Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Maasgezicht omstreeks 1848 (gravure van C. C. A.'Last, Gemeente-archief, Rotterdam)
te beschrijven. De herinnering aan dezen
talentvollen man was in breeden kring verloren gegaan;
dank zij het goed gedocumenteerde en goed ge
schreven boek van dr. de Boer is Roentgen aan ons
volk weer teruggegeven. Men houde hem in ge
dachte, als er sprake is van onze mannen van
beteekenis. H. BRUGMANS
INTELLECTUELE STAND EN HET
ONDERWIJS IN HET FRANS
OP DE LAGERE SCHOOL
Toen ik ruim tien jaar geleden, uitgenodigd door
d£ Afd. Amsterdam van het N.O.O., in een
proen contravergadering het behoud van het Frans
op de lagere school verdedigde tegenover de mening
van sommigen, dat het moest worden vervangen
door het Engels, besloot ik mijn rede met te zeg
gen: Indien de lagere school haar metode van
onderwijs niet verandert in de richting, die ik heb
aangegeven en indien de leraren van het middel
baar onderwijs, in verband daarmee, geen algehele
wijziging brengen in hun eisen voor het
admissieexamen, voorzie ik, dat binnen afzienbare tijd het
Frans als leervak van de lagere school zal ver
dwijnen, zonder dat er sprake van zal zijn, het
Engels er voor in de plaats te stellen".
Het zou mosterd na de maaltijd zijn, hier nog
maals te ontvouwen op welke wijze een brug had
kunnen worden gevormd 1) tussen de meningen
van voor- en tegenstanders van het Frans als leer
vak der lagere school. Genoeg zij het, te constate
ren, dat aan geen der beide bovengenoemde voor
waarden is voldaan.
Zo zal, bij de aanvang van de cursus 1924?1925
de Franse leraar zich geplaatst zien voor het feit,
dat hij met zijn onderwijs van meet af aan heeft
te beginnen. Talloze stemmen, zowel op vergaderin
gen als in de pers, hebben zich doen horen, om te
protesteren tegen de nieuwe maatregel. Talloze
nadelige gevolgen, die intussen nog zullen moeten
blijken, zijn opgesomd. Sommigen zijn reeds zo
ver gegaan, dat ze de daling van het peil der aan
komende leerlingen, van de middelbare school,
welke zij hebben menen te constateren, wijten
aan de afschaffing van het Frans op de lagere
school. Dit laatste nu lijkt mij absurd, in de eerste
plaats omdat totnutoe Fransloze" leerlingen tot
de uitzonderingsgevallen hebben behoord, in de
tweede plaats omdat ik niet kan aannemen, dat
de invloed van het onderwijs in het Frans op de
lagere school zo groot was, dat door de afschaffing
de intellectuele stand" der leerlingen zou worden
naar beneden gehaald. Wél hun materiële stand.
Het spreekt van zelf, dat door het laten vallen
van het Frans als eis bij de toelating, de poorten
der middelbare school worden opengezet voor
leerlingen van die lagere scholen, waar ook voor
heen geen Frans werd onderwezen, d. w. z. leer
lingen, wier materiële stand lager is.
Een der stellingen, die ik in mijn proefschrift 2)
liet afdrukken, luidde aldus: Het onderwijs in het
Frans op de middelbare school behoeft geen na
delige gevolgen te ondervinden van de afschaffing
van dat leervak op de lagere school". Uit het feit,
dat ik op deze stelling niet ben aangevallen, con
cludeer ik niet, dat al mijn collega's, leraren in het
Frans, met mij accoord gaan. Ik ben mij bewust,
dat, zo ik al niet alleen sta, het aantal van degenen,
die de afschaffing van het Frans als noodlottig be
schouwen, zeer groot is. Drie argumenten worden
gewoonlik door hen naar voren gebracht:
]. De aankomende leerlingen zullen met twee
vreemde talen gelijk moeten beginnen, een bezwaar,
dat ik niet stetk voel. De leerlingen hebben hun
aandacht al ovt r zoveel vakken te verdelen, dat
de tweede taal ,-f nog wel bij kan; bovendien is
niet in de eerste plaats het aantal nieuwe vakken,
doch wel de wijze waarop ze gedoceerd worden
voor de jonge leerling van belang; ten slotte geldt
het een bezwaar, dat gemakkelik is te ondervangen.
Wat zou erop tegen zijn, gedurende het eerste half
jaar de vier uren uitgetrokken voor Duits, over te
brengen op het Frans, zodat de leerlingen vrijwel
per schooltijd een uur Frans krijgen, en dan in het
tweede halfjaar van de eerste klasse het Frans
twee uur, in de gehele tweede klasse n uur, aan
het Duits te laten afstaan?
2. Op jeugdige leeftijd is een vreemde taal
gemakkeliker te leren dan later. Inderdaad en dit
geldt voor alle vakken, mits met deze restrictie,
dat er grenzen zijn. Indien het Frans geleerd moest
worden in het vreemde land, zou ik zeggen, hoe
jonger hoe beter; nu wij echter grotendeels aan
gewezen zijn op vergelijking met de moedertaal,
moet het Nederlands taalgevoel enigermate ont
wikkeld zijn, alvorens de leerlingen aan een vreem
de taal kunnen beginnen. De collega's Neerlandici
zullen het er vrijwel over eens zijn, dat het met die
ontwikkeling, zelfs op 12jarige leeftijd nog niet
schitterend gesteld is en het wil mij voorkomen,
dat niet alleen de vreemde talen, maar alle vakken
der middelbare school er bij gebaat zullen zijn, als
de door-de-afschaffing-van-het-Frans vrijkomende
uren worden toegewezen aan het Nederlands.
3. Het Frans is een moeilijke taal. Totnutoe
nam de lagere school een deel van de taak op zich,
die tans geheel komt te rusten op de middelbare
school, waardoor de leerlingen ten slotte minder ver
zullen komen. Schijnbaar valt tegen dit argument
weinig te zeggen. Maar de feitelike toestand is, dat
de lagere school heel veel tijd gebruikte voor een
betrekkelik gering resultaat. Na 3 J- tot 4i jaar
lang onderwijs te hebben gehad in het Frans, in
sommige klassen 5 tot 6 uren per week, zijn de
meeste leerlingen niet, enkele ternauwernood in
staat een eenvoudig stuk Frans proza te begrijpen.
Wel kunnen ze verschillende regels
opzeggenen zijn ze getraind in het vertalen van
Hollandse zinnen, hetgeen de toepassing van
dergelijke regels eist en waarin sommigen een
buitengewone vaardigheid hebben verkregen;
maar is de waarde van dat alles zo groot, dat alle
tijd en moeite, die op de lagere school er aan ten
koste werd gelegd, gerechtvaardigd is? De middel
bare school zal, indien daar het onderwijs in het
Frans in de m. i. juiste banen wordt geleid, het
ontbreken van bovenbedoelde kennis ter
nauwernood bemerken. Wat zij wél zal missen is het ver
trouwd-zijn der leerlingen met de Franse klanken
en de schrijfwijze er van, alsook de kennis van
een zeker aantal woorden. Doordat de leerlingen
wat ouder zijn, en vooral omdat er onder hen een
scherpe selectie heeft plaats gehad, zal dit tekort
gemakkelik zijn in te halen, als men wil inzien de
grote waarde, die gehecht moet worden aan de
Franse tekst als hulpmiddel, ook voor iets anders
dan het uitbreiden van de woordesehat en de
idiomatiese kennis; als men, in verband daarmee, het
van-buiten-leren van de grammaire, om die
grammaire zelve, wil afschaffen, evenals het vertalen
van Hollandse tema's in het Frans. Sprekende voor
de Franse studenten in het nutssemenarium voor
paedagogiek te Amsterdam, zei ik o.a.: Het
ware te wensen, dat al degenen, die onderwijs in het
Frans geven aan de middelbare school, nimmer dat
eenvoudige doel, het leren van Frans, uit het oog
verloren, om er een ander voor in de plaats te
stellen, als: het van-buiten-kunnen-opzeggen van
dorre grammaireregels; het kunnen-vcrtalen van
examenzinnen; het kunnen-maken van een opstel;
het paraat-hebben van enige letterkundige namen
en data of van de inhoud van enkele al of niet ge
lezen romans en toneelstukken. Men gaat
te weinig waarde hechten aan deauditieve en
visuele indrukken welke juist in de leesles zo
sterk kunnen zijn. Te veel wordt gevraagd naar
het waarom bij het onderwijs in het Frans, daar
waar de vraag hoe eenvoudiger en beter op haar
plaats zou zijn. Te veel richt men zich op het
verstandelik geheugen der leerlingen, te weinig
vertrouwt men op hun gehoor en hun gezicht".
Mocht een wijziging van het onderwijs in het
Frans, in de richting die ik hierboven bedoelde,
eens algemeen worden aanvaard als gevolg van het
afschaffen van het Frans op de lagere school, dan
zou deze afschaffing niet alleen geen nadeel op
leveren, doch een zegen blijken te zijn. De
minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen komt de eer toe, een belangrijke,
stoot daaraan te hebben gegeven door bij het
eindexamen van de candidaten te eisen een ver
taling uit het Frans, inplaats van een opstel of
tema. Deze verandering betekent een flinke stap
in de goede richting. Elk examen heeft een twee
ledig doel: a. Het verkrijgen van gegevens omtrent
de kennis van de candidaat, b. het geven van een
zekere richting aan het onderwijs, dat voorbereidt
tot het examen. Een schriftelike vertaling uit het
Frans voldoet aan deze beide eisen. Een goede
vertaling toch geeft de waarborg, dat de candidaat
een Franse tekst begrijpt, de hoofdzaak niet alleen
voor al degenen, die, hetzij bij studie, hetzij in de
practijk van het leven met de Franse taal in
aanraking zullen komen, maar vooral ook voor hen,
wier geest fijn genoeg van aanleg is, om zich tot
Franse cultuur aangetrokken te voelen. Wat punt
b. aangaat, is het duidelik, dat het nieuwe pro
gramma» meer dan het oude, de leraren dwingt
hun leerlingen voortdurend te oefenen in het goed
begrijpen van Frans proza door het nauwgezet
vergelijken met de moedertaal. Dit deel van het
onderwijs in het Frans werd vroeger te veel ver
waarloosd en het gevolg daarvan was, dat slechts
een zeer gering percentage der oud-leerlingen nog
enige belangstelling toonde voor Franse littera
tuur; dat door de meesten de Franse vaklectuur
zelfs zoveel mogelik werd vermeden. Talloze malen
werd mij verzekerd door oud-leerlingen, zowel van
mij zelf als van collega's, die ik als zeer nauwgezette
en plichtsgetrouwe docenten ken, dat zij niet in
staat waren een Frans boek te lezen. En dit waren
toch allen leerlingen, die, voordat zij de H. B. S.
bezochten, op de lagere school ruim drie jaren onder
wijs in het Frans hadden genoten.
Indien mijn mening, dat dit ongunstig resultaat
zich algemeen voordoet, juist is, rust op ons,
leraren in het Frans, de plicht, een andere weg te
zoeken, en wel in de richting, die ik aangaf. Van
meet af aan zal het zwaartepunt van ons onderwijs
moeten worden gelegd in het leren begrijpen,
memoriseren en reciteren van Frans, poè'sie zowel
als proza; alle ballast zal bovendien moeten worden
over boord gegooid. Het is mijn stellige overtui
ging, dat de resultaten, die we op die wijze zullen
bereiken, zonder vooroefening op de lagere school,
gunstig zullen afsteken bij die, welke wij totnogtoe
hebben gehad, mét deze voorbereiding. En boven
dien is nu de lagere school verlost van een leervak,
dat er niet huis behoort, altans niet in de vorm,
waarin het totnutoe moest worden onderwezen
en dat een bron was van heel veel teleurstelling
voor de leerlingen zowel als voor de onderwijzer.
Amsterdam. Dr. J. J. B. E L z i N o A
1) Deze uitdrukking werd gebruikt door een
toenmalig districtsschoolopziener, tegenstander
van het Frans op de 1. s., voor wie ik mijn ideën
ontwikkelde.
2) Les mots francais et les gaüicismes dans Ie
Hotlandsche Spectator de Justus van Effen. Amster
dam, 1923.
S.S. Wilhelmina", voor het veer van den Moerdijk
(model Nederl. Museum te Amsterdam)