Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2434
v f
:?
Boekbespreking
-1815?1850. Souvenirs de la princesse de Ligne
nee princesse Lubomirska. Pages détachées
de ses cahiers et publiées par la princesse
Ch. de Ligne, 2e dition. Bruxelles et Paris,
Librairie nationale d'art et d'histoire,
O. van Oest et Cie, diteurs. 1923.
Een boek, dat zijn tweeden druk reeds heeft
beleefd, behoeft eigenlijk geen aankondiging meer.
Nu het hier niet een letterkundig, maar een his
torisch werk betreft en dit boek bovendien in ons
land weinig de aandacht schijnt te hebben getrok
ken, kan het zijn nut hebben er hier nog iets van
te zeggen. Niet omdat het voor onze geschiedenis
zijn belang zou hebben Nederland wordt er
slechts een enkele maal in genoemd maar
omdat het waarde heeft n om de personen, die
erin op den voorgrond treden, n om de gebeurte
nissen, waarbij zij betrokken waren of waarvan zij
althans getuigen waren.
Ik spreek van personen, hoewel op den titel
slechts n persoon, de prinses de Ligne, wordt
genoepid. Intusschen, ook hier blijkt weer, hoe
moeilijk de juiste keuze van een titel is. Sterker nog,
deze titel is bepaald foutief en zelfs min of meer
misleidend. Wat wij hier vinden, zijn niet de her
inneringen van de prinses, maar groote stukken
daaruit, verbonden door een samenvattenden
tekst van haar schoondochter. Dat dit niét de
meest geschikte manier is om historische docu
menten uit te geven, ligt voor de hand. Maar de
lezer vindt hier nog veel meer en in zooverre
heeft hij zeker geen recht zich te beklagen. Dat
meerdere wordt gevormd door excerpten met ver
bindenden tekst uit de officieele en particuliere
correspondentie van den prins de Ligne zelf, die
jaren lang in hooge ambten de koningen Leopold I
en Leopold II heeft gediend. Ongetwijfeld is dit
tweede gedeelte historisch veel belangrijker dan
het eerste. Immers de prinses blijft in haar beschrij
ving van personen en toestanden meer aan de
oppervlakte; zij weet het uiterlijk der dingen zeer
goed weer te geven, maar ook in den regel dat
alleen. De prins daarentegen onderkent veel beter
en scherper het wezen der dingen; hij dringt door
tot de kern der verhoudingen en toestanden,
zoodat het eigenlijk zonderling en opvallend is, dat
niet zijn naam, maar die van zijn vrouw op het
titelblad staat. Een bezwaar van deze scheiding
van het werk van den prins en dat der prinses is
ook, dat daardoor dikwijls dezelfde dingen en
feiten tweemaal worden verteld, eerst in de herin
neringen van de prinses, vervolgens in de brieven
van den prins. De oplossing van al die moeilijk
heden en onregelmatigheden had voor de hand
gelegen; indien de uitgeef ster uit de gegevens,
die zoo gelukkig tot haar beschikking stonden, een
boek had samengesteld over het openbaar en bij
zonder leven van dit prinselijk echtpaar, zou zij
veel meer hebben voldaan dan thans.
Intusschen, wat geboden wordt, is nog merk
waardig genoeg. De prins de Ligne is zeker in
het nieuwe koninkrijk Belgiëeen. van de meest
markante persoonlijkheden geweest. Hij werd in
1804 te Brussel uit het oude geslacht der Lignes
geboren; zijn grootvader was de befaamde veld
maarschalk, die na een schitterende carrière als
militair en ook als man van de wereld, nog na 1789
de tradities en de fijne manieren der achttiende
eeuw wist hoog te houden. Zijn kleinzoon, de jonge
Ligne, volgde hem in 1815 als hoofd van het ge
slacht op. Tot mondigheid gekomen, wijdde hij
zich allereerst aan het herstel van het familiebezit,
waarmede zijn grootvader wat ridderlijk had om
gesprongen. Na de Belgische revolutie, waarmede
hij van harte instemde, is hem het algemeen stad
houderschap der opgestane gewesten aangeboden,
waarin men destijds een designatie tot het koning
schap kon zien; hij heeft het aanbod afgeslagen
en sloot zich met overtuiging en toewijding aan
bij de nieuwe dynastie der Coburgers. In zijn
huiselijk leven was hij in den eersten tijd niet ge
lukkig; hij had reeds twee vrouwen ten grave
moeten brengen, toen hij in 1835 te Weenen
kennis maakte met de prinses Lubomirska.
Misschien dankte de prins aan haar den impuls
om zich meer dan tot dusverre aan de publieke
zaak te wijden. In 1838 althans nam hij de op
dracht van Leopold I aan om hem te vertegenwoor
digen, bij de kroning van Koningin Victoria. Bij
zijn terugreis deed zich een eigenaardig incident
voor. Willem l had destijds de onafhankelijkheid
van Belgiënog niet erkend. Te Vlissingen konden
dus de militaire autoriteiten niet dulden, dat een
schip onder Belgische vlag de Schelde opvoer. Om
moeilijkheden te voorkomen, had men dat vlag
vertoon op de Hollandsche Schelde dan ook na
gelaten. De prins de Ligne dacht daar anders over.
Toen hij per stoomboot van Londen.naar Ant
werpen terugkeerde, liet hij de Belgische kleuren
lustig van den achtersteven waaien, hoewel hij
was gewaarschuwd, dat het wachtschip te Vlis
singen zijn kanonnen geladen had om hem te
dwingen zijn vlag te strijken. Er gebeurde evenwel
BELASTINGVRIJE HUIZEN
niets: de Belgische vlag woei uit voor Vlissingen,
maar de Hollandsche kanonnen bleven zwijgen;
blijkbaar wilde men in Den Haag geen nieuwe
kwestie; de prins de Ligne intusschen werd bij
zijn aankomst te Antwerpen met luide ovaties
ontvangen.
Eenige jaren daarna kon hij zijn land gewichtiger
diensten bewijzen. In 1842 benoemde Leopold I
hem tot zijn gezant te Parijs. De prins nam daar
een eigenaardige positie in. Aan den eenen kant
was hij l'ambassadeur de la familie"; immers
de koningin der Belgen, Louise, was de oudste
dochter van Louis Philippe. Maar anderzijds was
de verhouding van Frankrijk en Belgiëzeer
moeilijk. Te Parijs had men gehoopt, dat de Bel
gische revolutie in 1830 zou hebben geleid tot de
inlijving van Belgiëbij Frankrijk. Toen dit anders
was geloopen en de onafhankelijkheid van Belgi
in 1831 ook door Frankrijk moest worden erkend.
hoopte men nog altijd den nieuwen staat door
nauwe banden van politiek en economie aan
Frankrijk vast te hechten. In 1836 reeds ontwierp
Moléhet plan van een tolunie tusschen beide landen,
waarvan op den duur een nauwe politieke samen
werking het gevolg kon worden. Juist daarom was
men in Brussel niet geneigd op deze en dergelijke
plannen en voorstellen in te gaan. Maar daar stond
tégenover, dat de Belgische industrie een vrijgevig
handelstraktaat met Frankrijk broodnoodig had,
zoodat de Belgische regeering telkens weer te
Parijs moest aandringen op zulk een overeenkomst.
Men begrijpt, hoe moeilijk de positie van den
prins de Ligne te Parijs bij deze onderhandelingen
moest zijn. Het pleit zeker voor den gezant, dat
het hem gelukte de positie van Belgiëte Parijs
belangrijk te versterken.
De prins de Ligne was nog Belgisch gezant te
Parijs, toen de Februari-revolutie uitbrak. Hij
heeft die revolutie van nabij waargenomen, even
als de anarchie, die er in Parijs het gevolg van was.
Ook het groote Juni-oproer, dat het gevolg was
van de opheffing der nationale werkplaatsen, heeft
hij haast voor zijn oogen zien afspelen; ook heeft
hij den prins Louis Napoleon nog in zijn eerste
opkomst als lid der Nationale Vergadering waar
genomen. Daarna nam hij in den zomer van 1848
zijn ontslag; hij was persoonlijk te veel gehecht aan
de familie der Orleans om geaccrediteerd te blijven
bij een gouvernement, dat hij om zijn onbekwaam
heid en bovendien om zijn slechte manieren
minachtte. Maar over de revolutie van 1848 hebben
zoowel de prins als de prinses heel wat te boek
gesteld, dat van goede waarneming en van juist
oordeel getuigt. Opnieuw blijkt hier, dat de
Februari-revolutie zeer onverwacht kwam en ook
betrekkelijk gemakkelijk had kunnen worden
bedwongen; het Juni-oproer, dat veel uitgebreider
en veel gevaarlijker was, is niettemin door een
toch waarlijk niet sterke regeering onderdrukt,
zij het met veel bloedvergieten. Maar Louis Phi
lippe is gevallen, omdat hij zich niet heeft willen of
kunnen verdedigen. Hij was in 1848 al een hoog
bejaard man en bovendien zwaar getroffen door
den dood van zijn zuster, madame Adelaide, die
hem lange jaren inde politiek had terzijdegestaan.
De Lignes laten niet na op deze laatste omstan
OfciTdJB
digheid te wijzen. Zij wijzen nog op een ander
feit, dat echter niet veel meer is 'dan een
onderstelling; zij leggen den nadruk op de on
tevredenheid van de Engelschc rcgeering over
de gedragingen van Louis Philippe in de be
faamde zaak der Spaansche huwelijken, waardoor
de politiek van Lodewijk XIV weer scheen te
herleven. Zij willen nu wel te kennen geven,
dat Engeland daarom den val der gevaarlijk ge
worden dynastie der Orleans zou hebben gewild,
bevorderd, in ieder geval in de hand gewerkt.
Bewezen is het in ieder geval niet, al blijft het
mogelijk.
Na de woelige Parijsche dagen van 1848 heeft
de prins de Ligne niet lang rust gekend. In No
vember 1848 reeds benoemde koning Leopold
hem tot zijn gezant bij den Paus. Maar juist toen
was ook in Rome de omwenteling uitgebroken;
niettegenstaande zijn liberale concessies werd
Pius IX uit Rome verdreven; hij vestigde zich
voorloopig te Oaëta, op Napolitaansch grond
gebied. Daar vond hem de prins, toen hij alsBelgisch
gezant zijn geloofsbrieven had aan te bieden.
Daar ook heeft hij het pauselijk hof, dat toen in
ballingschap in vrij bekrompen omstandigheden
leefde, waargenomen en ook, wat meer uit de
verte natuurlijk, de revolutie te Rome en de ver
overing van de eeuwige stad door de Franschen
in den zomer Van 1849. Toen was ook zijn missie
ten einde. Hij was gekozen tot lid van den Senaat
en had voor het eene of voor het andere te
opteeren. Hij verkoos het Senatorschap en gaf de
diplomatische loopbaan op. Reeds in 1852 werd
hij verkozen tot president van den Senaat, welk
ambt hij tot 1879 bekleedde. Toen trad hij terug,
oud en der dagen zat. In 1880 is hij gestorven.
Over de laatste dertig jaren van het leven en
bedrijf van den prins de Ligne geeft dit boek
nog wel een en ander, maar. zooals ook de titel
aangeeft, in hoofdzaak is het beperkt tot de eerste
helft der negentiende eeuw. Wij wezen reeds op
de ambassades van den prins te Parijs en te Gaëta.
Maar er is veel meer in te vinden, tal van bijzonder
heden over allerlei belangwekkende menschen uit
die dagen. Hier vooral komen de herinneringen
van de prinses op den voorgrond. Wie door
pausen, keizers, koningen en vorsten is ontvangen,
wie in aanraking is geweest met Montalembert,
met Lamennais, met Lamartine, met Guizof. met
Wellington, met Thiers, met Silvio Pellico en
zoovele anderen, heeft altijd wel iets aardigs. 700
niet iets belangwekkends te zeggen. Dat zal dan
ook de reden zijn, dat dit boek zóóvee! is gelezen,
dat een herdruk noodig bleek. Maar ook uit ander
oogpunt gezien, is er zeer veel uit te leeren en ook
veel van te genieten. H. BRUG M A N s