Historisch Archief 1877-1940
1'ïj,.
No. 2435
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BRIEF NAAR
SOETOEKOEKIANDA
Charivarius en Barbarossa hebben ruzie. Op
zichzelf reeds een feest voor Nederland ! En het
is niet eens zeker dat zij het zelve weten.
Barbarossa schrijft in de Groene van 26 Januari
een brief over de Tempels der Vergelding in
wetsterm gevangenissen geheeten. Hij beschrijft
het heerlijk lot der ingezetenen onder het moderne
Nederlandsche gevangenisregime. De Minister
overweegt toestemming te geven tot de uitgave
van een gevangeniscourant (hoe lang reeds duurt
dat overwegen bij Themis?! M.) Anderen over
wegen een film te doen draaien in dien Tempel.
Men fluistert zelfs, dat een Staatscommissie
in Soetoekoekianda in opdracht van den Minister
een rapport heeft ingediend over verbeteringen
in gevangenis en in strafstelsel en dat dit rapport
wel niet verduisterd wordt, maar toch ook niet
uit de duisternis van het Departement aan het
licht gebracht. (Dit laatste niet op gezag van
Barbarossa maar als aanvulling van zijn betoog.)
Als dat rapport ooit aan de openbaarheid
mocht worden prijs gegeven (wie weet?) dan
zou dat als grondslag kunnen dienen voor nog
belangrijker verbeteringen dan Barbarossa reeds
bezong in zijn ironischen brief. Barbarossa valt
me eigenlijk tegen. Want toen hij zelf zat" (zij
het niet voor een der meer gebruikelijke misdrijven
ieder weet dat) vond hij de cel niet gezellig
en ik vrees dat hij na zijn verblijf zedelijk niet
beter was dan te voren. En nu beschrijft hij de
cel als een oord van geestelijke en lichamelijke
weelden. Hoort hoe hij een stem uit een volks
oploop voor een gevangenis Iaat spreken: ,,D'r
zit d'r een in, die zijn tijd om is en die d'r niet
uit wil, omdat hij het er zoo goed heeft. Zij zijn
nu bezig hem d'r met een deurwaardersexploit
uit te werken maar hij kan de deur van zijn cel
niet uit. Zoo dik is hij geworden". En wat doet
nu Charivarius? Die plaatst toevallig of met
boos opzet? vlak boven den brief van Barba
rossa het volgende Charivarium uit het H.D:
Het is een verschijnsel, dat menschen, die een
tijd in de gevangenis zitten, groot verlangen
krijgen naar de vrijheid". En hij voegt daar de
opmerking aan toe: Schrijf dit over, anders
vergeet je 't." Dat mag Barbarossa zich voor
gezegd houden.
Ik voel behoefte als scheidsrechter tusschen
de beide wijze strijders op te treden. Maar ik be
roep mij daarbij op hooger autoriteit: op het
oordeel van iemand, die heel wat vaker en langer
gezeten heeft in zijn nog jeugdig leven dan Bar
barossa in al de jaren van zijn journalistiek be
staan. Die bewuste jonge man schreef uit de
gevangenis een beschouwing over zijn cel-erva
ringen, en een passage daarvan behandelde de
vraag hoe het komen zou dat zoo veel gevangenen,
?tijdens hun straftijd in de cel, pafferig dik worden,
terwijl zij toch bij terugkomst in de maatschappij
niet tot hard werk meer in staat zijn. Hij doet
de volgende oplossing aan de hand: Sommigen
zeggen het komt van het zitten, anderen zeggen
dat het van het zuchten komt". En hij voegt
eraan toe gemakzuchtig philosoof die hij is :
laten wij maar zeggen dat het van beide komt,
dan bennen wij er af". Mijn vriend is ook een wijze,
wijzer dan Barbarossa en van meer ervaring,
want hij kent dien vermakelijken Tempel van
zitten en zuchten beter dan wie ook.
Ik heb sinds 30 jaren een groote bewondering
voor Barbarossa als cricketer en sinds jaren ver
heldert hij dag aan dag mijn avonden met een
vonk of tinteling uit zijn sot of spottend dagboek
of geeft hij mij levenslust reeds bij mijn ontbijt.
Maar laat Barbarossa nu eens twee jaar en zes
maanden gaan zitten in een der nauwe kamertjes
van een Tempel der Vergelding en alleen bezoek
ontvangen van den Predikant, den onderwijzer
en van ondergeteekende als Zedelijk Verbeteraar !
Ik neem aan, na het einde van die 2 1/2 jaar,
aan het hoofd van een tiental cricketers Barba
rossa aan het hoofd van een elftal te verslaan.
En hij zal zelf al wel begrijpen, dat zijn brieven
dan niet meer tintelend genoeg zullen zijn om
aan mijn ontbijttafel of in de Groene te worden
toegelaten. Zoodat de uitspraak in de ruzie
Charivarius?Barbarossa valt ten voordeele van
eerstgenoemde.
En als het rapport van de bedoelde Staats
commissie mocht worden gepubliceerd (wie weet
er staat ^pèh geen slechtigheid in?) dan zal,
denk ik, voor Barbarossa wellicht eensklaps nog
een ander licht opgaan: het inzicht, dat het niet
gaat om hoe langer hoe meer pleizier voor de
gevangenen, maar om een stelsel dat aan mis
dadigers een opvoedende behandeling zal geven,
tot zij weer als goede burgers in de maatschappij
kunnen uorden toegelaten, een stelsel waarbij
de grondslag moet zijn een menschwaardig
bestaan, ook in de gevangenis. En moge ik deze
overwegingen aanbieden aan Barbarossa als
deel van een opvoedende behandeling".
N. MULLER
GEESTELIJK VLAGVERTOON
DE UITWISSELING VAN BOEKEN TUSSCHEN NEDER
LAND EN ZUID-AFRIKA/VLAANDEREN
Het artikel van Dr. J. J. Ie Roux in de
Amsterdammer van 20 Januari 1924 heeft weer
eens te meer de aandacht gevestigd op de
cultureele banden, welke Zuid-Afrika met Nederland,
maar ook Nederland met Zuid-Afrika verbinden,
banden, die niet genoeg gesterkt kunnen worden,
en dit niet alleen op .ideëele gronden, maar ook
uit praktische overwegingen.
Het zij eerlijkheidshalve erkend, dat verschil
lende uitgevers dikwerf goed bedoelde pogingen
hebben aangewend om hunne uitgaven in te
burgeren in Zuid-Afrika of Vlaanderen, en ook,
dat dezen uitgevers teleurstellingen niet zijn be
spaard gebleven. Toch moeten wij ook in deze niet
wanhopen aan het welslagen, mits slechts op
zaakkundige wijze getracht wordt het Nederlandsche
boek voor de oogen van den Zuid-Afrikaan of
Vlaming te brengen. Uit den aard der zaak wordt
hier bedoeld het goede Nederlandsche Boek, dat
n door critici n door het lezerspubliek als zoo
danig is aanvaard, en niet zulke boeken, waarvan
de grootste verdienste zou zijn geweest, dat zij
slechts in manuscript hadden voortbestaan.
De afdeeling Dordrecht van het Algemeen
Nederlandsch Verbond heeft gemeend met de be
scheiden middelen, waarover zij beschikt een po
ging te moeten wagen, om ook voorde Neder
landsche schrijvers belangstelling te wekken in
Vlaanderen en Zuid-Afrika en heeft de
BoekenCommissie van het A. N. V. in staat gesteld aan de
Universiteits-Bibliotheken (of de stedelijke open
bare bjekerijen, indien deze daartoe meer geschikt
zouden zijn) te Antwerpen, Brussel, Leuven, Gent
en Brugge, wat Vlaanderen betreft, en Kaapstad,
Bloemfontein, Pretoria en Stellenbosch, wat
ZuidAfrika betreft, een of meer boekwerken aan te
bieden van de twee schrijfsters, welke Dordrecht
herbergt, te weten Top Naeff, de alom gevierde,
gaarne gelezene, en Marie Schmitz, de jongere
kunstzuster, de nog zoekende, die echter getoond
heeft haren weg te zullen vinden.
Het is niet uit plaatselijk chauvinisme, dat de
Afdeeling Dordrecht van het A. N. V. twee
Dordtsche schrijfsters heeft uitgekozen, doch waar-de
geldmiddelen beperkt waren, en een keuze zich dus
opdrong, lag het voorde hand, dat de weg gekozen
is, die thans gegaan wordt. Niets liever ware ge
weest dan een keurcollectie samen te stellen uit
de besten der hedendaagsche schrijvers en schrijf
sters, doch hiervoor is meer geld noodig, dan
thans beschikbaar was.
De bescheiden poging van de Afdeeling Dor
drecht van het A. N. V. kan echter navolging vin
den en juist daarom wordt er hier melding van
gemaakt.
Dordrecht.
H. G. VAN DER E S C H
SUBSIDIES VOOR LEESZALEN
DE OPENBARE LEESZALEN EN BIBLIOTHEKEN
IN ONZE PROVINCIESTEDEN EN DE 40 pCr.
KORTING OP HARE RIJKSSUBSIDIE
Een sluitende staatsbegrooting is allereerst
noodig, daarover zijn we het nu wel allemaal
eens. De middelen echter, om haar sluitend te
maken, vinden minder onverdeelde instemming.
Ieder beseft wel dat hij wat offeren moet, zal
de bezuiniging op de rijksuitgaven geen leeg woord
blijven. Zijn leven offeren kan men echter alleen,
als de dood de gemeenschap grooter winst brengt.
De 40 pCt. korting op haar rijkssubsidie beteckent
voor de O.L.B, in de kleinere steden het einde
van haar bestaan. Dat een groot aantal dezer
instellingen door middel van een verzoekschrift
aan de Tweede kamer een uiterste poging wagen
zich zelf te redden, behoeft geen verbazing te
wekken.
Wanneer men in de bladen die berichten
hierover leest, is men in dezen tijd licht geneigd
ze rnet een ongeduldig gebaar voorbij te gaan.
Er moet nu eenmaal bezuinigd worden. Flinke
Sunatn» ISUITP4OKWOO*
maatregelen zijn noodig, anders komen we niet
verder.
Zonder doortastendheid, we geven het toe,
is bezuiniging niet mogelijk, maar naar we
meenen evenmin zonder beleid en overleg. De
baten verkregen door besnoeiing van een uit
gave moeten opwegen tegen de schaden die uit
haar beperking voortvloeien. Of aan dezen regel
is gedacht bij de besnoeiing der leeszaal-subsidie?
Wij betwijfelen het. De staat bespaart hier enkele
tienduizenden guldens en maakt het daardoor
vele O.L.B, onmogelijk zich staande te houden.
Wat dit beteekent beseft men pas goed, als men
zich den invloed der Openbare Bibliotheken op
de cultuur van ons volk bewust maakt.
Dat de O.L.B, alle mogelijke inlichtingen en
gegevens verschaft die elders moeilijk te vinden
zijn; dat velen de mogelijkheid zich voor een exa
men te kunnen bekwamen danken aan de O.L.B.,
die zoowel studiegelegenheid als boeken verschaft;
dat arbeiders, technici, landbouwers, onderwijzers,
kooplieden, leeraars, allen zonder onderscheid
in de Openbare Bibliotheken de boeken vinden,
die zij noodig hebben om hun kennis uit te breiden
of op de hoogte van hun tijd te houden: het zijn
feiten die ieder in eigen omgeving heeft kunnen
opmerken.
Minder in het oog vallend, omdat het langzamer
verloopt, is het verschijnsel dat zich onder invloed
van de O.L.B, de mentaliteit der bevolking
begint te wijzigen. De v/erkwijze en uitleenmethode
der O.L.B, heeft ertoe geleid dat in breede kringen
meer belangstelling ontwaakt voor het cultuur
leven van onzen tijd. Dit verschijnsel, in de
hoofdsteden niet controleerbaar door de grootere
gecompliceerdheid van het gemeenschapsleven,
als ook door de relatief geringere invloedssfeer
der O.L.B., die vele andere instellingen naast zich
heeft, is in de kleinere plaats duidelijk waarneem
baar. Voor de kleine stad beteekent de O.L.B.
de eenige ontwikkelingsmogelijkheid. Haar aan
wezigheid alleen werkt reeds stimuleerend op
het rustige, meer gelijkmatige leven dat de
provinciestad leidt. Iedereen kent de bibliotheek.
nagenoeg ieder is lid en maakt van haar gebruik.
In kringen waarvan men het niet onmiddellijk
verwachten zou, ontstaat belangstelling voor onze
groote maandschriften. Clubjes vormen zich, die
nieuwe boeken bespreken.
Kortom de O.L.B, geeft hier aan het leven meer
gehalte en inhoud. Wat de O.L.B, aan zijn levens
verrijking bijdraagt, da?rvan zal menig provin
ciebewoner gaarne getuigen. Maar ook afge
legen dorpen verlost de O.L.B, uit hun geestelijk
isolement door de inrichting van correspon
dentschappen. Om een concreet voorbeeld te
noemen, het kleine dorpje Zelhem leende door
middel van het correspondentschap der O.L.B.
te Doetinchem in 1923 niet minder dan 2900
boekwerken, waaronder een zeer belangrijk per
centage studiewerken op het gebied van wijs
begeerte en godsdienst, economie, landbouw en
veeteelt en geschiedenis.
Moet nu dit alles geofferd worden? Kan het
onbeteekenend bedragje, dat de Staat hier
bespaart een rechtvaardiging zijn voor het te
niet gaan van dezen intensieven cultuurarbcid?
Meer dan 13(3 millioen offert de Staat aan het
onderwijs, en de O.L.B., de instelling, die de
burgers in de gelegenheid stelt op de basis van
deze schoolontwikkeling verder te bouwen, dit
onderwijs zoowel voor het practisch leven als
geestesleven vruchtbaar te maken, moet ten gronde
gaan?
We hopen zeer dat de volksvertegenwoordi
ging bij de bespreking van de leeszaalsubsidies
haar aandacht zal geven aan de requesten die
haar van de zijde der O.L.B, bereikten.
We twijfelen niet of er zal dan een oplossing
worden gevonden, die de O.L.B, in de kleine plaats
in staat stelt voort te arbeiden.
D. B A R T L I N G
KUNSTZAAL VAN LIER
liet Postkantoor
te LAREN (N. H.)
Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst
Schilderijen Negerplastiek
Dagelijks, ook des Zondags geopend.