Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2436
K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL. Ik
dien, door Herman Teirlinck.
Een kranig tooneeldichter, die al wie in de
Nederlandsche taal tooneelstukken schrijft voor
het oogenblik ver achter zich laat Met
dezen indruk mochten wij verleden jaar ons
opstel over De vertraagde film" besluiten,
het is mij een voldoening er hier weder mede
te beginnen. Want ook ,,Ik dien" is een schoone
vervulling binnen het kader waarin een ongemeen
begaafd kunstenaar het heeft gewild. Onmis
kenbaar is hier wil" in het spel, verstandelijk
overleg, overvloedig vernuft, doch hoeveel ge
lukkig toeval", of wel talent" daarnaast!
Herinneringen ook te over .,. Teirlinck neemt
het goede waar hij het vindt, en windt er geen
doekjes om. Shakespeare, Strindberg, Vondel's
stem en zelfs 'Multatuli... een arsenaal aan
Middeleeuwsche oprakeling. En nochtans werd dit al
tot een oorspronkelijke, sterke, en levensvolle een
heid die een geheel eigen maatstaf vraagt. Het is
wel mogelijk zooals we ook bij De vertraagde
film" opmerkten dat in het bijzonder Strind
berg dezen modernen dichter in de richting, die
over de realiteit heen reikt en het rhythme
regelt naar den polsslag van onze tijd, heeft ge
wekt, maar aan diens barren ernst laat zich het zui
delijk temparament voor het overige kwalijk toet
sen. Het leven", dat zich bijStrindbergschuchter
en moeizaam omhoog heeft gewrongen, de voort
varende Vlaming schudt het als het ware uit
zijn mouw. Als het ware. Bij de eerste lezing lijkt
het zoo. Doch bij nader bezien blijkt hoe bij dit
gulle spel de gladheid aan de oppervlakte ons
heeft doen heenglijden over onvermoede diepten,
hoe het niet alleen licht wordt gedragen op de
spanning van een dichterlijke taal, doch ook
den stut der bezonken aanschouwing niet mist,
doorbloeid is van fijne gevoeligheid. De legende
van Beatrys" bleef voor velen, Maeterlinck,
Felix Rutten, een vergeefsche terhptatie. Naar
den heugen geest is zij op het tooneel ook niet
te verwezenlijken, tenzij in n bedrijf, met een
epiloog. Het middenpaneel, de veertien aardsche
jaren, boezemen in dit verheven verband geen
belang in, de stof is met het subliem geval"
uitgeput. Vollmoeller en Reinhardt, in hun
machtige adoptatie, bepaalden zich wijselijk tot
de .pantomime en noemden deze, naar de essentie
van het Gothisch gedicht, dat in lieflijken eenvoud
aan de Maria-vereering ontsproot en op het
wonder" is gebouwd: Het mirakel". Hetlevender
verdoolde non eene uit velen bleef daarbij
diep in de schaduw van het liefde-stralend Moeder
godsbeeld, dat nederdaalde van den gouden troon
om een arm menschenkind in haar geloof niet
te beschamen. Humperdinck's muziek vulde deze
innige handeling aan. En nadat het wonder
was volbracht, werd de lieve Vrouwe, hoog op
de handen, door de kathedraal gedragen, onder
juichende halleluja's en een regen van rozen.
Wijl zij was de Genade, de bevestiging van het
Mysterie.
Teirlinck echter wenschte dezen afschijn niet,
en wij moeten van de onvolprezen sproke ons hart
aftrekken om ontvankelijk te zijn voor het
andere, dat hij ons biedt. Hem diende de legende
tot religieusen achtergrond, waartegen hij het
menschelijke leven, vastgehecht aan ne vrou
wefiguur, in ijlende vaart liet afglijden, als op den
stroom van het noodlot. En waarin hij aan het
einde weder de theatrale oplossing moest vinden,
wilde hij de dramatische oplossing den zelf
moord ontgaan.
Is dit werk belijdenis, révolte tegen de leer
der onthouding, of heeft Teirlinck alleen willen
geven: den maalstroom, die kristallen opwerpt,
doorschoten van zonlicht en bloedige duisternis,
kloekmoedige aanvaarding van al wat was, en is,
en ooit zal zijn? Heelemaal wijs wordt men uit
hem nooit Voor wie streng is in de leer, zal
dit overwegend naar de aarde gekeerd tooneelspel
naar den dienst", dien wij op onze kleine
plek te verrichten hebben om waarlijk mensen"
te worden en onze geboorteschuld in te los
sen allicht andere kanten hebben dan voor
wie vrij staat. Toch drijft ook voor ons ge
voelen Teirlinck te opzettelijk naar den
eeredienst aan het Leven-hoe-ook. De ondertitel:
ter verheerlijking van zuster Beatrys" had
gemist kunnen worden. Door deze tendenz ge
voelen wij meer dan noodig was bij een ver
aanschouwelijkt Conte-rendus", dat er voor
Beatrys, sinds het ongeluk door den trouweloozen
minnaar over haar gebracht, nog wel andere wegen
zouden hebben opengestaan dan het loensen
hotel" met roode lantaren. Met het gas" en den
negerportier" betrekt de schrijver ook de
moderne wereld binnen onze aandacht, met zijn
tehuizen voor gevallenen" en zijn
dienstbodennood. Waar hij met voorbedachten rade aan de
feitelijke opsomming van Beatrys' ervaringen de
schakeering van het psychologisch motief onthield,
zelfs niet voorop stelde hoe haat-uit-spijt (dépit)
deze vrouw van kwaad tot erger dreef, daar had
hij zich niet koe! en objectief genoeg boven de
banale avonturen kunnen stellen.
Ongetwijfeld heeft hij het weidschër bedoeld
en zou een machtiger schrijver (wij denken
nu aan de allergrootsten) deze korte tafereelen,
ter illustratie eener innerlijke visie, onbewogen,
als klein-goed, uit zijn vuist hebben laten vallen,
die wij dan zouden hebben aanvaard zonder navraag
of verzet. Datook Teirlinck het aldus heef t bedoeld,
blijkt reeds uit den afstand dien hij schiep: hij
gaf al dit spel in het dubbel perspectief van een
kermistent op het tooneel; doch hij toonde zich
de zwakkere door er meteen verheerlijkende"
waarde aan te hechten en den nadruk te leggen
op toevallige, op zichzelf niet doorslaande om
standigheden (Beatrys' armoede, de vooropge
stelde slechtheid der menschen, die haar pad
kruisen, enz.) in plaats te doen gevoelen hoe het
hier de vrouwelijke natuur is, die nmaal bedrogen
in haar heiligst hart, zich wreeken moet aan het
leven, en daarbij zichzelve ten gronde richt.
Men kan het waarschijnlijke" wel tot op zekere
hoogte uitschakelen, het menschelijke geweten
zal altijd blijven vragen naar het noodwendige.
En zinnedrift allén is geen inzet voor een jaren
lang bedrijf.
Het inleidend spel tusschen Gratiaan" n de
jonge non mocht argeloos blijven, na deze lieve
lyriek (hoe schoon is dit: Gij zweeft aan mijne
borst gelijk een zucht van pluimen" ) had het
tooneel der verinnigde verstandhouding tusschen
de ontwaakte en ontloken vrouw heerlijker
thans dan de belofte" en den man, die voor haar
de eeuwigheid" uitmaakt, waar zij hem slechts
de vreugdevolle stonde" blijft, krachtig moeten
fundeeren. Het staat er wel, het staat er in zijn
bondigheid prachtig! maar toch is het te
weinig in verhouding tot wat onmiddellijk daarop
met de kracht van het melodrama invalt: de
verlaten Beatrys, moeder van een zevenjarig
dochtertje. Dit vervolg, waarvan de tragiek ons
kaleidoskopisch voorbijtrekt, staat te breed en
wankel op het kort geluk, dat het tegenwicht
moet bieden aan den langen, lichtloozen
aardschen last, aan de volslagen vertwijfeling, waar
van Beatrys' rede" tot het publiek getuigt.
Thans komt ons deze wreede schimp m,splaatst
voor, niet alleen omdat in dit werk, dat univer
seel wil zijn, niemand te richten heeft, dus ook
Beatrys niet, maar omdat de labiliteit van haar
levensgang ons onvoldoende bleef verklaard.
In het derde en laatste bedrijf neemt het werk,
men zou haast gelooven ondanks den wil des
schrijvers, zijn hoogste vlucht. Van het wonder"
geraken wij ook daar niet doordrongen en wij
gevoelen Beatrys' terugkeer naar het veilig klooster
meer als een nooduitweg dan als een tocht uit
vromendrang. Doch uit de simpele woorden daar
door de Madonna in de gedaante der ontvluchte
non gesproken tot de wederkeerende zuster,
spreekt als het ware God zelf, die onveranderlijk
is, en eeuwig, en het kleine niet acht: Deez' huis
heeft niets gemerkt. .. Het staat ver boven elk
verraad verheven. . . De dienaars gaan voorbij,
de dienst blijft ongeschonden."
Deze vaste, blanke woorden heffen de troe
bele ongewisheid van het Beatrys'-motief,
van het aardsche en tijdelijke: Elkeen belijdt
de wet, elkeen heeft zijnen tijd, en al de rest
zijn tranen" op en stellen er de wet van het onver
gankelijke, onaantastbare mysterie voor in de
plaats. Met de klokken, die luien, ook al trekt er
geen menschenhand aan het zeel, luien ze het werk
uit Het is jammer, dat Beatrys' biecht, die
op zichzelve en ditmaal als realisme", door
Magda Janssens met treffende waarachtigheid
gezegd onmisbaar voor het werk is, niet
daarvóór werd geplaatst, zoodat het gordijn na de
woorden der Madonna en Haar verheffing in de
apotheose van een stil, innig gebarenspel had
kunnen sluiten.
De lezer kan zich zonder de vertooning van dit
oorspronkelijk werk, met zijn overvloed van schoon
heid, zijn overstelping aan topneelaanwijzingen
en tallooze theatrale verschieten, nauwelijks
een voorstelling maken. Vandaar dat bij de eerste
opvoering in den stadsschouwburg die eigenaar
dige première-spanning hing: hoe Dr. Royaards,
bijgestaan door den Amsterdamschen architect
Wijdeveld, het probleem zou oplossen, de
bonte levendigheid tot leven brengend, zóó, dat
het dichterlijk vizioen in de beide strijdige sfeeren
er uit oprees en het al tot n werd. Zelfs voor
een opera zonder muziek" kon deze opgave be
ducht maken
Het tegendeel bleek, een grootsche greep bracht
strakke, verdiepte dramatiek, tot aandacht stem
mend in I, aangrijpend vaak in II, ontroerend in
III. Niet naar den letter was aan Teirlinck's voor
schrift, met zijn wat zoete lichteffecten en de her
nieuwing la mode, die de spelers van achter uit
de zaal laat opkomen, voldaan. Vereenvoudigd
de lieve Vrouwe dierf haar kroon, het altaar was
niet zoo flonkerend goud en hoog-gerezen ais wij
het in onze verbeelding zagen bleek dit, waar e .
tekst op zichzelf zooveel lofwerk biedt en van
lichten sprankelt, geen te-kort. De taal is te rijk
voor een primitieve monteering, ze is tevens,
op veel plaatsen, te verfijnd voor overdaad.
Had ik mij de kloosterkapel blanker voorgesteld,
meer naar den klank van o klare geur van linnen",
de geur die Beatrys verkwikt bij het weder opzetten
der nonnekap, wel mogelijk dat dan het contrast
dat door Teirlinck au fond niet gezocht is in
de uitersten van hemel en hel (abstinentie en
overgave) doch beide diensten" naast elkander
stelde te grof zou zijn geworden. Nu kon het
vizioen van aardsche weelde, een achterdoek
vol lichtdoorgloeide bloemen, dat zich voordeed
toen de kapel,.openscheurde", geleidelij k het tweede
bedrijf aan het eerste voegen. Het
Memlincverschiet onzer verbeelding verbleekte nederig
bij deze even gewaagde als geslaagde suggestie,
overtuigend ook voor wie het met de excessen
van den modernen geest op het tooneel niet altijd
vinden kan. Ook in dit opzicht was het een be
langwekkende avond, dat dit gewilde en gedurfde
hier waarlijk vorm gaf aan de fantasie van een
buitensporig, doch tevens hoogst achtenswaardig
dichter, en dat het zijn natuurlijke plaats vond
in den stadsschouwburg, onder de oogen van een
streng regisseur, van wien men voor het overige
geen bandeloos modernisme ten koste van de
ziel van een drama behoeft te vreezen.
Behalve op de al-bezielende regie rust nage
noeg het geheele werk op de schouders van
Zuster Beatrys, die in Magda Janssens, bovenal
in het groote middelbedrijf en aan het slot het
eerste bedrijf vraagt oprechter jeugd een knappe,
door liefheid van gevoel ontroerende vertolkster
vond. Sterk waren de korte tafereelen in II,
een prent van Steinlen, zooals ze daar in den deur
post stond, met juist datzelfde onmiddellijk
aangrijpende in haar stem. Warmte van overgave
maakte haar berouw" tot tragiek van tegelijk
feller kleur en inniger gehalte dan Teirlinck in
de woorden legde.
De rol van Onze lieve Vrouwe" is van hooge
illusie voor het werk. Mevrouw Royaards gaf
deze vooral plastisch, de lieve ceremonie der
levendwording en verkleeding was haar gratievollen
tact volkomen toevertrouwd. Op den Duivel",
die de rol van film-explicateur vervult, komt in
het tweede bedrijf veel neer. La Roche scheen
er, ook om zijn kernig Vlaamsch, juist de man
voor, zonder dat wij echter ditmaal een zeer
marquanten indruk van zijn optreden behielden.
Sophie de Vries, als Tong"?Teirlinck maakte
gebruik van een paar zinnebeeldige figuren die
hem, gelijk de middeleeuwsche sinnekens"
handlangers-diensten bewezen bleef wat
menschelijk scherp, maar gaf toch relief aan de
wonderlijke verschijning.
De overige rollen vroegen van ieder het
geheele gezelschap geeft er zich aan toewijding
aan een bescheiden taak, om gezamenlijk te komen
tot de boeiende openbaring van een Nederlandsen
tooneelwerk, dat alle moeiten waard is.
Teirlinck enRoyaards hebben elkander gediend'-'
Het is een voorrecht voor den Zuider-buur
op het Amsterdamsen tooneel zijn werk met zoo
veel liefde en succes tot zijn recht te zien ge
bracht. Het is een aanwinst voor hetJNederlandsch
Tooneel, zoowel in het belang onzer Letterkunde,
als om de Dramatische kunst.
En te midden van alle jammerklachten en her
vormingsschimmen troost toch ook altijd weer de
daad, die bewijst, dat er, wat de werkelijke waar
den van ons tooneel betreft, niets van wat ge
wonnen werd, verloren ging.
TOP NAEFF
KUNSTZAAL VAN LIER
naa»t bet Postkantoor
te LAREM (H. H.)
Antiquiteiten Oude Oostersche Kunst
Schilderden Negerplastiek
Dagelijks, ook des Zondags geopend.