De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 februari pagina 9

16 februari 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

1'ïj,. No. 2435 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BRIEF NAAR SOETOEKOEKIANDA Charivarius en Barbarossa hebben ruzie. Op zichzelf reeds een feest voor Nederland ! En het is niet eens zeker dat zij het zelve weten. Barbarossa schrijft in de Groene van 26 Januari een brief over de Tempels der Vergelding in wetsterm gevangenissen geheeten. Hij beschrijft het heerlijk lot der ingezetenen onder het moderne Nederlandsche gevangenisregime. De Minister overweegt toestemming te geven tot de uitgave van een gevangeniscourant (hoe lang reeds duurt dat overwegen bij Themis?! M.) Anderen over wegen een film te doen draaien in dien Tempel. Men fluistert zelfs, dat een Staatscommissie in Soetoekoekianda in opdracht van den Minister een rapport heeft ingediend over verbeteringen in gevangenis en in strafstelsel en dat dit rapport wel niet verduisterd wordt, maar toch ook niet uit de duisternis van het Departement aan het licht gebracht. (Dit laatste niet op gezag van Barbarossa maar als aanvulling van zijn betoog.) Als dat rapport ooit aan de openbaarheid mocht worden prijs gegeven (wie weet?) dan zou dat als grondslag kunnen dienen voor nog belangrijker verbeteringen dan Barbarossa reeds bezong in zijn ironischen brief. Barbarossa valt me eigenlijk tegen. Want toen hij zelf zat" (zij het niet voor een der meer gebruikelijke misdrijven ieder weet dat) vond hij de cel niet gezellig en ik vrees dat hij na zijn verblijf zedelijk niet beter was dan te voren. En nu beschrijft hij de cel als een oord van geestelijke en lichamelijke weelden. Hoort hoe hij een stem uit een volks oploop voor een gevangenis Iaat spreken: ,,D'r zit d'r een in, die zijn tijd om is en die d'r niet uit wil, omdat hij het er zoo goed heeft. Zij zijn nu bezig hem d'r met een deurwaardersexploit uit te werken maar hij kan de deur van zijn cel niet uit. Zoo dik is hij geworden". En wat doet nu Charivarius? Die plaatst toevallig of met boos opzet? vlak boven den brief van Barba rossa het volgende Charivarium uit het H.D: Het is een verschijnsel, dat menschen, die een tijd in de gevangenis zitten, groot verlangen krijgen naar de vrijheid". En hij voegt daar de opmerking aan toe: Schrijf dit over, anders vergeet je 't." Dat mag Barbarossa zich voor gezegd houden. Ik voel behoefte als scheidsrechter tusschen de beide wijze strijders op te treden. Maar ik be roep mij daarbij op hooger autoriteit: op het oordeel van iemand, die heel wat vaker en langer gezeten heeft in zijn nog jeugdig leven dan Bar barossa in al de jaren van zijn journalistiek be staan. Die bewuste jonge man schreef uit de gevangenis een beschouwing over zijn cel-erva ringen, en een passage daarvan behandelde de vraag hoe het komen zou dat zoo veel gevangenen, ?tijdens hun straftijd in de cel, pafferig dik worden, terwijl zij toch bij terugkomst in de maatschappij niet tot hard werk meer in staat zijn. Hij doet de volgende oplossing aan de hand: Sommigen zeggen het komt van het zitten, anderen zeggen dat het van het zuchten komt". En hij voegt eraan toe gemakzuchtig philosoof die hij is : laten wij maar zeggen dat het van beide komt, dan bennen wij er af". Mijn vriend is ook een wijze, wijzer dan Barbarossa en van meer ervaring, want hij kent dien vermakelijken Tempel van zitten en zuchten beter dan wie ook. Ik heb sinds 30 jaren een groote bewondering voor Barbarossa als cricketer en sinds jaren ver heldert hij dag aan dag mijn avonden met een vonk of tinteling uit zijn sot of spottend dagboek of geeft hij mij levenslust reeds bij mijn ontbijt. Maar laat Barbarossa nu eens twee jaar en zes maanden gaan zitten in een der nauwe kamertjes van een Tempel der Vergelding en alleen bezoek ontvangen van den Predikant, den onderwijzer en van ondergeteekende als Zedelijk Verbeteraar ! Ik neem aan, na het einde van die 2 1/2 jaar, aan het hoofd van een tiental cricketers Barba rossa aan het hoofd van een elftal te verslaan. En hij zal zelf al wel begrijpen, dat zijn brieven dan niet meer tintelend genoeg zullen zijn om aan mijn ontbijttafel of in de Groene te worden toegelaten. Zoodat de uitspraak in de ruzie Charivarius?Barbarossa valt ten voordeele van eerstgenoemde. En als het rapport van de bedoelde Staats commissie mocht worden gepubliceerd (wie weet er staat ^pèh geen slechtigheid in?) dan zal, denk ik, voor Barbarossa wellicht eensklaps nog een ander licht opgaan: het inzicht, dat het niet gaat om hoe langer hoe meer pleizier voor de gevangenen, maar om een stelsel dat aan mis dadigers een opvoedende behandeling zal geven, tot zij weer als goede burgers in de maatschappij kunnen uorden toegelaten, een stelsel waarbij de grondslag moet zijn een menschwaardig bestaan, ook in de gevangenis. En moge ik deze overwegingen aanbieden aan Barbarossa als deel van een opvoedende behandeling". N. MULLER GEESTELIJK VLAGVERTOON DE UITWISSELING VAN BOEKEN TUSSCHEN NEDER LAND EN ZUID-AFRIKA/VLAANDEREN Het artikel van Dr. J. J. Ie Roux in de Amsterdammer van 20 Januari 1924 heeft weer eens te meer de aandacht gevestigd op de cultureele banden, welke Zuid-Afrika met Nederland, maar ook Nederland met Zuid-Afrika verbinden, banden, die niet genoeg gesterkt kunnen worden, en dit niet alleen op .ideëele gronden, maar ook uit praktische overwegingen. Het zij eerlijkheidshalve erkend, dat verschil lende uitgevers dikwerf goed bedoelde pogingen hebben aangewend om hunne uitgaven in te burgeren in Zuid-Afrika of Vlaanderen, en ook, dat dezen uitgevers teleurstellingen niet zijn be spaard gebleven. Toch moeten wij ook in deze niet wanhopen aan het welslagen, mits slechts op zaakkundige wijze getracht wordt het Nederlandsche boek voor de oogen van den Zuid-Afrikaan of Vlaming te brengen. Uit den aard der zaak wordt hier bedoeld het goede Nederlandsche Boek, dat n door critici n door het lezerspubliek als zoo danig is aanvaard, en niet zulke boeken, waarvan de grootste verdienste zou zijn geweest, dat zij slechts in manuscript hadden voortbestaan. De afdeeling Dordrecht van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft gemeend met de be scheiden middelen, waarover zij beschikt een po ging te moeten wagen, om ook voorde Neder landsche schrijvers belangstelling te wekken in Vlaanderen en Zuid-Afrika en heeft de BoekenCommissie van het A. N. V. in staat gesteld aan de Universiteits-Bibliotheken (of de stedelijke open bare bjekerijen, indien deze daartoe meer geschikt zouden zijn) te Antwerpen, Brussel, Leuven, Gent en Brugge, wat Vlaanderen betreft, en Kaapstad, Bloemfontein, Pretoria en Stellenbosch, wat ZuidAfrika betreft, een of meer boekwerken aan te bieden van de twee schrijfsters, welke Dordrecht herbergt, te weten Top Naeff, de alom gevierde, gaarne gelezene, en Marie Schmitz, de jongere kunstzuster, de nog zoekende, die echter getoond heeft haren weg te zullen vinden. Het is niet uit plaatselijk chauvinisme, dat de Afdeeling Dordrecht van het A. N. V. twee Dordtsche schrijfsters heeft uitgekozen, doch waar-de geldmiddelen beperkt waren, en een keuze zich dus opdrong, lag het voorde hand, dat de weg gekozen is, die thans gegaan wordt. Niets liever ware ge weest dan een keurcollectie samen te stellen uit de besten der hedendaagsche schrijvers en schrijf sters, doch hiervoor is meer geld noodig, dan thans beschikbaar was. De bescheiden poging van de Afdeeling Dor drecht van het A. N. V. kan echter navolging vin den en juist daarom wordt er hier melding van gemaakt. Dordrecht. H. G. VAN DER E S C H SUBSIDIES VOOR LEESZALEN DE OPENBARE LEESZALEN EN BIBLIOTHEKEN IN ONZE PROVINCIESTEDEN EN DE 40 pCr. KORTING OP HARE RIJKSSUBSIDIE Een sluitende staatsbegrooting is allereerst noodig, daarover zijn we het nu wel allemaal eens. De middelen echter, om haar sluitend te maken, vinden minder onverdeelde instemming. Ieder beseft wel dat hij wat offeren moet, zal de bezuiniging op de rijksuitgaven geen leeg woord blijven. Zijn leven offeren kan men echter alleen, als de dood de gemeenschap grooter winst brengt. De 40 pCt. korting op haar rijkssubsidie beteckent voor de O.L.B, in de kleinere steden het einde van haar bestaan. Dat een groot aantal dezer instellingen door middel van een verzoekschrift aan de Tweede kamer een uiterste poging wagen zich zelf te redden, behoeft geen verbazing te wekken. Wanneer men in de bladen die berichten hierover leest, is men in dezen tijd licht geneigd ze rnet een ongeduldig gebaar voorbij te gaan. Er moet nu eenmaal bezuinigd worden. Flinke Sunatn» ISUITP4OKWOO* maatregelen zijn noodig, anders komen we niet verder. Zonder doortastendheid, we geven het toe, is bezuiniging niet mogelijk, maar naar we meenen evenmin zonder beleid en overleg. De baten verkregen door besnoeiing van een uit gave moeten opwegen tegen de schaden die uit haar beperking voortvloeien. Of aan dezen regel is gedacht bij de besnoeiing der leeszaal-subsidie? Wij betwijfelen het. De staat bespaart hier enkele tienduizenden guldens en maakt het daardoor vele O.L.B, onmogelijk zich staande te houden. Wat dit beteekent beseft men pas goed, als men zich den invloed der Openbare Bibliotheken op de cultuur van ons volk bewust maakt. Dat de O.L.B, alle mogelijke inlichtingen en gegevens verschaft die elders moeilijk te vinden zijn; dat velen de mogelijkheid zich voor een exa men te kunnen bekwamen danken aan de O.L.B., die zoowel studiegelegenheid als boeken verschaft; dat arbeiders, technici, landbouwers, onderwijzers, kooplieden, leeraars, allen zonder onderscheid in de Openbare Bibliotheken de boeken vinden, die zij noodig hebben om hun kennis uit te breiden of op de hoogte van hun tijd te houden: het zijn feiten die ieder in eigen omgeving heeft kunnen opmerken. Minder in het oog vallend, omdat het langzamer verloopt, is het verschijnsel dat zich onder invloed van de O.L.B, de mentaliteit der bevolking begint te wijzigen. De v/erkwijze en uitleenmethode der O.L.B, heeft ertoe geleid dat in breede kringen meer belangstelling ontwaakt voor het cultuur leven van onzen tijd. Dit verschijnsel, in de hoofdsteden niet controleerbaar door de grootere gecompliceerdheid van het gemeenschapsleven, als ook door de relatief geringere invloedssfeer der O.L.B., die vele andere instellingen naast zich heeft, is in de kleinere plaats duidelijk waarneem baar. Voor de kleine stad beteekent de O.L.B. de eenige ontwikkelingsmogelijkheid. Haar aan wezigheid alleen werkt reeds stimuleerend op het rustige, meer gelijkmatige leven dat de provinciestad leidt. Iedereen kent de bibliotheek. nagenoeg ieder is lid en maakt van haar gebruik. In kringen waarvan men het niet onmiddellijk verwachten zou, ontstaat belangstelling voor onze groote maandschriften. Clubjes vormen zich, die nieuwe boeken bespreken. Kortom de O.L.B, geeft hier aan het leven meer gehalte en inhoud. Wat de O.L.B, aan zijn levens verrijking bijdraagt, da?rvan zal menig provin ciebewoner gaarne getuigen. Maar ook afge legen dorpen verlost de O.L.B, uit hun geestelijk isolement door de inrichting van correspon dentschappen. Om een concreet voorbeeld te noemen, het kleine dorpje Zelhem leende door middel van het correspondentschap der O.L.B. te Doetinchem in 1923 niet minder dan 2900 boekwerken, waaronder een zeer belangrijk per centage studiewerken op het gebied van wijs begeerte en godsdienst, economie, landbouw en veeteelt en geschiedenis. Moet nu dit alles geofferd worden? Kan het onbeteekenend bedragje, dat de Staat hier bespaart een rechtvaardiging zijn voor het te niet gaan van dezen intensieven cultuurarbcid? Meer dan 13(3 millioen offert de Staat aan het onderwijs, en de O.L.B., de instelling, die de burgers in de gelegenheid stelt op de basis van deze schoolontwikkeling verder te bouwen, dit onderwijs zoowel voor het practisch leven als geestesleven vruchtbaar te maken, moet ten gronde gaan? We hopen zeer dat de volksvertegenwoordi ging bij de bespreking van de leeszaalsubsidies haar aandacht zal geven aan de requesten die haar van de zijde der O.L.B, bereikten. We twijfelen niet of er zal dan een oplossing worden gevonden, die de O.L.B, in de kleine plaats in staat stelt voort te arbeiden. D. B A R T L I N G KUNSTZAAL VAN LIER liet Postkantoor te LAREN (N. H.) Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst Schilderijen Negerplastiek Dagelijks, ook des Zondags geopend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl