De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 februari pagina 6

16 februari 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2435 VOL AU VENT XXXIV Wy bootsen 't groote Rome na in 't kleen Nu Kampen bezig is met bouwen, En na den hemel vaart met hout en steen; Geschut noch donders van kortouwen Versteuren hem.... Joost van Vondel A Committee of Beauty is a joy f o r e v e r", dacht ik, of liever ik dacht mér, en in eerste instantie eenigermate pijnlijk en verward, want met het klimmen der jaren zoude men zoo gaarne het befaamde Ars l o n g a, Vita brevis in omgekeerd-evenredige ver houding, in uren van stille mijmering, willen overpeinzen. Van 't heerlijke woord ars dwaalt men bij somber weer zoo licht af naar a r t e r i a en bijwijlen verbeeld ik mij, dat er ook andere verkalking dan die van politieke hals- en slag aderen in mijne dadelijkste omgeving plaats heeft. Met naargeestige eenzelvigheLd bereikt men evenwel het tegenovergestelde van wat men bij het beklimmen van 's Levens geölieden mast bereiken wil, en er is alleszins reden tot blijmoedig heid nu Burgemeester en Wethouders ons tegelijk met plannen van asfalteering en geluidlooze bestrating in het groot, ook eene nieuwe Schoon heidscommissie in de allernaaste toekomst in het uitzicht stellen. Dit wordt eene gebeurtenis, die de volste aan dacht waard is. Want weliswaar bestaat de Amsterdamsche Schoonheidscommissie reeds officieel sinds 25 Februari 1915, maar nu we eenmaal onverveerd bezig zijn heele stadsgedeelten te restaureeren, nu is het niet meer dan billijk tegenover het nage slacht, dat we deze Commissie opnieuw vernissen en politoeren en van een splinternieuw reglement voorzien. Op de wegen der Schoonheid'' leven we zoo snel, stappen we met zulke reuze-schreden vooruit, dat het reglement van 1915 nu reeds, in 1924, teekenen van onhoudbaar verval vertoont. In bijkans negen jaar heeft de Amsterdamsche Schoonheid zich dermate acuut ontbolsterd, is er zooveel werk aan den winkel gekomen bij het beoordeelen van gevelontwerpen van gebouwen, te stichten op in erfpacht uitgegeven gronden, en wacht er nog zooveel arbeid bij andere gevel ontwerpen, het beoordeelen van reclame langs de stadswegen, quaesties van stedenbouw, het dem pen van grachten, het sloopen van oude perceelen, enz., dat B. en W. de huik naar den wind hangen, en niet schromen aan den Janboel op esthetisch gebied een einde te maken. Heden overleed ons Schoonheidscommissiereglement in den aanvalligen leeftijd van negen jaar" Heden werd ons een zoon gezond van lijf en zeventien leden geboren". Dat is het leven. Er aanschouwen commissies en reglementen het daglicht en er blazen commissies en reglemen ten den kraaienmarsch. Alleen de dwaas verzet zich tegen de universeele wisseling van levend groen en dorre bladeren. De schoonheidscommissie, bij Raadsbesluit van 1915 ingesteld, bestond uit zes leden en zes plaatsvervangende; de nieuwe Commissie zal bestaan uit een lid van het College van B. en W. natuurlijk onze onvolprezen Wethouder van Kunst, die reeds op het terrein der Schoonheidvan-het-tooneel met den heer Merkelbach, als vakkundige satelliet, voor alle tijden, zoude ik geneigd zijn te zeggen, zijn riddersporen verdiende en uit 17 leden, te weten negen architecten, een schilder, een beeldhouwer, een tuinarchitect, een oudheidkundige en vier in het stads schoen belangstellende leeken. Dit laatste spatieer ik met den glimlach der edelste vreugde, zij het met eenig betamelijk protest. De glimlach der edelste vreugde spreekt den dank van een man uit, die het in B. en W. ten hoogste waardeert, dat zij ook leeken offi cieel erkennen en voor deze nuttige burgers een plaatsje aan den disch der Schoonheid in ruimen. Het eenig bezwaar dat ultra-leeken op dit gebied zouden kunnen maken, een bezwaar waarvoor trouwens deugdelijke argumenten zijn aan te voeren, is de partijdige minimale hoeveelheid. Tegenover 9 architecten, een schilder, een beeld houwer, een tuinarchitect en een oudheidkundige, te zamen 13 (ik houd van huis uit niet van het getal dertien) stellen B. en W. 4 leeken. Dat acht ik niet geheel en al correct. Deze vier heeren, tenzij B. en W. ook dames met verstand van keurig geasfalteerde straten, oud-Hollandsche ge veltjes, enz. bedoelen; deze vier leeken van het mannelijk en vrouwelijk geslacht dan, zijn zoowel door het getal als door het etiket in het stads schoen belangstellende leeken" numeriek en moreel in de minderheid. Tot vandaag waren wij er in Holland aan gewend, dat de leek, die over de velerlei verscheidenheden des menschelijken geests in het openbaar getuigde, er au fond niets van af wist, of althans van af behoefde te weten, en wij maakten er ons niet druk over, wanneer een vat hol doch niet onaangenaam klonk. Ook zonder likkende vingers zijn zij aan te wijzen: de gelukkigen op een zooveelsten sport van den maatschappelijken ladder, die in Raad, Staten of Parlement het. woord voeren, en leeger dan leek blijken te zijn. Men sprak van dien en gene, en door den titel lid van den Raad", lid der Commissie van Bijstand", lid der Schouw burg-commissie", enz., verdween automatisch het voor geborneerde lieden weinig-zeggende van het is een leek". Iemand die vandaag in den Schouwburg als gewoon bezoeker een kop koffiedrinkt, kan morgen door de speling van het Fortuin en door wat men een vlotten stijl" noemt, tooneel-verslaggever worden. En geene "Hoofdredactie, die zichzelve en hare lezers respecteert, zal het toe laten, dat een verbolgen komediant zich per ingezonden stuk'' tot dien criticus met het schimpwoord leek" richt. Waarom, vraag ik, neemt het Amsterdamsch Gemeentebestuur den kroon van het hoofd van vier in het stadsschoen belangstellende leeken"? Waarom worden vier burgers op deze wijze, gelijk een soor't houders van vrijbiijetten gedood verfd? Waarom niet eenvoudig de voordracht en de benoeming van 17 leden van de C o rn m i tt e e of Beauty? B. en W. zeggen nu wel, en achter de democratische argumenten is de geest des tijds, met een theelepel overheidsopvoeding, gestyleerd in de kunst-bureelen van het Raadhuis zichtbaar: Wat de algemeene vraagstukken voor stadsschoen betreft, over deze behoort ook de stem van den in het stadsschoen belangstellenden leek te worden gehoord. Immers het stadsbeeld wordt zoo goed als uitsluitend door leeken bekeken; hun mag dus niet alle medezeggenschap worden ontzegd." het is lief betoogd, niet waar, en zoo ik een meisje van de H.B.S. ware,zoude ik Van der Vlugt of Wibaut verzoeken de zinsnede eigenhandig in mijn Poëzie-Album te schrijven maar is het, wanneer wij het hideuze woord leek willen blijven hand haven, wel dringend-noodzakelijk het aantal officieele leeken, die zoo smakelijk officieel over God-en-de-wereld een oordeel paraat houden, die in het bijzonder over kunst en schoonheid be raadslagend, ontelbare vieren en vijven hebben, en ijzingwekkend imponeerend voor kiekenvleesch meedoen is het geen schoonheid-h o m m e I e s kweeken, om, door nobele instincten gedreven, het aantal der in Amsterdam domicilieerende broodetende profeten te vergrooten. Ik weet het zoo net niet, en durf het aafper uitspreken, edoch eene Schoonheids-Commissie van zeventien, plus een wethouder, plus een secretaris, plus een adjunct-secretaris (welgeteld twintig leeken en niet-leeken) kan een te groote ren worden. Dat moet windeieren baren. Of leelijke jonge kiekens, als het Rembrandtplein, dat ik eergisteren in zijn haché-toestand, [met Rembrandt bij een belauwerd stilletje, voor het eerst in zulk profond négligézag, dat ik mij voorde naakte uitstalling schaamde. Wanneer de nieuwe Schoonheids-commissie, de negen architecten, de schilder, de beeldhouwer, de tuinarchitect, de oudheidkundige en de vier geïnspireerde leeken, na om Rembrandt een paar bedden met geraniums te hebben gesticht, nu nog de Amstelstraat en de Utrechtsche straat sloopen, en er wat meer verkeersagenten met dikke duimen in witte handschoenen geposteerd worden, zullen we dichter bij den grooten stadsdroom geraken. Over negen jaar, in 1933, als u en ik het beleven,, kunnen we een eind met de Schoonheid op dreef zijn, en het reglement voor de Commissie opnieuw herzien. Inmiddels ik krijg als overbuurman, cp den hoek van Singel en Vijzelstraat een Hotel-Restaurant van 24 Meter hoog, met zes tages, honderd kamers en bij elke kamer een badkamer (niet uitsluitend voor Hollandsche voeten), en zal dus spoedig iets anders dan anders zien inmiddels vraag ik mij zelf af welke architecten de Bond en Architectura et Amicitia aan de hand zullen doen, en welken schilder St. Lucas en Arti zullen voordragen? Krijgen we 'n schilder van naakt, dan vrees ik dat Voor Eer en Deugd" de bekende regelen uit H e n r y VI in een geharnast adres zal citeeren: Could I come near your Beauty with my nails, I could set my ten commandments in your face ! En bij het lid-beeldhouwer, door den Kring van Beeldhouwers" aan te wijzen zullen deze tien geboden evenmin in de handschoenen blijven.... Met het lid-tuinarchitect, waarvan helaas aan B. en W. hier ter stede geen Vereeniging bekend is", zal het zoo'n vaart niet loopen, ofschoon hij niet te veel kleur zal mogen bekennen. Ook het lid-oudheidkundige kan weinig moeilijkheden op leveren. «<t De puzzle begint bij de leeken, het kwartet, dat door de Commissie zelf mag worden benoemd. Zij zullen evenals de voorzitter, de schilder, de beeldhouwer, de tuinarchitect, de oudheidkundige, slechts een adviseerende stem hebben, terwijl de negen architecten de mannetjesputters blijven, onder hoogere controle van een Raad zonder leeken. Wie zullen de vier uitverkorenen zijn? Ik bedank. Ik zou in de sub-commissie der leeken het hoogste woord voeren en in de pleno-vergadering te zeer sputteren. Ik zou, ja wat i k zou, wensch ik thans niet allemaal uit te spreken, en het heeft geen zin er over uit te weiden, omdat ik geen lust heb kaartjes te laten drukken: HENDRIK SPUTTERLIEF Dzn. leek-lid van de Schoonheidscommissie Muntplein Amsterdam. Toch prikkelt mij de gedachte, wie de vier zu!len zijn. Het lijkt mij billijk een paar honderd van de het meest langs de wegen kuierende en minst twistzieke Amsterdamsche leeken te doen loten. Er is, of er was een verkooping van Simplexmachines uit de nalatenschap van Broekhuis, op wien Vondel reeds dichtte: Broekjen 1) houd uw broek op Want ons Mopsus heeft gespeld, Dat er nog eens zeven wijven Om een broekjen zullen kijven. geld Het systeem van loten zal 't minst kwade bloed zetten, vermeen ik. Een opmerking moet mij nog uit de pen. Waarom als veertiende lid geen letterkundige, als vijftiende geen musicus, als zestiende geen tooneelspeler of naaktdanseres, als zeventiende geen zenuwarts? Wilt ge eene Schoonheids-Commissie tot in finesses afronden, sluit dan een zoo belangrijk deel van kunsten en wetenschappen niet wille keurig uit of is het de verrassing, dat deze in de eerste plaats voor de leeken-zetels in aanmer king komen? Hoe dan ook, het is en blijft een uiterst spannen de aangelegenheid. HENDRIK SPUTTERLIEF DZN. 1) Gerard van Broekhuyzen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl