Historisch Archief 1877-1940
Ho. 2434
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
\'ï.
Royaards als Grompie."
Wouter Hutschenruyter, sprekend tot Richard
Strauss op het podium van den Rotterdamschen
Schouwburg, bracht daar het woord van Sarcey
in herinnering: Het publiek heeft altijd gelijk"
«n verhief in dit verband de lichtvaardige paradox,
waaraan l'Oncle" niet meer poëzie dan die van het
betaald plaatsbewijs placht te hechten, tot een
natuurverschijnsel, waarvan wij de mystieke
waarheid telkens weer moeten erkennen: ,,In
hoogste instantie spreekt de massa intuïtief, zich
uit voor het beste". De zin kwam mij weer in de
gedachten toen ik een paar dagen daarna op dat
zelfde tooneel, na tien jaar, de vertooning van het
blijspel-zonder-pretentie Grompie" terugzag
?de betrekkelijke kalmte van dit afwachtend sei
zoen veroorlooft ons nu en dan de weelde eener
.?reprise" en daar de menschen van half acht
tot elf glunder geboeid vond in de persoonlijk
heid van den bekenden Oud-Advocaat, waarvan
Royaards een tooneel-meesterwerk schept. De
vraag, of een stuk, dat den naam van Grompie"
draagt, en schoon niet zonder geest geschre
ven en verlucht met het aardig tiquet der
Engelsche wei-levend heid niet uitgaat boven
?de gangbare ontspannings-lectuur, een zoo hart
stochtelijke overgave, uitbeelding en bezieling
?door den tooneelspeler waard is, werd hier
bevestigd. Ik ben overtuigd, dat het daar alleen in
mijn, zoo juist aan Strindberg ontsnapt, brein kon
opkomen hoe jammer het toch is, dat een zoo sterk
beeldend vermogenalsdatvanRoyaards.dat daarbij
een zeldzaamheid op het tooneel?wortelt ineen
groot intellect, wegens gebrek aan assistentie op
zijn niveau, slechts bij uitzondering
dit~temperament kan besteden aan de rollen, die, in de
intimiteit van het kamer-spel, op een diepe
en rijke zielservaring zijn gegrondvest, met
gevolg dat te vele, voor de cultuur van een
land vruchtbare,en voor den ontwikkelden schouw
burgbezoeker belangwekkende universeele werken
.aan ons repertoire onthouden moeten blijven.
Het publiek, de menigte, vermoedt niet dit
gemis, doch staat aan den anderen kant pal voor
wat het dan mag vereeren als een volkomenheid in
zijn genre. En hierin heeft het gelijk, een hooger
gelijk dan velen, die in onzen opgeschroefden tijd
naar het verhevene" smachten, zonder te onder
scheiden in hoe mediocren af schijn dit verhevene
ons maar al te vaak wordt voorgezet, op hun beurt
verstaan. Alles wat een kunstenaar aan zijn taak
vervult, zóóvolstrekt dat ieder gevoelt?als voor
een doek van-Jaap Maris, dat men volgens de le
gende uit zijn handen heeft moeten trekken" :
hier is een opgave ingelost, is goed. Dan is het staj
dium bereikt, waarin niemand meer denkt aan het
onderwerp, aan de stof, waarvan het werd gemaakt
(de verf, of het daagsche wezen van den tooneel
speler) dan is de zwaartekracht van de aarde over
wonnen.
Als zoodanig bewonderen wij thans Grompie",
?die dezer dagen zijn honderdsten geboortedag zal
hebben beleefd, als ware hij Koning Lear in per
soon. Het beeld van den aftandschen, stil voor
zich heen knorrenden en spinnenden speurder
naar menschelijke ongerechtigheid, als een oud
?cavalerie-paard in zijn liefde herlevend zoodra zich
aan den engen horizon zijner laatste dagen nog
maar iets voordoet, dat zijn reukorganen prikkelt
en zijn latente hoogere krachten voor een oogenblik
staalt, is een schoon, uit duizend facetten l
venstralend beeld. Zooals hij, onder den last van zijn
nog machtigen, schranderen geest en zijn versleten
lijf, door de kleine ruimte sloft, in den kamp om
?den triomf van zijn ouderdom zich aan alle
hindernissen driftig stoot, nu en dan indut, en
allengs in de kwalen van den ouden dag de
nieuwe gaven God's ontdekt voor zijn bemind be
roep zooals de spleetoogjes tintelen in den grau
wen vossekop, moeizame zelfbeheersching hem de
keel doet schrapen, en de zachtmoedigheid van
den man, aan wien in den langen omgang met
schuld en boete, met jurisprudentie en onherstel
bare dwalingen, niet veel menschelijks onbekend
.bleef, hem den mond plooit?zooals de
kinderlijkkindsche voldoening om een gewonnen zet hem in
de knieën schiet en zijn ouae bloed oproert tot
een mallotig danspasje, zóó zou Balzac hem in een
boek hebben kunnen schrijven, en zoo schrijft
Royaards hem thans, op het tooneel. En houdt
daarmee, voortreffelijk gesteund door Tourniaire,
zijn lijfdienaar, de eer op van het; fijn-besneden
en machtig boven den tekst uitlevend spel op het
Nederlandsch tooneel, in een seizoen, dat het oor
deel zich toetst aan internationalen maatstaf.
Gastspiel PAUL WEGENER. Der Sohn, door
Walter Hasenclever.
Maar zelden komt het voor, dat een zóó onbehol
pen onbekookt drama als dit schrille jeugdwerk
van Walter Hasenclever (het dateert van 1914),
waartegen, als kunstwerk, men zich niet schrap
genoeg kan zetten, nochtans zooveel verteedering^
wekt. Het is een der weinige heel- of half-expressio
nistische, op onwaarschijnlijkheden gegrondveste,
en met botnbast gevulde schema's der jongeren",
waarvoor ik, bij de louterende" vertooning door
Wegener's gezelschap, min of meer bezweken ben.
Voor een deel zal dit verband houden met het ge
geven: de verhouding der generaties, in de eeuw
van het kind" tot een ontstellend pleidooi voor de
individueele uitleving, of wel onbarmhartige zelf
zucht, op de spits gedreven; voor een ander deel ge
loof ik, dat het de roekeloos oprechte uiting van
deze nieuwe jeugd is, die, als een kreet uit duizend
monden, ons desondanks bevangt. Der Sohn"
is te goeder trouw dit lijdt geen twijfel en de
auteur, welke dit op zijn lever had, eveneens. Hier
geen ijverig dramaturg, die zijn onderwerp"
zocht, een misverstand van eeuwen vloog den rebel
naar de keel. En al gelooven we nu niet in dezen
vader" en in dezen zoon", in de geheele, op
zettelijk valsch-gestelde theatrale verhouding, veel
in het geweten van ons, meer dan het vorige
bewust-levend geslacht, valt in deze voor beide
partijen zoo zware overgangsperiode den reactio
nair" bij, die uit het ouderwetsch-gelukkig gezin
zich baan breekt. Want dit ouderwetsch-gelukkig
gezin was in hoevele gevallen niets dan een
cultureele eeredienst aan vader en moeder, de
onfeilbaren, dan verschuldigde dankbaarheid, ook daar,
waar weinig of niets te-danken viel, dan geknotte
fantasie en stille onderwerping. Met als gevolg: de
verbeurde levenskans, de knaap, die, ware het hem
bijtijds bewust-geworden, zich in elk beroep fleuriger
zou hebben gevoeld dan in het gespreide bed van
Vader's kantoor", het meisje, moeder's rechter
hand", wier eigen begeerten vanzelf wegdoken
voor het algemeen belang, vroeg-verwelkt voor
het spionnetje in moeders ziekekamer, zonder
ander uitzicht, zonder troost van n bloeiende
herinnering aan eigen vreugde of smart.
Tegen dit onrecht, dat lang den schijn van
rechtvaardigheid handhaafde, van 's werelds loop"
is het koppige jonge geslacht opgetrokken, de
herlevende romantiek onzer dagen joeg het blinde
lings in de richting, die het de zijne gelooft. Lasz
mich sein, Vater, was du nicht bist, lasz mich
genieszen was du nicht genossen hast...." het leven
is vol mogelijkheden voor wie vrij-staat en durft,
en den dood niet vreest Ich will, ein Gewitter
lang, das Erdenkliche meines Lebens in den
Fingern halten lm gröszten, ja, im erhabensten
Blitszesschein will ich ber die Grenzen schauen,
denn erst, wenn ich die Wirklichkeit ganz erschópft
habe, werden mir alle Wunder des Geistes
begegnen."
Gevaarlijke, den gelaten middelmensch opschrik
kende phrasen. Maar werden wij vroeger niet opge
schrikt wanneer wij vernamen, dat een gymnasiast,
die geen Werther heette, vrijwillig een eind aan zijn
leven had gemaakt? Bleef daar, onder de gereeden
troost van ziekelijke afwijking", niet het
adembeklemmend besef, dat hier een duistere schuld
moest zijn, van ouders, onderwijzers, of maat
schappij, een kille huiver, dat zóó iets geschieden
kon, terwijl de zon scheen en de aarde geurde:
een kind, dat, in grenzenlooze eenzaamheid, den
zwarten dood boven het lokkende leven verkoos?
En verheugen we ons niet, dat toch, in vele hui
zen, sinds 1914, zich al veel in der minne heeft
geschikt?
Het stuk van Hasenclever is vol gemeenplaat
sen," die jarenlang onuitgesproken te wachten
lagen. Wat die overdreven strenge vader (een in
wetenschappelijke richting eenzijdig gegroeid en
bijgevolg anderzijds beperkt gebleven man) en
zijn, onder den invloed der puberteitsjaren, van
droombeelden overkropten zoon, tegen elkaar
aanvoeren, langs elkaar heen declameeren
en als met het mes van den chirurg coupeeren,
zijn de stumperig banale woorden, waarmee
we elkaar trachten te overwinnen als hetgeen
wij op het hart dragen, verward en verstard
en feitelijk onuitspreekbaar is. En hier ligt de
eenige waarde van dit werk, dat ook wij, toe
hoorders, die woorden soms niet achten, dat uit de
heftige gesprekflarden alleen het onuitspreekbare
spreekt óók tot ons, en beangstigend om ons waart.
Het ongestild verlangen van eeuwen, het
echec onzer plichtsbetrachting
Liefdevolle overgave aan het eenvoudig
levensware, had uit dit gegeven, dat aan den
trans van onzen tijd staat, en op zichzelf al ro
mantisch genoeg is, een ontroerend drama kunnen
scheppen. Naast dezen Duitschen stormloop,
kunnen we al dadelijk het inniger Fransche werk
van Jacques Copeau La maison natale" leggen,
dat, evenmin overtuigend, in de twee eerste
bedrijven den kamp der geslachten stelt op een
zuivere basis. Het laatste bedrijf Iaat de waar
schijnlijkheid los, en terwijl we uit den mond van
Ie fils" dezelfde levensleuzen vernemen: II y a
assez de choses dans Ie monde pour me donner
envie d'être heureux", verzeilen we in dezelfde
rhetoriek. En wel merkwaardig is het hierbij aan
te teekenen, dat Copeau de beide eerste bedrijven
van dit, in December j.I. voor het eerst opgevoerd
drama, twintig jaar geleden geschreven heeft, in
den tijd van het geëerbiedigd, tot diepste aandacht
nopend realisme, en er het laatste, naar den geest
van dezen tijd, met lyrische emphase heeft
aangefilmd.
Hoe weinig deze soort van lyriek in het huiselijk
drama op haar plaats is in dit opzicht bleek
ons Hasenclever's drama waarbij, onverschrok
ken, Goethe, Beethoven en de Marseillaise het
effect moesten aanvuren met recht een remedie.
Wat hier en daar, met name in de twee eerste be
drijven, zijn werk redt, zijn de tooneelen, waarin
overgave aan de geschapen realiteit van het oogen
blik, gesteund door realistisch spel, leidde tot de
diepere schakeering, tot de innigheid, die voor het
dramatisch schema is, wat het goud is voor de
beurs.
Wat van Der Sohn", waarvan ik u den
rechtstreekschen inhoud beter kan onthouden, zou be
klijven indien niet Lothar Müthel, een talent in
de sfeer van Moissi, hem subliem vertolkte, indien
niet Wegener's onverzettelijke, mij, met het oog op
de Marseillaise, wat te Duitsch-stramme gestalte
tegenover hem stond, en niet Maria Eis met zoo
teederen tact de jonge gouvernante van den
moederloozen knaap speelde, zou ik niet willen
gissen. Het was, onder regie van den auteur, die
de rol van den verleidenden vriend (het revolutio
nair begrip) geheel als abstractie, zwak, vervulde,
als samenspel dezer drie, prachtig strak en waardig.
En hoe gevoelig van dictie! Geen nuance ging ver
loren van deze, ook in de kleine rollen van zooveel
talent en verdieping blijk gevende kunstenaars.
Lothar Müthel, Maria Eis.... in Duitschland heb
ben deze namen geen bijzonderen klank, hier
treden zij op in rollen van verschillende geaardheid,
en telkens is het een vervulling, een boeiende
suggestie.
De .?gastvoorstellingen", erop ingericht Neder
land de Duitsche tooneelspelers van Europeesche
vermaardheid in hun glansrollen" te toonen,
hebben mij vooral ingenomen voor de onbekende
kleineren, die in hun omgeving meekwamen,voor
dat, ons helaas ontbrekend geslacht van
strenggeschoolde jonge spelers, die op hun, in woorden
vaak geringe rollen, een ontroerend persoonlijk
stempel drukken.
TOP NAEFF
De Vreugde
Met blijde lachjes, klappende in de handen,
Zijn wij gegaan langs 't raam waar Moeder zat
Stil, achter van de zon verweerde ruitjes,
Beschaduwd door het wieb'lend wingerdblad.
Dan tikten wij. Hei ! hoe haar oogen keken
Door d'ouden bril. Het stopwerk lei ze neer.
De zoetste mond loech ons zijn liefde tegen.
En blijde handen vlogen heen en weer.
Dan beurden wij ons broertjen op naar't venster,
En 't stak zijn neusjen tegen 't vensterglas.
Nog n moment daar sprong de voordeur open
En Moeder danste of ze een jong meisjen was.
Als we allen ons door vreugd vervoeren lieten,
Was 't gulden zonneschijn in d'ommering.
Mijn goede God, laat mij nog ns genieten
Van 't Zoet geneugt', dat geeft Herinnering.
PEERKE DEN BELG