De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 2 februari pagina 23

2 februari 1924 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 M l UIT DEN GEMEENTERAAD Teekeningen voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen Jan ter Haar was terug in den schoot van B. en W. en het college zag er daardoor uit als een opgewreven lakschoen. Hij is er de finishing touch" Van en het is onbegrijpelijk voor hen, die hem zoo zien zitten temidden van het vulgus, dat zijn voorvaderen in 1815, toen de eeuwenoude Nederlandsche adel geboren werd, zelfs niet met een simpel Jonkheerschap zijn begiftigd. De voorstelling begon als een opera. Eerst een kiespijnwekkend gestem in het orkest, waarboven de eerste viool van Samuel Pothuis uitklonk, die weende, dat hij nog niet in de gelegenheid werd gesteld zijn vragen over den bouw .van het schip der Nederland" den Machtige te stellen. Men weet dat Samuel des Machtigen schildknaap is, die hem zijn speer en schild en zwaard nadraagt, hem den dolk ter hand stelt, waarmede het slachtoffer den genadestoot wordt gegeven en soms zijn helm opzet, die hem over de ooren zakt. Booze tongen beweren dat, als Samuel vragen indient, de Machtige zijn antwoorden altijd een neuslengte eerder klaar heeft, wat niet belet dat de oningewijden den indruk mee naar huis nemen alsof Samuel den Machtige bij de hand meevoert in het struikgewas van ingewikkelde discussies, waarin de Machtige als een kwikstaartje rondhuppelt, terwijl Sam er in verward raakt en gewoonlijk van Wijnkoop nog een trap toe krijgt. Er stonden diverse kleine onderwijsvoorstellen op de agenda waarbij de jeugdige wethouder voor het Onderwijs gelegenheid had te spreken van mijn ambtenaren en van de last die hij aan zijn afdeeling geeft" d.w.z., de bevelen, die hij uitdeelt. Het klinkt als een trompetstoot. Als vorige wethouders voor het Onderwijs over hun ambtenaren spraken, lag er iets weemoedigs in hun toon, was het gewoonlijk alsof zij eigenlijk de ambtenaren van hun ambtenaren waren. Er is dus al een prettige verbetering. Natuurlijk was de fractie" weer ergens tegen en het was Banton Doornbusch die het zei. Dit raadslid is een merkwaardige speling der economische natuur. Hij is werkloos" en ontvangt als zoodanig de gewone uitkeering, doch de voor zichtige Gemeente geeft hem geen crediet en houdt hem na elke zitting de twee rijksdaalders pre sentiegeld, die hij voor het bijwonen van eeen raadszitting heeft ontvangen, af, blijkbaar op grond van de eenigszins vleiende ver onderstelling, dat een raads lid, dat een zitting bij woont, niet langer werk loos" is en dus werkt. Ik ken er die van dit werken" zoo moe worden, dat zij zachtkens indom melen of«na hun handteekening op de presentielijst gezet te heb ben, een luchtje gaan scheppen, zoo vermoeid als ze zijn, en niet meer terug komen. Plaats voor de jeugd!" is een schoone spreuk en de Gemeente gaat haar nu toepassen bij het ontslaan van haar personeel. Vroeger werkte men de jonge, krachtige, frissche kerels weg en liet de oudjes kalm hun pensioen-jaren vol verdienen. Thans is besloten deze laatsten zoo noodig voor hun 65ste jaar te ontslaan, met dien verstande dat zij egn pensioen ontvangen zoo groot, alsof zij hun tijd hebben uitgediend. Tegenstand van de fractie", minder om het ontslaan dan wel om het pensioen, want zij wilden de bejaarde, ver-. dienstelijke mannen het volle loon op hun ouden dag meegeven. Het gebaar is sympathiek, maar er is geen onsympathieker ding dan een leege gemeente-kas en dies bleef het bij een sierlijke nul in de lucht. : Een voordracht over nieuw te geven straatna men wordt gewoonlijk een klucht. Dan spuit de geest van alle kanten. Ditmaal was men slecht geïnspireerd en het was alleen de heer Boekman het coming light" der zeer verjongde soci's, die een enkel woord sprak en meende, dat geen Am sterdammer in staat was te zeggen wie Mercator eigenlijk is. Simon de Vries maakte zich eenmaal on sterfelijk door, bij eenzelfde gelegenheid in denzelfden Raad, te verklaren niet te weten wie Hondecoeter was en ik stel me voor dat in het achtbare gezelschap niet velen zullen zijn die, den naam van de straat, die gedoopt is naafAffilF" rigo Vespucci, goed zulten uitspreken. Een straat die straks in de wandeling be kend zal staan als die van Vetpukkie" of Vestspugie". 's Zomers buiten" had een waarlijk schoon denkbeeld. Zij wil in de, door haar te bouwen, buurt de straten benoemen naar utopistische socialisten, deze vermoedelijk in tegen stelling met socialisten, diéhun utopie sinds lang verschacherd hebben op de politieke markt. Er ontstond een ietwat gloeiend debat over ijs, waarbij de middenstanders Weiss en Solkesz zich in het vuur der discussie stortten en het opnamen voor de zakken der belastingbetalers," die volgen hen de contanten moeten leveren om Rodrigues de Miranda aan een nieuw handeltje het ge meentelijke ijskarretje te helpen. De koelinrichting van het abattoir wordt ver groot en getrouw aan het bezuinigingsbeginsel, dat men alleen bezuinigt als de bezuiniging geld kost, werd er tevens voorgesteld de ijs-fabriek te doen groeien en de capaciteit van 3 millioen kilo per jaar op 5 millioen te brengen. Zooveel ijs hebben de Amsterdammers niet noodig, meende de deskundige heer Solkesz,^ na ruggespraak met den niet minder deskundigen Nodorl. Munt Hollmndm bomt o 1O oontm «70aar heer Weiss, die precies weet hoeveel ijs er jaarlijks gaat in de Rembrandtpleinsche cocktails. En of Monne al met zijn wethouderlijk vuistje op de tafel sloeg en uit de voordracht aantoonde, dat er een afnemer voor al het ijs gevonden is, de tegenstanders gaven geen krimp en toen de heer Walrave Boissevain zich mede op de voor den wethouder gladde vlakte waagde en constateerde dat, men inplaats van 10.000 kilogram perdag er voortaan 30.000 zou maken, had de Raad de ijsfabriek bijna te ruggezonden naar de commissie van bijstand, ondanks de wetenschap dat men niet van30.000 kilo per dag mag spre ken, zooals de wethou der opmerkte, vermoe delijk om dat het aan tal Amsterdammers dat ijs op hun hoofd moet hebben, dagelijks te zeer afwisselt. Er is een tijd geweest, dat zoo ongeveer elke raadszitting gevuld werd met discussies over adressen van gemeente-personeel, dat een uitkeering of verhoogde uitkeering vroeg, wegens een afgeknepen duim, een wéggewaaiden hoed of andere ongelukken, hen in gemeentedienst over komen. Uren lang beukten dan de golven der ver ontwaardiging de zuilen van B. en W. en het was altijd aan de kleur der sprekers te zien van welke kleur de afgekriepen duim of de weggewaaide hoed was. In een oogenblik van zelfvernietiging heeft de Raad toen een commissie voor de verzoekscnriften ingesteld, die in haar boezem al dergelijke adressen zou behandelen. Jaren lang is dit goed gegaan. Woensdag zaten wij ineens midden in zoo'n ouderwetsche discussie ditmaal over de vraag of een chef van de telefoon / 500 toelage moest hebben omdat hij ze vroeger altijd gehad had, niettegenstaande een verhooging van meer dan / 1900 en een veranderde werkkring, die de ? 500 minder noodig maakten en weer gingen de zeeën hoog. Alleen was het thans heel moeilijk uit te maken van welke kleur de ambtenaar was. Eerst leek het dat hij christen-socialist was, van wege den christelijk-historischen steun van me juffrouw Katz en den sociaal-democratischen dito van den heer Ossendorp. Vervolgens scheen hij een afvallig katholiek te zijn, nadat de eenvoudige boekdrukker Ferdinand en de leider van zijn fractie zich tegen de toekenning der / 500 kantten, maar tenslotte bleek hij een gewijde" vrijzinnig democraat te wezen, toen de heer Ketelaar vurig zijn partij opnam, en het klaar wist te spelen, dat de Raad met groote meerder heid dezen chef zijn ?500 liet behouden, ondanks een diplo matieke poging van den Machtige om de zaak voor B. en W., di^ er tegen waren, te redden door haar weg te moffelen in zijn binnenzak. De publieke tri bune, die in deze zaal de eenige is die er niet werkt" en doodop raakt bij het aanschouwen van het gezwoeg van den Raad, schrikte er wakker van. BARBAROSSA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl