De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 2 februari pagina 5

2 februari 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Maasgezicht omstreeks 1848 (gravure van C. C. A.'Last, Gemeente-archief, Rotterdam) te beschrijven. De herinnering aan dezen talentvollen man was in breeden kring verloren gegaan; dank zij het goed gedocumenteerde en goed ge schreven boek van dr. de Boer is Roentgen aan ons volk weer teruggegeven. Men houde hem in ge dachte, als er sprake is van onze mannen van beteekenis. H. BRUGMANS INTELLECTUELE STAND EN HET ONDERWIJS IN HET FRANS OP DE LAGERE SCHOOL Toen ik ruim tien jaar geleden, uitgenodigd door d£ Afd. Amsterdam van het N.O.O., in een proen contravergadering het behoud van het Frans op de lagere school verdedigde tegenover de mening van sommigen, dat het moest worden vervangen door het Engels, besloot ik mijn rede met te zeg gen: Indien de lagere school haar metode van onderwijs niet verandert in de richting, die ik heb aangegeven en indien de leraren van het middel baar onderwijs, in verband daarmee, geen algehele wijziging brengen in hun eisen voor het admissieexamen, voorzie ik, dat binnen afzienbare tijd het Frans als leervak van de lagere school zal ver dwijnen, zonder dat er sprake van zal zijn, het Engels er voor in de plaats te stellen". Het zou mosterd na de maaltijd zijn, hier nog maals te ontvouwen op welke wijze een brug had kunnen worden gevormd 1) tussen de meningen van voor- en tegenstanders van het Frans als leer vak der lagere school. Genoeg zij het, te constate ren, dat aan geen der beide bovengenoemde voor waarden is voldaan. Zo zal, bij de aanvang van de cursus 1924?1925 de Franse leraar zich geplaatst zien voor het feit, dat hij met zijn onderwijs van meet af aan heeft te beginnen. Talloze stemmen, zowel op vergaderin gen als in de pers, hebben zich doen horen, om te protesteren tegen de nieuwe maatregel. Talloze nadelige gevolgen, die intussen nog zullen moeten blijken, zijn opgesomd. Sommigen zijn reeds zo ver gegaan, dat ze de daling van het peil der aan komende leerlingen, van de middelbare school, welke zij hebben menen te constateren, wijten aan de afschaffing van het Frans op de lagere school. Dit laatste nu lijkt mij absurd, in de eerste plaats omdat totnutoe Fransloze" leerlingen tot de uitzonderingsgevallen hebben behoord, in de tweede plaats omdat ik niet kan aannemen, dat de invloed van het onderwijs in het Frans op de lagere school zo groot was, dat door de afschaffing de intellectuele stand" der leerlingen zou worden naar beneden gehaald. Wél hun materiële stand. Het spreekt van zelf, dat door het laten vallen van het Frans als eis bij de toelating, de poorten der middelbare school worden opengezet voor leerlingen van die lagere scholen, waar ook voor heen geen Frans werd onderwezen, d. w. z. leer lingen, wier materiële stand lager is. Een der stellingen, die ik in mijn proefschrift 2) liet afdrukken, luidde aldus: Het onderwijs in het Frans op de middelbare school behoeft geen na delige gevolgen te ondervinden van de afschaffing van dat leervak op de lagere school". Uit het feit, dat ik op deze stelling niet ben aangevallen, con cludeer ik niet, dat al mijn collega's, leraren in het Frans, met mij accoord gaan. Ik ben mij bewust, dat, zo ik al niet alleen sta, het aantal van degenen, die de afschaffing van het Frans als noodlottig be schouwen, zeer groot is. Drie argumenten worden gewoonlik door hen naar voren gebracht: ]. De aankomende leerlingen zullen met twee vreemde talen gelijk moeten beginnen, een bezwaar, dat ik niet stetk voel. De leerlingen hebben hun aandacht al ovt r zoveel vakken te verdelen, dat de tweede taal ,-f nog wel bij kan; bovendien is niet in de eerste plaats het aantal nieuwe vakken, doch wel de wijze waarop ze gedoceerd worden voor de jonge leerling van belang; ten slotte geldt het een bezwaar, dat gemakkelik is te ondervangen. Wat zou erop tegen zijn, gedurende het eerste half jaar de vier uren uitgetrokken voor Duits, over te brengen op het Frans, zodat de leerlingen vrijwel per schooltijd een uur Frans krijgen, en dan in het tweede halfjaar van de eerste klasse het Frans twee uur, in de gehele tweede klasse n uur, aan het Duits te laten afstaan? 2. Op jeugdige leeftijd is een vreemde taal gemakkeliker te leren dan later. Inderdaad en dit geldt voor alle vakken, mits met deze restrictie, dat er grenzen zijn. Indien het Frans geleerd moest worden in het vreemde land, zou ik zeggen, hoe jonger hoe beter; nu wij echter grotendeels aan gewezen zijn op vergelijking met de moedertaal, moet het Nederlands taalgevoel enigermate ont wikkeld zijn, alvorens de leerlingen aan een vreem de taal kunnen beginnen. De collega's Neerlandici zullen het er vrijwel over eens zijn, dat het met die ontwikkeling, zelfs op 12jarige leeftijd nog niet schitterend gesteld is en het wil mij voorkomen, dat niet alleen de vreemde talen, maar alle vakken der middelbare school er bij gebaat zullen zijn, als de door-de-afschaffing-van-het-Frans vrijkomende uren worden toegewezen aan het Nederlands. 3. Het Frans is een moeilijke taal. Totnutoe nam de lagere school een deel van de taak op zich, die tans geheel komt te rusten op de middelbare school, waardoor de leerlingen ten slotte minder ver zullen komen. Schijnbaar valt tegen dit argument weinig te zeggen. Maar de feitelike toestand is, dat de lagere school heel veel tijd gebruikte voor een betrekkelik gering resultaat. Na 3 J- tot 4i jaar lang onderwijs te hebben gehad in het Frans, in sommige klassen 5 tot 6 uren per week, zijn de meeste leerlingen niet, enkele ternauwernood in staat een eenvoudig stuk Frans proza te begrijpen. Wel kunnen ze verschillende regels opzeggenen zijn ze getraind in het vertalen van Hollandse zinnen, hetgeen de toepassing van dergelijke regels eist en waarin sommigen een buitengewone vaardigheid hebben verkregen; maar is de waarde van dat alles zo groot, dat alle tijd en moeite, die op de lagere school er aan ten koste werd gelegd, gerechtvaardigd is? De middel bare school zal, indien daar het onderwijs in het Frans in de m. i. juiste banen wordt geleid, het ontbreken van bovenbedoelde kennis ter nauwernood bemerken. Wat zij wél zal missen is het ver trouwd-zijn der leerlingen met de Franse klanken en de schrijfwijze er van, alsook de kennis van een zeker aantal woorden. Doordat de leerlingen wat ouder zijn, en vooral omdat er onder hen een scherpe selectie heeft plaats gehad, zal dit tekort gemakkelik zijn in te halen, als men wil inzien de grote waarde, die gehecht moet worden aan de Franse tekst als hulpmiddel, ook voor iets anders dan het uitbreiden van de woordesehat en de idiomatiese kennis; als men, in verband daarmee, het van-buiten-leren van de grammaire, om die grammaire zelve, wil afschaffen, evenals het vertalen van Hollandse tema's in het Frans. Sprekende voor de Franse studenten in het nutssemenarium voor paedagogiek te Amsterdam, zei ik o.a.: Het ware te wensen, dat al degenen, die onderwijs in het Frans geven aan de middelbare school, nimmer dat eenvoudige doel, het leren van Frans, uit het oog verloren, om er een ander voor in de plaats te stellen, als: het van-buiten-kunnen-opzeggen van dorre grammaireregels; het kunnen-vcrtalen van examenzinnen; het kunnen-maken van een opstel; het paraat-hebben van enige letterkundige namen en data of van de inhoud van enkele al of niet ge lezen romans en toneelstukken. Men gaat te weinig waarde hechten aan deauditieve en visuele indrukken welke juist in de leesles zo sterk kunnen zijn. Te veel wordt gevraagd naar het waarom bij het onderwijs in het Frans, daar waar de vraag hoe eenvoudiger en beter op haar plaats zou zijn. Te veel richt men zich op het verstandelik geheugen der leerlingen, te weinig vertrouwt men op hun gehoor en hun gezicht". Mocht een wijziging van het onderwijs in het Frans, in de richting die ik hierboven bedoelde, eens algemeen worden aanvaard als gevolg van het afschaffen van het Frans op de lagere school, dan zou deze afschaffing niet alleen geen nadeel op leveren, doch een zegen blijken te zijn. De minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen komt de eer toe, een belangrijke, stoot daaraan te hebben gegeven door bij het eindexamen van de candidaten te eisen een ver taling uit het Frans, inplaats van een opstel of tema. Deze verandering betekent een flinke stap in de goede richting. Elk examen heeft een twee ledig doel: a. Het verkrijgen van gegevens omtrent de kennis van de candidaat, b. het geven van een zekere richting aan het onderwijs, dat voorbereidt tot het examen. Een schriftelike vertaling uit het Frans voldoet aan deze beide eisen. Een goede vertaling toch geeft de waarborg, dat de candidaat een Franse tekst begrijpt, de hoofdzaak niet alleen voor al degenen, die, hetzij bij studie, hetzij in de practijk van het leven met de Franse taal in aanraking zullen komen, maar vooral ook voor hen, wier geest fijn genoeg van aanleg is, om zich tot Franse cultuur aangetrokken te voelen. Wat punt b. aangaat, is het duidelik, dat het nieuwe pro gramma» meer dan het oude, de leraren dwingt hun leerlingen voortdurend te oefenen in het goed begrijpen van Frans proza door het nauwgezet vergelijken met de moedertaal. Dit deel van het onderwijs in het Frans werd vroeger te veel ver waarloosd en het gevolg daarvan was, dat slechts een zeer gering percentage der oud-leerlingen nog enige belangstelling toonde voor Franse littera tuur; dat door de meesten de Franse vaklectuur zelfs zoveel mogelik werd vermeden. Talloze malen werd mij verzekerd door oud-leerlingen, zowel van mij zelf als van collega's, die ik als zeer nauwgezette en plichtsgetrouwe docenten ken, dat zij niet in staat waren een Frans boek te lezen. En dit waren toch allen leerlingen, die, voordat zij de H. B. S. bezochten, op de lagere school ruim drie jaren onder wijs in het Frans hadden genoten. Indien mijn mening, dat dit ongunstig resultaat zich algemeen voordoet, juist is, rust op ons, leraren in het Frans, de plicht, een andere weg te zoeken, en wel in de richting, die ik aangaf. Van meet af aan zal het zwaartepunt van ons onderwijs moeten worden gelegd in het leren begrijpen, memoriseren en reciteren van Frans, poè'sie zowel als proza; alle ballast zal bovendien moeten worden over boord gegooid. Het is mijn stellige overtui ging, dat de resultaten, die we op die wijze zullen bereiken, zonder vooroefening op de lagere school, gunstig zullen afsteken bij die, welke wij totnogtoe hebben gehad, mét deze voorbereiding. En boven dien is nu de lagere school verlost van een leervak, dat er niet huis behoort, altans niet in de vorm, waarin het totnutoe moest worden onderwezen en dat een bron was van heel veel teleurstelling voor de leerlingen zowel als voor de onderwijzer. Amsterdam. Dr. J. J. B. E L z i N o A 1) Deze uitdrukking werd gebruikt door een toenmalig districtsschoolopziener, tegenstander van het Frans op de 1. s., voor wie ik mijn ideën ontwikkelde. 2) Les mots francais et les gaüicismes dans Ie Hotlandsche Spectator de Justus van Effen. Amster dam, 1923. S.S. Wilhelmina", voor het veer van den Moerdijk (model Nederl. Museum te Amsterdam)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl