De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 februari pagina 15

16 februari 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2435 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Jo VAN AMMERS?KÜLLER, Het Huis der Vreugden en Jenny Heysten, Nijgh en Van Ditmar's Uitg. Mij., Rotterdam, 1923. Louis COUPERUS, Proza, 1ste bundel, Van Holkema en Warendorf, Amsterdam, z. j. Het Huis der Vreugden is niet door Jo van Ammers?Kuiler geschreven, maar door Margreet Schepp, haar schepping. Welk een tegenstelling vormt deze Margreet, die ons haar ervaringen vertelt, met haar leerling en huisgenoot Jenny Heysten, in haar logische, rustige, weldoordachte houding, die voortdurend toch beheerscht en vertroebeld wordt door haar kunstenthousiasme, in al haar spontane goedheid van hart, tot het frêle wezentje, dit verwaarloosd en slecht opgevoed kind, stammend uit 'n oud aristokratisch geslacht van regenten en diplomaten, altijd de slavin van haar eigen bijzonderen natuurlijken aanleg, dat altijd poseert, zich steekt in de huid van een ander, van het eerste moment dat ze voordragen zal voor de 5e Gym-klas, tot de laatste scène in haar kleedkamer toe, nooit de krachtige geest die heerschend staat boven haar talent en er vrijmachtig over beschikt. Heel de last uit dat verre verleden van grootheid, macht, heerschzucht, drukt op haar kleine genialiteit, die toch wel niet veel meer dan een gelukkige intuïtie is bij den drang tot pose, uitbeelden en verklanken. Zij is klein, zonder ?diep gevoel, hard en oppervlakkig en haar wondere gave zet telkens dit alles weer in een schoenen schitterschijn, zoodat het echte en het zuivere, het goede niet meer van het spel zijn te scheiden. Diep en krachtig zijn de sferen waarin zij leeft, geteekend, in het bijzonder de tooneelwereld. Wat is de kentering in de verhouding tusschen Jenny en Oreet, aanvankelijk leerling en leerares, later de gevierde actrice en het zorgend moedertje, goed gezien en begrepen in haar geleidelijke overgangen; die goeie Greet, die alles zoo best begrijpt en zuiver voelt, in alles meeleeft en zich opoffert in haar droom van schoonheid en van den adel der kunst. Het Huis der Vreugden is volkomen gaaf en af werk. Het is met groote handigheid in elkaar gezet, niet met die uiterlijke handigheid, die jongleert met trucjes, maar met eene die van zelf groeit uit het bewustzijn, hoe ieder onderdeel zijn juisten eisch moet hebben, uit een volkomen meesterschap van het métier. Jo van Ammers staat nu eenmaal wel op een hoogte, dat ze geen slecht werk meer maken kan. Toch mis ik die volkomen gaafheid in haar tweede de;l. Het houdt ons niet meer in die felle spanning, dit innig meeleven gevangen. Komt dit misschien, doordat ze haar helden nog al veel hardop laat mediteeren? Bijna heel het eerste kwart van het boek bestaat uit retrospectieve meditatie, die den lezer, die het H. der Vr. niet mocht gelezen hebben, de situatie eenigszins duidelijk maken moet. Verder zijn er onwaarschijnlijkheden, vragen die bij den lezer argeloos opkomen, als in ieder boek wel, maar die niet zouden opkomen of treffen, als de schrijfster hem geheel onder haar artistieke hypnose hield. Hoe komt die goed hartige malloot, dat mensch uit lagere kringen, zonder besef van de waarde harer kunst, dat niet weet hoe vork en mes naast een bord behooren te liggen, aan dat zoogenaamd select gezelschap? Hoe kan ze een brief schrijven, die ook technisch goed in mekaar zit? Hoe is het mogelijk dat Niek niet gemerkt heeft, dat Jen weer met Veraart speelde? Zoo'n met een actrice verloofde jonge dokter kijkt toch wel eens naar de tooneelannonces. Wie betaalde de schuld van Jen, toen ze van het tooneel ging? Voor ze het tooneel verliet leefde ze- in doodsangst, hoe Niek te bekennen, dat ze te intiem is geweest met Veraart. Van die angst en bekommernis hoor je niets meer, als ze weer thuis is en bij de tante van Niek in Amsterdam logeert. Daar- staan heel mooie vondsten tegenover, 200 dat loeren door de reet van het gordijn buiten op straat, als ze haar zonderling gedrag wil komen goed maken. Het souper bij Coba is van een luguberen humor. In dit tweede boek blijkt steeds meer, dat het talent van Jenny eigenlijk slechts een erfelijke belasting is, spruitend uit den standsleugen van hare familie, een belasting die den vorm eener schoone ziekte aanneemt, zooals een parel een schoone ziekte is. Zij mist eigen persoonlijkheid, innerlijke kracht, die werkelijk bewuste genia liteit moet beheerschen, zal er iets groots uit geboren worden. Zij leeft-onder den dwang harer ziekte, die in haar tooneelcarrière zulk een gunstig terrein Vond en als kunste nares weet ze alleen te charmeeren en te ontroe ren, als ze zelf beheerscht wordt door een ander, die haar sensualiteit streelt en haar verbeelding opzwiept, als dien fraseur Veraart, die al de idealen van zijn tooneel laat schieten, zoo gauw als hij zelf onder den ban komt van zijn zinnelijkheid. Zoo is haar decadentie, haar haat tegen het tooneelleven na de glorie uit het eerste boek, hier te verklaren, zoo te verklaren, dat zie n het reëele leven altijd comedie blijft spelen, telkens het gevoel krijgt van het onechte in haar omgang met Niek: Opeens zag ze het weer voor zich haar ouderlijk huis, de half donkere eetkamer.... en tegelijk zichzelf zooals ze toen was, een schuchter, beschroomd meisje, en ze wist weer, alsof er geen jaren tusschen lagen, hoe veilig en zuiver haar liefde voor Nico toen geweest was. Terwijl nu, al wat ze dacht en voelde, ver ankerd lag aan die wereld vandenschijn, die al jaren lang haar werkelijkheid was, terwijl ze nu elke ge dachte, elk gevoel al honderdmalen sterker, opge schroefder, als '?tooneel" doorleefd nad, en de sen saties van spel en werke lijkheid zóó dooreen vloei den, dat ze zelf vaak niet meer wist, wat spel was en wat werkelijkheid." En dan: Ik probeer onbe wust altijd zóó te zijn, als degeen die van me^houdt, verwacht dat ik zijn zal." Zoo voelen we'in deze boeken toch wel heel sterk den vloek, die rusten kan op den tooneelspeler, die niet een hoog, zich zelf beheerschend kunstenaar is. Wie enkel leeft in zijn passie om zich telkens in de huid van een ander te steken, komt ook onecht tegenover de wereld en het leven te staan. Want deze boeken zijn wel het weg rukken van een schoonen sluier, die de tooneel wereld in den laatsten tijd was gaan omplooien. Vooral het tooneelleven zooals het hier in Holland wezen moet, is een eeuwig zwoegen en slaven, een wereld van bittere ellende, een hel, waarin alle natuurlijke, eerlijke menschelijkheid wordt weggebrand, waarin het niet mogelijk is in rust, in harmonische geestesontwikkeling te leven, een wereld, waarin de mensch van ware beschaving en geestelijke distinctie moet te gronde gaan. Al wat Niek tegen de enthousiaste Greet beweerde, was volkomen waar. En in Weenen deed hij later mooie herinneringen op uit den kring der acteurs, omdat de bestaansvoorwaardendaar zelfs onder den oorlogsdruk zooveel gunstiger waren. De tegenwoor dige Hollandsche tooneelspeler mageen beetje meer uiterlijke beschaving hebben, hij is er stellig niet beter aan toe dan de ras-acteurs van voor honderd jaar. Zoolang die bestaansvoorwaarden hier niet veranderen, offeren de meesten van hen die ons door hun kunst ontroeren op het tooneel, daar het hoogste en heiligste in den mensch, hun natuur, hun eenvoud, hun waarheid en echtheid tegenover het leven. Daarom zijn deze boeken van Jo van AmmersKüller een nobele daad, die verwant is aan den Max Havelaar, al voelen we geen tendenz-kunst in haar werk; haar werk is een aanklacht, dat Holland aan de dragers van een hooge, heerlijke kunst geen rust en vrijheid waarborgt. Bij alle waardeering voor het meesterschap van Couperus hebben velen onzer en ik wil bekennen dat ik er ook toe behoord heb in het exotische en onhollandsche van zijn kunst soms iets onechts gevoeld, een dandyachtige pose. 't Is of, nu we hem voorgoed missen, voor mij althans dat vage gevoel van onechtheid voor goed verdwenen is. Hij was toch maareenenorm artist. Het zijn slechts eenvoudige kleine verhalen en reisbeschrijvingen van hier en daar uit tijdschriften bij elkaar gebracht, bijwerk tusschen grooter gedegener kunst schijnbaar losweg neergeschreven, maar er is toch eigenlijk niets bij, dat minderwaardig is en zijn charme mist. Welk een distinctie en fijn gevoel in de vaardige FRANS HALS, DE VROOLIJKE DRINKER Dit schilderij van Frans Hals is dezer dagen door den kunsthande laar Jos. Duveen te New York verkocht aan den collectionneur Thomson aldaar, voor 250.000 dollar. Het is afkomstig uit de ver zameling Veil Picard te Parijs en behoort tot de allerbeste stukken van den meester in dien trant. Het is omstreeks 1635 geschilderd en bijzonder mooi van toon. Het figuur is levensgroot. Het doek meet 90 x 75 c.M. teekening van de kleinste situatie. Welk een onuit puttelijke bron van fantasie welde in dezen man; met welk een gratie en fijnheid, welk een natuur lijke, als van zelf sprekende knapheid wist hij alles te groepeeren, iets aparts en schoons ervan te maken. Wat ging alles of het hem geen moeite of naden ken kostte, 't Is soms of hij zoo maar met iets begon nen is zonder zelf nog te weten, wat het worden moest, maar altijd en terecht overtuigd, dat het wat werd, soms spelend met zinnen en zieltjes als een verwend kind, dan weer grandioos bewust meesterlijk beeldend, altijd geniaal. Al wat wij vroeger wel eens vreemd en pretentieus vonden, heel de Couperus in zijn groote veelzijdige cosmopolitische kunst, lijkt mij thans zoo dankbaar en gedwee te aanvaarden. En daarom ben ik ook dankbaar voor deze laatste verzamelbundels. Er zijn geestige gevoelige reisindrukken van Avignon en Arles, het land, waar zijn fantasie het eerst van dichterlijke liefde droomde. Hoe voortreffelijk is het eenzame en doellooze in die toch schuchter naar een levens doel hunkerende menschen geteekend in Zoekende zielen. Welk een mat vonkelende huiveringen van teedere melancholie in De Eenzamen, met momenten, die Maeterlinck-achtig, aandoen, maar toch in eigen toon. Welk een verbijsterende afgrondeji van zieleleven in De hoogere onbewust heid met dit als uiterste polen: Ik gaf mijn ziel voor n uur van antieke bandeloos-heid" en O God, wat zijn kinderen lief!" J. PRINSEN J.L.z Brengt de pijn tot bedaren! Gemakkelijk en zeker met Sloan's Liniment alleen maar besmeren inwrijven onnoodig en de pijn verdwijnt. Uit muntend voor alle spier- en zenuw-pijnen. Probeert het l Verkrijgbaar bij alle Apotheken en Drogiiten. Prijifl.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl