Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET NEDERLANDSCH PERS
MUSEUM
De tentoonstelling.
Dr. A. Kuyper
Er kan verschil
van gevoelen be
staan over de vraag
of de uitvinding
der boekdrukkunst
een zegen of een
plaag voor de
menschheid gewor
den is, doch het zou
dwaasheid zijn er
lang bij stiltestaan,
want wij hebben nu
eenmaal het gedruk
te woord en raken
het vermoedelijk
nooit meer kwijt, al
zal het straks voor
een groot deel ver
vangen wordendoor
het draadlooze. En,
zooals over een
paar kwart eeuwen in het Nederlandsch
Pers'musèum, in het schilderachtige Korenmetershuisje
op de N. Z. Kolk, de dan, laat ons hopen nog be
staande Amsterdamsche Pers", een tentoonstel
ling zal houden, waarop de eerste draadlooze kran
ten te hooren zullen zijn en het bestuur de
.*, draadlooze persfotografen de deur zal wijzen,
om'£ datjtet van dat gedonderjaag" niets weten wil,
* - 2Wf!*let men daar op den nuidigen dag de eerste
schuchtere exemplaren van de
allereerste'HoIIandsehe kranten.
Wie weet hoeveel hoofdbrekens het den eersten
uitgevers gekost heeft, den tekst voor hun krantjes
te verzamelen ! Lees ze eens door en ge ziet dat het
vrij volledige Reuter-diensten moeten geweest zijn,
waar over men toen reeds beschikte. Het zijn niets
dan telegrammen" van de verschillende
oorlogsvelden, waaruit ons brave werelddeeltje toen en
lange jaren daarna, bestond en de journalisten
van 1630 en daaromtrent, maken zich niet met
een Franschen slag van hun werk af, maar geven
steeds zeer nauwkeurig op uit hoeveel man de
legerscharen bestaan en in het opsommen van de
namen der bevelhebbers betrachten zij een zorg,
die gunstig afsteekt bij de slordigheiden, waaraan
vele tegenwoordige journalisten zich schuldig
maken bij het neerschrijven van de namen van be
kende personen. De zetter heeft een breeden rug,
maar sommige krantenschrijvers een heel smal
borstje voor wat de niet te verwaarloozen kleinig
heden van het vak betreft en ik herinner mij den
tijd dat E. W. de Jong, de eerste verslaggever van
het Handelsblad, ons allen, jongen journalisten,
een voorbeeld was als het aankwam op het geven
van de juiste namen en de voorletters.
Het eerste stuk reportage, dat ik op de tentoon
stelling ontdekken kon, was dat in het oudste be
staande exemplaar van de Hollandsche courant,
waarin de verslaggever, een zeventiende-eeuwsche
Brusse, geeft het: Verhael van den doot des
Advocaets van Hollant/ Johan van Olden-Barnevelt/
hoe hij op den 13 Mey 1619 in den Haghe onhooft
is/, also ick 't zelve gesien hebbe".
Men ziet het?een optima-fqrma, specialen ver
slaggever, die niet in een kroegje in de buurt bleef
zitten of met een juffie naar het Scheveningsche
strand toog, onderwijl de beul zijn bloedig werk
verrichtte, en 's avonds uit de tweede of derde
hand zijn beleefde" verslag opschreef.
De schilderachtige beschrijving van den
politieken moord toont hoe sober en pakkend de jour
nalist uit die jaren zijn verhaal wist te geven,
zonder dat de bijvoegelijke naamwoorden elkaar
doodsloegen, zonder literaire bijmengsels zonder
valsch pathos en vooral zonder sensatie.
Uit den slotzin zou men bijna opmaken, dat het
een officieus communiquéwas, door een anderen
Nardus Vaz Dias voor het toenmalige Haagsche
Correspondentie-bureau geschreven en door het
land verspreid.
Een halve eeuw lang bevatten de kranten bijna
niets anders dan buitenlandsch oorlogsnieuws.
In de Amsterdamsche Saturdaegsche Courant"
van 1672 ontdek ik het Amsterdamsche Politie
rapport, vermoedelijk opgemaakt door een
stylistischen schout en lees daarin dat een bijbel met
toebehooren gestolen is door een zekere ,,genaemde
Jannetjen Pieters van Mackum uyt Vrieslant",
waarop haar signalement volgt: Is d ick en
puystigh root van trony/ pokdaligh met een roode
neus", uit welke opsomming men bijna zou op
maken dat een roode neus in het Amsterdam van
1672 een zichtbaar kenteeken was.
In de Vaderlandsche Extra-Courant" uit den
jare 1783 komt een fraaie kaart voor van de landen
om de Zwarte-Zee, met een uitvoerige beschrijving
en in de HollandszeWeeklykszeNiews-Vertelder"
J. de Koo
No. 48, do 1764, word ik aangenaam getroffen door
het eerste gemengde bericht: Amsterdam, den
eersten December. In de voorige Week Vrijdags,
een vrouw te Wormer, Schelvis koopende, is op
de Stoep subiet Dood gebleven".
Hebben wij 'iets van den redacteur, die dit be
richt opstelde, te leeren?
In de roerige politieke tijden, toen de strijd
tusschen de Keezen en de Oranje-Klanten op zijn
hoogst woedde, bestookte men elkaar met pam
fletten met veelzeg
gende titels als: De
Politieke
Praatmoer", De burger
politieke Blixem",
De politieke
Kruyer" en De
politique
KruyersKneght" let op
de deftige spelling
van dit laatste
politique" , De
jonge Argus" en
De incroyable
Babbelaar".
De incroyable
Spion", in 1799
verschenen, kon
digt zich aldus aan
en ik heb uit den
jongeren tijd eerste
nummers van bladen gekend, die het minder
schilderachtig en pakkend deden:
Kerschversch Londens Niews
Voor Drie Duiten".
Voor drie duiten een volksblad ! loop heen
jongmensch ! riep de Procureur, wie schrijft' er wat
goeds voor ander half oortje?"
In de Rotterdamsche Courant" van 1801r
6 October, komt ook Londensch nieuws voor,
waarboven staat: Downing-straat" en waaruit
men ziet, dat het krachtige Ossenvoorde" voor
Oxford en het draaierige Kantelburg" voor
Canterbury van de tegenwoordige puristische
Nieuwe Rotterdamsche Courant", al een soort
voorlooper had.
Wij wandelen langs een kerkhof, waar velerlei
Amsterdamsche kranten zijn bijgezet. Daar is
de Amsterdammer" van de Koo, een der groot
meesters onzer journalistiek, Het Vliegend Blad",
dat eenmaal in Jordaan en op Kattenburg als een
bijbel gelezen werd er hangt een kalender uit
1892, doof Johan Braakensiek geteekend, waarvan
hierbij een afbeelding gaat; De Echo", Het
Nieuwsblad van Nederland" en de Amster
amsche Courant", eenmaal de voortzetting van de
eerste Amsterdamsche Courant uit 1630 en Het
Nieuws van den Dag", al!e opgeslokt door De
Courant" en men staat een oogenblik peinzend
bij deze papieren grafsteenen en herinnert zich
den gulden tijd dat een jong Amsterdamse!! jour
nalist aan die bladen zijn leerschool vond, er van
alles deed en gewoonlijk drie, vier dingen tegelijk,
het vak er grondig leerde en met een niet geringe
ervaring in dienst kon treden van de
groottkrant", die aldus gelegenheid had haar staf met
geschoolde journalisten te versterken, die de stad
en de menschen, die er een rol speelden of meenden
te spelen, kenden als hun zak.
En men denkt ook aan het proces der samen
smelting en vraagt zich af of het daaruit ontstane
monopolie in het belang der journalistiek is en
of een dergelijk monopolie niet beteekenen kan een
monopolie in meening of in gebrek aan meening.
wat beide even gevaarlijk is. Een monopolie, waar
bij de krant handelswaar is en geen intellectueel
centrum; dat geen journalisten in zijn dienst heeft,
doch gramofoons en in welks bladen menig artikel
zooals, na de jongste samensmelting
indeLondenschd pers, een Engelsche journalist het uitdrukte,
aldus kon aanvangen: Volgens ontvangen in
structie uit het Hoofd-kwartier, is voor vandaag
onze meening als volgt...."
Ik wandel verder en zie twee jaargangen van
Het Handelsblad", een van 1828, groot als de
helft van een Staten-Bijbel, de andere van 1913.
ter grootte van zes Staten-Bijbels. In nog geen
eeuw tijds heeft de groote krant zich minstens
vertwaalfvoudigd, terwijl het bevattingsvermogen
van den lezer vermoedelijk met geen procent is
vooruitgegaan. Men trekke zelf de conclusie. Het
brengen van nieuws is massa-productie geworden;
allerwegen rijzen pers-bureaux uit den grond;
redenaars zenden de couranten afdrukken van hun
redevoeringen, het regent dagelijks communiqué'?
over alles en nog
wat en het levende
woord wordt in de
kolommen bijna tot
een uitzondering.
De kranten gaan
angstig veel op el
kaar lijken, de ver
slaggever komt niet
meer aan de bron
van de feiten en het
persoonlijke element
gaat ontbreken en
hoeveel dagbladen,
met tien en meer
pagina's, maken
dikwijls niet den
indruk van meer
in elkaar gegooid
dan geredigeerd te
zijn !
Doet dit alles niet verlangen naar een jaargang.
als die van 1828 en naar cle tijden, dat een krant
een orgaan was, een stem, hetzij de stem van een
politicus-journalist als Kuyper, een politiek jour
nalist als de Koo of een zwierig, gevoelig verteller
als Charles Boissevain?....
J. C. SCHRÖDER
Ch. Boissevain