Historisch Archief 1877-1940
No. 2435
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
N.V. PAERELS
Meublleering-MIj.
AMSTERDAM
COMPLETE
MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
Rokin 128 - Tel. 44541
Keizersgracht 772 te
A'damTEL. 37151
Ateliers voor Reparatiën.
In dan Haag alken Vrijdag Hotal Central
Fi.
20 LEIDSCHESTRAAT 22
AMSTERDAM
TELEFOON 45811
HEMDEN
HAAR HÈAAI
HERSTELT OE/Pt-ATVOeTtt
.1 A M~/\A<KIISIR. -w'
». A. MESSING.
O.2.VOCIRÓURGWAL 33*.
«A>Af
M H 11 Binn EN4MTMU t
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per jaar
ONS ALPINUM
II
Onder al de duizenden Alpenplanten noemen
wij als eersterangs families die der Ranonkels,
Anjers, Gentianen, Primula's en Steenbreken.
Er zweven er nog een paar andere op het puntje
van mijn pen, maar vijf is toch wel genoeg en mij
dunkt deze vijf verdienen hun eersten rang even
goed als tuinplanten, dan als bron van vreugde voor
den wandelaar in en op de Alpen. Let wel, ik
spreek van families en niet van geslachten; bij
de Ranonkels tellen dus ook de Anemonen en
Akeleien mee, bij de Anjers de Silenen en
Saponaria's, bij de Primula's de Soldanellen en
Cyclamens. Als ik van die vijf families eens alles
kon vertellen wat er voor u van te vertellen is,
dan zou ik wel een jaar lang mijn pagina per week
er aan moeten besteden en dat gaat niet aan, want
k hoop weldra uw aandacht te moeten vergen
ivoor heel andere dingen. We zullen ons ditmaal
daarom beperken tot de Steenbreken en zelfs
alleen maar tot het geslacht Steenbreek,
SaxiIraga.
Ook hierover zouden wij een jaar aan den gang
kunnen blijven. De geleerde schrijver van de
jongste monografie over dit geslacht, onze hoog
geleerde en hooggeëerde A. Engler, verklaart,
dat hij na een studie van meer dan vijftig lange
jaren eindelijk met zijn boek voor den dag is
durven komen. Het geslacht bevat over de drie
honderd soorten. Sommige daarvan groeien in
de lage landen bij de zee, andere ver boven de
sneeuwgrens. Enkele zijn moerasplanten en groeien
zelfs onder water, andere houden stand op barre,
droge rotsen, die door de stralende hoogtezon
verhit worden tot temperaturen nabij het kook
punt. Deze laatste hebben het geslacht zijn naam
bezorgd, die al heel oud is.
Onze Flora boogt op het bezit van twee soorten:
het Kandelaartje, of Drievinger-steenbreek (S.
tridactylitis) en de Knolsteenbreek (S.
granulata). Het kandelaartje groeit in het duin,
meest als dwergplantje, soms niet hooger dan
een paar centimeter, maar altijd te kennen aan
zijn roodachtige blaadjes en stengeltjes en aan
de spierwitte vijfbladige bloempjes. Daaraan is
het gemakkelijk te onderscheiden van zijn metge
zel, het voorjaarsvroegelingetje, dat vierbladige
bloempjes heeft en nog dwergachtiger kan zijn.
Beide kunnen onder gunstige omstandigheden
welig opschieten met rijke vertakkingen en dan
haalt het kandelaartje wel eens de twee decimeter.
Voor den tuin heeft dit plantje weinig beteekenis,
voor den plantkundige is het door zijn veel
vormigheid alweer een dankbaar voorwerp van
studie.
De Knolsteenbreek staat al in de prijscourant,
maar tot mijn spijt alleen in zijn vorm met dubbele
bloemen, het beruchte flore pleno". Die
dubbelbloemige knolsteenbreek heeft n goed ding n.l.
den mooien, hoewel onbegrijpelijken naam van
Haarlem's klokkenspel." 't Is een echt oud
tuinplantje dat op verschillende buitenplaatsen
en ook in den Haarlemmerhout in groote menigte
verwilderd voorkomt, bloeiend in April en Mei.
De bloempjes zien er uit, alsof iemand tamelijk
onhandig ongelijke witte flintertjes papier op
elkaar heeft geplakt. Toch ziet zoo'n partijtje
klokkenspel in het gras er wel aardig uit.
Maar de enkelbloemige is toch veel mooier.
Die vinden we in 't wild langs de oevers van de
Maas in Limburg, vooral in de aardige ravijntjes
aan den linkeroever tusschen Maasbracht en Well,
overal waar beekjes groot en klein uitmonden
in de rivier. Je kunt daar mijlenver langs de rivier
wandelen langs een soort van jaagpad en altijd
in de bloemen. Ik moet eens gauw gaan kijken,
of de Maas-kanalisatie ons hier ook parten speelt.
Maar om op dien Steenbreek terug te komen,
dat is een prachtige frissche plant met mooie
losse tuilen van witte bloemen tot 4 d.M. hoog.
Ook de bladeren, die reeds in het begin van den
winter frisch voor den dag komen, zijn mooi ge
vormd, ietwat vleezig en aan hun rand voorzien
van dikke kliertjes. Na den bloei, in 't heetst
van den zomer, sterven ze af. Ge kunt dan de
dorre strengels en bladeren gerust wegruimen;
in den grond ziet ge dan de mooie knolletjes,
waaruit in den herfst de nieuwe bladrozetten
te voorschijn komen. Die knolletjes zijn zoo talrijk
en taai, dat de kweekerij gemakkelijk genoeg een
aanbieding zal kunnen doen van Sixifraga
granulata met enkele bloemen.
v
Onze Drievinger Steenbreek of Kandelaartje
Links: een hongerlijdertje
Met die klierknobbeltjes aan den bladrand
zijn we nu terecht gekomen bij een groep van echt
alpiene Steenbreken, n.l. die, welke uit hun
kliertjes kalk afzonderen. Die hebben in den regel
rozetten van grijsgroene of blauwig spierwitte
kalksplintertjes. Dat is op zich zelf al zeer mooi
en daar komen dan nog de bloemen bij, soms
in groote rijkvertakte trossen direct uit het rozet
zooals bij S. cotyledon, soms in rijke tuilen aan
het eind van lange stengels, zooals bij S. aizoön
of ook wel weinig, maar dan nog al groote spier
witte bloemen op 't eind van een kort stengeltje,
dat is de Blauwige Steenbreek, S. caesia. Het zijn
alle drie prachtige rotsplantjes, de S. aizoön
is het best bekend, die vind ik in alle
plantenverzamelingen, die kinderen meebrengen uit de Alpen.
Maar de blauwige moet ik u toch zeer bijzonder
recommandeeren om zijn bijzonder keurigen
groei en prachtige bloempjes. Op de kweekerij
stond hij in een bloempotje, maar ik heb er betere
herinneringen van: een paar hooge grijze
kalkrotsen boven de schuimende Linth, daarachter
de Sandalp, roestig geschroeid door de zon van
1911 en daarachter de witte kruin van de Tödi.
En dan elk spleetje en holletje van die kalkrotsen
gegarneerd met den prachtigen Blauwigen Steen
breek.
Het hoogst van deze drie komt S. aczoön, die
groeit, 3100 M. hoog op het gletschereiland
Gemsfreiheit, dat wij de vorige week afbeeldden.
Nog hooger gaat de prachtige Saxifraga
oppositifolia, die zich aan den Piz Palüheeft opgewerkt
tot bij de 3500 M. Tot mijn groote vreugde vind
ik deze ook in mijn prijscourant. Dit plantje
ziet er heel anders uit dan de drie vorige. Het
heeft geen bladrozetten, maar de bladeren staan
twee aan twee langs de stengels, de bloemen zijn
niet wit maar heel mooi rood of purper en violet.
Buitengewoon mooi heb ik ze gezien in de buurt
van den Chamossaire aan den opweg naar het
Lac Chavonnes, ook alweer zoo'n ongelooflijk
mooien bloernentuin.
Nu nog even iets over de natte Steenbreken",
die we kunnen planten langs ons vogelvijvertje
of in een bronmoeras. Het beroemdste bronmoeras
van Nederland vindt ge aan den oorsprong van
de beek van den Sint-Jansberg bij Mook. Bezoekers
van den Plasmolen hebben er wel natte voeten
gehaald. Ook daar groeien steenbreekachtige
plantjes en wel de beide soorten van Goudveil,
Chrysosplenium, met hun kleine gele bloempjes.
Een ander moeras-steenbreek, S. hirculus, met
gele bloemen groeide vroeger in de Drentsche
venen, maar is weggeturfcl. Deze staat inde prijs
courant, maar ik mis er tot mijn grooten spijt
den Ster-steenbreek, S. stellaris. Ge hebt in de
bergen wel eens gezien hoe een streep water
neersijpelt langs een steilen wand, een verticale beek,
maar niet krachtig genoeg om een waterval te
zijn. Doorgaans is zoo'n strook begroeid met
allerlei planten en de voornaamste daarvan is de
Ster-steenbreek, meestal vergezeld van de gele
Alpen-pinguicula. Deze ster-steenbreek heeft
zeer mooie bladrozetten en zijn bloemen hebben
slanke, puntige witte kroonblaadjes, mooi gestip
peld, zooals dit met veel Steenbreken het geval is.
Ze groeien heel weelderig, begeleiden ook het
beekje naar vlakke oorden en dalen zelfs af in het
meertje, waar het terecht komt. Daar groeien
zij dan onder water, maar bloemen kunnen zij er
niet maken. Hij staat daar vaak in gezelschap van
een anderen Steenbreek, die dezelfde amphibische
gewoonten heeft, dat is de S. aizoïdes. Als die
het hoofd boven water verheft, bloeit hij met
gele of roodbruine bloemen, ook een zeer aanbe
velenswaardige moerasplant.
Dit zijn slechts enkele van de honderden soorten,
maar toch wel genoeg om u te doen zien welke
groote tegenstellingen en hoe velerlei mogelijkheden
er bestaan in dit geslacht, dat toch een goed
gesloten organisch geheel vormt.
JAC. P. T H ij s s E
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiitHiiiiiiimiiiiii
!?MOERHEIM"!
I DEDEMSVAART |
f ZENDINGEN BOVEN TIEN GULDEN f
| FRANCO i
l STATION VAN BESTEMMING f
| CATALOGI 1924 GRATIS OP AANVRAAG l
l IIIHIII 1IUIIIIIII