De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 februari pagina 1

23 februari 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JT. 2486 Zaterdag 23 Februari A°. 1924 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E RN K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G, NOLST TRENIT Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10. bQ vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent OPVOEDING TOT AUTONOMIE Dr. Nieuwenhuys, paedagoog uit roeping en bezield door een'streven, dat door den toenmaligen Gouverneur-Generaal Van Limburg Stirum kon worden gewaardeerd, is door dezen Landvoogd in de gelegenheid gesteld het philippijnsche leven en streven met het oog van een algemeen ontwikkeld paedagoog te zien. Zijn indrukken legde hij neer in een amb telijk rapport, dat, ware er niet een zekere hulp van buiten gekomen, thans nog in de departementale archieven zou rusten en wel licht langzaam den weg zou zijn gegaan van zooveel werk, dat critiek uitoefent op het officieele" departementsstandpunt. Het ware jammer geweest. Het is een bijzonder boek, deze Opvoeding tot Autonomie" 1) en het onderscheidt zich door .het hooge standpunt, dat bij de paedagogische beschouwingen is ingenomen en ont leent zijn waarde aan de teekening van het opkomen en doordringen van Amerika's beschaving en paedagogische idealen in OostAzië. Het naderen, uit het Oosten, van de westersche cultuur in amerikaansche gestalte, wordt ons vóór-gehouden als een opwekking en een waarschuwing. Opvoeding tot Autonomie" noemt de schrijver zijn werk. De doelstelling, die deze paedagoog in al het werk op de Philippijnen heeft gezien, is de autonomie, wel uiteindelijk in staatkundigen zin bedoeld, maar juist door het breede van de opvatting, het geheele leven omvattende en als het ware in de ge schiktheid voor staatkundige autonomie culmineerende. Wel gaan de beschouwingen in hoofdzaak naar de paedagogie in engeren zin, naar hetgeen met de school samenhangt, doch deze paedagogie wordt altijd van het geheele maatschappelijke standpunt in be handeling genomen en zelfs het leger als op voedkundig instituut gezien. Zooals gezegd, de waarde van het boek ligt in het teekenen en vergelijken, van breed paedagogisch standpunt, van de werking der westersche cultuur, in nederlandschen vorm op ons Indië, in amerikganschen vorm op de Philippijnen. Het behandelt daardoor die typische paedagogische problemen van het inwerken van de westersche cultuur, in tweeërlei vorm, op oostersche, nog achterlijke volken, problemen, die wij in Nederland niet kennen, maar die van zoo groote beteekenis zijn voor Nederland's staatkunde in OostAzië. Tegenover -de steeds verder gaande ontwikkeling der paedagogische wetenschap t.a.v. de eigen cultuur, zooals wij die in het Moederland kennen, hehben wij hier te ma ken met de paedagogie bij het contact van verschillende culturen. Wat daardoor wellicht niet in de hoogte wordt bereikt, wordt des te meer inde breedte omvat. Dit is thans evenzeer noodig. Naast de ontwikkeling van de eigen cultuur, die door. hare groote hoogte nog slechts langzaam kan gaan, zullen de problemen, die uit het contact van verschillende culturen rijzen, in toenemende mate onze aandacht en studie vragen, vooral sedert de verplaatsing van de wereldaandacht naar de Zuidzee aan dat alles zoo'n groote actualiteit heeft gegeven.Ne derland is daarbij, door zijn koloniën, zeer onmiddellijk betrokken en van de vele zijden, 1) OPVOEDING TOT AUTONOMIE. Een sociaalpaedagogische studie van het philippijnsch onderwijsstelsel, vergeleken met het nederl.indische, door Dr. G. J. NIEUWENHUYS, gedelegeerd lid v. d. indischen onderwijs raad. (J. B. Wolters U. M.> die het probleem heeft, is de paedagogische geenszins de minste. Het is niet uitgesloten, dat de vitaliteit der westersche volken zich, in plaats van op verdergaande toespitsing van eigen cultuur, op de verbreeding en uit breiding van die cultuur bij vreemde volken zal moeten gaan richten en dan zijn vanzelf de volken, die in koloniale verhouding staan, het uitgangspunt. Het is een cultureele ex pansie, waartoe ten slotte elk volk wordt geroepen, wanneer het tot de actieve dragers der heerschende wereldcultuur behoort. Waar deze bespreking.slechts een opwekking wil zijn om zelf in de problemen, die de schrij ver heeft behandeld, door te dringen, daar moge met enkele grepen uit het detail van den inhoud worden volstaan. De schrijver roemt het enthousiasme, het idealisme, waarmede Amerika zijn op voedkundige taak in de Philippijnen heeft aangegrepen. Uit zijn boek blijkt echter reeds duidelijk, dat aan dat enthousiasme op den duur zeer hooge eischen zullen worden gesteld en dat ook daar wel langzamerhand in plaats van de enthousiaste zekerheid der onervarenheid, het taaie worstelen tusschen aantrekking van het ideaal en weerstand der realiteit zal komen, dat wij, met oudere koloniale ervaring, maar al te goed kennen. Dit is geen verwijt aan het idealisme, dat elk levenskrachtig volk moet bezielen; het is een herinnering geen te vaste stelsels te bouwen vóór dat de materie geheel wordt overzien en beheerscht. In zijn teekening van het paedagogische werken der Amerikanen, wijst Dr. Nieuwen huys er op, dat het amerikaansche bewind dadelijk is begonnen met de scheiding van staat en kerk, met de secularizeering der scholen, met het onttrekken van eiken steun aan het bizonder onderwijs. Zal dit op den duur zijn vol te houden bij een nagenoeg geheel katholieke bevolking? Veel van wat op de Philippijnen onder het amerikaansche bewind op paedagogisch gebied is bereikt, is bereikt onderden direkten of indirekten invloed van het protestantisme, dat in Amerika blijk baar nog een onbegrensd karakter heeft en daardoor van het openbaar onderwijs niet afkeerig is, in tegenstelling met het zich zelf begrenzende karakter, dat het in Nederland langzamerhand heeft aangenomen en waar door het hier te lande zijn kracht in bizonder onderwijs zoekt. Dr. Nieuwenhuys wijst er reeds op dat, bij den terugkeer van het ver trouwen nvde friars" (priesters), het gezag van den onderwijzer" zal verminderen. Het probleem, dat in onze koloniën tot zooveel misverstand en wanbegrip en, daar door, tot zooveel moeilijkheden aanleiding geeft, n.l. de rassenkwestie bij het onderwijs, is voorde Amerikanen geen probleem geweest, daar zij de openbare, school van het begin af, dadelijk op de Philippino's hebben ingericht en de mestiezen tot de Philippino's hebben gerekend. Hier ziet men de bijna onbewuste machtsuiting van een groot volk, dat in zijn wereldpositie veel als bijkomstig kan zien, wat voor ons, als kleine natie, essentieel is. De mestiezen waren in oorsprong geen Amerikanen, doch Spanjaarden enz.; een bizondere afscheiding tusschen mestiezen en Philippino's door godsdienst, agrarisch (stelsel e.d. bestond niet; gemeenschap van taal en afkomst met de Amerikanen, waardoor sterke, onzichtbare banden van bloedverwantschap en historie geweven zouden zijn, was er ook niet; zoodat het groote, tot nivelleering neigende, meer breede dan diepe amerikaansche volk, in n greep bij de onbelangrijke philippijnsche bevolking tot stand kon brengen, wat door het nederlandsche volk, als numeriek klein volk, langs geheel andere wegen zal moeten worden bereikt. Van bizonder belang is, wat Dr. Nieuwen huys ons vertelt van de soberheid van het onderwijs en van de bescheiden materieele positie, waarin de onderwijzer zich voegt. Hij schrijft dit toe aan de tucht, die het ameri kaansche bestuur in het onderwijzerscorps weet te handhaven, maar vooral aan het idealisme, dat de onderwijzers bezielt. Zij worden gedragen door het besef, dat zij aan de komst der autonomie arbeiden. Het is van bizonder belang deze waarneming hier te constateeren, omdat, als wij in Indi het ideaal van elk der indische volken op eigen autonomie weten te richten, ook bij hen de bereidwilligheid tot een eigen ambte naarschap, met eigen bezoldiging zal ont staan. Wanneer zij zich op de idealen van het eigen autonome leven gaan oriënteeren, zal er ongelijkheid in bezoldiging kunnen be staan, zonder dat dit tot afgunst voert. De voertaalkwestie bij het onderwijs is door de Amerikanen opgelost" door het Engelsch als zoodanig aan te wijzen. Dat ook deze oplossing" slechts door gebrek aan ervaring is gevonden, is waarschijnlijk. Het boek is n pleidooi voor lichamelijke opvoeding. Inderdaad schijnt de sportbeweging, vooral uitgaande van de spelleiders der protestantsche Y.M.C.A. tehuizen (Young Man Christian Association), de geheele philippijnsche jeugd te hebben gevangen. Hier wordt ons een voorbeeld gegeven dat navol ging verdient. Er is heel veel voor en heel weinig tegen. Dit is ook het geval met de merkwaardige landbouwschool van Munoz, waar een zeer harmonische vorming wordt gegeven, die door soberheid en practischen zin de leerlingen als- het ware onmerkbaar van de school in het leven brengt. De schrijver heeft den drang niet weerstaan zijn paedagogische beschouwingen in het kader van beschouwingen over de algemeene kolo niale staatkunde te plaatsen. Dit is niet ver keerd geweest, omdat uit die beschouwingen de persoon van den schrijver meer naar voren treedt; aan het staatkundig ideaal kent men de persoonlijkheid. Toch moge vooral hier voorzichtigheid gelden; Indiëheeft in de jaren van het ontstaan van dit boek onder sterke suggestie der abnormale wereldge beurtenissen, zooals die zich in Indiëdeden voelen, geleefd. Er was een geloof.dat de lievelingsboomen tot in den hemel zouden groeien. De staatkunde, vooral de koloniale, moet tegenwoordig echter met zooveel fac toren rekening houden, moet in haar syn these zooveel omvatten, dat de paedagogie, hoe breed ook opgevat, daarvan toch altijd slechts een beperkt deel zal blijven vormen. Zoo heeft dan ook dit boek zijn onvolkomen heden. Maar zijn deugden overwegen verre. Bovenal moet er een der eerste systematische pogingen in worden gezien, om niet in toespit sing van de eigen nationale paedagogie het doel te zoeken, doch het terrein te vinden in het behandelen der paedagogische'problemen, die uit het contact van westersche met ooster sche volken rijzen; het is hier een contact in tweeërlei vorm, de nederlandsche en de amerikaansche, met malcische volken, dat het object voor deze studie heeft gegeven. Het is een goede daad van de indische Re geering geweest tot deze vergelijkende studie de gelegenheid te hebben gegeven; het is een verdienstelijk werk geworden, dat Dr. Nieuwen huys tot stand heeft gebracht. Het boek zij een ieder, wien het onderwerp ter harte gaat, aanbevolen. S. . R I T S E M A VAN E C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl