De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 februari pagina 8

9 februari 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2434 VANJCHA1CKT MEUBELTRANSPORT MI ( BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITENLANDJCHE TPANSPOPTEN l OVERBRENGEN \ v. MEUBILAIR OOKPER AUTOTAPISSIEBE BOOTHSTPAAT, UTRECHT TEL 163 16/20 P.K. 6 pi, 20/80 P.K.. 6 pi f 6700. LEONARD LANG, AMSTERDAM NODMA 5 IÜAP?> E N FUN5TE FABRIKAAT" BIJKOMSTIGHEDEN CXI. Böse Menschen haben keine Lieder"en Gl ckliche Menschen haben (of tenminste lesen) keine Bücher." Ik geloof, dat we met onze propaganda voor het boek, het boek als levensverrijker, het boek als onze beste vriend, het boek als iets gewijds", dat we alleen met eerbiedige handen mogen aanpakken, op een zeer bedenkelijk pad zijn geraakt en dat het goed is ons eens even te bezinnen en ons af te vragen, of hij, die zonder boeken ge lukkig zijn kan, niet normaler leeft, dan wie meer met romanfiguren dan met menschen van vleesch en bloed verkeert. We hebben ontegenzeggelijk de neiging om iemand, die zegt, dat hij niet van lezen houdt, als een soort barbaar aan te zien. Wanneer we op een boot juist zalig in Le vagabond sentimental" van t' Serstevens willen onderduiken, en de juf frouw naast ons begint een gesprek met de meedeeling, dat ze bij haar zoon in Rotterdam is ge weest, en dat ze een hartkwaal heeft en dat het nog altijd maar koud blijft, dan vinden we haar ver velend, omdat ze met haar onbelangrijke praatjes ons_ in onze lectuur stoort, en toch heeft zij eigenlijk gelijk; zij leeft in de werkelijkheid; zij is bereid mij den roman van haar persoonlijkheid te open baren en ze toont een onmiskenbare belangstelling voor de mijne; terwijl ik boot en water en mijn reëelen wintersenen tocht zou willen vergeten, om me in te schepen voor een fictieve reis met den geest van den vportreffelijken Franschman als gids en het zonnige, Italiaansche landschap als decor voor onze droomen. Onze hartstocht voor het boek, voor de courant, voor het tijdschrift, ons aanwensel om, als we een paa^minuten vrij zijn, onze oogen onmiddellijk te hechten aan zwarte lettertjes op wit papier, ver vreemdt ons van ons feitelijke leven, trekt ons hart af van onze verwanten en vrienden, doet ons het nu" en het hier" vergeten, om altijd ergens te zweven in de ruimte en in den tijd, waar we ~.niet hooren en waar we niet ademen en eten. U zult me tegenwerpen, dat het nu" en het hier" weinig verheugends biedt om er ons m te verdiepen; dat de werkelijkheid niet veelmeer oplevert dan een groot vel van de giro, waarop men acht van zijn bezwaren 3 x kan herhalen, en waarvan men, als dat het overkropt gemoed nog niet genoeg lucht mocht geven, bovendien nog een duplicaat kan aanvragen; of een debat in den gemeenteraad over de vraag, of een tooneelstuk, waarin een vader een onzedelijken raad aan zijn dochter geeft, voor subsidie in aanmerking komt of niet, en dat het dan toch wel prettiger is met Maeterlinck en consorten tot een beetje een hooger niveau te stijgen en een beetje frisscher lucht te ademen... Maar kan het nu" en het hier" ooit beter worden, als we onze handen en onze belang stelling er van aftrekken en als echte Pieten-kijkin-de-lucht ons van het ons omringende niets aan trekken? Ach, ik weet het ook wel: als het leven ons maar een klein beetje had bevredigd en als de wereld maar iets had overgehouden, dat ons nog aan het paradijs herinnerde, dan zou de heele menschheid niet door zoo'n hartstocht zijn bevangen om altijd maar door aan den boom der kennis te staan schudden; als we in de steden maar niet zoo op elkaar gepakt zaten; als onze zenuwen maar niet zoo gesloopt werden door geraas, gejacht, gedrang; als we maar ieder een plekje hadden, waar we stilletjes in de zon konden liggen droomen; als we maar meer gelegenheid hadden om te wandelen, te zwemmen, te roeien; als ons werk ons maar meer bevredigdeen meer vrij liet, om naar de groote wolkenluchten te kunnen staren, dan zouden we er nooit toe gekomen zijn, al onze^ vreugden, al onze ondervindingen, al het voedsel voor ons hart en ons hoofd zoo uitsluitend uit boeken te putten. Onze dagen met,werkelijk werk, in omgang met werkelijke menschen, gaan ons voorbij zonder lach of traan; wij schreien en lachen pas weer in den avond, als we alleen zijn, als de gedroomde wereld voor ons is ontsloten, en wij daar beleven, wat ons eigen bestaan ons onthield. Als we dan tenminste maar inzien, dat dit alles surrogaat is, een pis-aller; een nobeler surrogaat dan de bioscoop voorzeker, maar toch verruiling van daad voor gevoel, van actie voor droom. Wie vullen op Zaterdagavond de uitleenbibliotheken om zich voor den Zondag tenminste een beetje spanning, een beetje gloed te koopen? Het zijn de teleurgestelde, verveelde, vermoeide, gedesoeuvreerde mevrouwen en juffrouwen, die de heele week of geen werk hebben of werk, dat hun niet voldoet, dat niet het beste in hun in beslag neemt, en die dat alles n dag lang in een romantischen roes willen vergeten. Wie zijn de slechtste klanten van boekwinkels en leeszalen? Dat zijn de zakenmannen en de moeders der groote gezinnen, de huisdokters met een drukke praktijk, de vrouwen, die aan sociaal werk doen, alle menschen, die in zóó nauw contact met de groote, geweldige werkelijkheid zijn ge treden, dat er voor het land-der-fictie geen tijd overblijft. Zij missen iets, iets kostbaars, ontegen zeggelijk; wij missen mér. De moeders, wier ge dachten telkens spelend toeven bij de fantasieën der kinderen, die als levende sprookjesboeken zijn; de doktoren, die van leed tot vreugde en van op luchting tot zorg trekken, zij drinken uit de bron zelf; wij krijgen onze emoties gefiltreerd, gezuiverd n verschaald. Het kan niet anders meer; ons dagelijksch bestaan werd arm aan ont roering en aan schoonheid, ze trokken zich terug in de kunst, in het boek. Maar laten we dan ten minste deze waarheid vasthouden, dat, als het leven rijker was gebleven, dan het boek waar schijnlijk nooit een zoo onevenredig groote plaats in onze belangstelling zou hebben ingenomen, en dat, als het boek niet zóó onevenredig vee! van onze beste gedachten had opgeeischt, ons dage lijksch leven misschien nooit zoo zou zijn verarmd. ANNIE SALOMO N s OLDENKOTT* TABAK VERSCHENEN: De Stille Getuige DOOR TOP NAEFF ZESDE DRUK Ingenaaid / 3.50 Gebonden / 4.50 Want dit boek is vol van bizondere en schoone gevoeligheid. W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland. Dit boek, dat de pretentie heeft iets zeer fijns en hoog te willen zijn, is werkelijk iets bijzonder?. Niemve Rolt. Ct. Kunst van fijne intimiteit en treffende eenvoud. De Telegraaf. Uitgave van Van Holkema en Warendorf, Amsterdar-.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl