De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 februari pagina 7

16 februari 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2435 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND N.V. PAERELS Meublleering-MIj. AMSTERDAM COMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN Rokin 128 - Tel. 44541 Keizersgracht 772 te A'damTEL. 37151 Ateliers voor Reparatiën. In dan Haag alken Vrijdag Hotal Central Fi. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON 45811 HEMDEN HAAR HÈAAI HERSTELT OE/Pt-ATVOeTtt .1 A M~/\A<KIISIR. -w' ». A. MESSING. O.2.VOCIRÓURGWAL 33*. «A>Af M H 11 Binn EN4MTMU t DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar ONS ALPINUM II Onder al de duizenden Alpenplanten noemen wij als eersterangs families die der Ranonkels, Anjers, Gentianen, Primula's en Steenbreken. Er zweven er nog een paar andere op het puntje van mijn pen, maar vijf is toch wel genoeg en mij dunkt deze vijf verdienen hun eersten rang even goed als tuinplanten, dan als bron van vreugde voor den wandelaar in en op de Alpen. Let wel, ik spreek van families en niet van geslachten; bij de Ranonkels tellen dus ook de Anemonen en Akeleien mee, bij de Anjers de Silenen en Saponaria's, bij de Primula's de Soldanellen en Cyclamens. Als ik van die vijf families eens alles kon vertellen wat er voor u van te vertellen is, dan zou ik wel een jaar lang mijn pagina per week er aan moeten besteden en dat gaat niet aan, want k hoop weldra uw aandacht te moeten vergen ivoor heel andere dingen. We zullen ons ditmaal daarom beperken tot de Steenbreken en zelfs alleen maar tot het geslacht Steenbreek, SaxiIraga. Ook hierover zouden wij een jaar aan den gang kunnen blijven. De geleerde schrijver van de jongste monografie over dit geslacht, onze hoog geleerde en hooggeëerde A. Engler, verklaart, dat hij na een studie van meer dan vijftig lange jaren eindelijk met zijn boek voor den dag is durven komen. Het geslacht bevat over de drie honderd soorten. Sommige daarvan groeien in de lage landen bij de zee, andere ver boven de sneeuwgrens. Enkele zijn moerasplanten en groeien zelfs onder water, andere houden stand op barre, droge rotsen, die door de stralende hoogtezon verhit worden tot temperaturen nabij het kook punt. Deze laatste hebben het geslacht zijn naam bezorgd, die al heel oud is. Onze Flora boogt op het bezit van twee soorten: het Kandelaartje, of Drievinger-steenbreek (S. tridactylitis) en de Knolsteenbreek (S. granulata). Het kandelaartje groeit in het duin, meest als dwergplantje, soms niet hooger dan een paar centimeter, maar altijd te kennen aan zijn roodachtige blaadjes en stengeltjes en aan de spierwitte vijfbladige bloempjes. Daaraan is het gemakkelijk te onderscheiden van zijn metge zel, het voorjaarsvroegelingetje, dat vierbladige bloempjes heeft en nog dwergachtiger kan zijn. Beide kunnen onder gunstige omstandigheden welig opschieten met rijke vertakkingen en dan haalt het kandelaartje wel eens de twee decimeter. Voor den tuin heeft dit plantje weinig beteekenis, voor den plantkundige is het door zijn veel vormigheid alweer een dankbaar voorwerp van studie. De Knolsteenbreek staat al in de prijscourant, maar tot mijn spijt alleen in zijn vorm met dubbele bloemen, het beruchte flore pleno". Die dubbelbloemige knolsteenbreek heeft n goed ding n.l. den mooien, hoewel onbegrijpelijken naam van Haarlem's klokkenspel." 't Is een echt oud tuinplantje dat op verschillende buitenplaatsen en ook in den Haarlemmerhout in groote menigte verwilderd voorkomt, bloeiend in April en Mei. De bloempjes zien er uit, alsof iemand tamelijk onhandig ongelijke witte flintertjes papier op elkaar heeft geplakt. Toch ziet zoo'n partijtje klokkenspel in het gras er wel aardig uit. Maar de enkelbloemige is toch veel mooier. Die vinden we in 't wild langs de oevers van de Maas in Limburg, vooral in de aardige ravijntjes aan den linkeroever tusschen Maasbracht en Well, overal waar beekjes groot en klein uitmonden in de rivier. Je kunt daar mijlenver langs de rivier wandelen langs een soort van jaagpad en altijd in de bloemen. Ik moet eens gauw gaan kijken, of de Maas-kanalisatie ons hier ook parten speelt. Maar om op dien Steenbreek terug te komen, dat is een prachtige frissche plant met mooie losse tuilen van witte bloemen tot 4 d.M. hoog. Ook de bladeren, die reeds in het begin van den winter frisch voor den dag komen, zijn mooi ge vormd, ietwat vleezig en aan hun rand voorzien van dikke kliertjes. Na den bloei, in 't heetst van den zomer, sterven ze af. Ge kunt dan de dorre strengels en bladeren gerust wegruimen; in den grond ziet ge dan de mooie knolletjes, waaruit in den herfst de nieuwe bladrozetten te voorschijn komen. Die knolletjes zijn zoo talrijk en taai, dat de kweekerij gemakkelijk genoeg een aanbieding zal kunnen doen van Sixifraga granulata met enkele bloemen. v Onze Drievinger Steenbreek of Kandelaartje Links: een hongerlijdertje Met die klierknobbeltjes aan den bladrand zijn we nu terecht gekomen bij een groep van echt alpiene Steenbreken, n.l. die, welke uit hun kliertjes kalk afzonderen. Die hebben in den regel rozetten van grijsgroene of blauwig spierwitte kalksplintertjes. Dat is op zich zelf al zeer mooi en daar komen dan nog de bloemen bij, soms in groote rijkvertakte trossen direct uit het rozet zooals bij S. cotyledon, soms in rijke tuilen aan het eind van lange stengels, zooals bij S. aizoön of ook wel weinig, maar dan nog al groote spier witte bloemen op 't eind van een kort stengeltje, dat is de Blauwige Steenbreek, S. caesia. Het zijn alle drie prachtige rotsplantjes, de S. aizoön is het best bekend, die vind ik in alle plantenverzamelingen, die kinderen meebrengen uit de Alpen. Maar de blauwige moet ik u toch zeer bijzonder recommandeeren om zijn bijzonder keurigen groei en prachtige bloempjes. Op de kweekerij stond hij in een bloempotje, maar ik heb er betere herinneringen van: een paar hooge grijze kalkrotsen boven de schuimende Linth, daarachter de Sandalp, roestig geschroeid door de zon van 1911 en daarachter de witte kruin van de Tödi. En dan elk spleetje en holletje van die kalkrotsen gegarneerd met den prachtigen Blauwigen Steen breek. Het hoogst van deze drie komt S. aczoön, die groeit, 3100 M. hoog op het gletschereiland Gemsfreiheit, dat wij de vorige week afbeeldden. Nog hooger gaat de prachtige Saxifraga oppositifolia, die zich aan den Piz Palüheeft opgewerkt tot bij de 3500 M. Tot mijn groote vreugde vind ik deze ook in mijn prijscourant. Dit plantje ziet er heel anders uit dan de drie vorige. Het heeft geen bladrozetten, maar de bladeren staan twee aan twee langs de stengels, de bloemen zijn niet wit maar heel mooi rood of purper en violet. Buitengewoon mooi heb ik ze gezien in de buurt van den Chamossaire aan den opweg naar het Lac Chavonnes, ook alweer zoo'n ongelooflijk mooien bloernentuin. Nu nog even iets over de natte Steenbreken", die we kunnen planten langs ons vogelvijvertje of in een bronmoeras. Het beroemdste bronmoeras van Nederland vindt ge aan den oorsprong van de beek van den Sint-Jansberg bij Mook. Bezoekers van den Plasmolen hebben er wel natte voeten gehaald. Ook daar groeien steenbreekachtige plantjes en wel de beide soorten van Goudveil, Chrysosplenium, met hun kleine gele bloempjes. Een ander moeras-steenbreek, S. hirculus, met gele bloemen groeide vroeger in de Drentsche venen, maar is weggeturfcl. Deze staat inde prijs courant, maar ik mis er tot mijn grooten spijt den Ster-steenbreek, S. stellaris. Ge hebt in de bergen wel eens gezien hoe een streep water neersijpelt langs een steilen wand, een verticale beek, maar niet krachtig genoeg om een waterval te zijn. Doorgaans is zoo'n strook begroeid met allerlei planten en de voornaamste daarvan is de Ster-steenbreek, meestal vergezeld van de gele Alpen-pinguicula. Deze ster-steenbreek heeft zeer mooie bladrozetten en zijn bloemen hebben slanke, puntige witte kroonblaadjes, mooi gestip peld, zooals dit met veel Steenbreken het geval is. Ze groeien heel weelderig, begeleiden ook het beekje naar vlakke oorden en dalen zelfs af in het meertje, waar het terecht komt. Daar groeien zij dan onder water, maar bloemen kunnen zij er niet maken. Hij staat daar vaak in gezelschap van een anderen Steenbreek, die dezelfde amphibische gewoonten heeft, dat is de S. aizoïdes. Als die het hoofd boven water verheft, bloeit hij met gele of roodbruine bloemen, ook een zeer aanbe velenswaardige moerasplant. Dit zijn slechts enkele van de honderden soorten, maar toch wel genoeg om u te doen zien welke groote tegenstellingen en hoe velerlei mogelijkheden er bestaan in dit geslacht, dat toch een goed gesloten organisch geheel vormt. JAC. P. T H ij s s E iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiitHiiiiiiimiiiiii !?MOERHEIM"! I DEDEMSVAART | f ZENDINGEN BOVEN TIEN GULDEN f | FRANCO i l STATION VAN BESTEMMING f | CATALOGI 1924 GRATIS OP AANVRAAG l l IIIHIII 1IUIIIIIII

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl