De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 februari pagina 9

9 februari 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET NEDERLANDSCH PERS MUSEUM De tentoonstelling. Dr. A. Kuyper Er kan verschil van gevoelen be staan over de vraag of de uitvinding der boekdrukkunst een zegen of een plaag voor de menschheid gewor den is, doch het zou dwaasheid zijn er lang bij stiltestaan, want wij hebben nu eenmaal het gedruk te woord en raken het vermoedelijk nooit meer kwijt, al zal het straks voor een groot deel ver vangen wordendoor het draadlooze. En, zooals over een paar kwart eeuwen in het Nederlandsch Pers'musèum, in het schilderachtige Korenmetershuisje op de N. Z. Kolk, de dan, laat ons hopen nog be staande Amsterdamsche Pers", een tentoonstel ling zal houden, waarop de eerste draadlooze kran ten te hooren zullen zijn en het bestuur de .*, draadlooze persfotografen de deur zal wijzen, om'£ datjtet van dat gedonderjaag" niets weten wil, * - 2Wf!*let men daar op den nuidigen dag de eerste schuchtere exemplaren van de allereerste'HoIIandsehe kranten. Wie weet hoeveel hoofdbrekens het den eersten uitgevers gekost heeft, den tekst voor hun krantjes te verzamelen ! Lees ze eens door en ge ziet dat het vrij volledige Reuter-diensten moeten geweest zijn, waar over men toen reeds beschikte. Het zijn niets dan telegrammen" van de verschillende oorlogsvelden, waaruit ons brave werelddeeltje toen en lange jaren daarna, bestond en de journalisten van 1630 en daaromtrent, maken zich niet met een Franschen slag van hun werk af, maar geven steeds zeer nauwkeurig op uit hoeveel man de legerscharen bestaan en in het opsommen van de namen der bevelhebbers betrachten zij een zorg, die gunstig afsteekt bij de slordigheiden, waaraan vele tegenwoordige journalisten zich schuldig maken bij het neerschrijven van de namen van be kende personen. De zetter heeft een breeden rug, maar sommige krantenschrijvers een heel smal borstje voor wat de niet te verwaarloozen kleinig heden van het vak betreft en ik herinner mij den tijd dat E. W. de Jong, de eerste verslaggever van het Handelsblad, ons allen, jongen journalisten, een voorbeeld was als het aankwam op het geven van de juiste namen en de voorletters. Het eerste stuk reportage, dat ik op de tentoon stelling ontdekken kon, was dat in het oudste be staande exemplaar van de Hollandsche courant, waarin de verslaggever, een zeventiende-eeuwsche Brusse, geeft het: Verhael van den doot des Advocaets van Hollant/ Johan van Olden-Barnevelt/ hoe hij op den 13 Mey 1619 in den Haghe onhooft is/, also ick 't zelve gesien hebbe". Men ziet het?een optima-fqrma, specialen ver slaggever, die niet in een kroegje in de buurt bleef zitten of met een juffie naar het Scheveningsche strand toog, onderwijl de beul zijn bloedig werk verrichtte, en 's avonds uit de tweede of derde hand zijn beleefde" verslag opschreef. De schilderachtige beschrijving van den politieken moord toont hoe sober en pakkend de jour nalist uit die jaren zijn verhaal wist te geven, zonder dat de bijvoegelijke naamwoorden elkaar doodsloegen, zonder literaire bijmengsels zonder valsch pathos en vooral zonder sensatie. Uit den slotzin zou men bijna opmaken, dat het een officieus communiquéwas, door een anderen Nardus Vaz Dias voor het toenmalige Haagsche Correspondentie-bureau geschreven en door het land verspreid. Een halve eeuw lang bevatten de kranten bijna niets anders dan buitenlandsch oorlogsnieuws. In de Amsterdamsche Saturdaegsche Courant" van 1672 ontdek ik het Amsterdamsche Politie rapport, vermoedelijk opgemaakt door een stylistischen schout en lees daarin dat een bijbel met toebehooren gestolen is door een zekere ,,genaemde Jannetjen Pieters van Mackum uyt Vrieslant", waarop haar signalement volgt: Is d ick en puystigh root van trony/ pokdaligh met een roode neus", uit welke opsomming men bijna zou op maken dat een roode neus in het Amsterdam van 1672 een zichtbaar kenteeken was. In de Vaderlandsche Extra-Courant" uit den jare 1783 komt een fraaie kaart voor van de landen om de Zwarte-Zee, met een uitvoerige beschrijving en in de HollandszeWeeklykszeNiews-Vertelder" J. de Koo No. 48, do 1764, word ik aangenaam getroffen door het eerste gemengde bericht: Amsterdam, den eersten December. In de voorige Week Vrijdags, een vrouw te Wormer, Schelvis koopende, is op de Stoep subiet Dood gebleven". Hebben wij 'iets van den redacteur, die dit be richt opstelde, te leeren? In de roerige politieke tijden, toen de strijd tusschen de Keezen en de Oranje-Klanten op zijn hoogst woedde, bestookte men elkaar met pam fletten met veelzeg gende titels als: De Politieke Praatmoer", De burger politieke Blixem", De politieke Kruyer" en De politique KruyersKneght" let op de deftige spelling van dit laatste politique" , De jonge Argus" en De incroyable Babbelaar". De incroyable Spion", in 1799 verschenen, kon digt zich aldus aan en ik heb uit den jongeren tijd eerste nummers van bladen gekend, die het minder schilderachtig en pakkend deden: Kerschversch Londens Niews Voor Drie Duiten". Voor drie duiten een volksblad ! loop heen jongmensch ! riep de Procureur, wie schrijft' er wat goeds voor ander half oortje?" In de Rotterdamsche Courant" van 1801r 6 October, komt ook Londensch nieuws voor, waarboven staat: Downing-straat" en waaruit men ziet, dat het krachtige Ossenvoorde" voor Oxford en het draaierige Kantelburg" voor Canterbury van de tegenwoordige puristische Nieuwe Rotterdamsche Courant", al een soort voorlooper had. Wij wandelen langs een kerkhof, waar velerlei Amsterdamsche kranten zijn bijgezet. Daar is de Amsterdammer" van de Koo, een der groot meesters onzer journalistiek, Het Vliegend Blad", dat eenmaal in Jordaan en op Kattenburg als een bijbel gelezen werd er hangt een kalender uit 1892, doof Johan Braakensiek geteekend, waarvan hierbij een afbeelding gaat; De Echo", Het Nieuwsblad van Nederland" en de Amster amsche Courant", eenmaal de voortzetting van de eerste Amsterdamsche Courant uit 1630 en Het Nieuws van den Dag", al!e opgeslokt door De Courant" en men staat een oogenblik peinzend bij deze papieren grafsteenen en herinnert zich den gulden tijd dat een jong Amsterdamse!! jour nalist aan die bladen zijn leerschool vond, er van alles deed en gewoonlijk drie, vier dingen tegelijk, het vak er grondig leerde en met een niet geringe ervaring in dienst kon treden van de groottkrant", die aldus gelegenheid had haar staf met geschoolde journalisten te versterken, die de stad en de menschen, die er een rol speelden of meenden te spelen, kenden als hun zak. En men denkt ook aan het proces der samen smelting en vraagt zich af of het daaruit ontstane monopolie in het belang der journalistiek is en of een dergelijk monopolie niet beteekenen kan een monopolie in meening of in gebrek aan meening. wat beide even gevaarlijk is. Een monopolie, waar bij de krant handelswaar is en geen intellectueel centrum; dat geen journalisten in zijn dienst heeft, doch gramofoons en in welks bladen menig artikel zooals, na de jongste samensmelting indeLondenschd pers, een Engelsche journalist het uitdrukte, aldus kon aanvangen: Volgens ontvangen in structie uit het Hoofd-kwartier, is voor vandaag onze meening als volgt...." Ik wandel verder en zie twee jaargangen van Het Handelsblad", een van 1828, groot als de helft van een Staten-Bijbel, de andere van 1913. ter grootte van zes Staten-Bijbels. In nog geen eeuw tijds heeft de groote krant zich minstens vertwaalfvoudigd, terwijl het bevattingsvermogen van den lezer vermoedelijk met geen procent is vooruitgegaan. Men trekke zelf de conclusie. Het brengen van nieuws is massa-productie geworden; allerwegen rijzen pers-bureaux uit den grond; redenaars zenden de couranten afdrukken van hun redevoeringen, het regent dagelijks communiqué'? over alles en nog wat en het levende woord wordt in de kolommen bijna tot een uitzondering. De kranten gaan angstig veel op el kaar lijken, de ver slaggever komt niet meer aan de bron van de feiten en het persoonlijke element gaat ontbreken en hoeveel dagbladen, met tien en meer pagina's, maken dikwijls niet den indruk van meer in elkaar gegooid dan geredigeerd te zijn ! Doet dit alles niet verlangen naar een jaargang. als die van 1828 en naar cle tijden, dat een krant een orgaan was, een stem, hetzij de stem van een politicus-journalist als Kuyper, een politiek jour nalist als de Koo of een zwierig, gevoelig verteller als Charles Boissevain?.... J. C. SCHRÖDER Ch. Boissevain

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl