De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 februari pagina 4

9 februari 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2434 fe U l ft' K j,"1, f VERDERE ZEDELIJKE OVER PEINZINGEN door Dr. HENDRIK WILLEM VAN LOON (Met teekeningen voor de Amsterdammer" door den schrijver) De stad Middelburg ligt, gelijk wij-allen weten, op het goede eiland Walcheren. Men heeft er zeer fraaie muziek, welke gemaakt wordt door een hoogen toren, Lange Jan ge naamd, dien ik eens tot bijna de tweede verdie ping heb beklom men. Verder kan men er een voortref felijk maal krij gen en de boek winkel van deze oude veste onder scheidt zich door een ruime keuze van fraaie wer ken, zoowel van inheemsche als van buitenlandsche schrijvers. De stad West port ligt, gelijkniemand waarschijnlijk weet, aan de rivier welke de Indianen Saugutuck noemden. Men heeft er geen andere muziek dan die welke door de fonograaf van de buren en door mijn eigen viool gemaakt wordt en tusschen deze twee is er heel weinig onderscheid. Men kan er ergens een zekere hoeveelheid voedsel vinden voor den komenden en gaanden man; maar indien men zekerheid wil hebben omtrent datgene wat men eet, zoo zijn gekookte eieren zeer aan te bevelen. Er is een boekwinkel, maar men kan er slechts de vervelendste tijdschriften van het westelijk halfrond vinden en deze zijn daar voor slechts luttele penningen te koop. Waarom dan", vraagt de nieuwsgierige Aagje, in Westport te gaan wonen, wanneer Jiet daar toch zeo, naar het uiterlijk te oordeelen, geen ziert je beter is dan in Middelburg?" En het antwoord is: Mijn lieve kind, ^d§tevre denheid \vordt in t«t eigene hart gebo ren. Moet ik toch er gens in de woestenij zitten; dan liever in de wildernis waar ik voor mijn verveling betaald word, want dan kan ik nieuwe schoenen koopen voor dékindertjes en postzegels bestellen voor de vele brieven van vrienden en kennissen, die in dit verre Paradijs hun carrière hopen te maken en die mij (bekend door mijn dikte en goed hartigheid) als trait d'union beschouwen voor hun eigen aspiraties en de vleeschpotten van de groote Republiek van Amerika." Want laat ons dit toegeven, met alles wat nog nieuw en ruw en onbeschaafd is, zoo wonen wij in onze woestenij toch in het gezelschap van een buitengewoon prettige buur en die heet Juffrouw de Hoop. . Twintig'jaar geleden was dit een dorpje zonder meer. Een paar zonen, maar nog meer dochteren van het uitstervende ras der Puriteinen, achter gebleven nadat het energiekere gedeelte van hun dorp haastiglijk westwaarts getrokken was om er de wijde prairieën van Ohio en lowa te ontginnen. Verder niemand. Een paar mooie oude huizen, die vervielen in armoede en vuil. Een enkel winkeltje dat God-mag-weten-hoe bestond. En nu, nadat de schrij vende wereld het ontdekt heeft, een welvarend ge hucht. De oude huizen opnieuw betrokken en versch in de verf. Eén tram, die ons naar den trein brengt. Een dozijn garages. Uitstekende winkels voor wat men alzoo noodig heeft, zooals kalfs-earbonaden, automobiel-banden, gffienten, petroleum, contrabanda-whiskey, Fordondertfèelen. Bouwlustige architekten, die het verstaan het moderne gemak aan de vriendelijke oude vormen te paren. En een kolonie aangename burgers, die hun broodje moeten verdienen met hun pen en hun penseel en die hier leven in een vriendschap en in een gemeenschapsgevoel, waarvan men zich in ons oude vaderland geen voorstelling kan maken, omdat men in Holland zijn buurman als vijand en in Amerika als vriend beschouwt. En zoo zullen dan voortaan onze ethische bespiegelingen het eerst in de modderige golven van de Saugutuckrivier worden weerkaatst, voordat zij versierd met des Heeren Harding's portret den oceaan oversteken. Weliswaar kon ik mij veel moeite besparen door op mijn buitenlandsche brieven vijf-cents postzegels te plakken, maar dan moest ik het huis vol halen met Roosevelt-portretjes en ik lik liever twee Hardings en een Washington dan een enkelen Theodoor. Maar na deze meditatie van persoonlijken aard ook nog een opmerkinkje van een algemeene , strekking. Ik zit buiten, of liever wij zitten buiten, want ik heb met de heele verhuizerij niets .te maken gehad. Mijn vrouw schijnt tot de over tuiging gekomen te zijn dat ik van grootere intrinsie ke waarde ben als kostwinner dan als verhuis baas. En dus word ik gemeenlijk weggezonden als er te pakken en te reizen valt en word ik ver zocht mij zoolang ergens in een bibliotheek te bergen totdat ik een telegrammetje krijg, dat alles veilig is en dat ik komen mag. Ik maak mij dan naderhand als criticus zeer verdienstelijken help de platen netjes aan den muur ophangen. Men hale niet de schouders op met een ver achtelijk dat is wel heel gemakkelijk". Het is heelemaal zoo gemakkelijk niet om een dozijn platen zoo op te hangen dat ze precies recht en niet scheef zijn, en omdat ik zoo lang ben kan ik dat heel netjes doen en dikwijls genoeg word ik expres gevraagd om mijn oordeel te geven en door een beetje hooger rechts" of een ietsje lager links" het Laantje van Middelharnis op het gewe nschte peil te brengen. Al dat leed is echter al weer gele den. We zit ten in een huis ons huis. We heb ben (unberufen) een keukenmeid die na drie dagen nog steeds niet om het spoorboekje van de New-York, New Haven en Hartford Maatschappij gevraagd heeft en we zijn druk bezig aan het monumentale opus No. 14, de Geschiedenis van het Amerikaansche Volk. Maar waarom niet in New-York? Omdat New York niet langer bewoonbaar is. Het is een prachtstad wanneer men het als een marktvlek beschouwt. Men heeft er alles vlak bij elkaar. Men kan er alles vinden. Als men er den weg weet (en dien leert men wel binnen een twintig of dertig jaar) dan is het een paradijs voor menschen die iets in de wereld tot stand willen brengen. Maar de stad, zooals zoo vele dingen in dit groote land, begint zichzelf te vernietigen. Ik weet niet of men begrijpt wat ik bedoel. Vijftig millioen jaren geleden bestond de mensch niet, maar was de wereld het exclusieve weiland van den Dinosaurus en zijn kornuiten. Helaas, het ge dierte groeide zoo welig en werd zoo groot, dat het ein delijk van louter grootte bezweek.Het kon niet meer loopen en niet meer zwemmen en alleen nog maar door de modder waggelen. En het Levensverzekering Maatschappij H £.AHL.EiU" Wilsons pi ei u 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN scharminkelige homo sapiensje volgde dit ge drocht op en richtte de wereld naar eigen goed vinden in en leeft er lustig op los als een Duitscher in Holland. New-York is de Dinosaurus onder de steden. Het is zoo groot en zoo vol, dat het verkeer stilstaat. Er zijn te veel menschen, te veel auto mobielen, te veel vreemdelingen, te veel theaters, te veel hotels, te veel kranten, te veel lawaai, te veel Karpathen, te veel moordenaars, te vee! politie-agenten, te veel van alles. In deze stad verliest alles zijn karakter, doordat het uit zijn verband gerukt wordt. De jaargetijden verdwijnen. Het is des zomers een beetje kouder en des winters een beetje warmer, maar men reist onder den grond en de sneeuw wordt onmiddellijk weggesmolten en de hitte wordt in koelte veranderd en de koude wordt tot tropische warmte verwerkt. De uren gelijken elkaar. De dag wordt nacht en de nacht vervloeit weer in den dag zonder dat men het merkt. Goed en kwaad en mooi en leelijk houden op goed en kwaad en mooi en leelijk te zijn. De tijd staat stil of vliedt zoo snel, dat men zijn gang niet meer kan bespeuren. En de dood zelf (de laatste die ooit zijn eigen karakter verliest) wordt vervormd tot een soort hygiënische transactie, waar alle verdere gevoel en luister aan . _^__ ontbreekt. En dus trek ken de meesten van .ons die het eenigszins doen kunnen weer naar buiten in de woestijn. En aan den avond van den eersten dag zeg gen wij tegen elkaar met een blik van verba zing: wat een rare wereld hier op het platte land. Hier heeft de dag werkelijk vier en twintig uren." En we gaan naar bed en slapen alsof er geen slagers-rekeningen en deurwaarders en wolken krabbers in deze wereld waren. Westport, Januari 1924. Boekbespreking SAPPER". (H. C. Mc. Neill). De geheim zinnige villa. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. De avonturen van een gedemobiliseerd officier, die den vrede saai vond", zegt de ondertitel van dit boek. Kapitein Hugh Drummond, de held van dit verhaal en het is een chte held is zeker niet de eenige persoon in Europa, die van den vrede" na den wereldoorlog andere resul taten heeft gezien dan hij er van verwachtte. Maar Hugh Drummond weet zich op een origineele manier te troosten. Hij plaatst de volgende advertentie in een dagblad: Gedemobiliseerd officier, die den vrede ongelooflijk saai vindt, zou gaarne eenige afleiding wenschen. Zoo mogelijk iets, dat niet in strijd is met de wet; maar misdaad, als er een humoristisch tintje aan is, geen bezwaar. Opwinding vereischte. Is ook niet ongenegen vaste bezigheid te aanvaarden, indien de persoon, die van zijn diensten wenscht gebruik te maken, een aangenamen indruk maakt." Onder de tientallen inkomende brieven is er een van een persoon, die een zoo aangenamen indruk op kapitein Drummond maakt, dat hij ten slotte met haar trouwt, zoodat hij den vrede als daarvan in zijn omgeving dan nog sprake is niet langer saai hoeft te vinden. Maar voor het zoover is, maakt Drummond met en zonder, maar allemaal ten behoeve van zijn aanstaande vrouw een aantal avonturen mee, die zoo boeiend zijn, dat de lezer het boek uit heeft voor hij er aan denkt, dat hij er aan begonnen is. Het boek is verschenen in debekende Daalders editie. HERMAN MIDDENDORP J. S. MEUWSEN, HofL A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl