Historisch Archief 1877-1940
F". 8436
Zaterdag 16 Februari
A°. 1924
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
PrQs per jaargang f 10.
bfl vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie:
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
COLIJN'S TWEEDE
BEZUINIGINGSPROGRAMMA
Toen minister Colijn in September 1923 met zijn bezuinigings
programma voor den dag kwam, heeft vooral het plan tot ver
laging van de tractementen der ambtenaren heel wat pennen
in beweging gebracht. Weken lang regende het ingezonden
stukken in de groote kranten over art. 40 van het bezoldigings
besluit en over de vraag, of de tractementen in het algemeen
te hoog of te laag waren. In den beginne waren vooral de ambte
naren aan het woord; al spoedig echter begonnen ook zij zich
te weren, die meenden dat de ambtenaren een toontje lager
moesten zingen, omdat zij, vergeleken met de werkers in het
vrije bedrijf, nog altijd in een bevoorrechte positie verkeerden.
De verwerping van de Vlootwet en de daarop volgende kabinets
crisis maakten aan dezen twist een einde. Het geheele
bezuinigingsprogramma was voorloopig van de baan. Men moest afwachten,
of de opvolger van minister Colijn het er weer op zou brengen.
Allicht zou hij niet alle voorstellen overnemen.
Toen het ongeloofelijke gebeurde en niet alleen minister Colijn
maar ook al zijne collega's hunne portefeuille behielden, had men
mogen verwachten, dat nu ook het bezuinigings-programma
zou worden gehandhaafd.
Dit viel echter anders uit. Zooals het tegenwoordige
kabinetRuys van het vroegere verschilt, ook al bestaat het uit dezelfde
personen, zoo is de minister van financiën in dat kabinet niet
meer dezelfde als vroeger, ook al heet die dignitaris nog altijd
Colijn.
In hoeverre zijn verandering van inzichten uit politieke redenen
valt te verklaren, zal hier in het midden worden gelaten. Bij den
broedertwist in de rechterzijde is gebleken, dat de plannen van
den heer Colijn daar om het zacht uit te drukken geen
volledige instemming vonden; de mogelijkheid is dus niet uit
gesloten, dat hij niet vrijwillig, maar om althans op den steun
van de rechterzijde te kunnen rekenen, aan sommige daar geuite
wenschen heeft toegegeven.
Maar om welke redenen dan ook, hij heeft heel wat water in
zijn wijn gedaan. Het bezuinigings-programma, dat hij in Januari
1924 indiende, verschilt aanmerkelijk van dat van September
1923; veel meer dan'te verwachten was van iemand, wien bij zijn
optreden de lof werd toegezwaaid, dat hij een weloverwogen
plan gereed had en voet bij stuk zou houden.
Om de voornaamste onderwerpen op te noemen, waarbij
minister Colijn de zeilen heeft gereefd:
van de bezuiniging op het stuk van de werkloozenverzekering
komt voorloopig niet veel terecht;
wat de salarissen der ambtenaren betreft: de periodieke ver
hoogingen zullen niet worden ingehouden, zooals eerst het voor
nemen was; ook is afgezien van het plan om de trac-tementen,
in twee tempo's, te verlagen met een gezamenlijk bedrag van
20 pCt.; wel zal er reeds dadelijk moeten worden overgegaan
tot een verlaging, waardoor aan het Rijk 10 pCt. van het bedrag
der tractementen wordt bespaard, maar het is niet de bedoeling,
alle tractementen zonder, onderscheid met een tiende te ver
minderen; het advies van de centrale commissie voor georganiseerd
overleg zal warden ingewonnen zoowel hierover als over een
definitieve herziening van het bezoldigingsbesluit;
de reorganisatie en inkrimping van den staatsdienst zal voor
loopig nog maar 10, in plaats van 50 millioen uitwinnen, maar
de minister hoopt, dat op den duur het bedrag van 30 millioen
wordt bereikt;
om te voorzien in de lacunen, die aldus in het
bezuinigingsprogramma zijn ontstaan, zal men, in meerdere mate dan reeds
vroeger wordt voorgesteld, zijn toevlucht moeten nemen tot
de invoering van indirecte belastingen, terwijl ook een herziening
van het tarief zal moeten medewerken tot het vullen van de gaten.
Ziedaar dus minister Colijn van bezuinigingsminister" ge
worden tot ,,belastingsminister", zooals het weekblad De Vrijheid
het uitdrukte.
Dit werd niet gezegd tot zijn lof. Ook wij gevoelen geen neiging,
de thans voorgestelde nieuwe indirecte belastingen en de tariefs-
hervorming als de beste middelen te prijzen om een deel van
het tekort der Rijksinkomsten goed te maken.
Maar in een opzicht verheugt ons toch de frontsverandering,
die de minister heeft voltrokken.
Toen wij hier eenige maanden geleden over het eerste bezuini
gings-programma schreven, hebben wij de mcening te kennen
gegeven, dat de ambtenaren daarbij te veel het kind van de
rekening werden; dat een vermindering van hun tractement met
20 pCt. een onevenredig groot deel van den last, die' door alle
burgers tezamen moest worden gedragen, op de schouders van
de ambtenaren alleen schoof.
Deze onbillijkheid zal nu niet meer worden begaan. Het zou
ons niet verwonderen, wanneer juist op dit punt de zwenking
van den minister aan politieke redenen moest worden toegeschre
ven; maar waardoor dan ook teweeggebracht, zijn nieuwe
marschrichting brengt hem o.i. op den goeden weg.
Wij hebben ons nooit er tegen verzet, dat er in de tegenwoordige
omstandigheden ook van de ambtenaren een offer wordt gevraagd;
wij hebben ons nooit op art. 40 van het bezoldigingsbesluit willen
beroepen om elke tractementsverlaging te wraken; maar wij
zijn wél er tegen opgekomen dat alleen de ambtenaren zouden
moeten boeten voor het financieel wanbeleid, waaraan regeering
n volksvertegenwoordiging zich hebben schuldig gemaakt.
Bestaat er dus voor ons alle reden, in dit opzicht aan het nieuwe
bezuinigings-programma de voorkeur te geven boven het oude,
ook de methode, die thans zal worden gevolgd om tot besparing
op de tractementen te geraken, lijkt ons de goede.
Er zal overleg worden gepleegd met de vertegenwoordigers
der ambtenaars-organisaties: wij vermoeden wel, dat dit overleg
niet tot overeenstemming zal leiden; maar het valt in elk geval
te prijzen, dat de Regeeiing dit contact heeft gezocht.
Niet minder staat het te vreezen, dat de vertegenwoordigers
der talrijke organisaties zullen weigeren mede te werken tot een
,,andere verdeeling" van de som, die de Regeering op de sala
rissen wil uitwinnen, d.w.z. hiertoe, dat niet ruwweg op alle
salarissen 10 pCt. zal worden gekort, maar aat daarbij rekening
zal worden gehouden met het percentage -der vroegere ver
hoogingen.
Daar dit percentage bij de lagere tractementen veel meer
bedraagt dan bij de hoogere, komt de andere verdeeling", zoo
men daarbij de billijkheid wil betrachten, hierop neer. dat op
een deel van de lagere tractementen meer dan 10 pCt., op een
deel van de hoogere minder dan 10 pCt. moet worden gekort.
Zooals er in het algemeen, bij de definitieve herziening van het
bezoldigingsbesluit, naar zal moeten worden gestreefd om de
belangen der ambtenaren, die intellectuelen arbeid verrichten,
beter te behartigen.
Wij erkennen, dat men ook hierbij niet alles over n kam.mag
scheren. Er zijn ongetwijfeld categorieën van lagere tractementen
aan te wijzen, die recht hadden op een grooter procentage van
verhooging, omdat zij vroeger vee! te laag waren. Dit geldt
echter niet van alle lagere tractementen, vooral niet van zulke,
waarmede diensten beloond werden, voor het verrichten waarvan
weinig of geen opleiding vcreischt wordt.
Maar je hoort reeds nu het gerucht, dat straks zal opgaan,
wanneer men aan het bezoldigingsbesluit zijn nivelleerendc
strekking wil ontnemen !
K E R N K A M P