook veel goede eigenschappen.
Het behandelt een liefde-verhouding tusschen
een man op leeftijd, een door het leven gebrokene,
die zoowel in zijn huwelijksleven als in zijn
maatschappelijk werk teleurgesteld is, en een
jong meisje, dat zich aan hem wil overgeven met
heel d.e zuiverheid van haar ontwaakte ziel.
Zoolang de schrijfster niet aan de crisis toe is,
waar het verhaal mee eindigt, is het boek goed.
De milieuschildering is wat poover, wat schraal,
maar het loopt, het leeft, en de tragiek van het
leven van Mathias Deemster is goed voelbaar
gemaakt. Het fijne figuurtje van Anneke is ook
goed. Maar dan komt de moeilijkheid. Mathias
is van zijn vrouw gescheiden. Hij is arm, maar vrij.
Hij houdt van Anneke zooals zij van hem, en toch
gaat hij zonder haar het land uit. Hij voelt dat hij
dit jonge leven niet aan zich mag binden. Maar
bij de behandeling van dit proces wordt de
schrijfster vaag en weifelend; wij begrijpen dat
het probleem zoo opgelost kan worden, maar dat
het hier noodzakelijk zoo moest, dat heeft zij
niet duidelijk kunnen maken. De taak, die zij
zich stelde was moeilijk. Zij wilde hier de liefde
voorstellen, die het hoogste geeft, waartoe zij
in staat is, de volkomen opoffering. Maar die
opoffering wordt alleen dan verheven en, in den
klassieken zin, tragisch, als zij de eenige mogelijk
heid biedt om de liefde zuiver te houden. En juist
dat verklaarde de schrijfster niet.
Toch een boek met veel goeds,en, nog eens, veel
liefs. Er is een stille, bescheidene innigheid in
den stijl ook, waardoor men het verhaal genegen
en met toewijding leest, zooals het geschreven is.
HERMAN MIDDENDORP
12 cent
12canb